Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de wantoestanden in het luxueuze woonzorgcentrum Prinsenhof in Brugge
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Recent werden drie oud-werknemers van een OCMW-woonzorgcentrum – namelijk de directeur, de hoofdverpleegkundige en een verpleegkundige – door de raadkamer verwezen naar de rechtbank voor mensonterende handelingen.
Vorige legislatuur waren er nog een aantal pijnlijke incidenten in woonzorgcentra: foto’s en filmpjes van halfnaakte, veelal dementerende ouderen die gedeeld werden via Facebook, Whatsapp, dementerende ouderen die werden vastgebonden op een stoel of opgesloten in een linnenkooi. In een aantal gevallen heeft dat ook geleid tot rechtszaken.
In elk geval tonen deze zaken aan dat er in een aantal woonzorgcentra op een onaanvaardbare wijze wordt omgegaan met de zwakste bewoners en dat zijn vaak dementerende ouderen die het niet kunnen verdervertellen, of waarvan men aanneemt dat wanneer ze het vertellen ze niet geloofd worden.
Vandaag verscheen er ook in Het Laatste Nieuws een reeks ook over woonzorgcentra waar er mensonterende zaken gebeuren, zoals mensen die ook vastgebonden worden.
Welke maatregelen worden er door het agentschap Zorg en Gezondheid genomen om verpleegkundigen, zorgkundigen en directies te wijzen op het belang van respectvol omgaan met ouderen in woonzorgcentra?
Indien deze vormen van mensonterende handelingen worden vastgesteld, welke maatregelen neemt Zorg en Gezondheid naast de uitspraken van justitie?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, het waren enorm schokkende getuigenissen die midden februari naar boven kwamen over Prinsenhof in Brugge, uitgebaat door Orpea. Die getuigen over grote personeelstekorten, over medicatie die niet gegeven wordt, over personeel dat daar niet goed mee omgaat, over infrastructuurproblemen, over gesjoemel met uurroosters om Zorginspectie te misleiden. Ernstige getuigenissen van personeelsleden over wantoestanden waarbij het agentschap Zorg en Gezondheid heeft bekeken of de verhalen correct waren en of Prinsenhof in Brugge onder verhoogd toezicht geplaatst moest worden
Maar dan blijkt dat er over diezelfde voorziening al heel wat klachten waren binnengekomen, en dat daar het afgelopen jaar vijf inspecties zijn geweest – waarbij de laatste in september van vorig jaar was – die ernstige gebreken naar boven lieten komen. Dat gaat ook over infrastructuurveiligheid, medicatieveiligheid, personeelstekorten, en dat vijf keer op rij.
Na de getuigenissen die in februari naar boven kwamen heeft het agentschap Zorg en Gezondheid Prinsenhof opnieuw onder de loep genomen en gekeken wat er mee moest gebeuren. Zoals mevrouw Saeys zegt, heeft het parket ook een onderzoek gestart, maar tot nu toe is het eigenlijk onduidelijk wat er precies gebeurt om de veiligheid van die bewoners te garanderen.
Ik moet ook wel zeggen dat ik het bijzonder vind dat er vijf keer een inspectie gebeurt, waarbij de laatste inspectie nog erger was dan de vorige –ik citeer hier gewoon het agentschap Zorg en Gezondheid – en dat daar eigenlijk weinig progressie te zien is. Ondanks die slechte rapporten werd het woonzorgcentrum toch niet onder verhoogd toezicht geplaatst.
Ik hoop dat we de veiligheid van ouderen evenveel willen garanderen als de veiligheid van kinderen, dus als we bij de kinderopvang spreken over het voorzorgsprincipe moeten we dat zeker ook doen in de ouderenzorg. Ik vraag me dan ook af wat het verschil is tussen verhoogd toezicht en een instelling die vijf keer op een jaar wordt geïnspecteerd.
Ik stel me daar toch vragen over, en zou graag weten hoe de veiligheid precies gegarandeerd zal worden. Vooral omdat we vandaag in de krant lezen dat er een grondig onderzoek is gebeurd door Het Laatste Nieuws en VTM over de woonzorgcentra van Orpea. Zij hebben de inspectieverslagen opgevraagd sinds 2019: meer dan honderd documenten en duizend pagina’s, en daar wordt blootgelegd dat er in de verschillende vestigingen van Orpea bijna systematisch dezelfde problemen naar boven komen.
Dat gaat over wijdverspreid illegaal gebruik van de Zweedse gordel of de driepuntsfixatie, onder andere ten gevolge van ernstige personeelstekorten. Dat gaat ook over een groot probleem van medicatieveiligheid – in zeventien van de twintig rusthuizen zijn er ernstige tekorten op vlak van medicatieveiligheid – maar evengoed over de problemen van infrastructuurveiligheid. Daaruit blijkt dat de afgelopen twee jaar, 87 klachten binnenkwamen over Orpeavoorzieningen, waarbij 65 van die klachten hebben geleid tot inspecties.
Ik moet zeggen, minister, dat ik dat beangstigend vind, ook omdat dat juist komt nadat Victor Castanet in Frankrijk een onderzoek heeft gedaan naar de verschillende vestigingen van Orpea in Frankrijk. Hij heeft naar boven gebracht dat er structurele wantoestanden gebeuren, echt mismanagement ten koste van de zorg, ten koste van de kwaliteit.
Dan vraag ik mij echt wel af hoe u de veiligheid daar wilt garanderen en welke stappen u gaat ondernemen om de veiligheid van de mensen in de vestigingen van Orpea te controleren. Want over knipperlichten gesproken vind ik dat er hier nu toch wel enorm veel knipperlichten afgaan om breder in te grijpen, in plaats van ons enkel te richten op de klachten die vandaag binnenkomen. Dus ik had enerzijds graag geweten hoe de situatie precies is voor Prinsenhof, maar ik had ook graag uw reactie gehoord op de algemeen structurele kritieken op Orpea.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de vragen.
Laat mij eerst en vooral stellen dat het respectvol omgaan met iedereen, maar zeker ook met oudere mensen die kwetsbaar zijn, een zeer belangrijk en essentieel uitgangspunt is bij het verlenen van zorg. Het is een grondhouding, dat heb ik al vaak gezegd, die je verwacht van elke medewerker. Als ik de woorden mensonterende handelingen hoor, en dan denk aan de mensen over wie het hier gaat, kan dat niet anders dan mij als persoon te raken. Ik vind het dus echt van belang dat, als daar feiten aan het licht komen die strafbaar zijn, die feiten gerechtelijk onderzocht worden. Laat mij daarmee starten.
Wij zijn bevoegd voor het erkennen van de woonzorgcentra. Ik breng u trouwens ook even het Woonzorgdecreet ter herinnering, dat doordrongen is van menselijke waardigheid, levenskwaliteit en het eerbiedigen van de integriteit van elke bewoner. Van de artikels 3 en 4 van dat Woonzorgdecreet kan men niet afwijken, dat is evident.
Onze mensen van de administratie en de inspectie zien toe op de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de kwaliteit van de zorg. Ik wil wel onderstrepen dat het toezicht op de handelingen van individuele medewerkers ook de verantwoordelijkheid is van de directie van de voorziening. Je hebt dus drie niveaus, wij hebben toezicht op de voorziening zelf, maar ik mis soms in dit hele debat de verantwoordelijkheid van de individuele voorziening op zich. Ik wil ook meegeven dat er voor mij hier heel belangrijke mijlpalen zijn. We hebben ook instrumenten om in te grijpen, daar zal ik straks nog iets over zeggen.
In de regelgeving wordt ook bepaald dat alle personeelsleden en nieuwe bestuurders bij de start van hun aanstelling geen veroordeling mogen hebben voor een misdrijf. Er wordt een verplichting opgelegd dat alle personeelsleden minstens 20 uur vorming moeten volgen per jaar. Het omgaan, collega Saeys, met bewoners op een correcte manier, en de nieuwste inzichten omtrent een goede en correcte omgang met de bewoners maken daar uiteraard deel van uit. Dat is dus de theorie, en dat theoretisch kader zit eigenlijk goed. We hebben dus wel instrumenten. Wat doet Zorginspectie nu? Zij moeten die omgang met bewoners ook bekijken.
Eerst en vooral is een woonzorgcentrum zelf verplicht om situaties rond seksueel grensoverschrijdend gedrag en grensoverschrijdend gedrag te melden aan het agentschap. Dat wordt nog steeds niet altijd gedaan. Ernstige gebeurtenissen die de integriteit van de mensen in gevaar brengen moeten verplicht gemeld worden.
Als een dergelijke melding gebeurt, wordt er steeds bekeken welke maatregelen de voorziening heeft genomen, en of deze voldoende zijn. Indien nodig kan er gevraagd worden aan Zorginspectie om bijkomende vaststellingen te doen. Hierbij is het van belang om aandacht te hebben voor een eventueel lopend gerechtelijk onderzoek, en dat niet te hypothekeren. We hebben dat meegemaakt bij het dossier in Oostrozebeke, denk ik.
Op basis van het Toezichtdecreet van 2018 kunnen er beschermende maatregelen worden uitgevaardigd. De voorziening kan onder verhoogd toezicht worden geplaatst. Collega’s, ik wil toch ook meegeven dat het agentschap een crisismanager kan laten aanstellen, ook door een woonzorgcentrum. Het woonzorgcentrum wordt dan zelf verplicht om een crisismanager aan te stellen. Dat gebeurt vandaag al, maar het is nog niet gebeurd in Prinsenhof, waar ik nu wat meer uitleg over zal geven. Maar ik wil wel meegeven dat de instrumentenkoffer die we hebben, eigenlijk veel toelaat. Ik heb naar aanleiding van de vragen, van het artikel van deze morgen, en van de incidenten die we een paar weken geleden hebben gehad, nog eens de hele regelgeving laten kaderen, om te zien of we daar iets extra in moeten doen. De instrumenten zijn er, we kunnen wel ingrijpen in situaties waar dat nodig is.
Maar dan komen we bij Prinsenhof. Het zal jullie niet verbazen dat de inhoud van de klachten mij zeker zorgen baart. Ik heb ook aan ons agentschap gevraagd of ze dat van zeer nabij zouden opvolgen, de klachten worden gesignaleerd. De getrapte reeks stelt sowieso om eerst de zaak in het woonzorgcentrum zelf te bekijken, te zien of dat tot resultaten kan leiden, en dan komt men tot bij het agentschap Zorg en Gezondheid, dat ook kan reageren.
We zien trouwens uit het jaarverslag van de Woonzorglijn dat er een toename is van het aantal klachten over woonzorgcentra. Die klachten worden meestal snel behandeld en worden opgevolgd door middel van een klachtinspectie. Ik vind het toch van belang om te melden dat enerzijds de oorzaak kan zijn dat mensen beter hun weg vinden naar de klachtenlijn en mondiger worden. Anderzijds kan de oorzaak ook zijn dat er meer problemen zijn. Vandaar dat het van belang is dat we die klachten van dichtbij gaan bekijken.
In het woonzorgcentrum Prinsenhof in Brugge, is er een inspectiebezoek geweest op 1 maart 2023. Tijdens dat inspectiebezoek zijn opnieuw vaststellingen gedaan. Men heeft gezien dat op het vlak van infrastructuur er een verbetering merkbaar was. Maar er waren opnieuw tekorten op het vlak van de kwaliteit van de zorg. Er waren ook tekorten bij het registreren van het klaarzetten en van het toedienen van medicatie, of wachttijden bij beloproepen. Zowel de voorziening als het agentschap heeft het toch wel serieuze ontwerpverslag ontvangen. Volgens de regels heeft de voorziening nu het recht om te reageren op dat verslag, en dan wordt het inspectieverslag definitief. Maar de kans lijkt mij bijzonder groot dat het agentschap ook deze voorziening onder verhoogd toezicht zal plaatsen.
Weet dat het verhoogd toezicht het gevolg is van de formele aanmaning die een voorziening krijgt, dat is een laatste waarschuwing aan de voorziening om de tekorten weg te werken. Dat heeft tot gevolg dat de voorziening op de lijst komt van een verhoogd toezicht, die publiek wordt gemaakt – dat weten jullie – en waar ook publiek over gecommuniceerd wordt dat de kwaliteit in de voorziening onvoldoende is. Wij staan, denk ik, aan de vooravond van dat verhoogde toezicht. Men is nu gewoon nog de procedure aan het volgen. Je hebt dus het ontwerpverslag, dat moet worden bekendgemaakt aan de persoon die kan reageren, en dan kun je ook ingrijpen.
Nu, daarbij hebben we het niet gelaten. Mijn administratie weet dat er problemen zijn bij een aantal Orpea-voorzieningen. Met zeer regelmatige inspecties houden ze de vinger aan de pols.
Collega Saeys, collega Vandecasteele, ik denk dat een van jullie al melding gemaakt heeft van een aantal cijfers. Ik geef ze nog eens mee: in 2022 deed onze Zorginspectie 850 inspecties in woonzorgcentra. 73 daarvan vonden plaats in voorzieningen van Orpea wat overeenstemt met 8 procent van de inspecties. Dat waren er dubbel zoveel als in 2021. Er gebeurden dus veel meer inspecties in 2022 bij Orpea-vestigingen dan in 2021. Specifiek voor klachten waren er 250 klachtinspecties. 37 daarvan of 14 procent van de klachtinspecties gebeurden in de voorzieningen van Orpea. Het risicogestuurd inspectiemodel zorgt er dus voor dat we frequenter inspecties uitvoeren in de voorzieningen van Orpea.
Nu, wat ik vorige maand niet gecommuniceerd heb naar aanleiding van jullie vragen omdat het wel heel gek geweest zou zijn, maar wat wel gebeurd is, is dat na de vorige ondernemingsraad – en ik kijk naar een paar collega’s die me daar vragen over gesteld hebben – onze inspectie onmiddellijk alle 23 woonzorgcentra van Orpea in Vlaanderen opnieuw is gaan inspecteren. Waarom heb ik jullie dat niet gemeld? Dan zou je met de fanfare op kop lopen. Stel u voor dat ik in het parlement zeg dat we bij alle 23 op bezoek gaan, dan zouden jullie wellicht gezegd hebben dat dat goed is, maar ook wel heel dwaas om te vertellen. Dat is ondertussen gebeurd. Alleen woonzorgcentrum Park Lane werd niet geïnspecteerd omdat daar geen bewoners meer verblijven. Dat zou dus een beetje gek geweest zijn. Op die manier krijgen we een beeld van de huidige toestand in alle woonzorgcentra van Orpea in Vlaanderen.
Nog niet alle dossiers zijn nu afgerond. Ik kan u al gedeeltelijke informatie geven, maar de rest zal ongetwijfeld snel volgen. Zoals jullie weten staan op dit moment vijf woonzorgcentra van Orpea onder verhoogd toezicht. Twee daarvan hebben op dit ogenblik een voornemen tot schorsing lopen. Een daarvan heeft een beschermende maatregel opgelegd gekregen, namelijk de aanstelling van een crisismanager. Een voorziening is geschorst en een voorziening wordt gesloten, dat gaat over Park Lane. Voor twee extra woonzorgcentra wordt op dit ogenblik de aanmaning voorbereid waardoor er ook verhoogd toezicht zal komen. Zeven woonzorgcentra van de 23 staan onder verhoogd toezicht. Dat is zeer veel. Daarnaast zijn er nog twee woonzorgcentra waarvan Orpea aangekondigd heeft dat ze zullen sluiten. Die hebben een beschermende maatregel opgelegd gekregen zodat we de continuïteit van de zorg- en dienstverlening kunnen monitoren.
We hebben die actie gedaan na de communicatie naar de ondernemingsraad omdat ik zelf ook zeer bezorgd was over de hele situatie. De inspectie is nu alle verslagen aan het afwerken en – ik kan niet bevelen – zij moeten dan hun vervolgacties kunnen ondernemen. De voorzitter heeft net aangekondigd dat volgende week het actieplan inspectie en handhaving hier geagendeerd staat in de commissie. Ik zou het eigenlijk ook logisch vinden dat Karine Moykens, hoofd van de inspectie, ook op dat punt wat meer toelichting zal geven aan jullie allen omdat zij natuurlijk ook de resultaten van de inspecties kan meegeven en ook kan meegeven wat de precieze stand van alle dossiers is.
Collega’s, ik heb een bijzondere zorg rond de integriteit van mensen, dat weten jullie. Als er acute gevaren zijn, legt onze administratie beschermende maatregelen op. Dat zijn extra maatregelen die de voorziening moet nemen voor het geheel van de voorzieningen of dat kunnen ook gerichte maatregelen zijn naar een situatie of een bewoner. Volledigheidshalve wil ik wel opmerken dat ik vandaag absoluut niet kan zeggen dat enkel de commerciële sector beschermende maatregelen opgelegd krijgt. Ook in woonzorgcentra die uitgebaat worden door de social profit en ook in woonzorgcentra die uitgebaat worden door de lokale besturen zijn al situaties geweest waar het absoluut nodig was om beschermende maatregelen te nemen. Dat wil ik ook meegeven, maar ik zal niet verhelen dat het hele dossier Orpea mij toch met een zeer grote zorg bezwaart en ook aanleiding geweest is om extra actie te ondernemen door de mensen van onze inspectie en straks ook door de administratie.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ga verder op dat laatste. Ik denk dat het een heel belangrijke opmerking is die u maakt. De bedoeling is dat een oudere in elk woonzorgcentrum, ongeacht door wie het uitgebaat wordt en welke rechtsvorm het heeft, kwalitatieve en veilige zorg krijgt. Wij als overheid moeten dat controleren en daarop toezien, dat is onze taak. Alle mensonterende handelingen die worden gesteld, moeten hard aangepakt worden. Wat ik nu in de woonzorgcentra zie gebeuren, doet mij enorm denken aan onze onderzoekscommissie kinderopvang. Eigenlijk komen voor mij de vragen die wij toen hadden terug.
Als ik dan zie dat de fysieke en psychische integriteit van ouderen wordt geschaad, dan begrijp ik niet dat je in een zorgsector werkt en dat je … Normaal gezien is dat iets wat je met liefde doet en wat vaak ook een roeping is. Als er dan mensen respectloos worden behandeld en in Facebookgroepen of via WhatsApp berichten over vaak dementerende ouderen worden verspreid, dan draait mijn maag om. Als ik dan zie dat er ook vrijheidsbeperkende maatregelen zijn zonder akkoord van familie of arts, dat een oproep te laat wordt beantwoord waardoor iemands veiligheid in het gedrang komt, of dat er problemen zijn met medicatieveiligheid waarover we het hier al hebben gehad, dan maak ik me zeer ernstig zorgen.
U hebt alleszins een punt als u zegt dat het ook over individuele verantwoordelijkheid gaat. Wanneer er zaken in een woonzorgcentrum gebeuren, wanneer een bepaalde medewerker bepaalde handelingen stelt die volledig verkeerd zijn, dan moet een woonzorgcentrum optreden en moet daar ook melding van worden gemaakt. Ik merk dat woonzorgcentra dat veel te weinig doen en vaak heb ik ook de indruk dat zij niet op de hoogte zijn van hun verplichting om dat te melden. Dat is een persoonlijk geval waar de directie blijkbaar niet van op de hoogte was. Ik stel voor dat er nog een keer een reminder naar de woonzorgcentra wordt gestuurd om hen erop te wijzen dat als er iets gebeurt, ze verplicht zijn om het te melden.
Ik merk ook dat wanneer een inspectie gebeurt en er bepaalde tekorten worden vastgesteld, men een remediëringsplan moet opmaken. Ik zie vaak dat dat plan wordt opgemaakt en verstuurd, maar dat de opvolging van dat plan onvoldoende of zeer laattijdig is. Eigenlijk zijn dat weer dezelfde zaken die we ook in de kinderopvang hebben gezien. Als u dan specifiek over Orpea spreekt, dan staat daar zeven van de 23 onder verhoogd toezicht, dat is natuurlijk zeer schrijnend. Ik wil me niet alleen daartoe beperken, omdat er ook wel andere woonzorgcentra zijn die niet onder die groep, maar wel onder de non-profit of lokale besturen vallen. Ik wil hier echt niet de commerciële sector viseren. We moeten gewoon de cowboys, de mensen die echt op een volledig foute manier handelen, eruit halen. Minister, ik denk dat er nog heel wat werk in de ouderensector is. Het zijn niet alleen de kinderen die we moeten beschermen, maar ook andere kwetsbare personen en dat zijn onze ouderen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik moet eerst zeggen dat ik het frappant vind dat als we het hebben over de commerciële woonzorgcentra, waar grote problemen naar boven komen, dat er dan telkens opnieuw wordt gezegd dat we niet enkel naar die commerciële sector moeten kijken en proberen oogkleppen op te hebben. Ik vind het een beetje straf. We zien toch bij Orpea dat er grote problemen zijn. We hadden eerder al de vreselijke verhalen over Park Lane en het woonzorgcentrum van Orpea in Oostende, en nu opnieuw in Brugge. We zien vandaag een onderzoek door VTM en Het Laatste Nieuws dat met vreselijke verhalen structurele tekorten naar boven brengt. Ik hoop dat we allebei veiligheid en goede zorgen voor onze ouderen willen en als we dan verschillende alarmbellen zien over dezelfde keten van commerciële woonzorgcentra, dan moeten we ons daarover zorgen maken. Ik ben blij dat ik ook bij u die bezorgdheid specifiek over Orpea hoor. Ik vind dat we dat niet onder het tapijt moeten vegen en er oog en oor voor moeten hebben, zeker nadat er in Frankrijk een grondig onderzoek is geweest dat grote structurele gebreken naar boven bracht.
Ten eerste wil ik een vraag stellen over Prinsenhof zelf. U zegt dat er nu wordt opgetreden en dat ze binnenkort op de lijst van verhoogd toezicht komen te staan, maar er zijn al zes inspecties geweest die telkens wezen op ernstige gebreken. Dat loopt sinds oktober 2021. Ik stel dan vandaag wel vast dat er traag wordt gereageerd en ingegrepen. U zegt dat u de procedures herbekeken hebt en u concludeert dat u kunt ingrijpen als het nodig is. Ik vind dat erg belangrijk, maar in dit geval is er traag opgetreden. Ik kan niet anders dan die vaststelling te doen over Prinsenhof. Ik hoop dat het onder de loep wordt genomen en dat vooral de veiligheid van die bewoners vandaag gegarandeerd zal worden.
Daarnaast zijn er opnieuw alarmbellen over de commercie en het businessmodel dat Orpea vandaag in zowel Frankrijk als België brengt. We zien enerzijds dat er serieuze kanttekeningen geplaatst moeten worden bij de kwaliteit van de zorg. Als een op de drie van alle woonzorgcentra in Vlaanderen en Brussel op een lijst van verhoogd toezicht staat, dan moeten we ons toch structureel vragen stellen over die keten. Laat dat even heel duidelijk zijn. Anderzijds gaat het ook over continuïteit. Dat businessmodel in de zorg garandeert geen continuïteit. Ze zitten nu in de financiële problemen. Drie van de woonzorgcentra moeten sluiten en bewoners en personeel moeten verhuizen. Dat zijn tekenen aan de wand waaruit blijkt dat commercie geen plaats heeft in de zorg. Dan vraag ik mij wel af hoe u daar tegenover staat.
Ik heb u al gesproken over de mogelijkheid van het inzetten van een moratorium rond de commercie in de zorg, wat wil zeggen dat men niet toelaat dat er meer bedden naar die commerciële spelers zouden gaan. Ik wil u opnieuw vragen of u de baan open wilt houden voor die grote multinationals in de zorg of dat u daar een halt aan wilt toeroepen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Collega Vandecasteele is ingegaan op de grote commerciële groep Orpea van heel veel woonzorgcentra. De andere collega is ingegaan op een OCMW-woonzorgcentrum. Ik denk dat de verschillende woonzorgcentra aan bod komen. In het rapport van de Vlaamse Ombudsdienst, dat deze middag werd voorgesteld, kon je lezen dat er vorig jaar heel veel klachten, namelijk zeshonderd, zijn geregistreerd over de kwaliteit van de zorg en de inbreuk op de erkenningsvoorwaarden. U hebt daarjuist in uw antwoord uw koffer uitgelegd en alle instrumenten daarin die u hebt om op te treden, maar ik heb het gevoel dat uw instrumenten onvoldoende zijn, want de problemen blijven jaren bestaan. Ze zijn even groot als in de kinderopvang, alleen gaat het hier over ouderen, wat blijkbaar minder erg is dan bij kinderen, want het blijft maar duren.
De enige vraag die u volgens mij niet stelt, minister, is of de huidige manier waarop wij onze zorg organiseren wel oké is. Als uw instrumenten niet helpen, moet u zich dan niet die vraag stellen?
De heer Anaf heeft het woord.
Het is een heel belangrijk thema. Het is goed dat er opnieuw controles zijn geweest bij die 23 voorzieningen van Orpea. Dat is ook wat wij hebben gevraagd toen dat naar buiten kwam. Ik ben daar heel blij om en ik begrijp dat u dat toen ook niet kon zeggen. Als je dat lijstje bekijkt en overloopt en ziet dat zeven van de 23 onder verhoogd toezicht staan … In alle eerlijkheid, als je de andere inspectieverslagen ziet, is er over een aantal andere voorzieningen ook wel het een en ander te zeggen. Je kunt personeel en directie dan wel sensibiliseren over respectvol omgaan met ouderen en verwijzen naar de verantwoordelijkheid van die voorzieningen om daarop toe te zien, maar dan ligt het echt niet meer bij individuen. Dan gaat het over structuren die fout zitten en dan is er onder andere in die groep een structureel verkeerd beleid, want het is niet de enige groep. Het gaat hier over structurele onderbestaffing, mensen die worden uitgewrongen, dus te weinig personeel op die diensten, een fixatie- en medicatiebeleid dat volledig fout zit. Het is een duidelijk beleid waarbij de zorg ondergeschikt is aan winst. We stellen hier bij Orpea vast, net zoals ze in Frankrijk hebben gedaan en wat wij hier al maanden en jaren aankaarten, dat het daar structureel fout zit.
Dan vraag ik mij echt af hoe vaak we deze discussie hier nog moeten voeren. Ik heb hetzelfde gevoel als bij de kinderopvang, waar we jaren en jaren opnieuw dezelfde vragen stelden en er uiteindelijk een onderzoekscommissie nodig is geweest om deze regering toch tot actie te dwingen. Het is goed dat er woonzorgcentra op de zwarte lijst en onder verhoogd toezicht worden geplaatst, maar de vraag die we telkens opnieuw stellen, is welke consequenties er zijn als een bepaalde groep zich telkens opnieuw aan dezelfde steen stoot. Als een woonzorgcentrum keer op keer op de zwarte lijst terechtkomt, dan moeten daar consequenties aan gekoppeld worden. En dat ontbreekt nu nog veel te veel. We kunnen deze discussie hier in het parlement nog twintig keer voeren, maar dan gaan we elke keer opnieuw hetzelfde blijven vaststellen.
Ik heb twee heel concrete vragen. Mijn eerste vraag: die cowboys moeten eruit, dat hebben we al zo vaak gezegd, maar wanneer wordt er nu eindelijk strenger gehandhaafd en wanneer komen die consequenties er? Ten tweede, om het wat concreter te maken: in november hebben we hier ook opnieuw een discussie gehad, toen nog met minister Dalle die u tijdelijk heeft vervangen. Toen heeft hij op een vraag van mij geantwoord dat de procedures en afspraken betreffende de opvolging van een melding van een ernstige gebeurtenis, op dat moment onderwerp waren van een interne evaluatie en zouden worden bijgestuurd waar nodig. Wat waren de resultaten van die evaluatie en hoe gaat er nu worden bijgestuurd om dat beter op te volgen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
Het is natuurlijk spijtig dat de woonzorgsector nu weeral op een negatieve manier in het nieuws komt, want er zijn zoveel mensen die ook met hart en ziel werken in die ouderensector. Maar wie geen hart heeft voor zorg, heeft daar geen plek. De minister heeft natuurlijk absoluut gelijk dat ook de directies een verantwoordelijkheid en taakstelling hebben om daar krachtdadig tegen op te treden.
Minister, ik wil eventjes verder ingaan op wat er vandaag in de pers is verschenen, namelijk die vrijheidsbeperkende maatregelen. Want volgens het Woonzorgdecreet moeten woonzorgcentra hierrond een actief beleid voeren en ook eigen procedures hebben. Maar er zijn ter zake geen echte richtlijnen vanuit de overheid, zoals die bijvoorbeeld wel bestaan in de jeugdhulp of de psychiatrie.
Elk woonzorgcentrum voert hier dus op een eigen manier een beleid rond, en de voorbije periode hebt u op het moment dat dat ter sprake kwam ook wel al verwezen naar nieuwe indicatoren die het Vlaams Instituut voor Kwaliteit en Zorg (VIKZ) hierrond zou uitwerken. Hoever staat het daarmee?
Ik begrijp ook wel heel goed dat richtlijnen niet zomaar van de ene sector naar de andere zijn om te zetten omdat elke sector zijn eigen specificiteit heeft. Is er al meer geweten over die indicatoren die het VIKZ hierrond uitwerkt? Is er eventueel nood aan of denkt u aan het uitwerken van richtlijnen rond die fixatie en vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals die ook in andere sectoren bestaan?
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Ik kan hier de vragen van collega Saeys zeker onderschrijven. De kommer en kwel speelt zich echt niet alleen af in de private sector. Ik begrijp wel dat er mensen zijn die daar de focus op willen leggen, maar ik wil toch wel verzoeken om echt wel organisatiebreed te kijken. Net als bij de vragen die rond de financiering gesteld zijn, blijft de zorgkwaliteit ook in andere delen van de sector belangrijk om onder de loep te nemen, en dus niet enkel één segment. Ik wil herhalen dat het belangrijk is om altijd naar een globaal beeld te blijven kijken en daarover na te denken.
Natuurlijk gaan we niet ontkennen dat de problemen die aanwezig zijn en altijd opnieuw bovenkomen inderdaad wel een knipperlicht zijn en dingen naar boven brengen die behandeld moeten worden. Minister, ik wil u zeker vragen om daar snelheid achter te steken, want zoals gezegd, is er een koffer aan maatregelen en ze moeten ook ingezet kunnen worden.
Niet alle casussen komen in de media. We moeten misschien ook wel beseffen dat er heel wat dingen gebeuren die niet in de media komen en daardoor niet evenveel uitvergroot worden, maar waar we toch ook naar moeten gaan kijken.
Minister, kunnen we in functie van alle feitelijkheden die er gebeuren en de kwalitatieve zorg die er moet zijn een tandje hoger schakelen om de mistoestanden en de nazorg daarvan verder op te volgen?
Ik heb zelf nog een klein bijkomend vraagje, en dat betreft vooral de tijd tussen de vaststelling en het ingrijpen als er iets gebeurt. Dat is iets wat ik ook in de kinderopvang heb gezien en waardoor ik me dezelfde vraag stel. Kan die tijd niet korter?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb hier heel vaak het woord kinderopvang horen vallen, bij mij valt dat ook. Nog niet vroeger dan gisteren was het beleidsraad op mijn kabinet met alle leidinggevende ambtenaren. We hebben het daar een hele tijd gehad over hoe je de aanbevelingen die er in de onderzoekscommissie kinderopvang gekomen zijn, kunt toepassen. Maak nu eens de parallel met de ouderenzorg en – want je hebt nog een derde groep – ook met mensen met een beperking. Dus je kunt twee keer die parallel maken: hoe gaan we daarmee om, hoe wordt er ingegrepen telkens binnen de eigenheid van de sector, want ik heb ondertussen ook geleerd dat het woord schorsing in de kinderopvang iets helemaal anders betekent dan in de ouderenzorg. Dus dat zijn allemaal andere definities, dat is zo organisch gegroeid. Maar we hebben wel één inspectieplan, dus ik heb gevraagd om al de zaken die daar besproken zijn ook echt toe te passen, onder andere op het ouderenbeleid.
Dat is dan het antwoord op uw vraag, mijnheer Daniëls: de procedures die er zijn – want we moeten die strikt volgen – zijn ook beschreven in besluiten. Kan het voorzorgsprincipe wel of niet? Dat moet wel met dien verstande dat als we zeggen dat we sluiten het bijvoorbeeld voor mensen met dementie die verblijven in een woonzorgcentrum kan zijn dat je hen in heel grote problemen brengt. Niet voor iedereen is er een terugvalpositie, maar dat mag voor mij geen argument zijn om te zeggen dat we slechte toestanden laten bestaan. Dus hoe vind je daar een evenwicht in, om misschien accurater en sneller dan vandaag te kunnen ingrijpen en de veiligheid te garanderen?
Anderzijds wil ik ten gunste van de mensen die nu de controles doen toch wel meegeven dat ik in een aantal dossiers heb gezien dat dat echt allemaal au sérieux wordt genomen. Collega Anaf, als je onder verhoogd toezicht staat, dan is dat geen vodje papier, dat betekent dat veel menskracht daar naartoe gaat, dat men verbeterplannen moet indienen. Ik weet niet wie van de collega’s de opmerking maakte of dat allemaal wel gecontroleerd wordt. Het antwoord is ja, dat wordt hier nog eens bevestigd aan mijn rechterzijde door Clara Van den Broeck. Men gaat daar wel assertief mee om.
Ik zie u zeggen dat het evident is dat dat lang genoeg moet duren. Dat is juist, maar volgende week – en ik antwoord daarmee ook op de vraag van collega Anaf over de aankondiging van collega Dalle – wordt het nieuwe inspectieplan voorgesteld. Daarin zullen ook heel concrete voorstellen zitten om te kijken of we bepaald termijnen kunnen verkorten, of we accuraat kunnen reageren. Jullie kunnen dan ook alle kritiek spuien, maar het nieuw inspectieplan dat zal worden voorgesteld is het resultaat van de onderzoeken die gebeurd zijn.
Dan kom ik aan de concrete vragen. Wat betreft publiek, privaat en commercieel: kijk, onze regelgeving, ons Woonzorgdecreet gaat uit van een level playing field, laat me daar duidelijk in zijn. Ik vind dat ook belangrijk. Dat betekent dat de regels voor iedereen gelijk zijn, maar dit ontslaat me niet van de vaststelling dat er zeker bij Orpea toch een disproportioneel aantal woonzorgcentra onder verhoogd toezicht staan. Als je die conclusie niet mag trekken, ben je blind. Dat is gewoon zo.
Specifiek voor Prinsenhof had ik net nog uitleg gevraagd aan Clara Van den Broeck. Waarom? Men meldt mij – nog eens, ik vertel nu wat de inspectie me vertelt – dat uit de verslagen zou zijn gebleken dat er wel grote progressie gemaakt is op een aantal punten. Dat is de reden waarom er niet nog extra maatregelen genomen zijn, maar dat men toch gezegd heeft dat het nog altijd niet is wat het zou moeten zijn. Er is blijkbaar een nieuwe directie, er worden ook een aantal maatregelen genomen. Ik kan het nu zelf niet beoordelen. Ik probeer zo accuraat mogelijk te antwoorden op uw vraag waarom dat nu vijf keer gebeurd is, mevrouw Vandecasteele, maar los van dat alles is dit geen ideologische kwestie voor mij. Jullie vragen zijn ook die van mij, of er snel genoeg opgetreden wordt, of het accuraat genoeg is.
Collega Saeys, ik ben zeker bereid om de sector nog eens te mailen dat ze hun incidenten moeten melden, maar ze weten het allemaal. Je mag me echt niet komen zeggen dat men het niet weet. Ik stel vast dat het niet gebeurt in een aantal gevallen, maar men weet het wel. Zo kom ik dan weer bij de voorziening: als je het niet meldt en zegt dat je niet wist dat je dat moest doen, dan getuigt het echt wel van een gebrek aan professionalisme – als ik dat mag zeggen – als je dat niet weet. Dat zijn elementaire zaken. Ik ben altijd de dankbare schietschijf, maar er zijn ook wel zaken die aan de basis vervuld moeten worden. We moeten wel als overheid tonen dat we het serieus nemen, dat we kwaad zijn of dat we ingrijpen als men ook dat niet doet. Wij mogen ook niet zeggen dat we zoveel werk hebben, dat het niet nodig is dat men het meldt. Ik wil zeker die mailing doen als u dat graag zou hebben.
Als men een remediëringsplan indient of uitvoert, controleert Zorginspectie of dat tot kwalitatieve resultaten leidt. Collega Saeys, ik ga wel nog eens kijken of men dat lang opvolgt of dat dat één keer is en dan gedaan. Daar kan misschien nog wat helderheid in geschapen worden.
Het aantal inspecties bij Orpea is – ik moet het nog eens zeggen – sinds 2022 verdubbeld. We hebben zo’n risicosysteem. Het toont ook aan dat de risico’s daar groter zijn.
Bij acuut gevaar vind ik het van belang dat men zeker naar het menselijke gaat optreden.
Collega De Martelaer, het is ook aan de directie om aan de slag te gaan met onze vragen om te verbeteren. Het gaat uiteraard niet overal slecht. Ik was nog een beetje aan het zoeken naar een antwoord op uw vraag. U vraagt of het model goed is. We zien nu trouwens dat mensen, helemaal in lijn met onze beleidslijnen, vooral kiezen om thuis te kunnen blijven en zolang mogelijk thuis te blijven. Ik zie ook in mijn eigen thuisomgeving wat er allemaal beschikbaar is aan menskracht, ook om daarvoor te zorgen. Dat is spectaculair in Vlaanderen, met dank aan de Vlaamse en de federale overheden. Voor veel mensen is de laatste fase van hun leven in een woonzorgcentrum.
Vorige week was ik toevallig bij een woonzorgcentrum van Korian, ook een commerciële groep. Ik heb daar een bewonersparlement meegemaakt. Ik heb daar ook lang met bewoners gesproken. Het was zeer aangenaam om in die sfeer te zijn. Er waren mensen die heel goed waren, mensen die wat minder goed waren, om maar te zeggen dat het niet altijd kommer en kwel is. Er zijn ook heel goede voorbeelden. Het is natuurlijk een feit dat als je bruut omgaat met de kwetsbaarheid van mensen, je hen kapotmaakt. Zo simpel is het. Het is een heel gevoelige lijn waarop we aan het lopen zijn.
Collega Anaf, u was heel scherp toen u zei dat zorg ondergeschikt wordt aan winst. Ik heb het ook al gezegd. Vorige week heb ik de drie koepels gezien om rond het financiële beleid een aanscherping te doen met een aantal maatregelen. We zien elkaar terug na de paasvakantie omdat iedereen nu moet nadenken hoe we dat goed kunnen doen. We hebben zeer grote extra maatregelen. Het simpelste voor mij is al het verbod op het maken van winst op zorg. Ik vind het heel raar – ik heb dat al in het parlement gezegd – dat dat nog niet in een decreet staat. Dat lijkt me de evidentie zelve. De zorgcomponent wordt ook door ons gefinancierd, daar mag je geen winst op maken. Voor de rest wil ik grote transparantie. Collega’s, die is er vandaag nog altijd niet. Als je kijkt wat je betaalt in een woonzorgcentrum, dan heb je nog geen mooie opsplitsing tussen wat de zorgkosten, leefkosten, infrastructuurkosten zijn die je betaalt. Zolang we dat ene sjabloon niet hebben – dat moet voor de publieke, de commerciële en de social profit – blijven we daar met vragen zitten en blijft de indruk ontstaan dat dat niet au sérieux genomen wordt.
Collega Anaf, ik heb het ook vorige week in de plenaire vergadering gezegd. U gaf het voorbeeld van de wederzijdse leningen waar de ene grote intresten vraagt aan de andere. Ik wil daar heel snel een bepaling voor om dat onmogelijk te maken, maar we hebben dus wel eerst met de sector samengezeten. Collega De Martelaer, dat zijn mijn extra instrumenten die ik zou willen inzetten voor de financiële aspecten. Weet dat dat dan voor iedereen geldt. Dat kan tot wat administratieve lasten leiden, maar we gaan dat proberen te beperken. Na het paasreces zou ik daarover ook heel concrete voorstellen willen doen. Dat kan via voorstel van decreet. Dat is mij allemaal gelijk, hoe rapper, hoe liever. Maar ik moet natuurlijk wel met de drie sectoren bespreken wat we van plan zijn om te doen.
Dan was er nog de communicatie over de ernstige gebeurtenissen. Ik ga ervan uit dat dat volgende week ook meegenomen wordt. Als dat niet zo zou zijn, mijn excuses, maar ik ging ervan uit dat dat mee in het schema zit. We gaan er proberen voor te zorgen dat u daar antwoorden op krijgt.
Collega Daniëls, op uw vragen rond de termijnen heb ik geantwoord. Eigenlijk wil ik globaal – zoals gezegd – dat de aanbevelingen van de onderzoekscommissie kinderopvang een beetje getransponeerd worden en dat er gekeken wordt waar het scherper kan, waar we het beter kunnen doen en die opdracht is besproken. Maar niet alleen bij de ouderen, maar ook aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) heb ik gevraagd om toch eens actief te gaan zoeken hoe we onze procedures nog een stuk kunnen verbeteren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik denk dat we het allemaal over één ding toch wel zeker en vast eens zijn, namelijk dat mensonterende toestanden, of dat nu bij kinderen of ouderen is, gewoon heel streng moeten worden aangepakt. Dat geldt voor elk woonzorgcentrum waar dergelijke handelingen worden vastgesteld.
Ik kijk er vooral enorm naar uit, als we zouden samenzitten met mevrouw Moykens, om te kijken wat we geleerd hebben in de onderzoekscommissie kinderopvang, en wat we daarvan kunnen meenemen naar de ouderenzorg. Want ik denk dat we het warm water niet moeten uitvinden. We zien heel veel problemen terugkomen die identiek zijn aan die uit de kinderopvang, met name rond die procedures, het inspectieplan, wat er met die remediëringsplannen gebeurt, en wat onze instrumenten zijn.
Ik denk dus dat het heel belangrijk is dat we daar transparantie in krijgen, en dat we daar een discussie over kunnen voeren hoe dat systeem geoptimaliseerd kan worden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik vind dat de gelijkenissen met de kinderopvang eigenlijk pijnlijk zijn. U zei daarjuist dat het belang voor de levenskwaliteit voor de ouderen in het Zorgdecreet staat. Wanneer het gaat over ouderen die de laatste jaren van hun leven in een woonzorgcentrum verblijven, dan zou de focus echt wel moeten liggen op de levenskwaliteit.
Het blijkt dat we hier opnieuw bezig zijn met de vraag of de veiligheid wel wordt gegarandeerd. Dat vind ik toch wel bijzonder pijnlijk. We zijn nog maar tot daar gekomen, laat het ons zo zeggen, we zijn bezig over de vraag of de veiligheid van de bewoners wel wordt gegarandeerd, en dat zou niet mogen.
U zegt terecht dat Orpea nu wel disproportioneel onder het verhoogde toezicht van Zorginspectie staat, en dat we ons daar zorgen over moeten maken. Maar ik wil dat toch ook wel verder doortrekken. Wat het ten eerste extra pijnlijk maakt, is wel dat er enorme winsten zijn gemaakt. Daar mogen we onze ogen ook niet voor sluiten. Er zijn heel wat winsten gemaakt, zeker bij Orpea. De rusthuizen van Orpea zijn de duurste van heel Vlaanderen. In Park Lane betaalden mensen 4000 à 5000 euro per maand, en dan nog wordt de kwaliteit niet gegarandeerd.
We kunnen dat doortrekken, we zien dat het in het algemeen ook zo is. Als we kijken naar de lijst van verhoogd toezicht, staan de commerciële woonzorgcentra in het algemeen proportioneel vaker op die lijst van verhoogd toezicht dan de andere woonzorgcentra. We zien ook dat de personeelsinzet structureel lager is in de commerciële woonzorgcentra: er wordt 22 procent minder personeel ingezet in de commerciële woonzorgcentra. Bovendien zien we dat bij de commerciële woonzorgcentra structureel 200 à 250 euro per maand meer wordt gevraagd. Dat zijn toch wel tekenen aan de wand dat op veel plaatsen de winst op de eerste plaats dreigt te komen, en niet de zorg. Daar moeten we oog voor hebben.
Voor mij kan ouderenzorg geen winstmodel zijn, laat mij daar heel duidelijk in zijn. Ik denk dat er steeds meer alarmsignalen zijn om die commercie in de zorg echt wel aan banden te leggen, en dan vind ik het inderdaad heel belangrijk dat er financiële transparantie komt. Er wordt door deze Vlaamse Regering al heel lang gesproken over die financiële transparantie, maar die is er nog steeds niet. Ik denk dat we daar echt wel dringend en heel snel werk van moeten maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.