Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, we hebben het hier al even over gehad, ook in de plenaire vergadering: provincies zijn druk bezig met het opmaken van beleidsplannen. Ik heb dit gekoppeld aan de provincie Vlaams-Brabant, die de ambitie heeft om nog dit jaar een nieuw Beleidsplan Ruimte klaar te maken, dat bepaalt hoe het Vlaams-Brabantse grondgebied op de lange termijn kan worden gebruikt voor wonen, werken, mobiliteit, landbouw en natuur. Hiermee wil de provincie zich vanzelfsprekend ook voorbereiden op de nakende bevolkingsgroei van de komende decennia. Dat roept de vraag op in hoeverre de provincie daarmee respect toont voor de lokale autonomie, bijvoorbeeld door clausules in te bouwen inzake de ontwikkeling van woonuitbreidings- en woonreservegebieden, natuurlijk binnen de contexten die dit parlement ook schetst. U zei in de plenaire vergadering dat de ruimtelijke visie ook haaks kan staan op de ambities van deze Vlaamse Regering met betrekking tot kernverdichting, open ruimte en groen in de steden. Als ik dan een clausule lees die zegt dat men niet meer achter het opsplitsen van woningen in het buitengebied kan staan, dan is dat toch wel wat in contradictie met de ambitie om het ruimtelijk rendement te verbeteren.
Minister, wat is uw kijk op dat nieuwe Beleidsplan Ruimte dat in opmaak is voor de provincie Vlaams-Brabant?
Wordt er overwogen om voorbehoud te formuleren voor dit beleidsplan of voor andere? Dat is een optie die u ter beschikking hebt.
Bent u van oordeel dat de provincie op deze manier toch wel de lokale autonomie fnuikt?
Welke signalen hebt u na contactname opgevangen van de provinciebesturen? Waren zij eventueel van plan om hun visie aan te passen en te aligneren op de visie die wij op Vlaams niveau hebben geformuleerd op het vlak van ruimtebeleid?
Minister Demir heeft het woord.
Er werd op 28 februari van dit jaar door het Departement Omgeving een advies verleend op het voorliggende Beleidsplan Ruimte van de provincie Vlaams-Brabant. Het advies formuleerde een aantal aandachtspunten die ook betrekking hebben op ontwikkelingsperspectieven die door de provincie worden omschreven voor woonreservegebieden. In het algemeen vraagt het departement in zijn advies om meer restricties in te bouwen in de beleidslijnen rond de vrijgave van woonreservegebieden en de bijkomende verhardingen.
U focust in uw vraagstelling op de sociale woonnormen die worden vooropgesteld door de provincie, terwijl onze administratie veeleer bezorgd was over de verwijzing naar het instrument van het principieel akkoord (priak). In het advies werd gewezen op het voorstel van decreet inzake de woonreservegebieden. Met dat voorstel van decreet beperken wij de mogelijkheid om woonuitbreidingsgebieden ondoordacht aan te snijden via zo’n principieel akkoord, een verkaveling of een vergunningsaanvraag voor groepswoningbouw. Het zullen de gemeenten zijn die al dan niet beslissen om een woonreservegebied vrij te geven na een weloverwogen beslissing, een mini-RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) dus. Daarbij zullen meerdere elementen een rol spelen. Een van die zaken kan een tekort aan sociale woningen zijn. Dat moet ook naar de gemeenteraad. Er moet ook een woonbehoeftestudie worden gemaakt.
Het is momenteel nog te voorbarig om te spreken over een voorbehoud. De provincie heeft nu de opdracht om de uitgebrachte adviezen en bezwaren in het kader van het openbaar onderzoek te verwerken. Na de definitieve vaststelling kan Vlaanderen dan een voorbehoud maken bij bepaalde opties. Ik hoop dat dit huis tegen dan ook het voorstel van decreet over de woonreservegebieden zal hebben goedgekeurd, want ik denk dat dat cruciaal is voor heel Vlaanderen.
Ik ben niet van oordeel dat de gemeentelijke autonomie wordt gefnuikt door de accenten die de provincies willen leggen. Het is de lokale visie die in het nieuwe decreet rond woonreservegebieden het kader vormt voor eventuele vrijgave voor ontwikkeling. Het lokale bestuur treedt hierover uiteraard in overleg met de provincie en Vlaanderen om te zoeken naar afstemming. Ik ga ervan uit dat het provinciaal bestuur ook in overleg gaat met de gemeentes.
Rond ruimtelijke beleidsplanning voert de administratie regelmatig overleg met de vijf provincies. Het uitbrengen van een advies, zoals op 28 februari is gebeurd, is het formele aspect van het samenwerkingsmodel. De provincie Vlaams-Brabant is nu aan zet om hiermee aan de slag te gaan voor de definitieve vaststelling.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik hoop samen met u dat het gefilibuster van de oppositie stopt en dat we eindelijk de priaks en de groepswoningbouw kunnen afschaffen, zodat we de open ruimte beter kunnen beschermen tegen ontwikkelingen. Los daarvan tonen die beleidskaders die de provincies opmaken, toch wel aan dat er steeds meer nood is aan Vlaamse beleidskaders. Die zijn al een paar keer beloofd, aangekondigd. Minister, ik had graag geweten wanneer we die mogen verwachten. Dat is mijn bijkomende vraag. Wanneer krijgen we die beleidskaders vanuit Vlaanderen te zien, zodat ook de provincies beter weten in welk kader we Vlaams de richting bepalen en waarheen we Vlaams willen en kunnen gaan?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me graag even aansluiten wat de vraag van collega Coenegrachts over het Beleidsplan Ruimte van Vlaams-Brabant betreft. Dat is inderdaad een proces dat al jaren loopt. Ik denk zelfs dat dat vorige legislatuur is gestart. Daarbij zijn er diverse overlegmomenten geweest met de lokale besturen, per regio georganiseerd. Collega Coenegrachts, ik vind het dan ook bizar dat u net dit ene zinnetje eruit haalt wat de woonreservegebieden betreft, want wat leefde bij de lokale besturen was vooral de extra woonbehoefte die de provincie wou opleggen, en extra verdichtingsmogelijkheden, terwijl er in onze regio van Vlaams-Brabant, ik spreek dan vooral voor Halle-Vilvoorde, een groot draagvlak is om een terughoudend beleid te voeren, om daar een beetje een rem op te zetten. In die zin is er bij onze gemeenten een groot draagvlak voor het voorstel van decreet omtrent de woonreservegebieden. Ik hoop samen met u dat we dat zo vlug mogelijk kunnen goedkeuren. (Opmerkingen van Steven Coenegrachts)
De zin uit het beleidsplan die u aanhaalt, is wat achterhaald, denk ik. Dat betekent immers dat de provincie vasthoudt aan het principieel akkoord, dat we net gaan afschaffen met het voorstel van decreet. De provincie koppelt het ook aan het bindend sociaal objectief (BSO). Dat is misschien enigszins positief, omdat er alleszins in veel van onze gemeenten inzake het BSO wel een achterstand is. Minister, eerder werd het BSO gekoppeld aan ruimtelijke vergunningen. Daar was toen een decretale basis voor gelegd. Een percentage BSO-woningen moest worden opgelegd. Die passage werd echter helaas vernietigd. Hier wordt het BSO dan weer gekoppeld aan ruimtelijk beleid, niet aan vergunningen en ook niet aan een decretaal kader. Wat is volgens u de juridische robuustheid van dit zinnetje? Met andere woorden, zou dat überhaupt standhouden indien het zou worden aangevochten?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Collega Coenegrachts, wat de beleidskaders betreft, wij leggen daar nu na de paasvakantie de laatste hand aan. Ik zou graag nog voor het zomerreces met die beleidskaders naar de regering willen gaan. Het advies van de Raad van State in verband met het decreet op de woonreservegebieden is ook binnen. Mevrouw De Coninck, het lijkt me inderdaad mogelijk dat een verplichting van 50 procent sociale woningen opnieuw zou sneuvelen. Ik snap niet waarom de provincie dat priak daarin heeft gezet. Het is net alsof ze de actualiteit niet volgen en niet weten waarmee de Vlaamse Regering bezig is. Tja, ik blijf het zeggen: bij de deputaties is er nog wel wat werk aan de winkel als het gaat over vergunningen. Ik weet niet of dat met knowhow of iets anders te maken heeft. Vlaanderen zal tussenbeide komen wat dat betreft. Het is niet zo dat ik de baas wil spelen. Integendeel, er is autonomie voor elke vergunningverlenende overheid. Als we echter zien dat men zich niet zal houden aan de regels die Vlaanderen vooropstelt, dan zullen we tussenbeide komen. We doen dat ook bij vergunningen die worden verstrekt voor watergevoelige gebieden. Daar gaan wij ook in beroep. Dat zullen we in dezen dus ook doen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank voor wat meer inzicht in de timing inzake de beleidskaders. Het zou natuurlijk ook heel veel oplossen bij die provincies als ze zouden weten welk spel we Vlaams spelen. Blijkbaar hebben ze nood aan nog net iets meer duidelijkheid dan we dachten te hebben gegeven. Dat is op zich dus een goede zaak. Ik blijf met u hopen dat wij hier snel en voorspoedig kunnen overgaan tot de bescherming van de open ruimte, iets waarmee we eigenlijk al een hele tijd geleden gestart hadden kunnen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.