Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de Verkeersveiligheidsbarometer 2022 van Vias institute en de toename van het aantal fietsdoden in België
Vraag om uitleg over de Verkeersveiligheidsbarometer 2022 van Vias institute
Vraag om uitleg over de stijging van het aantal dodelijke fietsongevallen en ongevallen met e-steps
Vraag om uitleg over de ongevallencijfers uit de Verkeersveiligheidsbarometer 2022 van Vias institute
Vraag om uitleg over de ongevallencijfers uit de Verkeersveiligheidsbarometer 2022 van Vias institute
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, meer dan acht op de tien verantwoordelijken van dodelijke verkeersongevallen in Frankrijk zijn mannen. Ook bij de slachtoffers is het overgrote deel mannen. Zo bleek 78 procent van de mensen die omkwamen in het Franse verkeer een man te zijn. Een nieuwe campagne van de Franse overheidsdienst voor verkeersveiligheid trekt aan de alarmbel en wil mannen sensibiliseren in het verkeer. Ook in ons land blijken heel veel verkeersdoden mannelijk, tussen de 70 tot 80 procent blijkt uit de cijfers van Vias institute. Mannen schijnen meer risicogedrag te vertonen in het verkeer.
Minister, hoe staat u tegenover een campagne die zich voornamelijk richt op mannen en hen wil sensibiliseren in het kader van verkeersveiligheid?
Ook in ons land is het overgrote deel van de verkeersslachtoffers mannelijk. Overweegt u om een gelijkaardige campagne te doen als Frankrijk? Welke stappen zult u ondernemen?
Dan ga ik over naar mijn volgende vraag. Volgens de laatste verkeersveiligheidsbarometer van Vias op basis van cijfers van de federale politie is het aantal doden op onze wegen in 2022 met 8 procent gestegen ten opzichte van 2021 en ook het aantal letselongevallen stijgt.
521 mensen kwamen om in het verkeer. Een op de drie daarvan was een voetganger of een fietser. Het aantal fietsdoden steeg van 74 in 2021 naar 95 in 2022. Dat is het hoogste aantal ooit. Elke twee dagen sterft een voetganger of een fietser in het verkeer. Opmerkelijk: bijna de helft van de fietsdoden, 46 procent, is ouder dan 65 jaar en vier op de tien fietsers reden met een elektrische fiets op het moment van het ongeval. Het aantal ongevallen met e-steps blijft ook heel hard stijgen in het land. In 2022 waren er 1715 letselongevallen met e-steps.
In Vlaanderen daalde het aantal verkeersdoden met 7 procent in tegenstelling tot Wallonië en Brussel, waar er een stijging was. Er zijn wel grote verschillen tussen de verschillende Vlaamse provincies. Terwijl we in Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen een stijging zien van het aantal verkeersdoden, daalde het aantal verkeersdoden in Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant.
Kortom, de cijfers van de nieuwe verkeersbarometer laten voor 2022 een verontrustende stijging zien van het aantal doden bij kwetsbare weggebruikers. Een op de drie verkeersdoden in ons land is een voetganger of een fietser. Bij fietsers waren er nooit eerder zoveel doden.
Minister, hoe staat u tegenover de resultaten van de nieuwe verkeersveiligheidsbarometer van Vias die onder andere aantonen dat er nooit eerder zoveel fietsdoden vielen in ons land?
Ondanks het feit dat Vlaanderen het iets beter doet dan de andere gewesten, is er zeker geen reden voor een feestje. De inspanningen die vandaag gebeuren in het kader van verkeersveiligheid zijn blijkbaar nog niet voldoende. Welke extra maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat het aantal verkeersslachtoffers fors daalt?
Acht u het mogelijk om uw ambitie waar te maken, om die ‘Vision Zero’ te hebben, om onder andere tegen 2040 geen voetgangers- en fietsersdoden meer te hebben en helemaal geen verkeersslachtoffers meer te hebben tegen 2050? Acht u dat nog haalbaar?
Snelheid blijft een grote killer in het verkeer. Blijft u ervan overtuigd dat 30 kilometer per uur als norm binnen de bebouwde kom als er geen verkeersveiligheid gegarandeerd kan worden, geen goed idee is?
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik kan het op zich bijzonder kort houden en zeggen dat ik mij voor de volle 100 procent aansluit bij zowel de inleiding als de vragen van collega Lambrecht.
Ik wil eigenlijk vooral een recent ongeval aangrijpen om u tot meer actie aan te sporen. We hebben vrijdagochtend jammer genoeg gezien dat een 13-jarige jongen in Gent werd aangereden bij een dodehoekongeval. Er zijn dan heel wat mensen op straat gekomen om aan te kaarten dat de situatie op de plaats van dat ongeval bijzonder gevaarlijk was. En wat zien we dan? Dat het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) in een mededeling zegt dat ze nu toch zullen onderzoeken of het kruispunt in kwestie mogelijk toch conflictvrij kan worden ingericht en dat er op korte termijn al maatregelen komen. Ik citeer: “Zo willen we de stopstreep op de Brusselsesteenweg vier meter verplaatsen, zodat fietsers en voetgangers veel beter zichtbaar zijn voor vrachtwagenchauffeurs.” Dat zegt de woordvoerder van AWV.
Het agentschap wil ook samen met de stad onderzoeken of het plaatselijk weren van vrachtwagens een mogelijkheid is. AWV heeft na het ongeval opnieuw een analyse gemaakt van de mogelijke oplossingen om het gevaarlijke punt veiliger uit te rusten. Daarvoor zijn aparte verkeerslichten nodig voor fietsers en gemotoriseerd verkeer. AWV heeft in het verleden al onderzocht om dat kruispunt conflictvrij in te richten. Ik ga niet de hele uitleg geven, maar ze gaan dat nu opnieuw onderzoeken, om te bekijken of door het herinrichten van fietspaden, voetpaden en de rijweg er toch geen extra ruimte kan worden gevonden. Dat onderzoek, de eventuele infrastructurele aanpassingen en de invoering van een nieuwe lichtenregeling zullen naargelang de ingreep drie tot negen maanden in beslag nemen.
Waarom zeg ik dat nu? Omdat wij keer op keer naar aanleiding van de cijfers van Vias vragen wat u gaat doen, en we keer op keer het antwoord krijgen dat er veel gebeurt, bijvoorbeeld het inzetten op fietsinfrastructuur. We gaan dat nu opnieuw horen. Maar het is toch godgeklaagd dat er op die plek blijkbaar oplossingen mogelijk zijn, zoals het verplaatsen van een stopstreep met vier meter, dat men enkele dagen na dat ongeval tot dat besef komt en dat men dat nu gaat doen. Je zult maar eens de ouder van dat kind zijn. Hoe is dat nu in godsnaam mogelijk, minister, dat we dat van u niet horen? Ik hoop dat we dat vandaag eindelijk eens zullen horen, dat u opdracht geeft om al die plekken grondig te onderzoeken en te bekijken welke quick-winmaatregelen men kan nemen. Een stopstreep met vier meter verplaatsen? Komaan, laat ons dan toch meteen bekijken waar we dat elders in Vlaanderen kunnen doen om dergelijke ongevallen te voorkomen.
Collega Bex, dat is een zeer terechte vraag over dat bijzonder erge ongeval in Gent. Er zijn wel twee collega's, collega’s Meremans en Lambrecht, die daar een vraag om uitleg over hebben ingediend voor volgende week. Ik heb die ook goedgekeurd. Dus voor de volledigheid van het antwoord over dit ongeval is het misschien beter om volgende week een volledig antwoord te krijgen van de minister, zodat haar diensten dat ook beter hebben kunnen bestuderen, dan daar nu die vraag over te stellen. (Opmerkingen van Stijn Bex)
Uiteraard, het gaat specifiek over het geval in Gent. En uw vraag is volledig terecht. Ik zeg het gewoon, ook voor de eerlijkheid ten aanzien van de twee collega’s die de vraag daarover hebben ingediend.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik ga gewoon dezelfde vraag stellen. Het aantal verkeersdoden is inderdaad met maar liefst 8 procent gestegen in 2022. 521 mensen zijn om het leven gekomen, onder wie 95 fietsers, het hoogste aantal ooit. 73 van die ongevallen gebeurden in Vlaanderen, wat een stijging is met 9 procent. De helft van de fietsdoden is ouder dan 65 jaar. Ongeveer de helft van hen reed met een elektrische fiets.
Ook het aantal letselongevallen is in 2022 gestegen ten aanzien van 2021. Het gaat om een stijging met 13,6 procent. Er vielen ook vier doden bij de gebruikers van e-steps. Drie ongevallen daarvan gebeurden in Vlaanderen. In 2022 gebeurden er met die toestellen 812 letselongevallen. Dat is een stijging van 54,4 procent ten aanzien van vorig jaar.
Minister, hoe kijkt u naar die cijfers? In het midden van vorig jaar werden de nieuwe regels voor e-steps ingevoerd. Hebt u er zicht op wat dat deed met de ongevallencijfers? Valt er na de zomer een trendbreuk te zien tegenover voor de zomer? Wat zult u ondernemen om die cijfers om te buigen? Want het zijn inderdaad geen goede cijfers.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik zal hier zeker niet al de cijfers herhalen die de collega’s al uitgebreid aan bod hebben gebracht. Ik ga gewoon nog twee zaken meegeven die mij toch opvielen in die cijfers. Ten eerste zijn er de verschillen in de diverse provincies. Collega Lambrecht heeft er ook al naar verwezen. We zien dat het aantal verkeersdoden daalde in de provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant. In Oost-Vlaanderen steeg het, van 55 naar 60, maar de grootste stijging is in West-Vlaanderen. Het aantal verkeersdoden steeg daar van 56 naar 63, toch wel heel opvallend. Ten tweede valt mij ook op dat ongeveer de helft van de fietsslachtoffers senioren zijn, of toch 65-plussers. We zien ook dat elektrische fietsen 40 procent van de ongevallen uitmaken en vooral zwaardere letsels geven. Daarnaast benadrukt Vias dat we ook moeten blijven kijken naar het stijgende aantal ongevallen met e-steps. Dit roept ook vragen op over het effect van sensibilisering, de impact van helmen, snelheidsbeperkingen voor automobilisten en fietsers.
Federaal minister Gilkinet zal naar aanleiding van de cijfers ook al een paar concrete maatregelen op tafel leggen, zoals de snellere intrekking van het rijbewijs in geval van drugs- of alcoholgebruik, zwaardere straffen in geval van bijzonder hoge snelheid, de invoering van een opleiding voor automobilisten met gevaarlijk rijgedrag of een doeltreffende strijd tegen recidive. Dat is natuurlijk allemaal federale materie, en we zijn hier op Vlaams niveau. Minister, ik heb dus ook enkele vragen aan u.
Hoe evalueert u de cijfers? Welke acties zult u ondernemen? Op welke manier kunt u nagaan welke verkeersveiligheidsmaatregelen echt werken, zoals snelheidsverlagingen of trajectcontroles? Moet hiernaar ook nog verder onderzoek worden gedaan? Welke diepere analyse kan er nog gebeuren van de ongevallencijfers?
De heer Keulen heeft het woord.
Ik ga de lange inleiding ook niet meer brengen. Dit heeft meestal te maken met gedrag. Het heeft te maken met weginrichting. Het heeft te maken met een heleboel oorzaken.
Minister, ik heb de volgende vragen. Wat burgers niet verwachten, is gewoon de communicatie over problemen. Mensen verwachten wel een beleid van zaken en problemen aanpakken. Dat wil dus zeggen: in de praktijk samenwerken, zaken analyseren, zien wat er kan worden gedaan, om dan te communiceren. Wanneer heeft Vias met u overleg gehad over deze cijfers, en wanneer werden die samen met uw diensten geanalyseerd en besproken?
In de verkeersveiligheidsbarometers vinden we de cijfers, maar geen echte oorzaken. Welke inspanningen zijn er al gedaan of zullen worden gedaan om cijfers te verkrijgen die kunnen worden opgedeeld per oorzaak?
Ten slotte: het aantal verkeersdoden daalt, wat op zich uiteraard een zeer goede zaak is. Het mag op dat vlak nog altijd meer zijn. Een focus leggen op de stijgende cijfers is echter noodzakelijk. Welke redenen ziet u die aan de basis liggen van de stijgingen van het aantal verkeersslachtoffers?
Bedankt voor de vele vragen.
Minister Peeters heeft het woord.
Ook op mijn beurt bedankt voor de vele vragen.
Ik hoor dat enkele vraagstellers verwijzen naar cijfers van Vias. Voor alle duidelijkheid, die gelden voor België, maar je vindt er wel de onderverdeling voor de drie gewesten. Het aantal dodelijke slachtoffers ligt in België inderdaad op 521 – een stijging –, tegenover 271 in Vlaanderen – een daling. Daar worden we natuurlijk niet blij van, want 271, dat zijn nog altijd 271 dodelijke slachtoffers te veel. We hebben nog een lange weg te gaan naar Vision Zero. In vergelijking met vorig jaar zijn er in Vlaanderen twintig mensen minder gestorven in het verkeer en 33 minder ten opzichte van referentiejaar 2019, maar toch ligt er nog veel werk op de plank. Dat is zeker zo als we kijken naar het aantal letselongevallen, waar we helaas ook een stijging zien, in de drie gewesten.
We zien, zoals een aantal collega’s aanhalen, een negatieve tendens bij de actieve weggebruikers, bij voetgangers en voornamelijk bij fietsers, en dat baart ons de meeste zorgen. Vooral de elektrische en de oudere, en dus meer kwetsbare, fietsers springen daarbij in het oog. Daar kunnen en willen we ons niet bij neerleggen. We weten dat er meer gefietst wordt, wat mee aan de oorzaak ligt, maar dat mogen we niet als argument inroepen. We mogen niet berusten in het feit dat er meer fietsers zijn en dat dat dus automatisch meer ongevallen met zich meebrengt.
Dit is enorm frustrerend om te zien, want we investeren heel veel in fietsveiligheid – ik weet dat sommigen niet graag horen welke investeringen wij allemaal doen –, en nemen ook veel maatregelen inzake fietsveiligheid. In het verkeersveiligheidsplan van juli vorig jaar hebben we de fietser ook centraal gesteld, omdat de cijfers niet goed zijn. Desondanks mogen de cijfers ons niet ontmoedigen. We moeten blijven inzetten op al die maatregelen en we moeten middelen blijven uittrekken om de infrastructuur een pak veiliger te maken. Ik zeg inderdaad vaak dat we ongezien veel middelen investeren in fietsinfrastructuur, 319 miljoen euro met het laatste geïntegreerd investeringsprogramma (GIP), maar er is nog enorm veel wat moet gebeuren.
Ik zal jullie geruststellen: ik ga niet alle maatregelen die wij de voorbije jaren hebben uitgerold, opsommen. Daarvoor kan ik verwijzen naar de semestriële voortgangsrapportage, die ik gisteren tussen 9 en 12 uur heel grondig uiteengezet heb op de taskforce Verkeersveiligheid. Ik ga dus niet alles wat we al hebben uitgerold, meegeven, maar ik wil wel zeggen – en dat weten jullie – dat wij in het Verkeersveiligheidsplan 2021 geen maatregelen op tafel gelegd hebben om nadien op onze lauweren te rusten, zoals sommigen hier doen uitschijnen. Dat is niet zo. Er is Mobiliteit Innovatief Aanpakken (MIA), waarmee we heel duidelijk meegeven dat we korter op de bal willen spelen en proactiever willen handelen. Helaas was er vorige week vrijdag opnieuw een heel triest ongeval. Er moet bijgestuurd worden, absoluut. Hadden we daar eerder en proactief maatregelen kunnen nemen, dan hadden we dat kunnen voorkomen, maar we kunnen natuurlijk niet overal op anticiperen. We kunnen er wel voor zorgen dat onze infrastructuur zo veilig en comfortabel mogelijk wordt ingericht. Dat is waar we continu op inzetten.
De MIA Quickscan hebben we georganiseerd of uitgerold om, daar waar er een zwaar ongeval gebeurd is, te voorkomen dat daar opnieuw een ongeval kan gebeuren. Ik ben al in Gent geweest, mijnheer Bex, en ik hoor daar, niet alleen van de burgemeester maar ook van de schepen van Mobiliteit, heel uitdrukkelijk zeggen dat ze wel degelijk een kentering zien in de aanpak, zowel de proactieve als de reactieve aanpak, en dat zij wel degelijk verandering zien. Wij hebben wel degelijk een luisterend oor voor al die noden die prioritair moeten worden uitgerold. We zullen daar volgende week verder op ingaan, naar aanleiding van de bijkomende vragen en gelet op het feit dat mijn mensen ook al ter plaatse zijn geweest, samen met experts.
We hebben die MIA Quickscan gedaan om de combinatie te bekijken tussen infrastructuur en andere maatregelen: wat kunnen we doen om maatregelen uit te rollen op korte termijn, daar waar er ongevallen gebeurd zijn of er subjectief, proactief een onveiligheidsgevoel heerst? De resultaten van die eerste scans geven waardevolle informatie over die specifieke locatie, maar ook over andere locaties, zodat we proactief maatregelen kunnen uitrollen.
We hebben ook een subsidieproject lopen rond veiligere voetgangersoversteekplaatsen, in samenspraak met het verkeersplatform en met Instituut voor Mobiliteit (IMOB), ook ten behoeve van de lokale besturen. Want veel ongevallen gebeuren nog altijd op lokale wegen. We hebben ook het ‘Afwegingskader voor maximaal conflictvrije verkeerslichten’ dat we uitrollen. Dat zijn nieuwe initiatieven die we pas in de tweede helft van 2022 op tafel hebben gelegd, net als onze brochure ‘Fiets veilig’, die wordt afgewerkt en waarin we voor elke actieve weggebruiker de regelgeving expliciet onder de aandacht brengen. Met GOCA Vlaanderen (Groepering van Erkende Ondernemingen voor Autokeuring en Rijbewijs) bekijken we ook hoe we het praktijkexamen specifiek voor speedpedelecs kunnen aanpassen en meer op maat laten maken.
We doen heel veel qua infrastructuur, maar ik ga jullie daar vandaag niet mee belasten. Ik wil voorkomen dat ik straks de melding krijg dat ik wel zeg wat we allemaal doen, maar dat de cijfers slecht zijn. Ja, de cijfers zijn slecht, maar we doen heel veel, en we sturen continu bij. We monitoren ook continu. Die barometer die we jaarlijks krijgen, en die ook een voorafname is op de definitieve cijfers die we straks van de FOD of de federale politie krijgen, kunnen we nu al gebruiken om bijkomend te monitoren. Daarom zaten we gisteren ook opnieuw drie uur samen met alle experts en deskundigen. We evalueren continu de maatregelen die we uitrollen. We enquêteren ook, bijvoorbeeld over het afwegingskader zone 30 en de GAS-boetes.
Daarnaast blijven we voor de actieve weggebruikers inzetten op de schoolomgevingen en -routes. We hebben de afgelopen jaren 331 schoolroutes in 105 gemeentes aangepakt. We zijn ook bezig met de routes die Het Laatste Nieuws in kaart heeft gebracht over heel Vlaanderen. En we hebben al 1637 schoolomgevingen voor 223 lokale besturen veiliger gemaakt.
We blijven ook kritisch voor onszelf. Ik verwijs naar de e-step. We hebben met de collega’s van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest en met de federale minister een nieuwe regelgeving rond de e-step opgesteld, en die is op 1 juli 2022 ingevoerd. Helaas, we zien daar nog geen drastische kentering in de ongevallencijfers, integendeel. We hebben die detailanalyse gedaan met onze eigen cijfers vorig jaar, en in de eerste jaarhelft zagen we een stijging van 121 procent. We hopen dat we straks een daling zien, maar de eerste signalen zijn nog niet bemoedigend. Met alleen een aanpassing van de regelgeving zal het niet lukken.
We hebben ook een aantal vragen over de barometer.
Ik heb al gezegd dat de barometer telkens een eerste en interessant gegeven rond cijfers is. Het zijn voorlopige cijfers, maar we gaan er toch mee aan de slag omdat ze ons zeggen of we op bepaalde vlakken nog meer moeten inzetten. De definitieve en officiële cijfers komen altijd iets later. We kunnen uit deze cijfers geen grondige analyses of oorzaken distilleren. Daarvoor is het nu nog iets te vroeg.
Mevrouw Lambrecht, u vraagt specifiek naar het aantal ongevallen met mannen. Het klopt dat het aandeel mannen die betrokken zijn in dodelijke ongevallen 80 procent bedraagt. Maar aan de hand van de cijfers van de Vias-barometer kunnen we daar nog geen grondige analyses uit halen. Daarvoor is het te vroeg. U weet dat wij ook volop inzetten op bijkomende analyses en onderzoeken. We moeten diepteonderzoeken doen om daar verdere conclusies uit te kunnen distilleren.
Er is een beeld dat er meer mannen in negatieve zin opduiken in die verkeersveiligheidsstatistieken. (Opmerkingen)
Ik hoor hier het woord ‘macho’. Ze rijden rapper. Ik zie dat vandaag de dames hier in de minderheid zijn. Ik zal mij daar dus niet over uitlaten. Ik zeg alleszins dat we daarover nog geen diepteanalyse hebben gehad. We weten dat ook vrouwen zich laten betrappen op het rijden onder invloed of op het bezig zijn met hun smartphone en dergelijke. We hebben niet zozeer specifieke doelgroepen in functie van het geslacht. Dat hebben we niet. Wat we wel hebben, zijn specifieke doelgroepen als bijvoorbeeld jongeren en ouderen. Daar richten wij wel specifieke campagnes op. U weet dat wij bijvoorbeeld met betrekking tot drugs ons hebben gefocust op jongeren tussen 18 en 35 jaar. We gaan kortom doelgericht om met leeftijdscategorieën, maar we hebben wat dat betreft geen opdeling inzake geslacht. Misschien moet dat in de toekomst wel. Daarvoor bekijk ik liever eerst de detailanalyse van al deze cijfers.
Kortom, ik wil eindigen. Die cijfers zijn niet goed. We moeten blijven inzetten op alles wat met de verkeersveiligheid te maken heeft. Dat is en blijft een en-en-enverhaal. We moeten inzetten op infrastructuur, op aangepaste regelgeving, op campagnes, op sensibiliseringsacties. Maar ook en vooral het gedrag is en blijft toch ook wel een heel belangrijk aspect. Wij hebben recent onze campagne ‘Focus op de weg’ gelanceerd. Maar ook het respectvol en hoffelijk met elkaar omgaan is, denk ik, nog altijd een heel belangrijk aspect waarop we met tal van campagnes en sensibiliseringsacties moeten blijven inzetten. Het gedrag is en blijft een heel verantwoordelijke factor. Herinner u het beeldmateriaal bij de toelichting die we hier hebben gekregen van de mensen van het Instituut voor Mobiliteit en van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) rond datgene wat we detecteerden op de camerabeelden van zowel drones als vaste camera’s. Wat we zien dat ouders aan de schoolpoorten of schoolomgevingen soms doen, hoe ze daarmee andere personen in gevaar brengen: dat is, denk ik, vaak een zeer belangrijke oorzaak. Dan kun je wel zeggen dat je moet inzetten op handhaving en dat je daar nog meer camera’s moet plaatsen, maar ik denk dat iedereen in eerste instantie naar zichzelf moet kijken. We begaan allemaal wel eens fouten, maar we moeten tegelijkertijd weten dat dit een enorme impact kan hebben op het leven of op een gezinssituatie tout court van anderen. Gedrag is en blijft nog altijd een heel bepalende factor. Dat neemt niet weg dat we ook blijven inzetten op tal van andere aspecten en maatregelen.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, inderdaad die mannen en de vrouwen, ik vind dat u daar snel over gaat. U zoekt telkens manieren om die doden toch maar naar beneden te krijgen. U krijgt hier op een blaadje een bijkomende manier om daar eigenlijk asap verder onderzoek naar te doen, om misschien ook gendergerelateerd er iets aan te kunnen veranderen. En u zegt: “We gaan dat misschien onderzoeken.” Ik vind uiteraard dat u dat moet onderzoeken. Er zijn grote budgetten in Mobiliteit. Als je ziet dat een bepaalde doelgroep voor heel wat dodelijke verkeersongelukken – 70 à 80 procent – zorgt, dan moet er toch wel een specifieke aanpak komen voor die doelgroep. Dus ik geef u dat mee. Ik zou die kans niet laten liggen.
Dan wat betreft de cijfers. Ze zijn natuurlijk voor heel België, maar in Vlaanderen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen, stijgen de doden wel. Dus we moeten niet zeggen: “Het is voor Vlaanderen beter.” Ze stijgen wel, ook de letselongevallen stijgen overal. Dus alle alarmbellen moeten eigenlijk afgaan. Want ik hoor altijd die boutade: “Er wordt meer gefietst, dus er zijn meer ongevallen.” Er wordt meer gefietst: dat was het doel van uw beleid. Dan moeten alle alarmbellen afgaan om dat op een zo snel en veilig mogelijke infrastructuur, die goed aangepast is, te doen. Dat is dus een luxe voor ons, dat er meer gefietst wordt, en daar moet veel sneller naar worden gekeken. In andere cruciale domeinen, als er ergens een probleem is met een toename van iets, wordt er veel sneller opgetreden. Hier niet. Het blijft maar duren.
U zegt ook – en dat hoor ik echt niet graag – dat sommigen hier niet graag horen dat u veel investeringen doet. Wel, u mag die mensen met naam noemen, want ik zit daar alvast niet bij. Ik ben heel blij als ik hoor dat er nieuwe investeringen zijn voor veiligere infrastructuur. En ik denk dat hier niet één collega in de zaal is, die daar niet blij mee is. U hoeft zich dus niet altijd aangevallen te voelen. Wij weten dat er investeringen zijn, we zijn daar blij mee, maar de cijfers zijn gewoon slecht. Het is dus onze rol om te blijven zeggen dat het beter moet, en we reiken u een paar suggesties aan.
U zegt dan ook dat we proactief en sneller moeten zijn, als antwoord op de vraag die vanuit Gent kwam. Dat moeten we zijn, maar ik geef u nu op een blaadje – en ik wil het zeggen omdat het genotuleerd wordt –, als we praten over proactief en sneller zijn, dan wil ik toch die MIA Quickscan heel snel op de ring in Brugge: aan de Krakelebrug, aan de Gentpoortbrug, gaan doden vallen. En dan gaan we hier ook de vraag stellen als die doden gevallen zijn. Er zijn al heel veel ongelukken, het is er levensgevaarlijk. Daar kan veel sneller worden opgetreden, al was het maar door de verkeerslichten beter af te stemmen. Als je daar als fietser naar rechts draait op de ring in Brugge, word je omvergereden door auto’s die rechtdoor gaan. Ik geef het nog maar eens mee.
Ik heb nog bijkomende vragen.
Ten eerste: u zegt – en heel terecht, en u wordt daarin door collega Keulen altijd ondersteund – dat het gedrag van mensen zeer belangrijk is. Ik vind dat ook. Maar waarom komt u daar niet meer mee naar buiten? Dat is misschien niet sympathiek, om als politicus tegen de mensen te zeggen: “Je moet zelf opletten, als je je kinderen naar school brengt. Wees voorzichtig.” Je bent daarmee niet de super sympathieke politica, maar het zou u sieren om, zodra u bij wijze van spreken een camera onder uw neus krijgt over de verkeersveiligheid, dat te zeggen: “Mensen, neem ook uw verantwoordelijkheid. Het is hier niet ‘ik alleen’.” Want we steunen u daarin. En het is waar, maar dat wordt nog te weinig gezegd.
Ten tweede, wat die steps betreft. U hebt gezegd: “Die aanpassing van de regelgeving alleen zal niet genoeg zijn.” Dat klopt. Maar waar ziet u daar dan nog aanpassingen voor mogelijk? Want we zien de cijfers, ze zijn slecht. Er is regelgeving: je mag niet met twee op een step. Maar wat dan? Gaan we het verbieden? Wat moeten we doen? Maar ik weet het, u gaat zeggen: “Ik ben liberaal, ik verbied niet.” Het moet ook niet verboden worden, maar er moet dan toch iets anders gebeuren om daar de cijfers beter te krijgen.
En dan is mijn laatste vraag: wanneer zult u tevreden zijn?
De heer Bex heeft het woord.
Nul verkeersdoden, collega, ‘Vision Zero’, daar moeten wij alleszins werk van maken.
Minister, ik apprecieer het dat u hier vandaag niet die eindeloze opsomming geeft van alle dingen die u wel al doet. Wij ontkennen dat ook niet, en wij zijn inderdaad – zoals de collega heeft gezegd – blij met elke investering die u kunt aankondigen.
De vraag is wat u zult doen. Wat ligt er nog bijkomend in onze mogelijkheden om ongevallen te voorkomen? U hebt heel dat project van MIA opgezet. Ik denk dan dat het inderdaad belangrijk is dat we daar de resultaten van beginnen te zien, en dat er aan de administratie gezegd wordt dat u nu ook wilt dat dat kan worden uitgerold, dat u wilt dat jullie niet meer wachten tot jullie moeten reageren op een ongeval, maar dat jullie tenminste kunnen zeggen dat jullie aan de oefening bezig zijn om ook de bestaande situaties te onderzoeken.
Ik heb u dat gevraagd naar aanleiding van de verkeerslichtenregeling waar u zelf op een bepaald moment hebt beslist om toch meer richting conflictvrije kruispunten te gaan. Ik heb u toen gevraagd om dan eens na te kijken of de verkeerslichtenregelingen van voor deze beslissing om alles echt conflictvrij te maken al aangepast zijn. Ga dat ook eens nakijken, en kijk eens wat daar de eventuele verbeteringen zijn. Dat zijn, denk ik, maatregelen waar u dringend werk van moet maken, zodanig dat we zo veel mogelijk gevaarlijke situaties kunnen vermijden. Ik roep u daar alleszins heel fel toe op. Mijn vraag is of u dat ook effectief zult doen.
De heer Meremans heeft het woord.
Eerst en vooral – en dat kunnen we niet afleiden uit de cijfers van Vias – moet je weten wat de concrete oorzaak is van die fietsongevallen. Want op dit ogenblik kan ik dat daar dus niet uit afleiden. Speedpedelecs worden in dat rapport bijvoorbeeld samengeteld met bromfietsen. Ik kan dus niet zeggen of het aan speedpedelecs ligt of aan fietsers onderling. Het kan ook bijvoorbeeld liggen aan de kruispunten, of aan conflicten tussen auto’s of vrachtwagens en fietsers. Dat kan ik hier niet uit concluderen. We zouden dat eigenlijk dringend moeten weten, en dan kun je daaraan aanpassen.
Wat infrastructuurwerken betreft: die zijn overal bezig. In mijn eigen stad zijn tien werven gestart, vooral langs schoolroutes, om daar conflictpunten, kruispunten en oversteekplaatsen te beveiligen. Ik denk dat dat al bezig is, maar dat zal ook zijn tijd vragen. Je kunt vragen om daar sneller in te gaan, maar goed, dat zal toch zijn tijd vragen. Ik geloof er wel in dat dat in orde komt. Maar de vraag is daar natuurlijk wat de oorzaken zijn. Wat mij vooral zorgen baart, zijn senioren die elektrisch fietsen, wat zeer goed is. Mijn vrees is echter dat senioren dat niet meer willen doen, dat is mijn vrees een beetje daarbij.
Eerst moeten we dus die oorzaken kennen. De vraag is dan wanneer we die kunnen kennen. Dan kun je volgens mij gericht werken. Als het inderdaad zo zou zijn dat het gaat over aankruispunten en dergelijke, dan kun je die conflictvrij oplossen. Maar als het gaat over wegen tussen fietsers onderling, dan moet je daar maatregelen gaan nemen. Als het voornamelijk te maken heeft met speedpedelecs, dan moet je kijken naar de rol van de speedpedelec binnen de bebouwde kom. Ik heb dat vorige keer ook al eens gezegd. Jullie zullen misschien denken: hij is daar weer met zijn regeltjes. Maar je moet toch wel kijken wat de oorzaken zijn, en daar gepast op reageren. Zolang we dat niet weten, blijft het moeilijk. Ik kan hier dus ook alleen maar zeggen dat dit niet oké is, dat we zo rap mogelijk moeten weten wat die oorzaken zijn, en daar passend op reageren.
Ondertussen denk ik dat die werken voluit moeten worden uitgerold, maar we zullen bij volgende vragen nog dieper ingaan op moeilijkheden die ook ontstaan bij die infrastructuurwerken, wat ook niet altijd meteen de fout is van de bouwheer.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik ga misschien in herhaling vallen, maar ik wil nog twee punten meegeven. Ten eerste denk ik dat de oorzaken van een ongeval nog te weinig onderzocht worden. Collega Meremans heeft er ook al naar verwezen. Vorige week, of twee weken geleden, is in de commissie nog naar voren gekomen dat bij een ongeval niet steeds een bloedcontrole wordt gedaan. Ik ben daar een beetje van geschrokken, ik wist dat niet. Ik denk dat we nog dieper moeten gaan zoeken naar de oorzaken van een ongeval, en dat ook bekend maken aan de mensen.
Mijn tweede punt betreft het gedrag van de bestuurders. U en de collega’s hebben er hier al naar verwezen. Iedereen weet dat men niet te snel mag rijden, iedereen weet dat men geen drank en drugs mag gebruiken, iedereen weet dat men niet afgeleid mag worden tijdens het rijden in het verkeer, en toch gebeurt dit nog dagelijks. Ik weet dat u, en wij als commissie, nog heel veel werk hebben om de infrastructuur te verbeteren en de budgetten goed te keuren, er is daar nog heel veel werk. Maar ik weet niet wat we nog extra kunnen doen om het gedrag van de bestuurder aan te passen. Collega Lambrecht zei dat, zodra je een micro onder de neus krijgt, je hierover iets moet zeggen. Ik ben ervan overtuigd dat meer vertellen over de oorzaken van een ongeval een deel van de oplossing kan zijn. Dat kost geen cent, bij manier van spreken, dat kost geen 335 miljoen euro, dat kost enkel een aanpassing van het gedrag van de bestuurder. Ik denk dat we daarop moeten blijven hameren.
Mijn vraag aan u, minister, is wat u kunt doen, wat wij kunnen doen om het gedrag van de bestuurder nog fundamenteel aan te passen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik denk dat de commissie, en iedereen die hier zit, verbonden is door de drijfveer naar meer verkeersveiligheid en dus minder menselijk leed. Tezelfdertijd moeten we ook erkennen dat het beleid geen mensen vermoordt. De dieperliggende oorzaken, de aanleiding en de gevolgen onderzoeken is goed, minister, net als blijven werken aan opleiding, weginrichting en infrastructuur. Maar ik blijf herhalen – ik denk dat ik de eerste ben die dat expliciet heeft gezegd –: de eigen verantwoordelijkheid en het eigen gedrag is zeer belangrijk.
Ik heb al veel voorbeelden gegeven. Het meest treffende voorbeeld is de getuigenis van de politie, die me als burgemeester zegt dat de gevaarlijkste dienst bij de politie de zondagvoormiddag is. Dan ziet men mensen stijf van de drank, en vooral van drugs – want drugs zijn vandaag een veel zwaarder probleem dan drank achter het stuur – terugkomen van uitstappen naar God weet waar, de Zillion of andere varianten daarop. Door de pillen, door de drugs weet men niet meer of het dag of nacht is, en bij manier van spreken rijden ze door de politiecombi heen. Als ze aangehouden worden, kunnen ze niet in toom gehouden worden. Dat zijn schrijnende getuigenissen van politiemensen, die daar vaak ook gehavend uit komen op zondagvoormiddag. Nu mag je in het beleid doen wat je wilt, maar dat is toch je eigen verantwoordelijkheid.
Ik ga inderdaad het voorbeeld weer niet herhalen – ik ga het toch doen. Bij de wegenwerken in Geel op de E313 worden al kilometers op voorhand de wegenwerken aangekondigd. Toch rijden de mensen, vanwege het infuus, de iPhone of de varianten daarop, in volle snelheid, iedere keer opnieuw, in de staart van die file. Nu mag je doen wat je wilt, maar dat is je eigen verantwoordelijkheid.
Je kunt uiteraard via GAS 4 – we hebben het als gemeente ingevoerd – een lik-op-stukbeleid voeren, bijvoorbeeld voor stilstaan en parkeren. We doen we dit vooral rond schoolomgevingen, waar ouders, en nog meer de grootouders, hun kinderen en kleinkinderen met de wagen tot de klasdeur rijden als ze konden. Dat lukt dan niet, maar het creëert de meest gevaarlijke verkeerssituaties. Je kunt doen en laten wat je wilt, maar dat is de eigen verantwoordelijkheid.
De trajectcontroles helpen ook. De mensen klagen dat als je niet oplet, je meteen prijs hebt. Maar de getallen in onze steden en gemeenten van de mensen die gepakt worden, geven toch aan dat dit de juiste locaties zijn. Ik sta steil verbaasd te kijken naar de aantallen van mensen die betrapt worden op te snel rijden. Het is de eigen verantwoordelijkheid. Dit is vaak in straten waar een snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur geldt, dus dan zit je in de bebouwde kom. Er is iets fout met de mentaliteit. Er is iets fout met de mentaliteit, iedere Vlaming is achter het stuur een halve cowboy. Een vergelijking met Nederland en de Scandinavische landen is niet in ons voordeel, we moeten in de spiegel durven te kijken. Uiteraard, alles wat kan verbeteren moeten we een kans geven, maar de eigen verantwoordelijkheid is verpletterend.
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Uiteraard betreuren ook wij op onze beurt dat het aantal verkeersslachtoffers opnieuw in stijgende lijn is. De cijfers die zijn opgesomd, zijn niet goed. Ze zijn hallucinant, en de tendens is bijzonder verontrustend. Het is duidelijk dat we nog heel ver weg staan van de doelstelling voor 2030, namelijk 158 verkeersdoden in Vlaanderen. Er is nog een hele inspanning nodig om die ambitieus vooropgestelde doelstelling te halen. Ik vat het heel kort samen. Voor ons blijven investeringen in infrastructuur de sleutel tot de verkeersveiligheid, en is ook het misbruik van alcohol, drugs en gsm-gebruik een blijvend werkpunt.
Minister, elk bericht over een nieuwe verkeersdode hakt er bij mij telkens opnieuw in. Telkens vraag ik mij af hoe men dat had kunnen voorkomen, wat de oorzaak was. Ik heb twee bijkomende vragen voor u. Ik focus even op mijn eigen provincie, West-Vlaanderen, waar het aantal verkeersslachtoffers het meest is gestegen. Onze gouverneur laat al sinds 2018 een rapport opmaken met een analyse van de dodelijke ongevallen op de West-Vlaamse wegen. Dat initiatief wordt nu verder uitgerold in de rest van Vlaanderen. De gouverneur wil die analyse nog verder uitbreiden en ook alle ongevallen met gewonden onderzoeken. Hij gaf daarbij ook aan dat die berg informatie zodanig groot is dat het onmogelijk is om al die informatie te verwerken zoals dat vandaag gebeurt, maar dat dat wel mogelijk zou zijn met artificiële intelligentie. Ik citeer hem: “De mogelijkheden zijn er al, maar de wil moet er zijn bij onze partners. Maar we kunnen heel veel leren uit die informatie.” Minister, welke initiatieven zult u nemen om ook de gouverneurs van alle Vlaamse provincies hierin te ondersteunen?
Ik las daarnet in een persbericht dat leerlingen van een zesde leerjaar in Koekelberg vandaag via een simulator de e-step hebben kunnen ontdekken en kunnen uittesten. Ik vind dat een zeer goed initiatief. Ze kregen op een groot scherm ook diverse verkeerssituaties voorgeschoteld waarmee ze overweg moesten kunnen, zo’n beetje op dezelfde manier als bij het sensibiliseren over dodehoekongevallen, lijkt me. Minister, in welke mate zult u dat verder uitrollen naar andere scholen?
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik wou even specifiek op de eerste vraag van mevrouw Lambrecht ingaan, want ik vind dat toch eigenlijk wel een beetje een vreemde vraag. In deze tijden van woke en genderneutraliteit wordt er een opsplitsing gevraagd tussen mannen en vrouwen. (Opmerkingen)
Mevrouw Lambrecht, zonder het op flessen te willen trekken, vraag ik mij af in hoeverre men dan verder wil gaan met die opdeling. Wil men dan ook kijken naar de invloed van de opleiding, de etnische afkomst en dergelijke meer op de verkeersveiligheid? Ik vind dat dus toch wel een beetje vreemd. Trouwens, ik denk dat men naar de gevaarlijke bestuurders in het algemeen moet kijken als er campagnes worden gevoerd. Ik ben daarstraks zelf nog in snelheid genomen door een snelle dame, die me langs rechts voorbijstak op een trajectcontrole waar men 90 kilometer per uur mag rijden, en me dan kort de pas afsneed om toch maar met 130 kilometer per uur een beetje verder de volgende afrit te nemen. Dat zijn ook gevaarlijke bestuurders. Men mag het dus zeker niet alleen ten overstaan van de mannen uitrollen. Ik denk dat er een campagne gericht op de gevaarlijke bestuurder in het algemeen moet worden uitgerold.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik probeer kort te zijn, maar ik wil toch het een en ander rechtzetten. Ten eerste, mevrouw Lambrecht, u zegt dat u blij bent met alle investeringen die we doen. Ik ben blij dat van u te horen want in het verleden, telkens wanneer u me interpelleerde over de verkeersveiligheidsstatistieken, kreeg ik altijd van u de repliek: “Je komt hier altijd zeggen wat je allemaal doet, maar de cijfers zijn slecht.” Dat is meestal uw boutade. Wel, ik kan alleen maar zeggen wat we inderdaad allemaal doen en met alle mogelijke partners en dat we blijven inzetten op tal van maatregelen om een kentering in de cijfers te krijgen.
Ik ben enerzijds tevreden dat we inzake dodelijke slachtoffers een daling kunnen optekenen. We kunnen geen daling optekenen in de cijfers lichamelijk letsel, maar we zitten daar wel op een niveau van onze doelstellingen die we vooropgesteld hadden. Maar die cijfers zijn slecht. Ik heb daarstraks onmiddellijk meegegeven dat als het over de fietsongevallen gaat, ik niet afkom met: er zijn meer fietsers, dus moeten we automatisch ook akkoord gaan met meer fietsongevallen. Ik heb juist gezegd dat we ons een dergelijke boutade niet kunnen permitteren. Dat wil ik bij dezen ook heel duidelijk zeggen.
Ik ben blij dat u noteert dat wij heel wat goede dingen doen, dat wij heel wat investeringen doen. Ik ben blij dat u dat hier mee aangeeft, maar anderzijds zegt u: “Je moet meer doen, en waar zijn de suggesties?” Nu, ik kijk uit naar uw suggesties. Ik heb van u één suggestie gehoord. Dat is een MIA Quickscan in Brugge. Ik neem aan dat het gemeentebestuur mij zal vragen … Ik heb geen andere … Mevrouw Lambrecht, ik heb van u twee dingen gehoord. Ik heb gehoord: ga op de ring in Brugge kijken wat daar beter kan aan de Krakelebrug. Ik zal die opdracht geven aan De Vlaamse Waterweg, om te kijken of de signalisatie daar in orde is, want daar zijn ze aan het werk. Een tweede vraag die u mij geeft is: wat doe je met een oververtegenwoordiging van mannen in de ongevallenstatistieken? Wel, dat zijn uw twee suggesties. Ik geef u mee dat ik een verkeersveiligheidsplan van juli 2021 heb waarbij wij specifieke doelgroepen hebben opgenomen. Ik ga ze niet allemaal opnoemen, u kent dat allemaal. We hebben specifieke doelgroepen en we weten dat mensen van eender welk geslacht vele fouten maken.
Wat dat betreft, verwijs ik graag naar wat vandaag in de kranten staat, naar wat de gouverneur van de provincie Antwerpen vandaag aankondigt: het aantal nachtelijke weekendongevallen met drugsgebruik blijft op hetzelfde niveau als tien jaar geleden. Ik denk dat het dan goed is dat we ons die doelgroepen voor ogen houden en dat we daar ook heel gericht campagnes op inzetten. Ik krijg hier de vraag wat ik doe om die gouverneurs te ondersteunen. Wat hebben we gedaan? We hebben extra drugstesten ter beschikking gesteld aan de gouverneurs om extra aandacht te geven aan die dodelijke weekendongevallen met drugsgebruik.
Stond het al in ons verkeersveiligheidsplan dat we dat gingen doen? Nee. Maar elke maatregel – en het kunnen er nooit genoeg zijn – is er een die we erbovenop leggen om toch maar hopelijk een kentering te krijgen in die ongevallen. Maar het gedrag is vaak doorslaggevend. Ik weet dat heel veel lokale besturen op dit ogenblik bezig zijn met gebruik te maken van GAS 5, met de uitrol van die snelheidscamera’s. Ik hoop dat dat ook een kentering geeft in de beelden.
Vorige week zondag was ik op de E314, waar we bezig zijn met de renovatie van een brug. We hebben daar een mobiele flitscamera gezet. Die heeft daar een jaar gestaan: dat heeft 37.000 pv’s opgeleverd. Je ziet een bord, je ziet wegenwerken en je ziet de snelheidslimiet. 37.000 mensen laten zich betrappen. Wat kan ik meer doen dan een goede signalisatie, dan camera’s inzetten, inzetten op handhaving, op campagne als finaal zich daar op een jaar tijd 37.000 mensen laten betrappen aan een overdreven snelheid te rijden?
Kortom, collega’s: het is en blijft een en-enverhaal. Ook dat onderzoek moeten we blijven doen, daar hebt u een punt. En dat doen we ook. Maar het zal altijd een en-enverhaal blijven: én inzetten op de infrastructuur, maar zeker ook inzetten op dat gedrag. Dat doen we via handhaving, via sensibilisering en via onze opleidingen. En straks is er, hopelijk zo snel mogelijk, een rijbewijs met punten, maar daar zijn we afhankelijk van onze collega’s van de federale overheid. We zullen dus moeten blijven inzetten op tal van maatregelen, we zullen blijven inzetten op grondig diepteonderzoek wat de oorzaak is van welke ongevallen, maar we zullen ook blijven inzetten op campagnes, op gedrag, op handhaving, noem maar op. Ik kan het niet voldoende blijven benadrukken.
Met die quickscananalyse zijn we in Gent geweest. Dat is een mooi voorbeeld dat ik u nog wil meegeven. Naar aanleiding van de ongevallen eind vorig jaar hebben we een MIA Quickscan gedaan. We hebben daar een zebrapad aangelegd. Ik denk dat de collega’s dat weten. Finaal hebben we in overleg met én de buurtbevolking én de scholen én de Fietsersbond een grondige screening gedaan van heel de omgeving, niet alleen het zebrapad, maar in een ruimere omgeving van die school. Wel, ik hoor daar mensen tevreden over. Ik hoor dat die mensen zeggen dat er wel een andere aanpak is en dat ze zien dat er op het terrein het een en ander gerealiseerd wordt. Dat sterkt me om te zeggen dat we ermee voortgaan. Heel vaak zeg ik voor de camera’s dat verkeersveiligheid voor ons een absolute prioriteit is, maar – opnieuw – dat iedereen die zich in het verkeer begeeft, of het nu een voetganger, een fietser of een gemotoriseerde weggebruiker is, zich continu de vraag moet stellen of hij met het gedrag dat hij vertoont, geen andere mensen in gevaar brengt. Als iedereen dat zou doen, dan zouden we er kunnen zijn.
Artificiële intelligentie zetten we in met die drones en dergelijke meer. Er is natuurlijk altijd het punt van onze privacy. Als we in de toekomst allemaal autonoom zouden rijden, zou het misschien een pak veiliger worden. Als de factor gedrag wordt uitgeschakeld, dan raken we er misschien. Maar het blijft een en-enverhaal. En daar blijven we op inzetten.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik vind het niet zo fijn dat u mij een beetje belachelijk probeert te maken, dat ik hier als reactie op Vias twee suggesties zou geven aan u, iets over mannen en vrouwen en dan ook nog iets anders dat ik zou zeggen. Het punt over mannen en vrouwen, dat was een aparte vraag. De voorzitter heeft geoordeeld om die vraag samen te voegen met de vragen over Vias. Dat was dus niet mijn suggestie als antwoord op de vele, vele verkeersdoden die er zijn.
Als suggestie kan ik u meegeven dat ik met collega Bex een voorstel heb tot verlaging van de snelheid in de bebouwde kom. Het is niet dat we daar niet over nagedacht hebben. Het is ook niet zo dat wij dat zelf uitgevonden hebben. Er zijn hier hoorzittingen geweest. Er waren proffen. Er waren deskundigen. Iedereen heeft ons gesteund. Ik geef het toch maar mee.
U bent minister. U hebt een kabinet en een hele dienst. Ik vind het echt triest dat u aan mij zegt dat ik hier met mijn suggesties zit. Ik ben maar een gewoon iemand die hier zit. Wat zou ik heel het beleid kennen? Ik kijk naar cijfers en vraag aan de verantwoordelijke, de minister, om een tand bij te steken. En dan lacht u mij een beetje uit omdat ik over Brugge praat. Ik neem dat als aanvullend voorbeeld bij Gent. Er wordt te traag gegaan. In Gent gaat het over het verleggen van een lijn met vier meter. In Brugge gaat het over lichten afstellen. Er gaan doden vallen. Ik ben blij dat het genotuleerd is. Ik heb nu het voorbeeld Brugge. Ik kan volgende week Kortrijk brengen. Ik kan er ook andere brengen.
Ik wil ook nog kort zeggen dat ik de eigen verantwoordelijkheid zeker steun, maar ik wil hier niet geframed worden in een verhaal dat dat de oplossing is. Want alles start met infrastructuur, en die moet dringend beter. En dat is niet alleen grote infrastructuur, maar ook bijvoorbeeld ergens een nieuwe lijn durven te overwegen, kleine quick wins. In 2022 kwam er elke twee dagen een voetganger of een fietser om het leven. Zolang die cijfers zo blijven, zult u moeten verdragen dat wij en ook anderen aan u, als bevoegd minister, vragen hoe het beter gaat worden.
De heer Bex heeft het woord.
Ik moet zeggen dat ik de verontwaardiging van de collega wel begrijp. Ik denk dat wij samen en afzonderlijk al heel veel voorstellen hebben gedaan om nóg meer – want ik erken ook dat u zeker en vast inspanningen doet – aan verkeersveiligheid te werken.
Een puntje dat mij vandaag heel fel opvalt in de discussie, is dat we hier als parlementsleden sommige mensen horen zeggen dat je eigenlijk weinig over die statistieken kunt zeggen als je niet weet wat er precies gebeurd is en wat de precieze aanleiding was voor het ongeval. Maar u zou dat moeten weten. Die ongevallen hebben allemaal al plaatsgevonden. Dat zou direct gecheckt moeten worden, wat daar precies de aanleiding is geweest. Van sommige ongevallen zijn we al een jaar en twee maanden na datum. We zouden dat moeten weten. En we zouden daar beleidsconclusies aan moeten kunnen koppelen.
Ik kan dat niet weten, mijnheer Bex. De processen-verbaal van de politie zijn niet door onze mensen opgesteld. We doen dat via diepteonderzoek. We gaan dat nu doen via de MIA Quickscan, door de geanonimiseerde data die we via de gouverneurs ter beschikking krijgen. Een beetje correct, hé.
Het ongeval in Gent en de hele gevolgtrekking die eruit gebeurd is, geeft aan dat het blijkbaar wel perfect mogelijk is om te gaan kijken wat daar precies gebeurd is en wat men daaruit kan leren. En een dodelijk ongeval staat altijd in de krant.
Als uw diensten weten, zelfs zonder een pv, dat er op een bepaalde plek een ongeval gebeurd is, dan verhindert niets hen om ter plaatse te gaan en te kijken wat daar het probleem is. De vraag is of er daar voldoende mensen beschikbaar voor zijn en of daartoe de opdracht wordt gegeven. Maar er is wel degelijk meer mogelijk. Dat is de oproep die ik hier nogmaals wil doen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik ga u een klein beetje verdedigen, minister.
Het klopt dat we veel meer data nodig hebben, daar bent u ook van overtuigd. En zoals u zegt, klopt het ook dat er heel veel data bij de federale collega’s zitten, bij de politie. Dit is toch wel een beetje een oproep om misschien meer contact te hebben met uw federale collega, om die input toch op een of andere manier te kunnen krijgen.
En ik weet dat u via de MIA-projecten, en via de Quickscan ook wel heel veel stappen zet, wat de vorige ministers niet deden. Dus om u op donderdagavond een klein beetje op te monteren, minister: ik vind dat u wel de nodige inspanningen doet. Maar kan het beter? Ja. Moet het beter? Zeker.
De heer Keulen heeft het woord.
Inderdaad, het zal een verhaal zijn van vier dingen, daar blijf ik van overtuigd. Het heeft te maken met opleiding, veilige verkeersinfrastructuur, de handhaving en ten slotte de eigen verantwoordelijkheid. En ik denk, eerlijk gezegd, dat die eigen verantwoordelijkheid meer dan de helft van de verkeersongevallen uitmaakt. Ik hoor zelfs van mensen bij de politie getallen als twee derde van de ongevallen die daaraan te wijten zijn. Het is dus niet alles, maar toch het leeuwendeel. En opnieuw: er moet iets in de mentaliteit van onze mensen, van onze weggebruikers, veranderen. Want we zijn aan het dweilen met de kraan open. We verliezen geloofwaardigheid. Als mensen niet willen, eerlijk gezegd, dan kunnen we inderdaad nog zwaarder handhaven. Maar we kunnen ze toch ook met hun eigen verantwoordelijkheid confronteren, zonder de andere verantwoordelijkheden die ik heb opgesomd, in de wind te slaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.