Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Meremans heeft het woord.
Uit cijfers van Autodelen.net blijkt dat het gebruik van de deelauto alsmaar aan het groeien is. Eind vorig jaar waren er ruim 120.000 actieve gebruikers, wat een groei is van bijna 40 procent ten aanzien van 2021. In 2020 waren het er slechts 54.578. Daarnaast kwamen er 671 deelwagens bij. Uit onderzoek van de KU Leuven blijkt dat één deelwagen tussen de drie en tien privéwagens vervangt, waardoor alle deelauto’s in Vlaanderen samen maar liefst 17.079 privéwagens vervangen. Met deze wagens werden er in Vlaanderen alleen al 900.000 ritten gemaakt. Uit hetzelfde onderzoek bleek trouwens ook dat 31 procent van de autodelers ook vaker de fiets neemt.
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar het autodelen op dit moment het meest ingeburgerd is, speelt enigszins in op deze trend door een mobiliteitscheque uit te schrijven aan inwoners die hun auto wegdoen. Die kan onder andere gebruikt worden voor een abonnement op deelwagens.
De belangenorganisatie is alvast enthousiast over deze trend en roept ook op om het concept meer in de verf te zetten. Daarnaast pleiten ze voor een verdere fiscale beloning voor de autodelers door de btw op dit concept te verlagen van 21 naar 6 procent.
Minister Somers gaf daarnaast reeds aan om het concept van autodelen verder te stimuleren en zo tegen 2030 minstens twee deelwagens per duizend inwoners ter beschikking te hebben.
Minister, hoe zult u inspelen op de conclusies van deze cijfers? Hoe beoordeelt u de voorstellen van Autodelen.net?
Wat is de impact op dit moment op de modal shift? Daarnaast heeft het concept het meeste succes in verstedelijkte gebieden. Hoe kan dit verder gestimuleerd worden om de hogere doelstellingen inzake modal shift in de vervoerregio’s van de Vlaamse Rand, Antwerpen en Gent te behalen?
Hoe zult u de modale Vlaming overtuigen om dit alternatief meer te gaan gebruiken?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u, mijnheer Meremans voor uw vraag over autodelen en de modal shift waar we allemaal op willen inzetten. Ook binnen het thema basisbereikbaarheid kiezen we volop voor de modal shift, met name met de Hoppinpunten waar snel van het ene vervoersmiddel naar het andere kan worden overgeschakeld.
Het rapport van Autodelen.net vzw geeft aan dat het gebruik van deelauto’s toeneemt. Dat is goed nieuws, omdat deelmobiliteit een belangrijke rol te spelen heeft. Sommigen beweren wel eens dat we iedereen op de step of de fiets willen, ook mensen met een beperking, neen, uiteraard kijken we ook naar andere vervoersmodi, onder andere de deelmobiliteit.
Het rapport van Autodelen.net geeft aan dat 35 procent van de groep autodelers minder met de auto rijdt. Ongeveer de helft van de autodelers merkt geen verandering in het gebruik van de auto. Dit is gelijkaardig voor de fiets. 31 procent van de autodelers rijdt vaker met de fiets en 64 procent merkt geen verandering in het aantal fietsverplaatsingen. De impact op het gebruik van het openbaar vervoer is beperkt.
We willen deelmobiliteit in het kader van de basisbereikbaarheid en de modal shift dan ook verder stimuleren als onderdeel van het vervoer op maat. In de Hoppinpunten – voor zover de lokale besturen dat gevraagd en in de plannen goedgekeurd hebben – willen we de deelmobiliteit toekomstgericht faciliteren.
Begin dit jaar werd beslist dat het aan de vervoerregioraden is om te bepalen waar welke deelsystemen komen. Dat moet niet vanuit Brussel worden bepaald, zeker omdat er al op veel plaatsen deelaanbieders zijn. Ik heb al meermaals het voorbeeld gegeven van Leuven waar al heel wat deelmobiliteit voorhanden is, maar ook in Antwerpen. Denk maar aan de fietsen van Donkey Republic, maar ook Cambio, Blue Bike en dergelijke. Het gaat niet alleen om auto’s maar ook fietsen. Er is al een aanbod. Ze kunnen zelf kiezen of ze dat aanbod verruimen en/of met andere partners in zee gaan. We geven de vrijheid aan de vervoerregio’s om snel tot een realisatie te komen. Van onzentwege blijven we verder inzetten op communicatie en sensibilisering.
Medio 2022 lanceerden we samen met de steden en gemeenten de publiekscampagne over het nieuwe openbaar vervoer in Vlaanderen. De nieuwe mobiliteitsvisie over de basisbereikbaarheid wordt hierbij voorgesteld aan het brede publiek, waarbij wordt uitgelegd wat combimobiliteit is. Ook het gebruik van deelsystemen komt hierin duidelijk aan bod.
Verder hebben we ook in juni 2022 het verhaal gehad van het Netwerk Duurzame Mobiliteit. Daarrond komt een tweede campagne dit jaar, de campagne van ‘Dertig Dagen Minder Wagen’. Die wil mensen inspireren om meer na te denken over hun verplaatsingen, en de auto desgevallend eens iets meer te laten staan. De deelnemers ontvangen dan ook tips en tricks en voordelen van de verschillende mobiliteitspartners, om zodoende kennis te maken met de vele alternatieven die er zijn.
Ik moet zelf zeggen dat ik regelmatig mensen tegenkom die me zeggen dat ze hun auto hebben ingeleverd, en dat ze hebben beslist om geen nieuwe auto aan te kopen, maar dat ze ook hebben beslist om gebruik te maken van de deelsystemen, en dat werkt allemaal super. Heel vaak zijn dat ook emissievrije auto’s, en dat maakt het alleen nog maar interessanter.
Wij subsidiëren wat dat betreft dan ook verschillende vormen van deelmobiliteit. We hebben onder andere het mobiliteitsproject van delende autobezitters waarbij we dat autodelen in Vlaanderen ook een boost willen geven. We hebben ook een actieprogramma ‘Alibi’, wat staat voor Autodelen Lokaal succesvol Implementeren via parkeerbeleid, Berekening vervangratio en Impactmeting. Autodelen is een lokaal succesvol verhaal, dat implementeren we ook, onder meer via parkeerbeleid en dergelijke.
Er wordt kortom toch wel heel wat gedaan om die deelmobiliteit, die deelauto’s verder te faciliteren en mensen daar warm voor te maken. Volgens de cijfers kan één deelauto gemakkelijk acht auto’s vervangen. Het zal een stuk afhangen van regio tot regio. Gisteren heb ik gehoord dat het tussen de drie en tien wagens zijn die men kan vervangen. Dat is dus afhankelijk van de locatie. Maar ik geloof alleszins wel in die deelmobiliteit, en zie alleen maar een stijging in het aantal gebruikers die de deelmobiliteit koesteren.
De heer Meremans heeft het woord.
Inderdaad, vervoerregio’s zijn ermee bezig, dat geldt ook voor de steden en gemeenten. Wat de Vlaamse overheid kan doen is het sensibiliseren en coördineren. Want het is vooral een bezorgdheid van mij voor de minder stedelijke gebieden, of het daar ook kan doordringen. Want de vorige keer heb ik het ook gehad over de elektrische auto. Ik vermoed dat het autobezit zal dalen, het autogebruik zal misschien ook dalen, maar in mindere mate, denk ik, want mensen hebben auto’s nog steeds nodig. Het is vooral de kostprijs van elektrische auto’s die mensen meer tot autodelen zal brengen.
Maar goed, dat moeten we afwachten. Ik zou ook willen aanraden om te sensibiliseren naar steden en gemeenten, indien zij bijvoorbeeld gaan naar projecten die ze vergunnen – ik denk maar aan woonbeleid – om daar altijd standaard een deelsysteem in te plaatsen, zodanig dat het eigenlijk dicht bij de burgers is. Zodat in een bepaalde nieuwe wijk, ik zeg nu maar iets, bij een industrieel pand dat via een ruimtelijk uitvoeringsplan omgevormd wordt tot woning ook voldoende in deelmobiliteit wordt voorzien.
Mevrouw Mertens heeft het woord.
Bedankt voor uw boeiende vraag, mijnheer Meremans.
Het impactrapport waar we hier over spraken, heb ik ook met de nodige aandacht doorgenomen. Ik ben ook heel blij dat deelmobiliteit hier toch wel gesteund wordt. De meerwaarde van die deelwagens is hier al aangehaald, namelijk dat ze de drukte op de wegen zullen verlagen en het ruimtebeslag door parkeerplaatsen aanzienlijk verminderen. Er is ook een algemene toegankelijkheid tot het algemeen vervoer, er is een vlottere bereikbaarheid, en zo kan ik nog een tijdje verdergaan.
We zien dat het aantal gebruikers van deelmobiliteit de jongste jaren vrij spectaculair aan het stijgen is. Het staat eigenlijk nog maar in zijn kinderschoenen, dus we denken dat dat nog een heel mooie toekomst tegemoet gaat. Ik ben ook blij dat er hier verwezen wordt naar de fiscale stimulans om de btw van autodelen te doen zakken naar 6 procent. Dat is iets dat werd opgenomen in de resolutie van mijn collega Jef Van den Bergh.
Mijn vraag hierbij is hoe u precies staat tegenover deze fiscale stimulans. Wat denkt u dat de impact zal zijn op het gebruik van deelwagens?
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden was u te gast in de Commissie Vlaams Energie- en Klimaatplan, waar onder andere een aantal vragen over deelwagens aan bod kwamen. De sector stelde daar een aantal vragen, maar ik heb daar toen niet echt een antwoord op gehoord, vandaar dat ik ze nu misschien nog eens kan stellen.
Vanuit de sector kwam de vraag om opnieuw zero-emissiepremies in te voeren, maar enkel voor deelwagens. En wat de elektrische deelwagens betreft, waren er ook vragen rond de laadinfrastructuur. Autodelen vindt, zoals u weet, plaats in het openbaar domein. Dat betekent dat ze ook publieke laadtarieven moeten hanteren en dat maakt dat autodelen niet echt rendabel is. Dat vormt dus eigenlijk een rem op het gebruik ervan. Zij vragen dus ook een voordeliger tarief bij particulier laden. Door de elektrificatie komt er eveneens een hogere druk op de publieke laadinfrastructuur. Bovendien moeten die deelwagens op elk ogenblik opgeladen zijn, want anders kunnen ze niet worden gebruikt.
Er komt een toekomstige shift op het rotatietarief, waarbij opgeladen wagens die aan een laadpunt blijven staan, zullen moeten betalen. Men vraagt daar ook een alternatieve oplossing, waarbij het rotatietarief zou wegvallen voor deelwagens.
Bent u bereid om op die vragen in te gaan? Want ik denk wel dat ze ertoe kunnen bijdragen dat deelwagens intensiever zullen worden gebruikt.
De heer Bex heeft het woord.
Ik dank collega Meremans voor de vraag en de minister voor haar antwoord.
Minister, het is de doelstelling van de Vlaamse Regering om tegen 2030 twee deelwagens per duizend inwoners te hebben. Dat betekent dat we naar iets meer dan zesduizend deelauto's moeten gaan. Eind 2022 zaten we op 3420 exemplaren. Er is dus nog wel een stevig traject af te leggen.
Wat ik een beetje gemist heb in het antwoord op de vraag van collega Meremans, is hoe u dat traject ziet en of u van mening bent dat we op schema zitten. Volgens Autodelen.net zou dat niet zo zijn en zou er een tandje bij moeten worden gestoken.
Om dat te doen, denk ik dat u inderdaad meer kunt doen dan wat u vandaag doet. De collega heeft een zeer goed voorbeeld gegeven, namelijk de ontwikkeling van nieuwe woonprojecten. Ik heb zelf een nieuw woonproject in Utrecht bezocht, waar de parkeernorm bijzonder laag was. Dat is dus het aantal parkeerplaatsen dat men moet voorzien per appartement. Daarbij werd een stevige plicht opgelegd om autodelen te voorzien en dan zie je dat heel veel van die bewoners ervoor kiezen om aan autodelen te gaan doen. Het wordt zelfs een financieel voordeel om daar te gaan wonen, omdat je geen auto meer nodig hebt. En daar staan dan inderdaad ook wel zeer veel deelwagens.
Dat zou iets kunnen zijn waar de Vlaamse overheid initiatieven rond ontwikkelt. Dat ligt misschien veeleer bij uw collega Demir, maar vanuit mobiliteitsoogpunt lijkt me het toch zinvol dat u daarover met haar zou overleggen.
Dat zijn een aantal stappen die we toch niet gewoon kunnen overlaten aan de vervoerregio's, en dan hopen dat het wel goed komt. Ik hoop dus, minister, dat u daar nog wat meer zin voor initiatief aan de dag kunt leggen.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, u hebt het in het eerste deel van uw antwoord gehad over de modal shift, als dat autodelen heel populair wordt en een absolute boost krijgt. Ik geloof daar ook heel sterk in. Ik denk ook dat dat nog een van die verborgen schatten op zolder is. Er gaat nog meer aanbod moeten komen. Maar de tijd dat een wagen een statussymbool was, is voorbij. Vandaag maak je meer indruk op de omgeving met een chique fiets. Er zijn ook de voordelen rond parkeerdruk en dergelijke meer.
Collega Bex, in de grotere steden kun je die stap al zetten. In landelijk Vlaanderen denk ik dat dat op middellange termijn ook gaat komen, omdat mensen ook wel beseffen dat autobezit gewoon een dure hobby is, naast de klimaatoverwegingen, het ruimtebeslag en andere dingen die we hebben gehoord. Als je een auto nodig hebt, heb je hem nodig. Maar een auto bezitten, is eigenlijk wel een heel dure hobby. We moeten er alles aan doen om ook in de landelijke delen van Vlaanderen te zorgen dat er genoeg aanbieders zijn, minister. Ik denk dat het ook goed is om eens met die steden – ik denk aan Mechelen, waar dat autodelen al heel erg aanwezig is – rond de tafel te zitten, want we spelen hier ook graag allemaal leerling-tovenaar, om eens te horen wat daar de ervaringen zijn en waar er eventueel correcties moeten worden doorgevoerd of tandjes worden bijgestoken.
Ook wat betreft de Hoppinpunten zitten we in de startblokken. Waar het mogelijk is, zou daar ook ruimte moeten worden voorzien om daar bijvoorbeeld deelauto’s aan te bieden. Dat maakt het aanbod van het collectief vervoer op die manier compleet.
Deelmobiliteit is absoluut een factor die zeker en vast aan gewicht en belang gaat winnen. Ik denk dat we ons over tien jaar gaan afvragen waarom dat zo lang heeft moeten duren.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen en opmerkingen.
Ik denk dat we allemaal de deelmobiliteit moeten koesteren, maar ik denk tegelijkertijd ook dat we daar al een voortrekkersrol in hebben als we de ambitieuze plannen beschouwen die we op tafel hebben gelegd met deze Vlaamse Regering, met name twee deelauto’s per duizend inwoners tegen 2030. Dat zijn ambitieuze plannen.
Een aantal sceptici hier denken dat we dat niet gaan halen, maar ik heb er wel vertrouwen in dat we dat gaan halen. Waarom heb ik daar vertrouwen in? Ten eerste zien we het stijgend aantal deelauto’s. Ten tweede zien we dat heel veel lokale besturen in hun eigen energie- en klimaatplannen heel wat aspecten opnemen rond deelmobiliteit. Ten derde gaan we dat bijkomend ook nog faciliteren rond onze Hoppinpunten, zodat er daar ook deelmobiliteitsaanbieders kunnen zijn. Dat is ook in samenspraak met de lokale besturen en de vervoerregioraden. Kortom: ik heb er wat dat betreft alle vertrouwen in dat dat er ook gaat komen.
Mijnheer Meremans, ik denk ook dat het aan de lokale besturen is om daar waar er bijvoorbeeld groepswoningbouw is of een nieuwe verkaveling – onze ruimte is schaars – ruimte of een laadpaaleiland moet kunnen worden voorzien, zodat ook daar de deelmobiliteit mee in kan worden opgenomen. Ik denk dat dat alleen maar een bijkomende service is naar die nieuwe verkavelingen; ik denk dat de lokale besturen wat dat betreft het best in overleg treden met de respectievelijke projectontwikkelaars.
Mijnheer Verheyden, ik denk niet dat elke bekommernis die u hier stelt specifiek onder mijn bevoegdheid valt, maar alleszins ben ik wel een pleitbezorger van die deelmobiliteit. Mevrouw Mertens, er is het verhaal van die fiscale maatregelen. U vraagt mijn standpunt, maar u zegt zelf ook meteen erbij dat het aan de federale overheid is om al dan niet te beslissen om de btw-verlaging van 21 naar 6 procent door te voeren. Dus ik denk dat dat alleen maar een bijkomende stimulans kan zijn om de deelmobiliteit nog meer een boost te geven.
Het klopt ook wat de heer Keulen zegt. Waar het landelijk is in Vlaanderen gaat de winstmarge voor die deelmobiliteitsaanbieders kleiner zijn dan in een stedelijke context. Maar het is ook juist dat we daar in het kader van het vervoer op maat ook wat mee op kunnen inzetten. Het is nu aan de vervoerregio’s om dat verder te faciliteren.
Dus, kortom, ik ben positief ingesteld en ik denk dat die deelmobiliteit ook alle aandacht krijgt die ze verdient. Ik dank u.
De heer Meremans heeft het woord.
Inderdaad, ik ben ook positief daarin. Ik denk dat als we blijven sensibiliseren, ook bij de gemeenten, er bij heel veel gemeentebesturen die klik zal komen.
Wat betreft de vraag van onze collega over de btw die van 21 naar 6 procent zou gaan, dat is een federale bevoegdheid. Ik maak niet graag de rekeningen van andere regeringen. Gezien de budgettaire context weet ik niet wat er allemaal nodig is, dus ik ben daar altijd heel voorzichtig in om centen te vragen. Maar als dat mogelijk zou zijn, dan zeg ik uiteraard ‘En waarom niet?’. Mocht het onze bevoegdheid zijn, dan was het allang geregeld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.