Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, minister, de recente preventiebarometer toont aan dat drie vierde van de Vlamingen de aanbeveling voor beweging haalt. Dat is positief en goed nieuws. De aanbeveling stelt dat een gezonde volwassene 150 tot 300 minuten per week aan een matige intensiteit moet bewegen. Wanneer men verkiest om aan een hoge intensiteit te bewegen, gaat het over minstens 75 tot 150 minuten. Collega’s, bij bewegen denken wij altijd aan sport, maar gewone fysieke activiteiten tijdens het werk, tijdens het huishouden of je actief verplaatsen vallen daar ook onder. Wanneer ik over mezelf spreek, ben ik blij dat die daar ook onder vallen, anders zou ik niet weten hoe ik aan die minuten zou moeten komen, dit terzijde.
De preventiebarometer geeft dus aan dat drie vierde van de Vlamingen daaraan voldoet, dat is goed nieuws. Maar ook één vierde van de Vlamingen slaagt er niet in om voldoende te bewegen, zelfs niet als je gewone verplaatsingen zoals naar het werk gaan of beweging tijdens het huishouden meerekent. Te weinig bewegen verhoogt het risico op allerlei gezondheidsproblemen. Ondanks de intentie die er bij de Vlaming is, blijkt het toch niet voor iedereen zo eenvoudig om voldoende te bewegen. Ik verwijs daarbij naar alle lijstjes die velen maken op Nieuwjaar. Iedereen zegt dat ze er volgend jaar voor zullen gaan. Je ziet dat aan de verkoop van fitnessabonnementen, die gigantisch stijgen in januari. Het stopzetten van die abonnementen valt dan in groten getale in februari of maart. Ik zie hier iemand voor mij glimlachen.
Uit de barometer blijkt dat het vaker vrouwen zijn die minder bewegen dan mannen. Ook laagopgeleiden, mensen met financiële moeilijkheden en mensen met overgewicht bewegen minder. Kijken we naar de leeftijd, dan zien we dat vooral de groep tussen 35 en 54 jaar en de groep vanaf 75 jaar minder bewegen. Eigenlijk hoeft dat niet te verbazen. Bij die tweede groep, de 75-plussers, gaat het wellicht over de fysieke onmogelijkheid om goed te bewegen. Maar in de eerste groep, tussen 35 en 54 jaar, zien we vooral de gezinnen met een huishouden die ook nog werken en bijgevolg met een zeker tijdsprobleem kampen.
Verder blijkt dat langdurig zitten, beste collega’s, een belangrijke factor is in het beperkt bewegen. We denken daarbij aan zittend werken, tv-kijken, verplaatsingen met de auto of het openbaar vervoer. Dat zijn toch wel opmerkelijke cijfers: een volwassen Vlaming zit gemiddeld genomen 6,1 uur per dag. Dat is meer dan de 5,6 uur per dag uit de laatste nationale gezondheidsenquête. Het is goed dat we daarnet nog even bewogen hebben, het zogenaamde Peter Persyn-momentje, maar het blijft toch nog altijd zeer veel. Het zittend of rustend gedrag is hoger bij mannen, de leeftijdsgroepen tussen 18 en 34 jaar, hoogopgeleiden die actief zijn op de arbeidsmarkt en studenten. Collega’s, minister, het blijft dus belangrijk om mensen te stimuleren om te bewegen, minder te zitten en voldoende gezond te eten.
Minister, liggen die vaststellingen van de preventiebarometer in lijn met de evolutie die we de laatste jaren zien? Hadden we andere resultaten verwacht? Dat zitten kwam hier al een aantal keer terug, en toch blijft het aantal zituren stijgen.
Minister, in het verleden zijn al diverse maatregelen genomen, projecten georganiseerd, en dergelijke meer. Maar werden die ook geëvalueerd, en welke criteria werden daarvoor gebruikt? We moeten ons toch kritische vragen stellen telkens er een nieuw project wordt georganiseerd zonder evaluatie of voortzetting, en zonder dat we echt zien welk effect het heeft of op welk deel dat een effect heeft.
De Vlaamse Regering wil extra maatregelen nemen om meer mensen op weg te helpen naar een actievere levensstijl. Welke maatregelen zijn dat? Zijn dat er andere dan degene die in het verleden al geprobeerd en al dan niet geëvalueerd zijn?
Welke effecten beoogt u, minister, met de maatregelen die genomen zullen worden? Hoe zijn die gelinkt aan het plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’? Dat plan is er al, hoe hangen die allemaal samen?
Het belang van zitgedrag onderbreken is nog niet zo lang bekend als het belang van voldoende bewegen. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat deze inzichten beter verspreid worden onder de bevolking? Mensen met een smartwatch, bijvoorbeeld, de meeste Vlamingen zouden op dat apparaat beginnen te tikken met de gedachte dat het moet stoppen met trillen en hen gerust moet laten. Ze blijven dan maar zitten. Hoe kunnen we daar effectief tot actie komen?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral de voorzitter van deze commissie bedanken omdat hij daarnet een Crevitskwartiertje toegestaan heeft. We slagen er toch in om elke commissie nu en dan eens tien minuten pauze te hebben. Ik zou alleen de voorzitter willen uitnodigen om ook in die tien minuten pauze de trap eens naar beneden te nemen en opnieuw naar boven. Ik doe dat op aangeven van collega De Reuse die vond dat het hoog tijd was dat hij wat meer beweegt. (Applaus)
Zoals collega Daniëls zei, blijkt uit de preventiebarometer dat 72 procent van de volwassen bevolking wekelijks minstens 150 minuten matig tot intensief beweegt. Strikt vergelijken met bestaande cijfergegevens voor Vlaanderen uit de gezondheidsenquête of de voedselconsumptiepeiling is moeilijk, aangezien de meetmethode anders is en vroeger waren er ook andere aanbevelingen. Uit de gezondheidsenquête 2018 kwamen wel dezelfde trends naar voren: bijvoorbeeld mannen, jongeren tussen 15 en 24 jaar en mensen die een lange opleiding genoten hebben, scoorden het best wat lichaamsbeweging betreft.
Uit de huidige preventiebarometer blijkt dat de aanbeveling minder vaak behaald wordt bij vrouwen, bij de middelbare leeftijdsgroepen tussen 35 en 54 jaar, bij de oudste leeftijdsgroep vanaf 75 jaar, bij kortgeschoolden – ik gebruik het woord laagopgeleiden niet graag, ik vind dat dat een negatieve connotatie heeft, kortgeschoolden lijkt me iets beter –, bij mensen die moeilijk financieel rondkomen en bij personen met overgewicht of obesitas. Dit wordt tevens bevestigd door de trends uit andere onderzoeken zoals bij de gezondheidsenquête in 2013 en in 2018 en door internationale tendensen.
Bij de personen die op dit moment fysiek onvoldoende actief zijn, heeft men in drie op de vier keren wel de intentie om actiever te worden, al is minder dan een op de drie van hen zeker dat ze hierin zullen slagen. Zeker vrouwen zijn meer gemotiveerd om hun beweeggedrag bij te sturen.
De resultaten van de preventiebarometer liggen een beetje in de lijn van mijn verwachtingen. Ik zie nog altijd opportuniteiten om met het beleid de komende jaren ook een stuk in te zetten op voldoende bewegen en het beperken van sedentair gedrag.
Dan kom ik aan de maatregelen. Wij hebben een beheersovereenkomst ‘Gezonde voeding, voldoende bewegen’ die gegund is aan de partnerorganisatie Gezond Leven. Die loopt tot 2025 en die legt de nadruk op het versterken van de gezondheidsvaardigheden en dus hoe gezond bewegen en minder zitten, prioritair bij de meest kwetsbaren.
We gaan op een aantal bestaande instrumenten verder inzetten: de bewegingsdriehoek, SWEEP, ‘Bewegen Op Verwijzing’, de tienduizend stappen, de walkability tool, ‘Gezonde Kinderopvang’, ‘Woogie Boogie’ – een project voor het kleuteronderwijs in verband met minder stilzitten –, wisselwerken en materialen voor jeugdhulporganisaties. Binnen de beheersovereenkomst met het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen (EVV) zijn er ook een aantal acties gericht naar ouderen. En heel recent is er het project ‘FitBonus’, samen met minister Brouns, waar we 350 kmo’s in Vlaanderen op het vlak van fysieke, mentale en sociale gezondheid willen begeleiden.
Wat de criteria betreft, wordt er altijd evidencebased en ‘evidence-informed’ gewerkt. Dat is een combinatie van ‘science-based’, ‘practice-based’ en ‘value-based’ bronnen. Nieuwe preventiemethodieken worden altijd uitgetest in pilootprojecten. Tijdens de implementatie wordt het bereik van de actie opgevolgd aan de hand van de beschikbare indicatoren.
Met de gezondheidsdoelstelling De Vlaming leeft gezonder in 2025 worden ruime accenten gelegd zoals de nadruk op settinggericht werken en op de implementatie van preventiemethodieken.
Ik vestig er vooral de aandacht op dat de inspanningen van het beleid om mensen aan te moedigen tot een meer gezonde leefstijl niet eenvoudig causaal verbonden mogen worden aan de gezondheidsstatus van de Vlaming omdat er uiteraard ook een aantal maatschappelijke factoren een rol in spelen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Er zijn toch een aantal zaken waarop ik even wil ingaan. U hebt opnieuw een aantal van die projecten genoemd, en dat kan zinvol zijn om daarop in te gaan, maar mijn vraag is om soms toch ook wat kritisch naar die projecten te kijken. Ik heb er hier eentje, Beweging Op Verwijzing, waarvan uit een rondvraag blijkt – we hebben het er hier in het verleden, bij de vragen om uitleg, ook al over gehad – dat dat, ondanks dat het wordt gepromoot en gepromoot blijft worden, niet echt van de grond komt en er dus niet echt in slaagt om doelstellingen te bereiken. Is het nog zinvol om dat vast te houden?
Daarnaast is hier in deze commissie ook al besproken dat het Vlaams Instituut Gezond Leven een stevige financiële ondersteuning krijgt, ook voor het thema rond bewegen en sedentair gedrag. Als de gemiddelde Vlaming ‘sedentair gedrag’ ziet staan, weet ik niet of dat er direct toe oproept om minder te gaan zitten. Ik denk dat daar, ook naar de toegankelijkheid naar Vlamingen, toch wel wat moet gebeuren en dat de initiatieven van het Vlaams Instituut Gezond Leven enigszins bekeken moeten worden, ook in het kader van de middelen die ertegenover worden gezet.
Dan is er nog een laatste punt dat ik wil aanhalen. Waarom beweegt de Vlaming te weinig? Dat is ten eerste uit tijdsgebrek, en ten tweede vanwege het ontbreken van een beweegpartner. Als men ertoe aangezet wordt een aantal stappen te zetten of als het gaat over lokale initiatieven over joggen of wandelen of zo, ziet men dat daar wel een aantal mensen op intekenen en dat men die zo wel aan het bewegen krijgt, want je hebt dan een afspraak in je agenda staan en andere mensen wachten op je om dat te doen. Is het dan niet beter om daar concreet op in te zetten?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de aanvulling.
Ik zal uw suggestie uiteraard bekijken, maar alle projecten die we doen, zijn eigenlijk, zoals ik al zei, evidencebased. Dat heb ik helder proberen uit te leggen. Maar ik zal zien of ik met uw suggestie ook nog wat kan doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel om die suggestie in elk geval mee te nemen. Ik denk dat we beter daar krachtig en direct op inzetten, dan wel op heel veel verschillende dingen, waarvan we niet altijd effect zien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.