Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Warnez heeft het woord.
De Digimeter is toch iets waar we elk jaar naar uitkijken, omdat we daar elk jaar iets uit leren, en omdat de minister al een aantal acties heeft genomen op basis daarvan.
Zoals elk jaar zien we dat er een grote digitale kloof is, ook in deze bevraging is dat zo. We zien dat meer dan tweeduizend Vlamingen ondervraagd werden, en dat daar positieve en negatieve elementen in het rapport staan. Een van die positieve zaken is dat de meeste mensen toch positief staan ten opzichte van die digitale technologie. Maar daartegenover staat dat een op de twee Vlamingen vindt dat die technologische veranderingen veel te snel gaan. De meeste mensen, of toch heel veel, voelen zich eigenlijk vandaag een beetje te afhankelijk van die digitale wereld.
We stellen vast dat bijna alle Vlamingen thuis een internetverbinding hebben. Die hebben dus een toestel om te connecteren, maar vaak is één toestel gewoonweg te weinig. Dat is zo omdat er in een gezin meerdere gezinsleden zijn, en als je maar met één toestel kunt connecteren, dan zijn er anderen die niet kunnen connecteren. Eigenlijk zie je nog altijd bij één op de tien Vlamingen dat ze zeggen een extra toestel nodig te hebben, maar ze schaffen dat niet aan omdat het te duur is. Er zijn dus nog heel wat drempels op het vlak van toegang, vaardigheden, en attitudes.
Een positief punt is dat het vertrouwen van onze inwoners in de digitale overheid wel stijgt. Als het gaat over het delen en meedelen van persoonlijke gegevens, is het zeker belangrijk dat burgers daar ook alle vertrouwen in hebben dat ze die kunnen meedelen. Daarnaast is er nog wel wat werk aan de tevredenheid en het inbouwen van transparantie over het beheer van die persoonlijke data. Ondanks het feit dat we zien dat de online dienstverlening stijgt, zien we bijvoorbeeld dat er een blijvende ergernis is over het steeds moeten ingeven van dezelfde gegevens. Dat is eigenlijk het ‘only once’-principe, dat nochtans in ons Bestuursdecreet stond, maar dat te weinig wordt toegepast.
Ook telewerken is sterker ingeburgerd. 72 procent van de Vlamingen die kan telewerken, zegt dat ook een of meerdere dagen in de week te gaan doen. En een op de drie die werkt of studeert werkt minstens drie van de vijf dagen van thuis uit.
Maar het allerbelangrijkste uit deze bevraging blijft het feit dat we vaststellen dat er nog een grote digitale kloof is, en dat die ontstaat door het samenspel van drie elementen. Zoals gezegd zijn dat de toegang, de vaardigheid en de attitudes. We zien heel duidelijk dat er een aantal groepen zijn waar we extra bezorgd over moeten zijn. De digitale basisvaardigheden zijn – ik denk dat dat niet zo onlogisch is – vooral het laagst bij de alleenstaande 75-plussers. Maar zelfs bij de jongeren is er een groeiende groep die zegt dat men de digitale technologie niet helemaal meester is. Ten slotte heeft een op de vier Vlamingen het gevoel dat hij niet vaardig genoeg is om zich veilig online te begeven.
Ondanks die opmerkelijke resultaten hebt u, minister, in Vlaanderen in zijn geheel niet stilgezeten. Op 15 juli 2022 heeft de Vlaamse Regering beslist om de Vlaamse steden en gemeenten, en ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie, te ondersteunen bij de uitrol van een lokaal e-inclusiebeleid. Dat is een subsidie die zich kadert in het actieplan ‘Iedereen Digitaal’ en dat is onderdeel van het relanceplan ‘Vlaamse Veerkracht’. Het doel van het actieplan Iedereen Digitaal is dat elk lokaal bestuur tegen 2024 – en dat is niet zo lang meer – een eigen digitale inclusiewerking heeft.
Vandaar heb ik enkele vragen. Hoe apprecieert u, minister, de vaststellingen uit de recente Digimeter?
Hoe evalueert u de projecten die werden opgestart vanuit de subsidies voor de uitbouw van een lokaal e-inclusiebeleid?
Worden de passende doelgroepen die uit deze studie naar boven komen binnen de subsidies specifiek benaderd of ondersteund?
Zal de tool van Iedereen Digitaal, namelijk dat ieder lokaal bestuur tegen 2024 een eigen e-inclusiewerking heeft, gehaald worden?
Plant u bijkomende initiatieven om de dienstverlenging vanuit de Vlaamse en lokale overheid te versterken of toegankelijker te maken?
Ziet u nog bijkomende noden of bijbehorende kansen om telewerk vanuit de Vlaamse en lokale overheid te faciliteren?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Warnez. Dit is een hele boterham.
Hoe apprecieer ik de vaststellingen uit de recente Digimeter? Het eerste cijfer dat mij opvalt, gaat over de toegang tot toestellen en de toegang tot het internet. Wat betreft toestellen, zou 23 procent van de Vlamingen met een lager inkomen inderdaad een extra computer of tablet nodig hebben. De Digimeter toont ook aan dat een deel van deze burgers daarom wekelijks gebruikmaakt van publieke computers en internet. Met subsidies uit Iedereen Digitaal openen veel steden en gemeenten vandaag openbare digipunten, bijvoorbeeld in een bibliotheek.
Daarnaast geeft 41 procent van de Vlamingen met een lager inkomen aan dat het financieel niet haalbaar is om hun internetabonnement naar hun noden en wensen op te waarderen. Vaak hebben ze een internetabonnement, maar beperkt. Binnen de subsidie Iedereen Digitaal zetten lokale besturen minstens in op één actie rond individuele toegang tot het internet op het thuisadres van kwetsbare burgers. We spelen daar wel degelijk op in. Eigenlijk toont dat ook aan dat het nodig is, maar dat het ook goed is dat we dat aan het doen zijn.
Een positief cijfer uit de Digimeter is dat de overheid opnieuw aan vertrouwen wint. Ik denk dat dat ook een heel belangrijk iets is. Er blijven natuurlijk ook andere aandachtspunten. Net zoals in 2021 vindt slechts 31 procent van de Vlamingen dat de websites van overheden duidelijk en toegankelijk zijn. Dat cijfer moet hoger. Je kunt zeggen dat Vlamingen kritisch zijn, misschien leggen ze de lat hoog. Dan nog: 31 procent is te weinig. U vraagt daarom ook terecht naar de toegankelijkheid van digitale dienstverlening, daar ga ik straks verder op in.
Hoe evalueer ik de eerste projectoproep? Ik evalueer de projecten die gestart zijn binnen onze eerste projectoproep eigenlijk als heel positief: 108 besturen werken mee binnen 27 projecten. Daarin proberen we samen met hen een e-inclusiebeleid uit te rollen. Ondertussen is het eerste projectjaar achter de rug, de projecten lopen nog tot eind 2024. Lokale besturen zetten met deze projecten in op drie grote actielijnen: de uitbouw van een e-inclusiebeleid, innovatieve en opschaalbare acties rond e-inclusie – opschaalbaar, heel belangrijk, zodat we niet blijven steken in projectjes waarmee we vijf mensen bereiken, maar liefst breed in Vlaanderen – en het versterken van de toegankelijkheid van de digitale dienstverlening.
Worden de doelgroepen uit de studie specifiek benaderd? Elke burger kan op een bepaald moment digitaal uitgesloten zijn. Ik denk dat dat iets is wat we onder ogen moeten zien. Dat kan door sociodemografische kenmerken, de Digimeter toont dat ook aan, maar het kan ook soms door bepaalde situaties, bijvoorbeeld als men in een bedrijf overschakelt op Teams en iemand weet niet hoe dat functioneert. Ook dan voelt men zich uitgesloten. Daarom zetten lokale besturen principieel in op een brede, ruime doelgroep, maar evident worden er ook specifieke acties gedaan naar meer digitaal kwetsbare burgers, zoals onze senioren of mensen met een lager inkomen. Niet elke senior is kwetsbaar, voor alle duidelijkheid, we moeten ook opletten dat we daar niet in karikaturen vervallen.
Gaat elk lokaal bestuur tegen 2024 een eigen werking rond digitale inclusie hebben? Binnen het actieplan bereiken we twee derde van de lokale besturen; die hebben een subsidie om in te zetten op een e-inclusiebeleid. Daarnaast worden al ongeveer 25 lokale besturen die geen subsidie ontvingen of aanvroegen ook ondersteund via het lerend netwerk. Dus twee derde gesubsidieerd – tweehonderd van de driehonderd –, nog eens 25 andere, dan blijven er ongeveer 75 over. We blijven ook dit jaar inzetten om alle andere lokale besturen in Vlaanderen aansluiting te laten vinden bij dit ondersteuningsaanbod rond digitale inclusie.
Dan uw vraag rond initiatieven om de digitale dienstverlening toegankelijker te maken: als minister zet ik in op een brede waaier aan initiatieven. Vanuit het actieplan Iedereen Digitaal zetten we erg in op de digitale toegankelijkheid. Zo is er het project City Deal ‘E-inclusion by Design’ dat loopt tot eind 2024. In deze City Deal werken dertien centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie rond gebruiksvriendelijkheid van de digitale dienstverlening. Het resultaat van de City Deal is een toolbox bruikbaar voor alle lokale besturen. We zijn gestart bij de centrumsteden en hebben een toolbox gemaakt voor alle lokale besturen. Via het relanceproject ‘Gemeente zonder gemeentehuis’ hebben we 35 miljoen euro voor de versterking van de digitale dienstverlening. Denk bijvoorbeeld aan het project ‘Digitale balie’, een samenwerking van vijftien lokale besturen met penhouder Stad Gent, waarbij de belangrijkste handelingen die een burger aan een fysieke balie van een gemeentehuis doet ook mogelijk worden gemaakt via een videogesprek. Denk hierbij aan authenticatie, documenten uitwisselen en tekenen en online betalen. Daarnaast zal Inter tot eind 2024 inzetten op het bevorderen van de digitale toegankelijkheid in Vlaanderen via netwerking, kennisdeling en promotie. Samen met de partners uit het actieplan streven we ernaar dat de komende jaren zoveel mogelijk lokale besturen aansluiting vinden bij dit ondersteuningsaanbod.
Dan de vraag rond telewerk. Digimeter toont aan dat een op de twee Vlamingen kan telewerken. Waarom iemand al dan niet kan telewerken of telewerk al dan niet verkiest, heeft te maken met – denk ik – veel verschillende factoren, die ook veel breder gaan dan alleen maar digitale inclusie. Ik denk dat we beide onder ogen moeten zien. Ik wil mij dan ook maar beperken tot de invalshoek van de digitale inclusie; er zijn andere redenen waarom men niet tot telewerken overgaat of kan overgaan.
Niet elke werknemer heeft de vaardigheden om met specifieke digitale tools aan de slag te gaan. Het is belangrijk om werknemers met mindere digitale vaardigheden de nodige kansen te geven om dit te verbeteren en hen daarbij de nodige ondersteuning te bieden bijvoorbeeld om toch bepaalde taken van thuis uit te kunnen doen.
Binnen het actieplan Iedereen Digitaal ontwikkelen we screeningsinstrumenten om de digitale vaardigheden te meten van onder andere medewerkers van lokale besturen en personeelsleden van de Vlaamse overheid.
Het bijscholen in digitale vaardigheden moeten we bekijken vanuit het kader van levenslang leren. Op die manier willen we dat ook aanpakken.
Ik hoop dat ik hiermee heb geantwoord op uw vragen, mijnheer Warnez.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat heel wat lokale besturen bezig zijn met e-inclusie enerzijds en digitalisering anderzijds. Het project Gemeente zonder gemeentehuis is vooral een digitaliseringsproject eerder dan een e-inclusieproject. Ik ben daar zeer positief over, want onze gemeente Wingene zit zelf in drie van die projecten van Gemeente zonder gemeentehuis, waaronder dat van de digitale balie. In het begin vond ook ik de titel Gemeente zonder gemeentehuis goed klinken, maar vandaag vind ik dat die misschien wel een verkeerd signaal aan de burger geeft. Want u hebt zelf de cijfers opgesomd. Als je ziet dat zoveel mensen nog niet mee zijn op digitaal vlak, moeten wij dan als overheid zeggen dat we een gemeente zonder gemeentehuis willen? Eigenlijk is dat een slecht einddoel. We zullen nog een paar generaties nodig hebben vooraleer we echt een gemeente zonder gemeentehuis kunnen hebben. Meer zelfs, ik vind het nog altijd heel belangrijk – en het is aan elk lokaal bestuur om dat zelf te beslissen – dat mensen gewoon kunnen binnenstappen met een vraag, zonder dat ze daarvoor een smartphone, gsm of tablet moet hebben.
Wat de e-inclusie betreft, zijn er heel wat projectsubsidies geweest. Dat toont dat de bovenlokale overheden, de federale en de Vlaamse overheid, dit een belangrijk thema vinden. Er zijn ook federale subsidies geweest, er zijn digibanken, er is dit. Uiteraard krijgen de lokale besturen graag veel geld. Maar ik voel wel dat we soms door het bos de bomen niet meer zien, zeker op het vlak van e-inclusie, als je alles samenlegt.
Ik heb daarnet van u gehoord dat u de volgende keer heel graag opnieuw minister van Binnenlands Bestuur zou zijn. Op welke manier kijkt u naar dat amalgaam van projecten? Als u de volgende keer minister van Binnenlands Bestuur zou zijn, zouden we dat dan niet beter op een of andere manier ietwat structureler kunnen inbedden? Ik zal het heel concreet maken en vertellen hoe het in onze gemeente gebeurt. Wij hebben daar met een groep van acht gemeenten binnen de regio iemand voor aangeworven. In 2024 moet de man in kwestie uit dat subsidieproject. Hoe zorgen we ervoor dat dat een deel van het basisgeheel wordt, dat e-inclusie een deel van de basisfinanciering wordt en dat we de komende minstens tien of twintig jaar niet naar gemeenten zonder gemeentehuis evolueren?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Warnez, ik wil ingaan op uw laatste tussenkomst.
Vooraf wil ik zeggen dat ik heel blij ben met de vele steun die er is voor mijn kandidatuur om mijzelf op te volgen. Maar ik had dat natuurlijk bedoeld als grapje, het zullen de kiezer en nadien de coalitievorming zijn die daarover beslissen, de minister beslist dat spijtig genoeg niet zelf.
Alle gekheid op een stokje, wat denk ik daarover, vanuit mijn ervaring? Eerst en vooral ben ik natuurlijk geen IT-specialist. Maar wat was mijn lokale ervaring? Het is een erg snel evoluerende omgeving. Als je dat heel planmatig en gestructureerd wilt oppakken, een groot plan wilt maken en helemaal wilt uitwerken, is dat plan tegen dat het klaar is om uitgerold te worden, vaak al achterhaald.
Je moet een goed evenwicht vinden tussen aan de ene kant structuren en aan de andere kant het creëren van een dynamiek die opschaalbaar is. Mijnheer Warnez, met die subsidies hebben wij inderdaad projecten gesubsidieerd, waaraan we telkens heel veel aandacht hebben besteed, onder andere projecten waaraan u ook hebt deelgenomen, die een opschaalbaar karakter hebben. Als een groep van tien of vijftien gemeenten samenwerkt, weet je dat dat project, wanneer het op poten staat en functioneert, kan worden gekopieerd door anderen en kan worden uitgerold. Zo leggen we bouwstenen klaar om die digitalisering stap voor stap vorm te geven.
Is er nood aan een herijking volgende legislatuur? Ik denk het wel. Ik denk dat we daar niet flauw over moeten doen, dat we een aantal dingen moeten verduurzamen, maar wat we nu wel hebben geprobeerd, is een acceleratie creëren. Ik denk dat dat ook min of meer is gelukt. Dat staat veel meer op de agenda. We zijn er veel meer in geslaagd om elke gemeente ertoe te bewegen te beginnen een e-inclusiebeleid op te zetten. Niet iedereen staat even ver, daar moeten we ook niet flauw over doen, maar sommigen gemeenten staan daar toch al een stukje verder in. Ik denk ook dat de regioschaal in dezen vaak een interessante schaal kan zijn om daarop voort te bouwen. Daarnaast is minister-president Jambon vanuit zijn bevoegdheden met Digitaal Vlaanderen een stevige backbone aan het opzetten. Ik denk dat dat ‘work in progress’ blijft. Ik ben er niet zeker van dat alles centraal sturen in dezen de juiste methode is. Ik denk dat het ook de volgende jaren een kwestie zal blijven van het geven van impulsen in opschaalbare projecten. Het is vaak vanuit de specifieke noden en kansen die lokale besturen zien, dat je stappen vooruit kunt zetten. Bijvoorbeeld de digitale handtekening is begonnen met een lokaal project. Ik ken dat heel goed, want mijn stad was de eerste ter zake. De heer Van Quickenborne, die daarvoor toen verantwoordelijk was, heeft dat toen ook opgeschaald en het wettelijk kader gecreëerd. We krijgen soms heel interessante input, ook soms uit kleinere gemeenten. Zij vragen dat we een beter decretaal of reglementair, bestuurlijk kader zouden maken zodat zij daarin een stap vooruit kunnen zetten en ook andere gemeenten daarvan kunnen leren.
Ik heb daar dus geen sluitend antwoord op. Ik denk dat het een beetje een en-enverhaal zal zijn, ook de komende jaren. Ik ben echter ook blij dat u erkent en inziet, en daar ook achter staat, dat we de afgelopen jaren wel heel veel impulsen hebben gegeven op tal van vlakken om die digitalisering in een hogere versnelling te krijgen.
De heer Warnez heeft het woord.
Voor de duidelijkheid, mijn boodschap was zeker niet dat we dingen centraal moeten sturen. Ik denk ook niet dat we dit hier met een decreet zouden kunnen oplossen. Ik sluit me er ook volledig bij aan dat we vooral actie moeten ondernemen. Het is een project van twee jaar. Als je een subsidie krijgt, is het in deze tijd zes maanden later voor je iemand hebt aangeworven. Als je dan een actieplan en een visie moet schrijven, dan is het nog een jaar later. Tegen dat je de acties kunt uitvoeren, is het het einde van de legislatuur en is de subsidie voorbij. Ik volg dat dus volledig. Het is vooral mijn bezorgdheid dat we in de volgende legislatuur niet eindigen met veel dingen die zijn gedigitaliseerd, met gemeenten zonder gemeentehuis, bij wijze van spreken, zonder dat we daarnaast ook iemand hebben of overal in mogelijkheden voorzien voor de mensen die niet meekunnen en die het nog erg hard nodig hebben om eens te kunnen binnenstappen in het gemeentehuis en een eenvoudige of minder eenvoudige vraag te stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.