Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Minister, collega’s, recent verscheen de driemaandelijkse barometer van hr-organisatie ManpowerGroup. Uit de rondvraag bij 213 Vlaamse werkgevers blijkt dat 32 procent van hen verwacht het personeelsbestand tijdens het tweede kwartaal uit te breiden, terwijl 22 procent verwacht het met minder werknemers te zullen doen. Dat geeft een nettotewerkstellingsprognose van 10 procent. “Het laagste niveau in twee jaar”, aldus die organisatie. In het eerste kwartaal stond de prognose op 19 procent, een jaar geleden op +36 procent. De Vlaamse werkgevers zijn zo een pak minder tot aanwervingen geneigd dan hun collega’s elders in België.
Volgens de hr-organisatie zijn er twee verklaringen voor de daling van de barometer. Enerzijds moeten de werkgevers hun personeelsbestand bijstellen door de nog steeds ongunstige economische situatie en de loonindexering die zij in hun kostenstructuur hebben moeten integreren. Anderzijds neemt het structurele tekort aan arbeidskrachten toe, waardoor de ontwikkeling van onze bedrijven in gevaar komt. Wat dat laatste betreft, gaven in een enquête, die ManpowerGroup organiseerde, vier op de vijf werkgevers in België aan dat ze moeilijkheden hebben om hun vacatures in te vullen. Dat geldt het meest voor de Waalse werkgevers – zo’n 84 procent – en het minst voor de Vlaamse – zo’n 76 procent.
Minister, bij uw aanstelling wilde u de focus leggen op het beschikbare reservoir in Vlaanderen, eerder dan op arbeidsmigratie. “Buitenlandse toptalenten hebben een plaats op onze arbeidsmarkt, maar we zitten vandaag met een enorme groep niet-actieven. Laat ons vooral maximaal inzetten om hen aan het werk te krijgen. Daar moet onze focus liggen”, zei u toen. Maar Vlaanderen kan dat niet alleen. De arbeidsdeal en de federale maatregelen die de werkzaamheidsgraad moeten verhogen, moeten ons helpen sneller vooruitgang te boeken. Ook de goedgekeurde jobbonus, de re-integratietrajecten voor langdurige zieken via werkbaar werk, extra opleidingen en sectorspecifieke maatregelen zijn cruciaal hierbij. Tegelijk ligt de klemtoon ook almaar duidelijker op sanctionering, rechten en plichten en goede afspraken.
We weten het wellicht allemaal dat de moeilijke zoektocht naar personeel de productie en de groei van ondernemingen belemmert. En dit is ongetwijfeld niet alleen mijn bezorgdheid, maar ook de bezorgdheid van deze commissie en van de vele ondernemers van Vlaanderen. Ik wil hieromtrent een aantal bijkomende vragen stellen naar aanleiding van deze recente cijfers.
Welke zijn de Vlaamse prognoses op het vlak van het structureel tekort aan arbeidskrachten?
Zijn er evoluties merkbaar via sectorspecifieke maatregelen, extra opleidingen, of re-integratietrajecten via werkbaar werk? Indien zo, welke zijn deze?
Zijn er bijkomende werkmiddelen voorzien vanuit het departement om de aanwervingen aan te wakkeren?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega.
De recente geopolitieke ontwikkelingen en bijhorende economische consequenties hebben de economische groei doen vertragen, wat zich laat vertalen in een tijdelijke daling van de aanwervingsbehoefte in Vlaanderen. In een open economie zoals Vlaanderen manifesteren dergelijke macro-economische schokken zich sneller, ook op het vlak van aanwervingsbehoefte, dan elders. Desondanks blijven er meer ondernemingen personeel aanwerven dan er zijn die hun personeel terugschroeven.
Vanuit een langetermijnperspectief is de arbeidsmarktkrapte hiermee echter niet opgelost. Het Steunpunt Werk schat dat de aanwervingsbehoefte in Vlaanderen verder zal stijgen van ongeveer 435.000 aanwervingen in 2021, tot 475.000 à 500.000 aanwervingen in 2030. De voornaamste factor is de nood aan vervanging van mensen die vertrekken. Dit verklaart 94 procent van de aanwervingen en die nood is minder conjunctuurgevoelig. Daarnaast geven demografische projecties aan dat de bevolking op beroepsactieve leeftijd, het aantal potentiële werkenden, de komende twintig jaar jaarlijks met drieduizend zal afnemen, terwijl er de voorbije twintig jaar telkens een gemiddelde toename van dertigduizend per jaar werd vastgesteld.
Maar we hebben deze week, zoals u wel weet, ook mooie cijfers kunnen brengen. In het vierde kwartaal van vorig jaar haalden we de kaap van een werkzaamheidsgraad van 77 procent. Dat is historisch hoog. Nooit eerder waren zoveel Vlamingen aan het werk. We zien dat ook in absolute cijfers. Sinds de start van de legislatuur hebben we bijna 93.000 mensen extra aan de slag gekregen. Dat was in het derde kwartaal van 2022.
Zoals u zelf ook aangeeft, is het cruciaal om in te zetten op verschillende facetten die de aanwerving kunnen stimuleren en uitval maximaal kunnen vermijden. Dat gaat over opleiding en competentieversterking, tot jobcoaching en sollicitatietraining. Inzetten op re-integratie en werkbaar werk is daarnaast ook cruciaal.
Als antwoord op een vraag van collega Jans geef ik vandaag ook nog wat meer informatie over wat we doen in het kader van die re-integratie na ziekte.
Wat werkbaar werk betreft, hebben we in samenspraak met de sectoren al een hele weg afgelegd. In het kader van de nieuwste generatie sectorconvenants, nemen de 38 deelnemende sectoren verplicht engagementen en acties op met betrekking tot dat thema. Dit gaat onder andere over informatie verstrekken over de werkbaarheidscheques aan werkgevers, het geven van opleidingen in de bedrijven. Of ze hebben een eigen werkbaarheidsfonds, wat in de voedingssector aanwezig is. We zien een echte verschuiving naar specifiekere acties en metingen op sectorniveau en competentieversterking met het oog op preventie en re-integratie. Meer en meer sectoren maken gebruik van een werkbaarheidsscan om de werkbaarheid in een bedrijf in kaart te brengen en zetten in op coaching. Deze sectorspecifieke aanpak kunnen we alleen maar aanmoedigen, omdat werkbaar werk in elke sector en bij uitbreiding in elk bedrijf zijn eigen uitdagingen kent.
Alle sectoren worden hierin trouwens ondersteund door de intersectorale adviseurs. Zo is er de recente campagne ‘Werkbaar wint’, die dit voorjaar gelanceerd is en waaraan dertig sectoren deelnemen. Volgend op deze campagne zullen sectorconsulenten de noden van ondernemingen bevragen om zo een beeld te krijgen van de vervolgacties die nodig zijn. Ook het bekendmaken en verspreiden van nieuwe meetresultaten van de werkbaarheidsmonitor van Stichting Innovatie & Arbeid (StIA) en het beantwoorden van opleidingsnoden die intersectoraal ingericht kunnen worden, zullen samen georganiseerd worden.
Ik vind het wel heel belangrijk dat we blijven inzetten op de werkbaarheid en tegelijk sectorspecifiek daarvoor de nodige ruimte toelaten. Deze week nam ik deel aan het Vlaams Bouwoverlegcomité (VBOC). De bouwsector staat bijvoorbeeld voor enorme personeelsuitdagingen. De sector spreekt nu al over een tekort van meer dan tienduizend arbeidskrachten en prognoses spreken over dertigduizend extra jobs tegen 2030. En terecht wordt er dan ook gekeken vanuit hun bril, hun perspectief naar aangepaste opleidingen, stages, betere begeleiding van de werkgevers bij de aanwerving, extra mogelijkheden via de aanwerving van mensen buiten Vlaanderen, maar tegelijk zien we dat steeds meer jobs in de bouw een knelpuntberoep worden wegens de arbeidsomstandigheden, dus niet kwantitatief, maar kwalitatief. We zien dat er jaarlijks 15 procent instroom nodig is door vroegtijdige vervangingen in de sector. In dit geval moet de sector dus mee aan zet komen en inzetten op werkbare, aangename jobs. Wie personeel wil aantrekken, moet ook openstaan om anders te werk te gaan, om in te zetten op die werkbaarheid, in dit geval in het mooie voorbeeld van de bouw.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen, maar ik heb enkel de bedenking dat de zelfgenoegzaamheid van Waalse socialisten in de persoon van minister Dermagne een hoogtepunt bereikte toen hij vorige week bekendmaakte dat de Belgische werkgelegenheidsgraad in het vierde kwartaal van 2022 gestegen is tot 72,3 procent, terwijl het fair zou zijn dat alleen Vlaanderen verdienste heeft aan het positieve Belgische cijfer. (Applaus van Axel Ronse, Maaike De Vreese en Maurits Vande Reyde)
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil eerst een mooi woord van hulde brengen aan collega Vanryckeghem, onze zeer gewaardeerde burgemeester, collega-parlementslid uit Waregem. Als er trouwens een regio of een streek echt kampt met een tekort aan mensen, dan zal het wel de regio Waregem zijn, een van de mooiste, sterkst ondernemende regio’s, waar collega Vanryckeghem de plak zwaait. Ik begrijp zijn kwaadheid op de Waalse socialisten perfect. We hebben het er gisteren in de plenaire vergadering nog over gehad. De manier en de zelfgenoegzaamheid – zoals collega Vanryckeghem het hier zegt – waarop minister Dermagne met de glimlach voor de stilstand gaat, is echt stuitend. Ik ben blij dat dat zelfs de kalmste en de braafste cd&v’ers ook begint boos te maken. Collega Vanryckeghem, dan heb ik het niet over u als kalmste en braafste cd&v’er, maar eerder over minister Brouns, die zich toch al begint te storen aan die stilstand.
Wat ik nog veel stuitender vind: ik weet niet of u gisteren het artikel gelezen hebt over die Waalse dame die vijf jaar lag te zonnen in Tenerife en ondertussen haar werkloosheidsuitkering heeft opgestreken? Gelukkig heeft de arbeidsrechtbank daar een stokje voor gestoken. Maar collega’s, dat betekent – hou u vast – dat die vijf jaar lang voltijds aan de dop kan zitten en dat de Service Public Wallon de l’Emploi et de la Formation Professionelle (Forem) hetzij haar nauwelijks iets voorstelt, hetzij dat zij Forem constant met een kluitje in het riet stuurt. Maar ik zeg u: op die manier wordt onze hele sociale zekerheid, alles wat een draagvlak moet zijn van solidariteit, compleet omver geblazen door dat soort profitariaat en dat soort ‘stilstandpolitiek’. Wij moeten hier vanuit dit Vlaams Parlement een fors offensief voeren, want zo kan het niet meer. Als wij nog de komende generaties eten op ons bord willen hebben – zoals u zelf vaak zegt, minister –, als wij nog de komende generaties van welvaart willen genieten, dan moeten wij nu ingrijpen. Dus, collega Vanryckeghem, heel erg bedankt om dat op de agenda te zetten. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
Collega Vanryckeghem krijgt ongetwijfeld nog lofbetuigingen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik was niet van zins om dit debat te voeren, maar wil me dan toch aansluiten. Ik vind inderdaad dat minister Dermagne een fout heeft gemaakt, namelijk door te verwijzen naar de kwartaalcijfers. Had hij de jaarcijfers gebruikt, dan was er natuurlijk een ander beeld ontstaan. Vlaanderen is absoluut de beste leerling van de klas. We mogen dat niet ontkennen. Ik heb er geen enkel probleem mee om dat te erkennen. Waar was de stijging echter het sterkst het voorbije jaar? In Brussel. Dat is nog altijd lager dan Vlaanderen. Absoluut. Ik heb in Brussel gewoond. De uitdagingen in Brussel zijn fenomenaal, en elke politicus die dat ontkent, pleegt schuldig verzuim. Laten we daar duidelijk over zijn. Het is op basis van de cijfers echter fundamenteel onjuist om te zeggen dat alleen Vlaanderen vooruitgaat en dat de rest stilstaat.
Collega Ronse, u verwees naar de tweet van gisteren. Nu we er toch over beginnen: dat verhaal van iemand die al een tijdje in het buitenland zit en toch nog een uitkering kreeg, deed bij mij een belletje rinkelen. U zei onmiddellijk dat Wallonië niet ingrijpt. Ik meende mij een vraag van collega Gennez te herinneren die onontvankelijk was verklaard omdat het een persoonlijk geval was. Op 28 januari 2022 stond er een artikel in de krant over een man uit Roeselare die werd veroordeeld voor uitkeringsfraude. Er bleek dat zijn dochter al een tijd in de Verenigde Staten verbleef en een uitkering bleef trekken. De vader was degene die voor VDAB de contactpersoon was. (Opmerkingen van Axel Ronse)
Dat is exact hetzelfde. VDAB is dus duidelijk ook niet in staat om dat soort fraude te detecteren, omdat er te weinig aanklampend wordt gewerkt. Dat is mijn laatste punt. Ik vind inderdaad dat we in Vlaanderen een offensief moeten voeren, een offensief met onze eigen bevoegdheden, en ervoor moeten zorgen dat VDAB alles in het werk stelt om aanklampend te werken, om de mensen die kunnen werken, maar die vandaag niet werken, die niet naar een job worden georiënteerd, aan de slag te krijgen. Dat debat zullen we hier blijven voeren. Collega Ronse, ik ben het er dus mee eens dat we een Vlaams offensief moeten voeren, maar wel eerst en vooral met de Vlaamse bevoegdheden.
Dit lijkt een beetje op de commissie Defensie.
Minister Brouns heeft het woord.
Iedereen heeft gelijk.
Het is ontegensprekelijk zo dat Vlaanderen het bijzonder goed doet wat de werkzaamheidsgraad betreft, maar ik denk dat ik gisteren ook wel de juiste nuances heb gelegd. Zelfs in Vlaanderen is er wat mij betreft nog altijd geen plaats voor euforie. Niet alleen bij VDAB beseft men heel goed dat er een gigantische uitdaging is, als we de grote hoeveelheid vacatures zien die er zijn, ondanks de economische dip. We hebben de gigantische uitdaging om al die vacatures in te vullen. We kennen de uitdaging bij de niet-beroepsactieven, die heel grote groep die we moeten en willen activeren. We hebben daarnaast de ambitie om via de interregionale mobiliteit de hand te blijven reiken naar Brussel en Wallonië. We maken samenwerkingsovereenkomsten om op jaarbasis heel wat Brusselaars en mensen uit Wallonië te verleiden naar de vele Vlaamse vacatures. Wat mij betreft, gaan we dat doen op een meer aanklampende manier dan we ooit tevoren hebben gedaan. Ik heb vanaf dag één ook gezegd dat VDAB een organisatie moet zijn die letterlijk en figuurlijk mag en moet uitbreken om al die doelen waar te maken, om dan samen richting die 80 procent te gaan. Ik denk dat Vlaanderen op dat vlak een tgv is en dat we alle hindernissen op de sporen van die tgv moeten wegnemen opdat hij op volle snelheid zou kunnen komen. Ook wat dat betreft, is het idee en het voorstel dat men dat in Brussel en Wallonië op dezelfde manier zou benaderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.