Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister-president, begin vorig jaar stelde ik u een vraag over de status van het Nederlands als regionale taal in Frans-Vlaanderen of Zuid-Vlaanderen, en dat naar aanleiding van een omzendbrief in Frankrijk. Die brief benoemde de verschillende regionale talen, met als doel ze te beschermen en te onderwijzen. Het West-Vlaams stond daar ook in vermeld, maar jammer genoeg het Standaardnederlands niet.
U zei toen in deze commissie dat het belangrijk is om samen te werken met onze Franse partners en hen erop te wijzen dat de dialecten in Frans-Vlaanderen sterk verschillen van het Standaardnederlands en andere West-Vlaamse dialecten. U zei ook dat het Standaardnederlands de enige manier is om toe te treden tot de volledige Vlaamse arbeidsmarkt. Daarom zou u ook het Standaardnederlands blijven bepleiten bij de Franse overheid.
Verder zei u dat u met de minister van Onderwijs, uw collega Weyts, zou afstemmen hoe de Vlaamse Regering het best in dialoog gaat met de Fransen. Volgens u was het interessant om zowel met de Franse minister van Onderwijs als de regionale overheden in Hauts-de-France te praten en daar ook het nog op te richten Office public du flamand occidental bij te betrekken.
Ten slotte sprak u ook over de samenwerking via de Taalunie. De Taalunie zou initiatieven nemen om het onderwijs van het Nederlands in de regio Hauts-de-France te ondersteunen. Daarnaast zou de Nederlandse Taalunie ook een veldanalyse maken om de stand van zaken van de neerlandistiek in heel Frankrijk in kaart te brengen. U zou ook nog een gesprek hebben met de regionale president Xavier Bertrand, maar dat werd toen uitgesteld wegens corona.
Minister-president, zijn er ondertussen al nieuwe gesprekken geweest met de lokale overheden en de Franse minister van Onderwijs? Zo ja, wat waren de resultaten van die gesprekken? Zo neen, wanneer zullen die gesprekken eventueel plaatsvinden?
Hebt u ondertussen al initiatieven genomen om het Standaardnederlands te bepleiten bij de Franse overheid, zoals beloofd in deze commissie? En welke zijn dat dan?
Is er met Frankrijk al gesproken over de oprichting van het Office public du flamand occidental? Wat is daar de stand van zaken van?
Heeft de Nederlandse Taalunie de veldanalyse al volledig uitgevoerd? Zo ja, wat waren de resultaten daarvan? En wat is uw mening daarover? Welke initiatieven heeft de Taalunie nog genomen om het Standaardnederlands te bepleiten en welke rol speelde de Vlaamse Regering daarin?
Hebt u ten slotte al een gesprek gehad met Xavier Bertrand of met iemand anders van uw Franse collega’s in verband met de bescherming van het Nederlands in Frans-Vlaanderen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, bedankt voor de goede opvolging van uw vragen.
Op 10 februari laatstleden had onze diplomatieke vertegenwoordiger in Frankrijk, de heer Gaëtan Poelman, een ontmoeting met de rector van de Académie de Lille, die verantwoordelijk is voor alle onderwijsniveaus in de regio Hauts-de-France. Ze spraken over het belang van het buurtaalonderwijs en de situatie van het Nederlandse taalonderwijs in de regio. Daarbij kwamen ook enkele moeilijkheden en uitdagingen aan bod, zoals het lerarentekort en een soms moeizame doorstroming van het aanbod Nederlands in lagere scholen naar het middelbaar onderwijs. Ze bespraken ook de situatie van het Frans-Vlaams en het Standaardnederlands. Zo’n discussie is zeer nuttig, aangezien daaromtrent veel misverstanden bestaan, vaak ook al dan niet bewust in de hand gewerkt door de bepleiters van het Frans-Vlaams.
Verder brengt de heer Poelman op 12 mei een werkbezoek aan Duinkerke, waar hij de burgemeester en ook enkele andere verkozenen van omliggende gemeenten zal ontmoeten. Taal en taalonderwijs vormen een van de centrale thema’s daarin, met onder meer een bezoek aan een kleuter- en lagere school waar immersieonderwijs wordt gegeven. Het doel is om dat initiatief in de kijker te zetten.
In het samenwerkingsprogramma tussen Vlaanderen en Frankrijk gaat veel aandacht naar de wederzijdse inspanningen en steun voor het taalonderwijs. In Noord-Frankrijk wordt in diverse scholen Nederlands als vreemde taal onderwezen. Het is belangrijk om die inspanningen verder te zetten en te versterken, onder meer met het oog op de betere ontsluiting van het potentieel van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt. Samen met de Nederlandse Taalunie en de Nederlandse ambassade reikt de Vlaamse overheid in dat verband de hand aan de Franse partners. Er is in dat verband sprake van een zekere concurrentie met het onderwijs van het Frans-Vlaamse dialect, waarbij er ook verkeerde percepties bestaan over het praktische nut van dat dialect voor contacten met Vlaanderen.
Mijn diensten faciliteren daarom binnenkort een onderhoud over het onderwijs van Nederlands in Noord-Frankrijk, tussen de Taalunie en de Franse ambassade in Brussel, oorspronkelijk voorzien voor eind mei maar nu verplaatst naar eind juni van dit jaar.
Tot slot wil ik nog een belangrijke nieuwe ontwikkeling meegeven met de recente aanstelling van een onderwijs- en wetenschapsattaché op de Nederlandse ambassade. Samenwerking rond de universitaire neerlandistiek en het onderwijs Nederlands op scholen zitten ook expliciet in het takenpakket van deze attaché. Dit maakt het makkelijker om voortaan gezamenlijk met Nederland op te treden op dat vlak, uiteraard met betrokkenheid van de Taalunie die ook budgetten heeft voor internationale neerlandistiek en voor het Nederlands op school.
Dan is er gesproken over de oprichting van een Office Public du Flamand occidental. In het verleden was er al contact met vicevoorzitter François De Coster van de regio Hauts-de-France, die bevoegd is voor cultuur, erfgoed en regionale talen, over de geplande oprichting van een openbaar bureau voor de West-Vlaamse taal en cultuur, ook met betrokkenheid van de Taalunie. Bij de Franse gesprekspartners is gepleit voor een inclusieve instelling. In Frans-Vlaanderen hoeft aandacht voor het lokale Vlaamse dialect ook niet in de weg te staan van aandacht voor een bovenregionaal Standaardnederlands, waarmee het Frans-Vlaams gedurende eeuwen in verbinding heeft gestaan.
Er zijn ook inhoudelijke redenen voor samenwerking rond dit publiek bureau omdat er onder meer aan de Universiteit van Gent en bij het Instituut voor de Nederlandse Taal in Leiden uitgebreide bronnencollecties, databanken en onderzoek bestaan over het Frans-Vlaams. In de praktijk zien we bij veel voorstanders van het Frans-Vlaams jammer genoeg grote terughoudendheid voor zo’n samenwerking omdat zij het Standaardnederlands eerder als een bedreiging dan als een bondgenoot zien voor het Frans-Vlaams.
Mijn diensten blijven de inclusieve optie als de wenselijke piste consequent bepleiten. Maar voorlopig blijft een beslissing van de Franse overheid over een concrete oprichting van het openbaar bureau voor de West-Vlaamse taal en cultuur uit.
Dan wat de Taalunie betreft. De Université de Lille heeft een ontwerprapport opgeleverd op basis van enquêtes onder docenten, studenten en alumni van de universitaire neerlandistiek in Frankrijk. Dat rapport werd besproken door een werkgroep waarin ook de diplomatiek vertegenwoordiger van Vlaanderen en de Nederlandse onderwijs- en wetenschapsattaché zitting hebben. Voor de vrijgave van het rapport moet nog een methodologische verbeterslag worden doorgevoerd, en daarom wordt vanuit de Taalunie zelf opnieuw naar de data gekeken. Het is de bedoeling om zo tot een document te komen dat de sterktes en zwaktes, evenals de kansen en bedreigingen voor de universitaire neerlandistiek in kaart brengt, en de Taalunie ook in staat moet stellen om op grond daarvan beleid te voeren. De wisselwerking tussen het Nederlands in het leerplichtonderwijs en de universitaire neerlandistiek is daarbij een aandachtspunt.
Heb ik weet van initiatieven die de Taalunie heeft genomen? De Taalunie heeft een ondersteuningsbudget van in totaal 392.000 euro voor Nederlands in het leerplichtonderwijs in alle buurregio’s van het Nederlandse taalgebied. De hoofdverantwoordelijkheid voor het onderwijs van Nederlands op Franse scholen ligt uiteraard bij het Franse ministerie van onderwijs en de individuele scholen.
De Taalunie zorgt wel voor een aantal bijkomende dingen via halfjaarlijkse subsidieoproepen. Scholen in naburige regio’s kunnen subsidies krijgen voor onder meer buitenschoolse activiteiten van leerlingen, nascholing van docenten en netwerkbijeenkomsten. Daarnaast kunnen leerkrachten ook deelnemen aan de zomercursussen die de Taalunie organiseert voor docenten Nederlands uit heel de wereld.
Wat de Taalunie niet doet, is het uitsturen van leerkrachten vanuit Vlaanderen of Nederland, of het dragen van loonkosten van leerkrachten. Het vinden van geschikte leerkrachten Nederlands in de naburige regio’s is soms echter een probleem. Traditioneel kwamen er bij de Taalunie eerder zelden vragen voor financiering binnen uit Noord-Frankrijk. Bij de meest recente subsidieoproep van de Taalunie werd een extra inspanning gedaan om de informatie ook in het Frans te delen via de kanalen van de beide grensoverschrijdende samenwerkingsstructuren aan de Frans-Vlaamse grens. Mede daardoor waren er deze keer twee aanvragen, die ook werden gehonoreerd. Daarnaast organiseerde de inspecteur voor het vak Nederlands binnen het Franse ministerie van onderwijs onlangs een nascholingsdag waarvoor geen financiële steun maar wel inhoudelijk advies aan de Taalunie werd gevraagd. De KU Leuven was betrokken bij de uitvoering. Ook via Interreg worden er af en toe projecten gesubsidieerd die de kennis van het Standaardnederlands in Noord-Frankrijk moeten bevorderen.
In haar contacten met Franse partners benadrukt de Taalunie de troeven van het Standaardnederlands als taal waar je in Vlaanderen én Nederland verder mee kan, en het beperkte praktische nut, vanuit de arbeidsmarkt gezien, van het Frans-Vlaamse dialect.
In september 2022 was er een ontmoeting gepland met de president van de regio Hauts-de-France Xavier Bertrand, maar deze is niet doorgegaan. Tot op heden is er nog geen nieuwe datum voor een ontmoeting. Dat gaat bij andere landen toch soms wat stugger, heb ik de indruk. Mijn diensten werken verder aan de planning hiervan. Voorts denk ik dat de mensen over de Schreve ‘menschen liek wieder zien’.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het is alleszins positief dat er initiatieven zijn genomen en dat er gesprekken gepland zijn. Ik hoop ook dat er snel een nieuwe ontmoeting kan worden geregeld met Xavier Bertrand.
U verwees naar het tekort aan leerkrachten. Het onderwijs in Frankrijk wordt heel centralistisch georganiseerd. De Franse overheid is streng voor het aanstellen van buitenlandse leerkrachten die geen diploma hebben behaald in Frankrijk. Zijn die diplomavereisten ook aan bod gekomen in eerdere gesprekken? Bent u van plan om dat nog aan te kaarten bij een volgende ontmoeting?
Er is niet alleen de taal, er is ook het rijke verenigingsleven in Frans-Vlaanderen, zoals het Comité Flamand de France, de Andries Steven Kring, enzovoort. Hebben wij vanuit de Vlaamse overheid zicht op het Frans-Vlaamse verenigingsleven, dat op cultureel vlak en op het vlak van erfgoed toch relevant is voor Vlaanderen? Hebben wij daar een inventaris van? Zijn er nog plannen om vanuit Vlaanderen zelf rechtstreeks de samenwerking met Frans-Vlaamse verenigingen te versterken?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Heel wat politici in het Noorden en in Frans-Vlaanderen zijn zich inderdaad bewust van het belang van de kennis van het Nederlands of het Frans-Vlaams in Hauts-de-France en Pas-de-Calais. Minister-president, u hebt al verwezen naar de vicevoorzitter van de regio Hauts-de-France, François Decoster, ook een lid van het Comité van de Regio’s en tegelijk burgemeester van wat hij zelf een Vlaamse stad in Frankrijk noemt, namelijk Sint-Omaars. Een onderzoek van de universiteit van Rijsel toont aan dat de kennis of het aanleren van het Nederlands aan de universiteit van Rijsel bijzonder laag is in vergelijking met het aanleren van het Duits aan de universiteit van Straatsburg, toch ook een grensgebied, en anderzijds ook met het aanleren van het Italiaans aan de universiteit van Nice. Die bewustwording is er wel degelijk in Frans-Vlaanderen. Het is dan ook een goede zaak dat onze Vlaamse vertegenwoordiger en u als minister-president dit verder onder de aandacht blijven brengen van uw collega Xavier Bertrand.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, er wordt inderdaad een inventaris gemaakt van alle zaken die tegenhouden dat het met betrekking tot de diplomavereisten allemaal wat soepeler verloopt.
De Vlaamse overheid heeft geen contacten met de verenigingen. Ik denk dat dat aan de verenigingen zelf toekomt. Mocht het op een bepaald moment aangewezen zijn, ben ik daar zeker niet tegen. Maar het is mijn rol om te proberen op politiek niveau de zaken in beweging te krijgen, zodat het rijke Vlaamse verenigingsleven zijn tegenvoeters over de Schreve kan contacteren.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister-president, collega’s, heel wat Frans-Vlamingen in Frankrijk zijn vandaag nog heel trots op hun Vlaamse roots. Ik denk dat de geschiedenis van Frans-Vlaanderen hier te weinig gekend is. Misschien moet daarrond wel eens iets worden gedaan. Wij steunen alle initiatieven die tot doel hebben de Vlaamse en Frans-Vlaamse cultuur en het Nederlands of het West-Vlaams daar waar het mogelijk is mee te helpen beschermen. Het is een stukje van onze Vlaamse geschiedenis dat anders dreigt verloren te gaan. Dat zou ik als Vlaams-nationalist – net zoals u, minister-president, denk ik toch – enorm betreuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.