Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de resultaten van de bevraging van de Vereniging Leidinggevenden Vlaams Onderwijs over zijinstromers in het onderwijs
Vraag om uitleg over de recente bevraging over het afhaken van zijinstromende leraren
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de Vereniging Leidinggevenden Vlaams Onderwijs (VLVO) organiseerde recent een eigen bevraging bij directies over zijinstromers in het onderwijs.
De verwachtingen rond zijinstromers zijn hoog. Het aantal zijinstromers stijgt ook, maar ondertussen haakte een deel van die zijinstromers ook alweer af. Uit het antwoord op mijn eerdere schriftelijke vragen hierover, minister, kan ik helaas geen goed beeld vormen over deze zijinstromers in ons onderwijs. Ik was dan ook heel blij met de info uit de bevraging van het VLVO, die toch wat opheldering brengt, volgens mij. Gisteren gaf u ook al een tipje van de sluier, maar mijn vraag is dan of u toen verwees naar deze concrete cijfers of naar cijfers die u zelf vanuit het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) ter beschikking kreeg.
Uit de resultaten blijkt dat zowat de helft van de respondenten zijinstromers aanwierf in het voorbije schooljaar. De reden waarom sommigen dat niet deden is hoofdzakelijk omdat er zich niemand aanbod, of omdat de sollicitant uiteindelijk op het laatste nippertje afhaakte. Opmerkelijk is dat directies dubbel zo vaak zijinstromers in plaats van pas of onlangs afgestudeerde leraren hebben aangeworven. “Zijinstromers zijn de enige vervangers die we nog vinden”, zo geeft een respondent aan.
23,2 procent van de zijinstromers die directies hebben aangeworven in het voorbije jaar hebben ondertussen ook weer afgehaakt, zo blijkt verder nog uit de enquête. De werkdruk wordt door bijna de helft van de afhakers als vertrekreden aangegeven. 26,3 procent is niet tevreden over het loon.
Directies geven ook aan dat zijinstromers heel enthousiast zijn en keihard hun best doen, maar dat er vanuit de school toch heel veel begeleiding nodig is. Verder leeft er ook ongenoegen over het al dan niet kunnen meenemen van hun anciënniteit uit een eerdere job. Het blijkt in de praktijk ook vaak heel lang wachten totdat het dossier rond die anciënniteit duidelijk is. Daarom heb ik nog een aantal vragen, minister.
Stroken de bevindingen uit deze bevraging ook met uw gegevens vanuit de administratie?
Meent u dat de aanvangsbegeleiding zoals die op vandaag voorzien is ook voldoende is om zijinstromers de juiste ondersteuning te geven?
Hebt u zicht op de redenen waarom zijinstromers afhaken?
Welke acties voorziet u om scholen nog beter te ondersteunen in het onthaal en de begeleiding van zijinstromers?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag.
De VLVO deed inderdaad een bevraging over zijinstromers. Zij vroegen zich af of het lukt om zijinstromers aan het werk te zetten en te houden, en of er voldoende zijn. Zal het aanwerven van zijinstromers het lerarentekort werkelijk oplossen? Wat zijn de drempels die deze zijinstromers ervaren? Het zijn enkele van de belangrijkste vragen die de leidinggevenden werd voorgelegd. 156 directeurs reageerden, drie vierde komt uit het basisonderwijs, en 13 procent van de respondenten komt uit het secundair onderwijs.
We pikken er enkele zaken uit die in het oog springen: De helft van de leidinggevenden had al een zijinstromer aangeworven. De andere helft die dat niet deed, en geeft aan dat dit hoofdzakelijk het geval is omdat er zich gewoon geen zijinstromers kwamen aanbieden. Nagenoeg een vierde van de aangeworven zijinstromers haakte alweer af. De redenen hiervoor zijn divers, maar wat er alvast uitspringt zijn het loon, het onvoldoende kunnen meenemen van anciënniteit, en ook de werkdruk bij 47 procent van de respondenten. Daarnaast gaven de directeurs ook de bedenkingen mee dat zijinstromers vaak zeer gemotiveerde mensen zijn.
Over anciënniteit citeren we deze opmerkingen: “Het is spijtig dat bepaalde zijinstromers zomaar kunnen starten om dan achteraf tot de ontdekking te komen dat ze geen anciënniteit kunnen opbouwen omdat hun vakdiploma toch niet voldoet.” “Zijinstromers moeten veel te lang wachten op een bevestiging van de jaren anciënniteit die ze mogen meenemen. We zijn februari en ze wachten nog.” “Ik heb een zijinstromer voor ICT. Op dit ogenblik is er nog steeds geen duidelijkheid of hij anciënniteit kan meenemen. De aanvraag gebeurde al in april 2022.” “Het is spijtig dat de beloofde extra anciënniteit van 10 jaar in een knelpuntberoep zo lang op zich laat wachten bij de uitbetaling van het loon. In dienst sinds eind oktober, nog steeds geen extra anciënniteit in januari.” “Er is een grote achterstand in het wegwerken van de dossiers. Het extra loon zal wel met terugwerkende kracht gestort worden, maar daar is een zijinstromer niet mee geholpen als die een lening moet afbetalen. Dit weerhoudt sommigen ervan om de overstap te maken.”
En dan zijn er nog opmerkingen over de vereiste kwalificaties. Er bieden zich zijinstromers aan die duidelijk relevante ervaringen opdeden, en anciënniteit verwierven in hun loopbaan, maar waar dit toch niet gevaloriseerd wordt in het onderwijs. Het gaat over opvoeders, maatschappelijk werkers, en dergelijke.
Dit zijn niet per se nieuwe geluiden die hier klinken, maar ze komen wel nog eens scherp naar voor. Deze bevraging bevestigt een aantal bevindingen waar het onderwijs toch met een oplossing voor de dag zal moeten komen.
Minister, wat zijn uw algemene bevindingen ten aanzien van deze bevragingsresultaten?
Kunt u specifiek ingaan op het blijkbaar zeer trage verloop van de papiermolen ten aanzien van het toekennen van, en uitsluitsel geven over, anciënniteit aan zijinstromers? Wat zult u doen om dit te versnellen?
Plant u verder nog initiatieven om de snelle uitstroom van zijinstromers tegen te gaan?
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega’s, dank u wel om dezelfde vraag te stellen. Zo kan ik mijn eerste alinea gewoon laten wegvallen. Hier en daar zal ik wel nog in herhaling vallen.
Frappant is dat bepaalde zijinstromers klagen dat het te lang duurt vooraleer er duidelijkheid is omtrent die anciënniteit: ze moeten veel te lang wachten op een bevestiging van de jaren die ze mogen meenemen. Vaak moet de extra verloning dan achteraf met terugwerkende kracht worden gestort, maar daar kunnen zij inderdaad niet op wachten. Ook is de begeleiding voor zijinstromers vaak onvoldoende, zowel de stagebegeleiding voor diegenen die tijdens het lesgeven nog hun diploma aan het halen zijn, als de aanvangsbegeleiding op school.
Een ander aspect werd in de media aangehaald door mevrouw Barbara De Vleesschauwer van scholengemeenschap De Speling in Genk, namelijk het feit dat scholen te weinig perspectief kunnen bieden. Zijinstromers haken af omdat scholen hen geen jobzekerheid kunnen geven. Net zoals bij jonge beginnende leraren vervullen zijinstromers vaak interim-opdrachten die vaak abrupt stoppen bij de terugkeer van de titularis. Soms kan dat ook onverwachts zijn. Daar waar veel jonge starters uit een zeker idealisme het interim-bestaan soms nog een tijdje volhouden, zijn professionals die de voordelen van een standvastige job in de privéjaren hebben gekend misschien sneller geneigd om hiernaar terug te keren.
Daarnaast is het volgens De Vleesschauwer voor basisscholen niet eenvoudig om zijinstromers aan te trekken. Kinderen in de eerste leerjaren moeten leren lezen en schrijven en om voor de klas te staan in het basisonderwijs moeten zijinstromers echt wel pedagogische ervaring hebben. In het secundair onderwijs volstaat het soms dat ze ervaring hebben in het leervak vanuit een eerdere job. Het systeem van zijinstromers werkt volgens haar dan ook gewoonweg niet voor het basisonderwijs en zal daar het lerarentekort niet oplossen.
Minister, hoe evalueert u de cijfers uit deze enquête?
Stemmen deze cijfers over het aandeel snel uit het beroep stromende zijinstromers overeen met de Vlaanderenbrede statistieken die u ter zake voorhanden hebt, of zien we daar grote verschillen?
Hoe evalueert u de geuite commentaren over de hinderpalen voor zijinstromers en de beperkte haalbaarheid van het systeem voor het basisonderwijs?
Wat is de stand van zaken betreffende de achterstand in dossiers, waardoor het lang duurt voordat zijinstromers duidelijkheid krijgen over de toekenning van hun anciënniteit? Hoe zult u proberen dit op te lossen?
Het loon en de meeneembare anciënniteit komen duidelijk naar voren als hinderpalen. Dit is een vraag die ik al meerdere keren heb gesteld. In hoeverre is er nu duidelijkheid vanwege de Raad van State of andere adviserende organen omtrent hoever het beleid zou kunnen gaan in het eventueel verder optrekken van die maximaal meeneembare anciënniteit voor zijinstromers? U zegt dat twintig jaar te veel is, tien jaar hebben we nu gerealiseerd. Dat is al een stap, maar velen zouden dat toch wel een stukje verder willen zien gaan.
Ten slotte, hoe zult u inzetten op een betere retentie van zijinstromers? Acht u daartoe meer specifieke initiatieven noodzakelijk ten opzichte van initiatieven die eerder gericht zijn op jonge beginnende leerkrachten?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Misschien breng ik eerst het uitermate positieve nieuws natuurlijk: dat we er in deze regeerperiode in geslaagd zijn om eindelijk te realiseren dat je anciënniteit kunt meenemen in het kader van de overstap van de privé naar het onderwijs, zij het dan voor een limitatieve lijst van een twintigtal knelpuntvakken en ambten, die wel wat dekt, maar nog niet volledig is. En ook vanuit dat oogpunt zijn er wel wat mogelijkheden. Trouwens, wat betreft die tien jaar anciënniteit: voor praktijkvakken is het twintig jaar anciënniteit die kan worden meegenomen.
De bevindingen van de bevraging sluiten wel aan bij de bevindingen die wij ontvangen hebben vanuit het veld. Ik denk dat de redenen die aangehaald worden in het onderzoek – werkdruk, verloning en het soms niet kunnen meenemen van anciënniteit – ons niet onbekend zijn. Het onderzoek bevestigt ook min of meer de cijfers die ik ook gisteren heb meegegeven, waarbij wordt vastgesteld dat ongeveer 74 procent van de zijinstromers effectief aan de slag blijft in het onderwijs, wat goed is.
De vraag is natuurlijk: wat kunnen we nog meer doen? Dat kan mogelijk op verschillende fronten, waarbij het ene natuurlijk een budgettaire impact heeft en het andere veel minder. Ten eerste moeten we nagaan of we die maatregel kunnen uitbreiden. Ten tweede moeten we wat betreft de behandeling van aanvragen, erkennen dat daar door het succes ook een flessenhals is ontstaan bij de administratie. En anderzijds worden toch ook dikwijls niet alle documenten meegegeven die worden gevraagd, waardoor men nog een tweede vraagstelling of een derde vraagstelling moet doen. Dus dat brengt ook wel wat procedures met zich mee, het neemt wat tijd in beslag.
Dus aanvragen die ingediend worden zijn niet altijd volledig, of niet altijd correct, en dan gaat er wel kostbare tijd verloren. Maar we doen er echt alles aan om die behandeltermijnen zo kort mogelijk te houden. Ze worden vandaag alleszins beperkter dan dat ze zeker een jaar geleden waren. Maar het is nu wel eenmaal zo dat er aan bepaalde formaliteiten moet worden voldaan, en dat vergt wat tijd om die documenten op te vragen, om die op te leveren en om die vervolgens ook te verwerken.
Wat de vraag naar ondersteuning van zijinstromers betreft geef ik graag mee dat zijinstromers natuurlijk ook veelal een lerarenopleiding volgen. Zij krijgen dus ondersteuning vanuit de hogeschool of universiteit. Maar die opleiding is ook intensief, net daarom dat we ook de lerarenbonus hebben ingevoerd, waardoor je de combinatie tussen enerzijds al lesgeven – 100 procent werken – en toch ook nog het volgen van een lerarenopleiding, iets meer behapbaar maakt.
We hebben gezorgd voor een lerarenbonus waardoor je in het geval van een 100 procent tewerkstelling, drie uur wordt vrijgesteld, maar wel 100 procent loon kunt genieten. Maar ik denk ook dat de hogescholen en universiteiten, om een en ander behapbaar te maken, heel wat inspanningen doen om hun opleidingstrajecten haalbaar te maken: door trajecten aan te bieden in avond-, in weekend- of in afstandsonderwijs. Ook de spreiding van de opleiding over meerdere jaren wordt voorzien. Daarnaast is het ook mogelijk om gebruik te maken van de leraar-in-opleidingsbaan.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat er ruimte is voor verbetering. Ik ben daarom ook in overleg met de lerarenopleiding om samen te komen tot een aantal maatregelen, deze regeerperiode nog. Want we hebben vandaag wel een soort starterspakket dat verschaft wordt vanuit de administratie, maar dat is meer zo wat beschrijvend. Dat is goed hoor, maar het is beschrijvend in de zin van: hoe zit ons onderwijs in elkaar? Dat is op zich wel al verhelderend voor velen, en voor anderen die het onderwijs complex vinden. Het is dus ook van een didactisch niveau. Dus het is niet het onderwijszakboekje, want als je dat opendoet, weet ik niet of je er nog aan begint als je die complexiteit gadeslaat.
Daarnaast werken we ook samen met de lerarenopleidingen, waarbij sommigen wel al een aanbod hebben, een starterspakket dat focust op dat wat zijinstromers het meest nodig hebben, namelijk kennis en ervaring. Dat zit meestal wel snor, maar het gaat over klasdidactiek en vaardigheden op vlak van klasmanagement. Het is wel belangrijk dat we hen daar kunnen voorbereiden met tips en tricks.
Daarnaast kan ik ook zeggen dat we de middelen voor aanvangsbegeleiding hebben versterkt. We hebben er nog eens 10 miljoen euro bij gedaan, maar daarom moeten we elkaar ook niets wijsmaken, want voor alle middelen die je daar insteekt, trekken mensen weg uit de klas, dus dan heb je een waterbedeffect. Vandaar dat we ook nog meer willen inzetten op samenwerking met de lerarenopleiding in functie van dat starterspakket, maar ook bekijken in welke mate zij ook in die aanvangsbegeleiding meer kunnen betekenen op de klasvloer. Dus vanuit de lerarenopleiding kan men ook een helpende hand, of wat assistentie, of wat aanvangsbegeleiding voorzien voor hun afstuderende student.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik wil graag samen met u onderstrepen dat we deze legislatuur inderdaad al stappen hebben gezet in het uitbouwen en meenemen van die anciënniteit. Ik ben daar ook zeer erkentelijk voor. Dat is heel belangrijk. We kijken uit naar wat er misschien in de volgende jaren nog mogelijk kan zijn binnen de beperkingen die er zijn en die ook al uitgesproken zijn in het verleden.
Dat onderwijs complex is, zeggen onze collega's in het parlement ook wel eens als er een decreet voorligt in de plenaire vergadering. “Het zal toch niet lang duren?” of “Het is toch niet te moeilijk?”, vragen ze dan, om maar te zeggen dat in sommige situaties iedereen onderwijsexpert is, maar als puntje bij paaltje komt, is het toch niet altijd voor iedereen even duidelijk.
74 procent van de zijinstromers blijft aan de slag. Als zijinstromers uitstromen, hoe snel beseffen ze dan dat het echt niets voor hen is? Is dat heel snel? Of blijven ze dan toch nog een eindje op school aan het werk, met de nodige ondersteuning? Het is inderdaad niet evident. Soms komen mensen op school aan en horen ze voor het eerst wat een eindterm is of wat een leerplan is. Dat is opmerkelijk.
Ik hoor op het terrein ook dat er heel veel mensen zijn die de lerarenbonus niet aanvragen of er geen gebruik van maken. Zijn daar cijfers over? Weten we wat de redenen zijn waarom men daar geen gebruik van maakt of waarom men toch stopt met de opleiding? Het is allemaal niet evident.
Vanuit onze fractie blijven we het in elk geval belangrijk vinden dat wie voor de klas staat, ook de nodige skills heeft. Ik verwijs daarbij graag nog eens naar het plan dat we zelf hebben voorgesteld, waarin ook stond dat de lerarenopleiding, zeker voor de zijinstromers, te weinig vertrekt van de competenties die de mensen al op zak hebben. We erkennen te weinig dat sommige mensen door de jaren heen al ervaringen opgedaan hebben, bijvoorbeeld doordat ze presentaties moesten geven, en dat ze vanuit een vorige job of hun vrije tijd een aantal vaardigheden zoals klasmanagement of didactische vaardigheden op zak hebben. En dan moeten die toch het hele pakket volgen. Ik hoor dat dat bij een aantal mensen toch voor frustraties zorgt. Er zit dan een heel grote diversiteit in die lerarenopleiding. Kunt u ons daarin volgen, dat we de lerarenopleiding misschien nog meer op maat en nog meer gedifferentieerd moeten maken, om wie al ervaring heeft, nog bij te schaven en wie nog extra ondersteuning nodig heeft, ook bij te staan?
Ik geloof ook heel sterk in het ondersteunen vanuit de lerarenopleiding op de werkvloer, om de aanvangsbegeleiding daar te ondersteunen. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voor mij komen er twee zeer frappante zaken uit deze bevraging. Ten eerste is er de procedure voor de toekenning en de uitbetaling van anciënniteit. Daar klagen heel veel mensen over. Dat gaat echt veel te traag. U hebt gezegd waarom dat het geval is en dat het niet evident is enzovoort, maar op de vraag of u iets gaat doen om dat toch wat te versnellen, hebt u niet echt geantwoord, minister. Moeten er dan niet meer mensen op het departement zich daarmee bezighouden? Zijn er geen zaken die automatisch kunnen? Ziet u geen pistes om dat wat te versnellen? Als je daarop moet wachten, denk ik dat dat toch wel een serieuze drempel kan zijn. Als werkende wil je toch wel weten wat je loon zal zijn. Want dat kan soms serieus schelen.
Een tweede zeer frappante zaak is dat 47 procent van de zijinstromers aangeeft dat de werkdruk het grootste probleem is. Zijn er daar geen andere mogelijkheden om wat ‘out of the box’ te denken? Ik weet dat het allemaal moeilijk gaat liggen, maar ik geef toch een voorbeeld. Als je zijinstromer bent, is je voltijdse opdracht dan een stuk minder lesuren geven, maar iets meer tijd hebben om echt voor te bereiden, bijvoorbeeld de eerste drie jaar dat je in onderwijs stapt. Kan er eens gekeken worden of daar niet gedifferentieerd kan worden en of daar niet nog meer dingen kunnen worden gedaan om de werkdruk aan te pakken?
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoorden. Ik heb eerst nog een paar vaststellingen. Ik vind het positief dat de enquête hier aansluit bij de bevindingen in het veld, zodat we toch een beetje een zicht krijgen op de situatie. Ik denk dat we dat volgend jaar best nog eens hernemen om de vinger aan de pols te houden. U zegt dat 74 procent effectief aan de slag blijft, en ik vind dat op zich al een succes. U zegt dat er ook ruimte is voor verbetering in samenwerking met de lerarenopleiding, bijvoorbeeld voor de aanvangsbegeleiding. Dat moeten we zeker doen, daar ben ik het mee eens.
U hebt niet echt geantwoord op de vraag naar het verhogen van die tien jaar anciënniteit. Ik geef toe dat ik niet de twintig jaar praktijkvakken heb gezegd, dat is waar, maar het mogelijk optrekken – of we bijvoorbeeld niet naar vijftien jaar kunnen gaan – is toch iets wat belangrijk is om te onderzoeken.
Mevrouw Meuleman heeft al aangehaald dat, wat betreft de administratie, dit moet versnellen. U hebt gezegd dat het al beter is en dat de termijnen aan het verkorten zijn. Dat is uiteraard goed, maar wordt daar voldoende gecommuniceerd naar de leerkrachten? We hebben voorbeelden gehoord waarbij men maanden moet wachten. Wordt er ook tussentijds iets gestuurd dat men ermee bezig is, dat er nog x-aantal wachtenden zijn, opdat men toch een besef heeft dat men ermee aan de slag is? Is daar opvolging voorzien? Ik wil ook vragen die nieuwe toestand te monitoren om die naar best vermogen verder te zetten en eventueel nog uit te bouwen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik herhaal, ook namens onze fractie, minister, de vraag om ook in de toekomst nog te kijken in welke mate we de anciënniteit nog verder kunnen optrekken, laat me daarmee beginnen.
Ten tweede, ik heb u goed gehoord, drie op de vier blijft. U zei dat gisteren al. Dat is een goede zaak, laat ons hopen dat de cijfers zo blijven. Maar als ik het goed begrijp zijn dat de cijfers van één jaar. De algemene cijfers over uitval bekijken het over een periode van vijf jaar. Het is hoopgevend, maar laat ons hopen dat dit ook volgend jaar nog op punt blijft.
Het is wel een vreemde vaststelling dat voor startende leerkrachten, voor jonge mensen die gekozen hebben voor het onderwijs en ook voor die opleiding gekozen hebben, we daar na vijf jaar een uitval zien van bijna vier op de tien. Bij de zijinstromers vanop de werkvloer gaat dit beter. Dat wil toch zeggen dat het een goede aanpak is, indien de cijfers bevestigd blijven.
Mijn voornaamste opmerking is dat het de taak van de politiek is, en vooral van de administratie, om die praktische bekommernissen weg te werken – het feit dat je niet onmiddellijk die anciënniteit verrekend krijgt en dat je moet wachten op je geld met alle frustraties van dien. Het zou moeten worden weggewerkt. We zitten met dat lerarentekort, we hebben duidelijk mensen die ervoor kiezen om vanuit de zijstroom in te stromen. Laat ons ervoor zorgen dat er geen onnodige obstakels op die weg liggen. Niemand vindt het leuk om met vertraging je geld te krijgen. Niemand, of weinigen, kiezen voor het geld an sich. De meesten kiezen het vanuit een passie voor lesgeven, om een droom in vervulling te zien gaan, om te werken met jonge mensen. Dat wil niet zeggen dat je er bij wijze van spreken moet bij inschieten om een lening af te betalen of als je boodschappen doet, indien je eenmaal de overstap hebt gemaakt naar het onderwijs. Het is daarom een dringende vraag van onze fractie om alles te doen wat mogelijk is om die praktische elementen en obstakels weg te werken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Inderdaad, minister, 74 procent die blijft, dat is een goede zaak. Dat wil dus ook zeggen dat, als mensen de stap als zijinstromer maken, men daar goed over heeft nagedacht. Dat hangt daar ook mee samen, want je verlaat natuurlijk veelal een job of iets anders wat je hebt gedaan, om naar het onderwijs te komen.
Ik ben verheugd dat ik collega Meuleman hier hoor zeggen om out of the box te denken. Andere aparte ideeën, zaken bijsturen, daar moet je allemaal niet mee wachten tot het in een groot pact zit. Ik vind dat goed, dat is voortschrijdend inzicht tussen gisteren en vandaag. Ik denk inderdaad dat we verder op die weg moeten gaan, collega Meuleman, out of the box. Zoals de minister ook bezig is, zoals we inderdaad ook die gastleerkrachten aantrekken, dat is een goede zaak. Of dat dan out of the box, een ideetje, of een ‘W eytske’ is, het maakt mij niet uit hoe men het noemt, collega’s, als er maar leerkrachten zijn. Eenieder die we aantrekken, die de mooiheid van de job ontdekt, en blijft, is inderdaad een leerkracht gewonnen. Dan is er minder studie, minder druk op de collega’s, en meer kans op onderwijskwaliteit. Hoe meer out of the box, hoe meer we leerkrachten ‘in the box’ van het onderwijs krijgen.
Er zijn toch nog een paar zaken in verband met die zijinstromers. Wat vind ik belangrijk? Wanneer mensen bij een school informeren hoeveel ze verdienen als ze als zijinstromer komen werken, dan stel ik vast dat sommige scholen zeggen dat ze ook hun anciënniteit kunnen meenemen. Mensen ondertekenen een contract, ze beginnen te werken, ze brengen de papieren in orde, en krijgen nadien te horen dat ze toch geen anciënniteit krijgen, omdat hun vorige job om verschillende redenen niet wordt meegenomen. Daar wil ik toch echt aandacht voor vragen, want de overheid – dat zijn, collega’s, het parlement – is dan de boeman, terwijl er eigenlijk gewoon fout geïnformeerd is. Ik wil niet denken dat sommige scholen daar gewoon ja op antwoorden in de veronderstelling dat het dan in orde komt en ze dan de zijinstromer tenminste binnen hebben gehaald. Dat zou heel cynisch zijn. Maar ik zou wel willen oproepen dat die info juist is.
Daarnaast – en zo gaat dat ook in heel veel scholen – vind ik het belangrijk dat er ook al een voorschot kan worden gevraagd. Als mensen inderdaad nood hebben aan centen, en dat geldt ook voor niet-zijinstromers, dan moeten zij een voorschot kunnen vragen. Dat kan, die regeling bestaat, misschien moeten we daar ook op wijzen.
Dan wil ik het nog hebben over de documenten die men moet bezorgen. Ik ben zelf eens gaan kijken op de website van het departement Onderwijs, waar staat wat je moet bezorgen. Je wordt verwezen naar de omzendbrief, maar om als niet-onderwijsmens de omzendbrief te kunnen lezen, moet je inderdaad al een doorgewinterde volhouder zijn in onderwijsterminologie. Misschien is het wel goed dat er een gewoon basisbundeltje kan worden gemaakt. Hoe sommige documenten er ook uitzien … Want sommige mensen denken dat ze in aansprak komen voor anciënniteit omdat ze ooit al ergens hebben gewerkt, maar het is niet omdat ze ergens al gewerkt hebben, dat dat ook in orde is.
Ik heb nog een laatste punt, minister. U sprak over die lerarenopleidingen, ik denk dat we daar moeten zorgen dat die lerarenopleidingen gepast zijn voor de zijinstromers. Dat is echt een oproep die ik wil doen. Ik heb nu een verhaal van een zijinstromer die een brief aan zichzelf moet schrijven over hoe hij als leerkracht denkt in het leven te staan. Voor een achttienjarige kan dat interessant zijn, maar voor een veertigjarige die al achttienjarige tieners in huis heeft lopen, werkt dat echt niet motiverend. Dat is niet iets van ons, dat is niet iets van de minister, maar dat zit wel in de lerarenopleidingen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, ik heb de administratie de opdracht gegeven om de procedures te vereenvoudigen, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. (Applaus)
De moeilijkheid is dat men enerzijds zegt dat ze misbruik willen vermijden, en bijvoorbeeld draaideurconstructies wil vermijden. Heel praktisch geef ik u bijvoorbeeld de discussie mee die ik soms wel heb met directies. Zij zeggen dat zij iemand hebben aangeworven via een knelpuntvak, maar zij laten die vervolgens daar ook een ander vak opnemen. Daar krijgt die geen anciënniteit voor, en dat moet volgens hen toch ook kunnen. Je zou dat dan vanzelfsprekend kunnen vinden, maar als je dat natuurlijk doet, heb je geen knelpuntvakken meer, dan kun je via alle vakken de facto instromen. Dan zegt het departement Begroting dat dat niet de bedoeling was.
Ik moet hen daarnaast ook altijd meegeven, maar dat siert hen ook, dat ze in geval van twijfel altijd het voordeel van de twijfel aan de betrokkene zelf moeten geven. Maar dan moet je natuurlijk vermijden dat er te grote verschillen zijn in de behandeling.
Het starterspakket bestaat. Zoals gezegd is dat nogal beschrijvend over de regeling, over het systeem en hoe ons onderwijs in elkaar zit. Mogelijk gaat het er ook over dat je dan onmiddellijk van de geneugtes proeft van tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) en van onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO). (Opmerkingen en gelach)
Als ze dan nog niet weg zijn … dan zijn ze echt overtuigd.
We willen daar wel verder in gaan in samenspraak met de lerarenopleiding. Dat is een van de zaken die we momenteel in bespreking hebben. Kunnen we zorgen voor een starterspakket dat meer gericht is op didactische methodieken en op klasmanagement? Kunnen we ervoor zorgen dat de lerarenopleidingen ook iets meer gaan doen en het gat vullen dat er momenteel is op vlak van de aanvangsbegeleiding? Moeten we de noden open laten, niet omdat er geen middelen zouden zijn, maar omdat we tekorten zouden veroorzaken in de andere klassen? Daar kijken we naar. In het sociaal overleg loopt ook een discussie over een aantal out of the box voorstellen die ik heb gelanceerd en die ondertussen ook zijn goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Volgens sommigen zijn ze te ver van de box. We hebben het daar ook over de zijinstroom in globo, niet alleen over de procedures maar ook over hoe we dat nog zouden kunnen verruimen. Op die discussie kan ik niet vooruitlopen.
In algemene termen moet ik ook het volgende meegeven. Ik heb een onderzoek gegund met betrekking tot de motieven voor uitstroom. Ik spreek een beetje voor mijn beurt, maar ik ga ervan uit dat dit wel een onderscheid maakt tussen hoe men is ingestroomd. Ben je via de lerarenopleiding ingestroomd, via de zijinstroom, en wat zijn vervolgens je motieven om af te haken? Dat onderzoek is momenteel gegund, maar ik durf niet uit het hoofd te zeggen wanneer de oplevering voorzien is. Dat zal ik moeten checken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dit is interessante info. Ik ben benieuwd naar dat onderzoek, maar ook naar hoe we in de toekomst de zijinstromers en ook anderen in het onderwijs kunnen houden. Want daar zal vaak ook één en één drie zijn. Als we inzetten op retentie van jonge leerkrachten, kunnen daar wellicht bepaalde zaken gehouden of gematcht worden met zijinstromers.
Minister, ik kijk in elk geval uit naar de mogelijkheden om de lerarenopleiding in te zetten op de aanvangsbegeleiding en ik hoop dat we werk kunnen maken van de flexibiliteit van de opleiding zelf om rekening te houden met de competenties die mensen al hebben. Men moet aanvullende opleidingen geven en niet hen zaken laten doen die ze al goed onder de knie hebben.
Er is heel wat dat in de toekomst nog zal worden opgevolgd.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik voel hier draagvlak ontstaan voor het uitbreiden van die anciënniteit, zelfs bij coalitiepartners die bezorgd zijn om de begroting.
Het feit dat het gaat over de wetgeving omzeilen omdat ze dan deeltijds in een niet-knelpuntberoep fungeren is een punt. Een school heeft een vacature in een knelpuntberoep en werft iemand aan, er valt iemand uit in een niet-knelpuntberoep … dat ze dan niet kunnen bijspringen is eigenlijk wel jammer. Er zitten daar toch nog wel hindernissen. Ik ben het eens met de collega’s dat het echt interessant zou zijn om dat verder te bekijken.
U bent vrij euforisch. U zegt dat 75 procent blijft. Optimistisch is een beter woord en de heer Daniëls is dat meer dan u, maar de cijfers per jaar bekijken is één zaak. Wat zien we bij de beginnende leerkrachten? Men spreekt er altijd over dat een op de drie het onderwijs verlaat binnen de vijf jaar. Het is die periode van vijf jaar die cruciaal is. Het eerste jaar zegt men nog dat men het een kans zal geven. En dan volgen het tweede en het derde jaar. Ik ben heel benieuwd naar de evolutie van die cijfers en of die 75 procent zal kunnen worden aangehouden.
We kijken uit naar die evolutie.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik ben ook benieuwd naar dat onderzoek naar de uitstroom. Het is echt een noodzaak dat we dat voeren om er beter over geïnformeerd te zijn. Zo kunnen we de problemen misschien ook beter aanpakken.
De heer Daniëls heeft even ‘voorschot vragen’ in de mond genomen. Dat doet me denken aan mijn beginperiode in de jaren tachtig. Mijn vrouw en ik stonden allebei aan het begin van onze onderwijscarrière. We werden geen van beide uitbetaald. We kregen het eerste loon begin januari of eind januari, niet vroeger. We moesten dus maand na maand voorschotten gaan vragen. Ik vond dat vrij vernederend. Ik weet niet of het een recht is, dan wel of het een goodwill is van de directie op dit ogenblik. Misschien moet dat in die brochure die u gaat voorleggen aan de zijinstromers vermeld worden. Het is belangrijk dat zij dat weten en dat zij er eventueel ook recht op hebben. Deze situatie mag voor hen niet te lang duren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.