Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de resultaten van de imec.digimeter 2022 met betrekking tot de digitale overheid
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Ik kan er alleen maar van uitgaan dat de andere leden van de commissie digitaal aan het volgen zijn, en dat er massale belangstelling is voor onze vraag over de digimeter.
Minister-president, de digimeter van imec peilt jaarlijks naar de digitale gewoontes van de Vlaming. Op 9 maart 2023 verscheen de meest recente versie. Daarin werden 2309 mensen bevraagd. De meter omvat enkele belangrijke onderdelen met betrekking tot digitalisering, een van uw bevoegdheden.
Vlak na de coronacrisis stelde de meter een versnelde digitalisering en een verhoogd techno-optimisme vast bij de Vlaming. Er is nog steeds een ruime meerderheid van 71 procent overtuigd dat technologie ons leven makkelijker en comfortabeler maakt. Maar de trend keert in 2022. Onder meer de bezorgdheden rond smartphone-afhankelijkheid, fake news en privacy groeien. De opflakkering van het techno-optimisme is na corona dus wat bekoeld, met 10 procentpunten minder sinds de vorige digimeter. Volgens het rapport verschuift de digitale kloof. Voor steeds meer Vlamingen gaat het niet over een gebrek aan toegang, maar wel over digitale vaardigheden en attitudes.
Enkele cijfers die mij opvielen zijn de volgende.
Ruim zeven op de tien Vlamingen ontvingen in 2022 frauduleuze berichten of phishing. 77 procent denkt dan ook meer na vooraleer op een weblink te klikken. Dat is op zich een positief gegeven. Concepten als Solid, ‘digital twin’ of ‘internables’ zijn maar bij 10 tot 20 procent van de Vlamingen bekend. Dat is maar zeer beperkt. De overheid herwon wat vertrouwen. Bijna zes op de tien Vlamingen vertrouwt de persoonlijke data toe aan de overheid. Voor de Vlaamse overheid is dat 58 procent, en dat is 4 procent meer ten opzichte van de vorige digimeter.
Minister-president, Lieven De Marez, professor nieuwe communicatietechnologieën bij mict, de imec-onderzoeksgroep (Interuniversitair Micro-elektronicacentrum) van de UGent zei daarover dat het een goed idee is om de krachten van de overheid, onderzoeksinstellingen en bedrijven te bundelen om onze regio digitaal op de kaart te zetten. De digimeter is een reminder dat we de burger en zijn groeiende bezorgdheden zeker niet mogen vergeten in dit verhaal. De hamvraag is hoe we de digitale transformatie op een inclusieve manier kunnen vormgeven.
Ik had van u graag een antwoord gekregen op de volgende vragen.
Hoe evalueert u de resultaten van de digimeter?
Op welke manier zult de verdere digitale transformatie op een inclusieve manier vormgeven? Levert de laatste digimeter nieuwe inzichten?
Hoe zult u de kennis over concepten als Solid, die van belang zijn voor de dataeconomie, verder doen toenemen?
Hoe zult u het vertrouwen van de Vlaming in de digitale overheid verder doen stijgen?
Wat is volgens u de verwachte impact van Flanders Technology & Innovation (FTI) op de parameters die worden gemeten in de digimeter?
De heer Coel heeft het woord.
Minister-president, ook mijn vraag gaat over de digimeter 2022. Ik zal de inleiding inkorten want anders is het veel herhaling. Ik denk dat we uit deze resultaten een aantal dingen kunnen leren omtrent attitude en vertrouwen in de digitale overheid.
46 procent van de Vlamingen vindt dat ze meerdere keren dezelfde gegevens moeten doorgeven aan de Vlaamse overheid. Ten opzichte van 2021 is dit een stijging van maar liefst 11 procentpunten. 41 procent van de Vlamingen vindt dan weer dat de overheid te veel over hem of haar weet. In 2021 bedroeg dit nog 36 procent. Het aandeel Vlamingen dat aangeeft dat de websites van de overheid duidelijk en toegankelijk te vinden zijn, de overheid transparant is over wat ze met de persoonsgegevens doet en één centrale onlineplaats willen waar men alle formulieren en documenten van en voor de overheid kan consulteren en beheren, blijft ongewijzigd ten opzichte van vorig jaar met respectievelijk 31, 21 en 80 procent.
Wat betreft het vertrouwen van burgers in organisaties die met hun persoonsgegevens werken, zien we dat vooral ziekenhuizen en banken dat vertrouwen genieten, maar nauw gevolgd worden door de verschillende overheidsniveaus. Zo steeg het vertrouwen in de federale overheid met 2 procentpunten naar 56 procent over de periode van een jaar. De lokale besturen en de Vlaamse overheid lieten elk een vertrouwensscore van 58 procent optekenen, respectievelijk een verbetering van 3 en 4 procentpunten ten opzichte van 2021. Ik heb de volgende vragen voor u.
Hoe evalueert u de resultaten van de digimeter 2022 voor wat betreft het onderdeel digitale overheid? Wat zijn volgens u de opvallendste vaststellingen en evoluties?
Wat concludeert u uit het feit dat er desondanks de stijging in het aandeel Vlamingen dat vertrouwen heeft in de Vlaamse overheid als bezitter van persoonsgegevens, er toch een relatief laag aantal Vlamingen vindt dat de overheid transparant is over wat ze met die persoonsgegevens doet?
Schat u in dat u met de genomen initiatieven, zoals de persoonlijke datakluizen in het kader van het Vlaams Datanutsbedrijf en het platform voor maximale gegevensdeling tussen administraties (MAGDA), voldoende kunt tegemoetkomen aan de bekommernissen die de respondenten te kennen gaven in de survey? Ziet u kansen om die initiatieven nog wat bij te sturen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, collega's, de digimeter leert dat we duidelijk op een momentum naar meer digitalisering in de samenleving zitten. Dit momentum is bepalend om erin te slagen een inclusieve digitale samenleving te realiseren in Vlaanderen die het welzijn van alle burgers ten goede komt. We moeten de bezorgdheden van de Vlaamse burger daarin meenemen.
In Vlaanderen zijn we goed gepositioneerd om de digitale kloof te overbruggen. Digitaal Vlaanderen en het Vlaams Datanutsbedrijf werken zeer nauw samen met professor Lieven De Marez en het onderzoeksteam van de digimeter, wat ons een uniek inzicht geeft in de determinanten waar we op moeten inzetten om de digitale kloof te overbruggen.
Wat de digitale overheid betreft, merk ik vooral op dat in vergelijking met de vorige digimeter het vertrouwen in de overheid gestegen is. Het merendeel van de Vlamingen, 58 procent, vertrouwt de overheid voldoende om hun persoonlijke gegevens mee te delen. Daarbij stellen we vast dat het vertrouwen in de Vlaamse en lokale overheden sneller stijgt dan op het federale niveau en in absolute waarde ook iets hoger ligt. Wel vindt slechts 21 procent van de Vlamingen dat de overheid voldoende transparant is over wat er gebeurt met die persoonlijke gegevens. Ik ga hier in mijn antwoord op een volgende vraag nader op in.
Na de coronacrisis stelde de digimeter een versnelde digitalisering vast bij de Vlaming, en dat ging samen met een verhoogd techno-optimisme. Er is nog steeds een ruime meerderheid van de Vlamingen, 71 procent, overtuigd dat technologie ons leven makkelijker en comfortabeler maakt. De bezorgdheden rond smartphoneafhankelijkheid, desinformatie of fake news en privacy groeien daarentegen. We hebben met de Vlaamse Regering al verschillende beleidsinitiatieven genomen om dit te counteren.
Ook al verkleint de digitale kloof in Vlaanderen, we moeten ons er bewust van blijven dat de technologische evoluties aan een hoog tempo verdergaan. Het is dus niet enkel een kwestie van mee zijn, maar ook van mee blijven. Ook dat onthoud ik uit deze digimeter.
Als gevolg van de versnelde digitalisering zien we drie paradoxen in de samenleving, waar we als Vlaamse overheid reeds geruime tijd op anticiperen. De eerste is de afhankelijkheidsparadox, dan de waarheidsparadox en ten slotte de dataparadox.
Wat de afhankelijkheidsparadox betreft: er is wat een haat-liefdeverhouding gegroeid tussen de Vlaming en zijn smartphone, waarbij we enerzijds het toestel omarmen in al zijn facetten, maar anderzijds voelen dat onze afhankelijkheid van het toestel te groot wordt. Daardoor maakt de burger zich zorgen over zijn digitaal welzijn. Precies daarom zet deze Vlaamse Regering via het kenniscentrum Mediawijs versterkt in op het digitaal welzijn van de Vlaming, een terrein waarop onze onderzoeksinstellingen wereldwijd toonaangevend zijn.
Ten tweede is er de waarheidsparadox. De Vlaming is bezorgd over de waarheidswaarde van het nieuws en hoe meer controle te krijgen over fake news. De Vlaamse Regering trok vorig jaar ruim 3 miljoen euro uit in de strijd tegen desinformatie. Vijf projecten krijgen van de Vlaamse Regering financiële steun om te werken aan het proberen te voorkomen van desinformatie. Mediabedrijven, universiteiten, hogescholen, organisaties en ondernemingen slaan hiervoor de handen in elkaar.
Ten derde is er nog steeds de dataparadox. Tijdens de pandemie switchte de Vlaming massaal naar digitale diensten die vaak veel data van ons nodig hebben om goed te kunnen werken. We hangen sterk af van wat onze data voor ons kunnen betekenen, maar we hebben tegelijk nog nooit zo weinig vertrouwen gehad in wat de wereldwijde techbedrijven doen met onze data. Daarom hebben we eind vorig jaar het Vlaams Datanutsbedrijf opgericht. Over enkele weken zal het Datanutsbedrijf een vooruitstrevend initiatief lanceren waarbij de burger via een persoonlijke datakluis de controle zal krijgen over zijn of haar eigen data. Hiervoor werken we samen met kennisinstellingen zoals de Universiteit Gent en imec. Vlaanderen is in dit domein wereldwijd een ‘frontrunner’.
Als Vlaamse overheid houden we dus samen met het onderzoeksteam van de digimeter de vinger aan de digitaliserende pols van de Vlaming en innoveren we zonder onze burger uit het oog te verliezen.
Als we Vlaamse burgers meer willen laten deelnemen aan de data-economie en willen klaarmaken voor de jobs van 2030, zullen we vooral de meerwaarde en de essentie van deze data-economie voor eenieder bevattelijk moeten maken. Hoe dit onder de motorkap werkt, of dit met de Solidstandaard is en welke kluistechnologie we gebruiken, is dan niet het belangrijkste. Eerst en vooral moeten we de voordelen voor de burger van deze andere manier van omgaan met data in de verf zetten. Daar zet ik de komende jaren sterk op in.
Met FTI promoot ik de Vlaamse technologie en de voordelen ervan naar elke Vlaming. FTI is een centrale hub van waaruit we bestaande en eventueel nieuwe opleidings- en omscholingstrajecten zullen aanbieden. Elke Vlaming, wat zijn of haar technologische kennis ook is, moet een stap vooruit kunnen zetten. Daartoe zal een platform opgezet worden dat als doel heeft zoveel mogelijk Vlamingen toe te leiden naar nieuwe technologische beroepen door hen warm te maken voor levenslang leren. Dat platform heeft de werktitel ‘Academy’ en dit idee wordt momenteel nog verder uitgewerkt.
Zoals daarnet geschetst worstelt de Vlaamse burger met de privacy- of dataparadox. We hangen af van data, maar we hebben nog nooit zo weinig vertrouwen gehad. 51 procent van de Vlamingen maakt zich zorgen over hun online privacy, 48 procent stoort zich dat oude gegevens blijven circuleren en 70 procent stoort zich dat ze geen zicht hebben op wat grote techbedrijven met hun data doen.
Daarom richtte ik het Vlaams Datanutsbedrijf op. We geven hierbij een antwoord op herkenbare problemen van de dataparadox. Hierbij ondersteunen we burgers om opnieuw de controle te verwerven over hun data, en ondersteunen we bedrijven om een vertrouwensrelatie uit te bouwen met hun klanten bij het gebruik van hun persoonlijke data.
Burgers zullen in contact komen met deze nieuwe technologische concepten rond het gebruik van data via concrete datatoepassingen die hun leven eenvoudiger, goedkoper en gezonder maken. Deze toepassingen zullen door het hele ecosysteem rond het Vlaams Datanutsbedrijf gebouwd worden, en dit omvat banken, telco’s, mediabedrijven enzovoort. Het is de rol van het Datanutsbedrijf om dit ecosysteem aan te zwengelen en de nieuwe manier van omgaan met vertrouwelijke en persoonlijke data te promoten als een voordeel voor de burger.
Zal de burger klaar zijn om deze nieuwe dataoplossingen met de datakluis te gaan gebruiken? Zal het vertrouwen er wel zijn in deze oplossingen? Samen met de onderzoeksgroep SolidLab doen we daarom gericht onderzoek naar de bereidheid van burgers om datakluizen te gebruiken, en naar concrete manieren om het gebruik ervan zo eenvoudig mogelijk te maken.
We werken dus op beide fronten tegelijkertijd. Met FTI wil ik het geloof in de mogelijkheid en de voordelen van de technologische vooruitgang stimuleren. Het Datanutsbedrijf is dan weer nodig als neutrale partner, waarbij we erover waken om mens, markt en maatschappij gelijk te laten oversteken richting een inclusieve digitale transformatie van Vlaanderen.
De volgende vraag van de heer De Roo gaat over het vertrouwen van de Vlaming in de digitale overheid. De heer Coel heeft een gelijkaardige vraag gesteld. Ik zal ze samen behandelen.
Zoals ik reeds eerder gezegd heb, merk ik dat in vergelijking met de vorige digimeter het vertrouwen in de overheid gestegen is. Hoe dichter bij de lokale deur, hoe meer vertrouwen de Vlaming heeft in niet alleen de digitale overheid, maar in de overheid in het algemeen. Precies daarom blijf ik inzetten op de groei van Mijn Burgerprofiel, dat een digitale voordeur creëert in de dorpsstraat en alle Vlamingen toegang geeft tot de overheidsdienstverlening.
Het gebruik van Mijn Burgerprofiel steeg het voorbije jaar van 18 naar 24 miljoen interacties. Dat is één derde erbij. We krijgen dus steeds meer burgers overtuigd dat ze gemakkelijker hun zaken bij de overheid kunnen regelen via Mijn Burgerprofiel. Lokale besturen hebben ook de weg gevonden naar Mijn Burgerprofiel en integreren dit in hun website om zo burgers vlotter hun weg te laten vinden naar alle beschikbare overheidsinformatie en -transacties. We lanceerden vorig jaar trouwens ook de Burgerprofiel-app die voor iedereen bruikbaar is, en die lokale besturen ook in een eigen lokale variant kunnen uitbrengen.
U weet dat ik het liefst Mijn Burgerprofiel op een bepaald moment zie verdwijnen als deur, en de unieke deur voor alle overheidsdienstverlening via de lokale webstek of app wil laten gaan. Ik denk dat dat het beste en het meest transparant is voor de burger. Maar zolang niet alle gemeenten die keuze gemaakt hebben, moeten we Mijn Burgerprofiel daar natuurlijk naast houden. Maar idealiter denk ik dat we daar het best zouden landen.
We overtuigen de burger verder van de meerwaarde van Mijn Burgerprofiel door in te zetten op gebruiksgemak. Dat vereist dat Mijn Burgerprofiel zoveel mogelijk diensten bevat: aanvragen, dossiers, attesten, meldingen … Ook de eBox voor de elektronische briefwisseling met de overheid kan vlot in Mijn Burgerprofiel geraadpleegd worden. Mijn Burgerprofiel groeit zo echt uit tot de centrale plek om al je zaken met de overheid te regelen.
Daarnaast bewijzen we dat de burger vertrouwen mag hebben in de digitale overheid door verantwoord om te gaan met data, en de digitale veiligheid van onze overheid serieus te nemen. De voorbije jaren heeft de Vlaamse overheid geïnvesteerd in het weerbaarder maken van de overheid tegen tal van nieuwe bedreigingen die op ons afkomen, zeker als een gevolg van de nieuwe geopolitieke realiteit. Dat werk is niet af, zal nooit af zijn, en moeten we verderzetten. Digitale veiligheid is een werk van eenieder binnen de overheid, en iedereen moet daarin zijn rol en verantwoordelijkheid kennen. Een digitale overheid is een weerbare overheid. Zo blijven we het vertrouwen verdienen.
Het percentage Vlaamse burgers, 21 procent, dat vindt dat de Vlaamse overheid voldoende transparant is, bleef weliswaar hetzelfde als in de vorige digimeter, maar ligt inderdaad nog veel te laag. Dit lage cijfer valt waarschijnlijk te verklaren door het feit dat de burger tijdens de afgelopen coronajaren in zoveel digitale diensten – niet alleen die van de overheid, maar ook die van bedrijven – gegevens heeft moeten ingeven, zonder een duidelijk zicht op het gebruik hiervan, dat zijn bezorgdheid hierover toegenomen is. Dit gebrek aan transparantie wordt bovendien terecht in het bijzonder bij de overheid als pijnlijk ervaren. Het klopt dan ook dat er zeker in de publieke sector nog ruimte voor verbetering mogelijk is inzake transparantie.
In mijn antwoord op de volgende vraag ga ik hierop dieper in. Dat is de vraag van de heer Coel of het Vlaams Datanutsbedrijf en het MAGDA-gegevensdelingsplatform voldoende tegemoetkomen aan die bezorgdheid.
Met de persoonlijke datakluizen kom ik tegemoet aan de bekommernis van de Vlaamse burger wat betreft het gebrek aan transparantie over wat de overheid doet met zijn persoonlijke gegevens. Ik zal er via het pas opgerichte Vlaams Datanutsbedrijf voor zorgen dat elke Vlaamse burger binnenkort over zo’n gratis persoonlijke digitale datakluis kan beschikken. Het feit dat uit de digimeter blijkt dat zes op de tien Vlamingen bereid zijn om hun persoonlijke data aan de overheid toe te vertrouwen, doet me verwachten dat deze persoonlijke datakluizen een groot succes zullen kennen bij de Vlamingen.
Deze persoonlijke datakluizen op basis van Solidtechnologie zullen meer transparantie bieden over welke persoonsgegevens over de burger zijn opgeslagen en wat er precies met deze gegevens gebeurt, met de toestemming van de burger, zowel bij bedrijven als binnen de overheid. Dit zal niet alleen de transparantie van de overheid verhogen, maar ook de privacy van de burger versterken en dus zijn vertrouwen in de overheid verhogen.
Met het MAGDA-gegevensdelingsplatform kom ik tegemoet aan de wrevel van de Vlaamse burger dat hij bij zijn digitale transacties nog te vaak dezelfde gegevens meerdere keren moet doorgeven aan de overheid. Met dit platform hebben we de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om het ‘once only’-principe zoveel mogelijk ingang te doen vinden binnen de Vlaamse administratieve overheidsprocessen. Het voortdurend snel stijgend gebruik van het MAGDA-gegevensdelingsplatform – vorig jaar alweer een stijging van 36 procent in het aantal transacties ten opzichte van 2021 – toont duidelijk aan dat we daar belangrijke vooruitgang in blijven boeken. Ik blijf dan ook verder inzetten op de gestage uitbouw en groei van het MAGDA-gegevensdelingsplatform, zowel door het aantal overheidsentiteiten die er gebruik van maken, te verhogen, als door nog meer gegevens binnen de overheid beschikbaar te maken voor hergebruik.
Natuurlijk, wij zijn de Vlaamse overheid; de burger beschouwt dé overheid als de overheid. Ik denk dat we de lokale besturen er nog wel van kunnen overtuigen om via het MAGDA-platform te werken. Veel lokale toepassingen zijn er trouwens op geënt, al kan dat nog verbeteren. Ik hoop echter uit de grond van mijn hart dat ook de federale overheid – en laat ons dromen, ook de Europese – zich in die logica verplaatst.
Dan kom ik tot uw vraag over FTI. De digimeter meet inderdaad een heleboel parameters met betrekking tot de digitale trends in Vlaanderen. De digimeter kijkt naar de adoptie en het gebruik van digitale toestellen en diensten in Vlaanderen, naar hoe Vlamingen omgaan met digitalisatie en welke digitale kloof er nog bestaat in Vlaanderen.
Zoals ik al gezegd heb, wil ik met het FTI-initiatief het geloof in de mogelijkheid en de voordelen van technologische vooruitgang stimuleren, in het bijzonder van digitale technologie. Naast het organiseren van evenementen en het via alle mogelijke kanalen tonen wat Vlaanderen op het vlak van technologie en innovatie in huis heeft, willen we ook, samen met private partners, nieuwe oplossingen en projecten realiseren die het leven van de mensen beter en mooier maken. Die oplossingen en projecten zullen bijna altijd een belangrijke digitale component hebben en zullen dan ook een directe invloed hebben op hoe Vlamingen in de toekomst omgaan met digitale toestellen en diensten, en wat hun houding wordt ten opzichte van de digitale transformatie van de samenleving en de economie. Dit zal in het bijzonder het geval zijn bij de thema’s ‘Levenslang leren’, ‘Data’ en ‘Media & entertainment’, drie van de vijf domeinen waarop FTI zal focussen om de uitdagingen aan te pakken.
Zo, mijn antwoord is wat lang uitgevallen, maar er zat veel stof in de digimeter.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, minister-president, voor uw antwoord. Het was inderdaad omstandig, maar ook volledig. Er waren ook veel vragen.
Minister-president, digitale vaardigheden moeten breed aanwezig zijn in onze samenleving als we Vlaanderen op de kaart willen zetten als topregio binnen Europa. We hebben de ambities hoog gezet, dus ik denk dat we alles uit de kast moeten halen om die digitale vaardigheden ook te kunnen aanscherpen, iedereen mee te krijgen en wie niet mee kan, alternatieven te bieden. De digimeter is in die zin een goed instrument om de vinger aan de pols te houden.
Ik ging nog een bijkomende vraag stellen over de datakluizen, maar u hebt het antwoord eigenlijk al gegeven: we mogen die binnen enkele weken verwachten. U hebt me in uw antwoord wel wat getriggerd inzake het platform rond levenslang leren, met de Engelse werktitel ‘Academy’. Voor mij was het niet helemaal duidelijk of dat platform enkel over digitalisering gaat dan wel of het slechts het eerste van de onderdelen is. Kunt u wat dat betreft nog een stukje van de sluier oplichten?
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister-president, voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat het duidelijk mag zijn dat Vlaanderen heel wat initiatieven neemt en ook echt op de goede weg is om die vooruitgang op het vlak van digitalisering te boeken, en dat de burgers dat ook weten te appreciëren.
Er zijn een aantal elementen. Je hebt enerzijds het element van veiligheid. Daar volg ik u in dat het er niet zozeer toe doet wat er juist onder die motorkap zit, want het is een te technische kwestie voor de gemiddelde burger om daar het onderscheid te maken met welke technologie precies wat wordt gerealiseerd. Maar het is toch ook niet onbelangrijk. Denk ook aan het hacken van gegevens van een aantal lokale besturen de afgelopen maanden, wat toch niet bijdraagt aan het algemeen vertrouwen. Zijn mijn gegevens bij de overheid veilig? Daar moet zeker aan gewerkt worden.
Maar die twee andere componenten zijn volgens mij nog belangrijker. Ten eerste, echt concreet de meerwaarde aantonen voor de burger. Wat heeft hij hieraan, aan heel die oefening? Hoe kan dit zijn leven vergemakkelijken? Dat brengt mij meteen bij de derde component: het gebruiksgemak van al die toepassingen. Daar schetst u terecht dat de gemiddelde burger niet het onderscheid maakt wat voor welke overheid is, die beschouwt ‘de overheid’ als iets abstracts, iets algemeens. U zegt dat jullie aan Mijn Burgerprofiel werken, dat dat een goede toegangspoort is en dat hoe meer daarachter geclusterd kan worden, hoe makkelijker het wordt voor de burgers, voor de inwoners. Maar u geeft terecht aan dat zolang niet alle lokale besturen meedoen, we daar eigenlijk niet voldoende achter kunnen clusteren. Daar ging mijn bijvraag over. U hebt met een aantal pioniersgemeenten gewerkt. Ik denk dat Brasschaat er niet toevallig een van was, en ook een aantal andere gemeenten zijn op de kar gesprongen, zijn met die app beginnen te werken waarin die dienstverlening via Mijn Burgerprofiel ingebouwd is. Als we echt willen consolideren, moeten we een grote stap voorwaarts zetten en heel veel lokale besturen, liefst allemaal, meekrijgen in dat verhaal. Dus daar blijft mijn vraag nog een beetje: hoe kunnen we dat assertiever aanpakken, hoe kunnen we meer lokale besturen in die oefening betrekken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Bedankt, mijnheer De Roo. Academy gaat natuurlijk over veel meer dan alleen over digitalisering. Levenslang leren gaat gewoon een permanente opdracht worden op tal van domeinen. Het is zo dat er tussen nu en 2030 gigantisch veel nieuwe jobs die nieuwe vaardigheden vereisen, zullen komen. Een heel aantal jobs die er vandaag nog zijn, gaan ook verdwijnen. Die switch maken kun je alleen door in trajecten van levenslang leren te voorzien. Dat gaat dus breder dan alleen digitalisering, hoewel er natuurlijk altijd veel uitdagingen op digitalisering zullen blijven liggen.
Mijnheer Coel, wat Mijn Burgerprofiel betreft, heb je eigenlijk twee dingen. Je hebt de app Mijn Burgerprofiel, daar waren die tien of twaalf pilootgemeenten voor. Maar op dit moment zijn bijna alle gemeenten aangesloten op het webplatform Mijn Burgerprofiel. Daar was de ambitie van de Vlaamse Regering om tegen het einde van dit jaar alle gemeenten daarop te hebben. Als de gemeenten erop zitten, is de volgende stap om ze ook mee in de webapplicatie te zetten. Maar daar moet het pilootproject wel afgelopen voor zijn. Idealiter zouden we zelfs – niet het platform, dat moet je behouden – de deuren naar Mijn Burgerprofiel alleen via de lokale deuren laten gaan. Dat zou ideaal zijn, denk ik, maar dan moet inderdaad de meerderheid van de gemeenten, of een heel groot aantal van de gemeenten, mee zijn, zodat je eigenlijk eenvoudig kunt communiceren naar de burger en kunt zeggen én de lokale dienstverlening én de provinciale dienstverlening én de Vlaamse dienstverlening vind je op je eigen website, onder ‘Mijn Brasschaat’, zal ik maar zeggen voor een beperkt aantal inwoners van Vlaanderen. Maar dus iedereen via zijn gemeente: daar vind je de dienstverlening van de overheid. Transparanter kun je niet zijn, denk ik. Dat is het ideaalbeeld. Daar zijn we nog niet, en dat zal ook een tijdje vergen. Dat kun je niet manu militari opleggen, bedoel ik.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.