Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister-president, ik moet zeggen dat ik al een aantal jaren de herdenkingsactiviteiten in Nederland met betrekking tot Bevrijdingsdag in de Tweede Wereldoorlog volg. Ik heb vorig jaar deelgenomen aan het toen nog kersverse initiatief van de 8 meibeweging in Breendonk, waar er onverwachts veel volk was en waar toch echt een gevoel leefde dat wat in Nederland kon en waar mensen klokslag op het juiste moment allemaal stilstaan voor een minuut stilte, waar er ontzettend veel culturele activiteiten zijn en insteken om en rond de begrippen vrijheid en herinnering … Gezien wat er bij ons beweegt in Vlaanderen en omdat er bij onze noorderburen al heel lang een sterke traditie is en 8 mei destijds ook bij ons een nationale feestdag was, wil ik met u van gedachten wisselen over die herdenking van de bevrijding en het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog.
Ik had deze vraag uitgesteld in de hoop dat we al een debat konden hebben over ons voorstel van resolutie in de andere commissie. Helaas is dat door stikstofperikelen uitgesteld. Maar ik vind het toch belangrijk om ze nu te stellen, omdat er ondertussen in eigen land al heel wat culturele activiteiten worden georganiseerd, van pianoconcerten tot een hele hoop artistieke en culturele activiteiten.
In 1987 werd in Nederland het Nationaal Comité 4 en 5 mei opgericht, dat die nationale herdenking van 4 mei, de Bevrijdingsdag in Nederland, organiseert en coördineert, en ook de educatieve projecten die daarmee samenhangen, namelijk de publiekscampagnes, onderzoek et cetera uitwerkt. Het werkt daarvoor samen met verschillende actoren, en zoals gezegd gaat het echt over zingeven van het herdenken en het vieren en levend houden van wat er gebeurde in de Tweede Wereldoorlog. Het gaat over het historische element en het algemene belang van rechtvaardigheid, democratie en vrijheid in de samenleving.
Het is een heel verhaal, maar de belangrijkste insteek van deze vraag vandaag ten aanzien van u, is toch het artistieke. In een samenleving die heel vaak steeds meer lijkt te polariseren, is het belangrijk om te blijven streven naar die principes van democratie, rechtvaardigheid en vrijheid. En als je dan ziet dat in die 8 meicoalitie verschillende mensen zitten die nabestaanden zijn van partizanen en zelf nabestaanden zijn van joodse families die in het culturele en academische veld bijzonder actief zijn en het voortouw nemen, dan denk ik dat het interessant is om te kijken hoe we daar vanuit die artistieke hoek de nodige ondersteuning en het nodige kader kunnen bieden.
En vandaar mijn vragen, minister-president. Kent u de 8 meicoalitie? Hoe kijkt u naar dat initiatief en dan vooral naar wat daarrond spontaan opborrelt, niet alleen wat betreft de doelstellingen, maar ook wat betreft het hele culturele aspect?
Kent u het Nederlandse Nationaal Comité 4 en 5 mei? Staat u er eventueel voor open om erover na te denken om in Vlaanderen een gelijkaardig initiatief op te richten zoals dat Nederlands Nationaal Comité, zodat ook die organisatorische en coördinerende rol kan worden opgenomen?
Kunt u ons toelichten hoe u vanuit het beleidsdomein Cultuur mee werk wilt maken van de principes democratie, rechtvaardigheid, vrijheid en een minder gepolariseerde samenleving, net in het kader van deze toch wel culturele herdenking van de Tweede Wereldoorlog?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Het 8 meicollectief is me bekend, net als het Nederlands Nationaal Comité 4 en 5 mei. Er is op dit moment geen contact geweest met het 8 meicollectief, en bij mijn weten is er vanuit dat collectief ook geen vraag naar ons toe gekomen. Vanuit het departement Cultuur plannen we geen initiatieven daarrond.
Ik zou toch even willen aanstippen dat er in de maatschappelijke praktijk een grotere drive is voor de herdenking van de concrete bevrijding door de geallieerden. Hoewel 8 mei 1945 als historisch moment een belangrijke dag is, lijkt in Vlaanderen de herdenking en het levend houden van de herinnering aan de bevrijding in september 1944 een grotere weerklank te vinden in tal van lokale en bovenlokale initiatieven. Ook in Nederland is het overigens in de eerste plaats de bevrijding die wordt herdacht. Zuid-Nederland werd eveneens in september 1944 bevrijd, maar nadat de geallieerde opmars met de operatie Market Garden tot stilstand kwam, zou de rest van Nederland bezet blijven tot de definitieve en onvoorwaardelijke overgave van nazi-Duitsland in mei 1945.
Het is die herinnering die in Nederland aangehouden wordt, 4 mei, de dag waarop de Duitse troepen in Nederland capituleerden en 5 mei, de dag waarop heel Nederland officieel bevrijd werd, al zou de effectieve en totale bevrijding van Nederland gefaseerd duren tot midden juni 1945.
Voor het eventueel opschalen en coördineren van de initiatieven die uit de gemeenschap komen, wordt in de eerste plaats gekeken naar het gemeenschapsleven zelf, dat daarvoor al dan niet een beroep kan doen op het aangeboden ondersteuningsinstrumentarium van het departement Cultuur. Het staat iedereen vrij om zich te organiseren en initiatieven te ontwikkelen zoals dat al in ruime mate en langere tijd gebeurt voor de talloze herdenkingen van de bevrijding van Vlaanderen in september 1944. Ik denk dan aan de vele bevrijdingsfeesten die jaarlijks in september plaatsvinden in de Vlaamse gemeenten en steden. Vanuit het departement Cultuur gaan we hierin evenwel geen verder initiatief ondernemen, net zomin als we voor andere spontane en organische sociale activiteiten de rol van instigator op ons nemen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, voor uw antwoord, dat heel duidelijk is, maar ik vind het tegelijkertijd bijzonder jammer. Hier komt iets van onderaan dat zeer organisch groeit, waarbij verschillende mensen uit verschillende hoeken elkaar vinden: academici die sterk cultureel gericht zijn, mensen die zelf wortels hebben in het hele verhaal van de Tweede Wereldoorlog vanwege de geschiedenis van hun families. Zij vinden elkaar en beginnen naar Nederlands voorbeeld een oud verhaal waar een feestdag rond heeft bestaan, nieuw leven in te blazen. Daar zit veel enthousiasme, veel creativiteit achter, en u zegt dat ze binnen het bestaande kader, net zoals bevrijdingsfeesten enzovoort, een beroep kunnen doen op u, maar dat u niet meer gaat doen. Dat vind ik eigenlijk wel jammer, zeker als je ziet wat de impact en de culturele, coördinerende, en organisatorische rol van het Nationaal Comité in Nederland is. Ik zou het fantastisch vinden mocht de Vlaamse regio, mocht u als minister-president zeggen dat u het mooi zou vinden als we naar zoiets zouden evolueren, dat u daarover gaat nadenken en dat u met die mensen gaat samenzitten om te kijken hoe u dat mogelijk kunt maken. Dat lijkt me een houding die van meer openheid zou getuigen.
Mijn oproep aan u is om die mensen eens uit te nodigen, al die mensen die nu in kaart aan het brengen zijn wie die verzetsstrijders waren, wat hun rol was in ons land, in ons Vlaanderen, welk verschil zij gemaakt hebben en hoe zij in beeld worden gebracht. Het feit dat we heel veel van die mensen gewoon niet kennen, zegt genoeg. Ook op educatief vlak is dat ongelooflijk belangrijk. Ik blijf toch echt wel op mijn honger zitten. U zegt dat het bestaat en dat dat goed is, dat u hun een kader geeft en dat u ze verder laat doen. Ik denk dat we van een minister-president toch wel meer mogen verwachten dan dat.
Mijn expliciete vraag aan u is om de mensen uit Nederland eens te ontmoeten om te kijken hoe zij dat doen en welke inspiratie we eruit kunnen halen en langs de andere kant, de mensen van 8 mei te ontmoeten en te kijken of we daar iets meer van kunnen maken. Dat is uiteraard niet tegen wat er al gebeurt rond de bevrijdingsfeesten, maar het maakt het mogelijk om die belangrijke waarden en ook die herdenking toch op te schalen en de plaats te geven die het ook historisch en maatschappelijk verdient. Vandaar mijn expliciete vraag om die contacten op te nemen en toch te heroverwegen om hier anders, meer actief, meer coördinerend, en meer open mee om te gaan.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Ik moet u gelijk geven, minister-president. De traditie om de bevrijding te vieren, was altijd sterker dan die om de capitulatie van Duitsland te herdenken, zelfs toen al, in de kringen van het verzet. Het lijkt me dan niet meer dan logisch dat we aan die traditie vasthouden. We hebben daar trouwens in Sint-Niklaas ieder jaar ook een geweldig feest rond, de Vredesfeesten, Villa Pace, waar iedereen steeds welkom is.
Begrijp me niet verkeerd: ik heb niets tegen het feit dat de overwinning op het nationaalsocialisme en het fascisme herdacht wordt. Maar we mogen binnen de historische context en zeker wanneer er continu met het begrip democratie wordt geschermd, toch ook niet blind blijven voor het feit dat 8 mei 1945 misschien wel voor West-Europa de definitieve overwinning van de democratie op totalitaire systemen betekende, maar voor tientallen miljoenen inwoners van Centraal en Oost-Europa 8 mei een nieuw einde van de politieke vrijheid en een voorzetting van een totalitaire dictatuur betekende, die nog maar liefst 45 jaar zou aanhouden. Pas bij de omwenteling in 1989, bij de val van het communisme in Europa, kwam de echte bevrijding voor heel Europa.
Ik zou willen afsluiten. Met dat laatste gegeven in het achterhoofd vind ik het heel wrang om dan het volgende te lezen op de PVDA-webstek Solidair, in samenwerking met de 8 meicoalitie: “Het verzet speelde een grote rol in de overwinning maar men moet ook vooral de rol van de communisten onderstrepen die, veel meer dan wie ook, hebben bijgedragen aan de strijd voor de democratie, te beginnen met de staat die toen symbool stond voor de communisten, de Sovjet-Unie.” Iets verder staat er dat het duidelijk is dat 8 mei niet als feestdag hebben, de opoffering vergeten is van miljoenen mensen, verzetsstrijders, vakbondsmensen, democraten, patriotten, antifascisten en vooral – onderstreept – communisten. Sorry, maar daar distantieer ik mij volledig van.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Los van wie allemaal achter 8 mei zit, denk ik wel dat de vraag van collega Almaci terecht is. Wat de historistische redenen ook zijn – daar zijn ongetwijfeld veel verklaringen voor –, het is wel een realiteit dat wij de namen van collaborateurs in Vlaanderen beter kennen dan die van de verzetsstrijders. Ik wil de oproep ondersteunen om na te denken en samen te zitten over op welke manier we 8 mei beter kunnen herdenken. Je ziet ook dat dat steeds meer begint te leven, bijvoorbeeld ook op twitteraccounts als die van Dany Neudt, waar hij die verzetshelden onder de aandacht brengt. Dat leeft vandaag, zij het niet bij heel de bevolking, maar het leeft wel. Ik denk dus dat het verstandig zou kunnen zijn om daar toch op in te gaan.
Ik ga zelf ook nog even aansluiten. Mevrouw Almaci verwijst naar de 8 meicoalitie. Ik heb die website eens geopend. Soms zegt men van de Vlaamse Regering dat zij bepaalde zaken gebruikt – ik verwijs naar de canon of ‘Het verhaal van Vlaanderen’ – om politieke doeleinden te bereiken. Dan zie ik bij de 8 meicoalitie onmiddellijk: “extreemrechts viseert ook jou” in het rood staan. Er staat duidelijk in: “Samen pakken we de strijd tegen de opkomst van extreemrechts in handen.” Ik houd niet van extreemrechts, maar ik houd ook niet van extreemlinks. Ik vind het met andere woorden een beetje raar dat die 8 meicoalitie onmiddellijk in één richting wordt geduwd. Daar zitten dus toch wel wat andere dingen bij dan louter alleen een herdenking. Ik denk dat een herdenking er moet zijn om te zeggen dat geen enkel totalitair regime soelaas of enige hoop of enig perspectief voor de mensheid biedt.
Wat betreft mei: ik verwijs naar mijn eigen stad, waar een jaarlijkse herdenking telkens in september plaatsvindt. Waarom? Omdat mensen zich dat herinneren. Ik verwijs opnieuw naar ‘Het verhaal van Vlaanderen’, waarin Tom Waes iets vertelt over zijn vader. Mensen herkennen die septemberdagen, omdat ze toen in contact kwamen met de geallieerde soldaten. Het lijkt me dus logisch dat ook lokaal hier en daar herdenkingen zullen ontstaan rond die septemberdagen van de bevrijding. Maar in elk geval hoop ik dat alles sereen verloopt en dat we dat dan niet gaan gebruiken om een bepaald statement te maken. Dat zou ik erg vinden. Ik vind het ook een beetje jammer dat die 8 meicoalitie blijkbaar toch een beetje die richting uit gaat.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik heb weinig toe te voegen aan mijn antwoord van daarnet. Er is natuurlijk vrij initiatief in Vlaanderen. Ik begrijp niet dat, als er een vrij initiatief wordt genomen, er dan onmiddellijk naar de overheid wordt gekeken om dat te ondersteunen. Ik heb daar op dit vlak geen enkele ambitie toe. Als die mensen ons willen zien: mijn deur staat altijd voor iedereen open. Wij hebben ons subsidie-instrumentarium, en als ze daar een beroep op kunnen doen, zal hun aanvraag in objectiviteit worden behandeld, net als alle andere aanvragen. Maar daar houdt het, wat mij betreft, op.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik kan alleen maar eindigen met het feit dat ik betreur dat er twee dingen door elkaar worden gehaald. Ik heb een oproep gedaan om te kijken hoe men in Nederland met het Nationaal Comité, – dat in 1987 werd opgericht, lang nadat de feestdag een feit was –, de viering van de bevrijding en de nationale herdenking organiseert en coördineert. En ook in Nederland is er, naast de herdenking van de bevrijding en de capitulatie, ook het gegeven van het actief levend houden van bepaalde waarden rond vrijheid en democratie. Ik kan mij heel goed voorstellen dat sommige collega’s zeggen dat ze het moeilijk hebben met extreemrechts. Natuurlijk is het een overwinning geweest op het fascisme. Als dat geen extreemrechts is, wat dan wel? (Opmerkingen van Filip Brusselmans)
Dat is de Tweede Wereldoorlog geweest. Je mag dat noemen zoals je wilt, maar de nazi’s waren fascisten. Blijkbaar voelen sommigen zich daardoor aangesproken. Ik vind dat opmerkelijk.
Ik ga afsluiten met die oproep nog eens te herhalen. Er gebeuren heel veel culturele activiteiten. Een Vlaanderen dat wil excelleren – en we gaan het daar straks ook over hebben in het kader van de Warande – zou actief kunnen nadenken over hoe we dat kunnen coördineren en organiseren in plaats van gewoon te zeggen dat we het aan anderen overlaten. Ik zou willen vragen om eens over het muurtje te kijken naar Nederland. Ik zou heel graag als commissie het Nationaal Comité ook eens willen uitnodigen. Ik hoor dat u zegt dat, als ze naar jullie komen, jullie daar dan, binnen het bestaande kader, voor openstaan. Ik hoop dat de vele activiteiten die dit jaar plaatsvinden, niet worden weggeduwd vanwege een bepaalde inspiratie, maar echt op hun merites worden bekeken, want ik denk dat dit wel eens meer zou kunnen leven dan sommige collega’s hier vandaag aanvoelen. En ik hoop dat er dan ook de flexibiliteit is om te kijken hoe we daarin een faciliterende rol kunnen spelen, dus verder dan de boodschap om gebruik te maken van de subsidies.
De vraag om uitleg is afgehandeld.