Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat ik u ook hier eens kan ondervragen.
Minister, de Europese Commissie wil uniforme Europese regels opleggen inzake transparantie van betaalde politieke reclame, zowel online als offline, en het gebruik van zogenaamde ‘targetingtechnieken’. De Commissie werkte hieromtrent een soort van voorstel van verordening uit, die het gebruik van gegevens van burgers beter moet beschermen en burgers beter in staat moet stellen om boodschappen op hun waarde te beoordelen. Bedoeling is dus om manipulatie, maar ook onrechtmatige inmenging, tegen te gaan, en op die manier democratische processen te beschermen van bijvoorbeeld buitenlandse inmenging. We horen en lezen natuurlijk geregeld over wat Rusland bijvoorbeeld gedaan heeft bij de Amerikaanse verkiezingen, maar misschien ook bij andere verkiezingen.
En die Europese verordening heeft twee grote krachtlijnen: transparantie en het reguleren van gerichte politieke reclame. Zowel aanbieders als uitgevers van politieke reclame vallen onder het toepassingsgebied en – niet onbelangrijk – ook dienstverleners van buiten de Europese Unie worden gevat als zij binnen de Europese Unie werkzaam zijn.
De Commissie werkte met het voorstel zonder meer een goede basis uit. Het beschermen van de integriteit van de verkiezingen en het open publieke debat is bijzonder belangrijk. Het is positief dat er ook gewerkt wordt aan transparantie bij politieke reclame. Zo kunnen burgers informatie beter beoordelen. Maar ook het tegengaan van buitenlandse politieke inmenging is absoluut een goede zaak, net als een regulerend kader inzake targeting. We hebben natuurlijk gedurende een lange periode kunnen volgen wat er in de Verenigde Staten gebeurd is, maar ook in andere Europese landen was hiervan sprake.
Op 2 februari gaf het Europees Parlement groen licht voor het opstarten van de trialoogonderhandelingen met de Raad en de Europese Commissie. Tegelijk wijzigde het Parlement het voorstel op ingrijpende wijze. In het bijzonder de toegevoegde zorgvuldigheidsverplichtingen maken de administratieve lasten voor kleine uitgeverijen, mediadiensten, maar ook partijen, bijzonder zwaar. Het totaalverbod op microtargeting zal enkel leiden tot duurdere en minder effectieve verkiezingscampagnes en het voorstel voor een Europees register voor online politieke reclame zet de deur open naar controle, ook op politieke boodschappen. Kortom, er rijzen toch wel belangrijke en grote vragen over het kostenplaatje, maar evengoed over de administratieve lasten en tegelijkertijd de misschien wel doorgedreven controle die zou worden uitgevoerd.
Uiteraard is het absoluut wenselijk dat er meer transparantie komt over het feit dat een boodschap politieke reclame is, van wie deze reclame komt, maar tegelijkertijd ook wie ervoor betaalt. En het is nodig dat we misbruik tegengaan van specifieke zwakkeren in de samenleving, en dus ook filterbubbels vermijden. Maar de wijzingen door het Europees Parlement maken van de verordening mogelijk een onwerkbaar kader en het vrijwaren van het open politiek debat zou hierdoor tegengegaan kunnen worden.
Mijn vragen aan u, minister, zijn dan ook de volgende.
Gelet op het feit dat er toch niet altijd eenduidigheid bestaat, en dat er ook geen homogene bevoegdheid bestaat – dat is toch wel altijd het knelpunt in dit land –: op welke vlakken is Vlaanderen effectief bevoegd voor de reglementering van politieke reclame, en wat is dan de reglementering?
Hoe evalueert de Vlaamse Regering het oorspronkelijke voorstel, de verordening die kwam van de Europese Commissie, en het door het Europees Parlement gewijzigde voorstel met betrekking tot die transparantie en met betrekking tot die targeting, die gerichte politieke reclame?
En ten slotte, minister: welk standpunt zal Vlaanderen verdedigen of heeft Vlaanderen ingenomen tijdens overlegmomenten over deze verordening?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Vanlouwe, voor de interessante vraag over toch wel een belangrijk thema, namelijk politieke reclame.
De gewesten zijn sinds de bijzondere wet van 2001 bevoegd voor de organisatie van de lokale verkiezingen, maar daarnaast bevat het Mediadecreet een bepaling die stelde dat het toegestaan is om tegen betaling aan politieke mandatarissen of kandidaat-mandatarissen, en aan politieke partijen commerciële communicatie ter beschikking te stellen tijdens de sperperiode voor de verkiezingen, mits naleving van de wetgeving betreffende de verkiezingsuitgaven.
Die bepaling werd geschrapt vanaf juli 2020, waardoor vanaf juli 2020 politieke reclame op radio en televisie in principe onbeperkt toegestaan is. In de praktijk gebeurt dat echter niet, doordat de federale wet inzake verkiezingsuitgaven en het decreet houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen een verbod bevatten voor politieke partijen en kandidaten, alsook voor derden die reclame willen maken voor politieke partijen of kandidaten, om tijdens de sperperiode commerciële reclamespots op radio, televisie en in bioscopen te verspreiden.
Wat het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet betreft, keurde de Vlaamse Regering op 18 februari 2022 een visienota goed ter voorbereiding van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2024. Deze visienota stelde onder meer de opheffing van het verbod op het gebruik van commerciële reclamespots gedurende de sperperiode op radio, televisie en in bioscopen in het vooruitzicht. Op 17 februari van dit jaar hechtte de Vlaamse Regering haar tweede principiële goedkeuring aan het voorontwerp van decreet dat dit verbod zal opheffen.
Het feit dat we de bepalingen rond politieke reclame in het Mediadecreet hebben geschrapt, betekent zeker niet dat we niet langer bevoegd zouden zijn hiervoor. Gelet op de bevoegdheid van de gemeenschappen voor audiovisuele en auditieve mediadiensten worden wij dan ook betrokken bij de onderhandelingen omtrent de EU-ontwerpverordening, in die zin dat voor nieuwe compromisvoorstellen of vragen van het voorzitterschap telkens vooraf een Belgisch standpunt wordt bepaald door overleg in de DGE-vergadering (directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie).
Wat ons standpunt als Vlaanderen concreet betreft: Vlaanderen nam bij de voorbereiding van het Belgisch standpunt over deze ontwerpverordening het standpunt in dat het principe van transparantie gesteund wordt en dat er aandacht moet zijn voor de consistentie met andere Europese regelgeving. Deze andere regelgeving is bijvoorbeeld de DSA-verordening (Digital Service Act), de GDPR-verordening (General Data Protection Regulation), de praktijkcode inzake desinformatie en de richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten.
Vlaanderen heeft er tijdens de besprekingen ook op gewezen dat het voorstel een bijzonder ruim toepassingsgebied kent. Het betreft immers politieke reclame die in om het even welke vorm wordt uitgezonden of beschikbaar gesteld. Dit omvat geschreven pers, audiovisuele media, radio, affiches, online platformen en dergelijke meer. Het voorstel beperkt zich bovendien niet tot politieke reclame in de sperperiode, maar betreft ook politieke reclame los van verkiezingen. Het is belangrijk dat dit toepassingsgebied duidelijk wordt afgelijnd en dat met dit ruim toepassingsgebied rekening wordt gehouden bij de uitwerking van de principes uit de tekst. De concrete verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de tekst moeten helder, toewijsbaar en handhaafbaar zijn.
De Vlaamse Gemeenschap heeft – en de Franse Gemeenschap heeft overigens hetzelfde gedaan – gewezen op de zware verplichtingen die dit voorstel meebrengt voor alle media: zoals radio- en televisieomroepen, uitgevers, kranten en dergelijke meer.
Vlaanderen onderschrijft het belang en de wenselijkheid van eengemaakte transparantievereisten voor politieke reclame om een eerlijk en open democratisch proces te waarborgen. Desalniettemin moet erop worden toegezien dat de verplichtingen voor uitgevers – zoals ze genoemd worden in de verordening – niet onnodig zwaar worden.
De bijzonder ruime definitie van wat begrepen moet worden onder dergelijke ‘uitgever van politieke reclame’, zowel in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie als in het voorstel van het Europees Parlement, zorgt ervoor dat de opgelegde transparantieverplichtingen een uitgebreide toepassing kennen.
De amendementen die op 2 februari van dit jaar door het Europees Parlement werden aangenomen, zijn gepubliceerd. Het is een lijvig document geworden, waarvoor ik de tijd wil nemen om het grondig te bekijken. Ik heb wel vastgesteld dat in het voorstel van het Europees Parlement de bepalingen met betrekking tot de transparantieverplichtingen voor politieke reclamediensten in hoofdstuk twee van de verordening grondig door elkaar worden geschud. De alternatieve artikelen omvatten een meer detaillistische en diepgaande regulering van de verplichtingen rustend op de uitgevers en aanbieders van politieke reclamediensten, opdrachtgevers en Europese Commissie. Enerzijds onderschrijf ik de verduidelijkende overwegingen die bijdragen tot de eenvormigheid en de uiteindelijke transparantiedoelstelling. Anderzijds dreigen enkele formuleringen de verplichtingen die rusten op uitgevers en aanbieders van politieke reclamediensten, bijkomend te verzwaren.
Als gevolg van die wijzigingen is het voor mij noodzakelijk om de toekomstige onderhandelingen tussen de Europese Raad en het Europees Parlement, waarbij wordt gezocht naar een akkoord omtrent de aan te nemen tekst, van nabij op te volgen, niet alleen om onze bevoegdheid inzake media te bewaken, maar ook om te accorderen met het Vlaamse beleid rond verkiezingsuitgaven.
Tot slot wil ik nog even iets zeggen dat voor mij essentieel is. Als minister van Media vind ik het een zeer slechte situatie dat er vandaag geen gelijk speelveld is tussen de verschillende mediatoepassingen en de verschillende platformen waar het gaat over politieke reclame. Je ziet dat in de wetgeving die er nog is rond Europese, rond federale, rond regionale verkiezingen, er bijvoorbeeld in de sperperiode veel meer mogelijkheden zijn om te adverteren via socialemediaplatformen, die allemaal overigens een zetel hebben in het buitenland, dan via onze eigen mediadiensten, waar heel wat Vlaamse bedrijven tussen zitten.
Die afwezigheid van een gelijk speelveld, of een level playing field is wat mij betreft zeer problematisch, vandaar dat ik ook heb aangedrongen op die aanpassing in ons eigen Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet, waar collega Somers effectief akkoord is gegaan om op die manier een gelijk speelveld te realiseren voor de verkiezingen waar wij verantwoordelijk voor zijn in Vlaanderen. Ik zou de andere bevoegde overheden – in het bijzonder dan de federale bijzondere en gewone wetgever – willen oproepen dezelfde weg te volgen, om een gelijk speelveld te creëren, waardoor de buitenlandse digitale spelers niet bevoordeeld worden ten aanzien van onze eigen mediadiensten.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat dit inderdaad een interessant debat is. We zien natuurlijk ook intern dat daar nog altijd geen homogene bevoegdheden zijn, zodat ik hoop dat de regelgeving daar bij een volgende staatshervorming wel degelijk gecommunautariseerd zal worden. Maar het is inderdaad ook een goede zaak dat ik u hoor vertellen dat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap in het interfederale overleg dezelfde bezorgdheden en dezelfde standpunten hebben ingenomen.
Zoals ook gezegd hebben wij niets tegen transparantie. Ik denk dat dat ook uit uw antwoord blijkt. Alvast mijn fractie is van oordeel dat er een goede transparantie moet zijn omtrent verkiezingsuitgaven. Het is normaal dat kiezers weten wat er gebeurt met geld dat onder meer uit dotaties komt, en dat kan ook helpen in het creëren van een gelijk speelveld en een democratische gang van zaken.
Ik hoor u toch ook wel zeggen dat de amendementen die in het Europees Parlement zijn toegelicht nog verder onderzocht moeten worden. Wij zijn althans van mening dat de voorgestelde Europese regelgeving misschien enigszins overdrijft in de zoektocht naar transparantie, dat het het alleszins moeilijker zal maken voor kleinere partijen, maar ook voor kleinere reclamebedrijven, en dat dit een aanzienlijke administratieve last dreigt op te leggen, waardoor het misschien ook moeilijk wordt om mee te dingen in de politieke arena. Wij pleiten alleszins ook voor dat gelijke speelveld.
Anderzijds is mijn fractie van mening dat de huidige Vlaamse regelgeving misschien niet helemaal mee is met de huidige technologische stand van zaken. Zoals u ook in uw antwoord zei, zijn radio en televisie niet meer de enige audiovisuele campagnemiddelen. We weten dat jongeren zeker en vast vooral gefocust zijn op de sociale media. Deze sociale media vallen in de eerste plaats nog steeds onder de federale bevoegdheid. Bepaalde deelaspecten vallen dan weer onder onze eigen Vlaamse decreetgeving.
Als we dan kijken naar de manier waarop campagne voeren wordt geregeld, dan zijn de uitzondering voor televisie-uitzendingen ten aanzien van de sperperiode omschreven in de kieswetgeving. Dan kunnen er inderdaad gevallen zijn waarin de Kieswet en de decreetgeving botsen met het Mediadecreet. Dat werkt dus ook ongelijk gevoerde kiescampagnes in de hand, en in het ergste geval kan dit ook leiden tot ontduiking van de aangifte van verkiezingsuitgaven. Zeker in deze periode is het nodig dat er toch voldoende, of toch correcte transparantie desbetreffend bestaat.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, collega Vanlouwe, om de vraag te stellen. Op iets meer dan een jaar voor de verkiezingen wordt het nu wel echt tijd om deze zaak te tackelen. Er wordt al zoveel jaar gesproken over hoe belangrijk het is dat we onze regels inzake politieke communicatie, zeker in verkiezingstijden en campagnes, bijstellen op basis van de realiteit.
Minister, ik hoor u echt graag zeggen dat onze regels vandaag niet meer kloppen. Spotjes op tv kunnen niet, maar online kan alles. De inkomsten van die online spotjes vloeien door naar buitenlandse bedrijven, zoals u ook terecht zegt. We hebben ook al meerdere keren uit Europees onderzoek gezien dat onze partijen eigenlijk bij degene zijn die het meest investeren in online reclame. (Opmerkingen)
Investeren … Hoe moet je het zeggen? Besteden! Dus niet investeren maar besteden. Dat is belastinggeld, terecht. Ik hoor u dat zeer graag zeggen, want ik deel absoluut die overtuiging.
Reeds sinds het begin van deze legislatuur was ik ook al bezig met een initiatief ter zake. Misschien is het ook wel een goede zaak dat wij vanuit onze commissie nog wat input zouden geven. Ik zal dus zien of wij hoorzittingen kunnen houden rond een initiatief dat ik toch al lang voorbereid en ingediend heb, want we moeten dat gelijke speelveld maken. We moeten onze regels aanpassen aan de realiteit, om onze verkiezingscampagnes op een faire manier te kunnen voeren
De heer Slootmans heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Vanlouwe, voor de inderdaad belangrijke vraag. Het toont opnieuw aan dat Europa ons inderdaad in een carcan probeert te duwen, waarbij men in dezen maximaal politieke boodschappen wil gaan controleren en manipuleren. Dat roept toch herinneringen op aan de meest bedenkelijke regimes. Wie de debatten in het Europees Parlement daarover leest, stelt vast dat die verordening eigenlijk maar één doel heeft, en dat is: de nationalistisch krachten in Europa de wind uit de zeilen te nemen. Dat is geen mening, dat is een vaststelling. Wie de vergaderverslagen herleest, kan dat alleen maar vaststellen. In dat opzicht is het trouwens wel opmerkelijk dat de N-VA hier niet tegen heeft gestemd.
Wat het gelijke speelveld betreft, deel ik absoluut uw oproep, minister. Maar ik hoop dat het niet bij een oproep blijft, en dat er ook een initiatief komt. Uw partij zit in de Federale Regering. Het lijkt me dus noodzakelijk dat het niet alleen bij een oproep blijft, maar er toch iets performantere initiatieven worden genomen, om dat gelijke speelveld ook te realiseren.
Een bijkomende vaststelling – de heer Vanlouwe heeft er inderdaad al naar verwezen – is dat deze regelgeving er net voor zal zorgen dat er veel meer geld zal worden uitgegeven op sociale media. De voorstanders zeggen dat dit is om die uitgaven te gaan beperken. Maar door die targeting te verbieden, zal er eigenlijk veel meer geld besteed worden, omdat men veel breder zal moeten gaan. Men realiseert dus eigenlijk het omgekeerde van wat men beoogt.
Minister, u geeft aan dat deze verordening aanleiding zal geven tot betere of gezondere democratische processen. Ik heb, denk ik, geargumenteerd dat het mij lijkt dat het omgekeerde het geval zal zijn, dus kunt u aangeven in welke mate dit de democratische processen zal verbeteren?
Ik wil zelf ook even aansluiten.
Het is een belangrijk thema, en ik denk dat het nodig is om een werkbaar kader te hebben dat het evenwicht houdt tussen de mogelijkheid om mensen te informeren, en er tegelijkertijd voor zorgt dat mensen niet continu gemicrotarget worden op een manier die ze zelf heel onaangenaam vinden, en waar het moeilijk is om drempels in te bouwen. Dat merken we vandaag ook als het gaat om getargete reclame et cetera.
Ik wil een aantal collega’s er ook aan herinneren dat politieke partijen in Vlaanderen op Europees niveau een absoluut recordbedrag uitgeven aan advertenties op sociale media. Dat is ook een realiteit. Wij zijn een uitschieter. Misschien moet dat ons ook eens doen nadenken over onszelf. Wij kunnen hier heel veel grote verhalen hebben, maar de reden waarom sommigen zich aangesproken voelen zal misschien ook wel iets te maken hebben met het feit dat wij in Europa zulke uitschieters hebben. En ik zou er dan toch voor opletten om dat te veralgemenen naar het viseren van de ene of de andere. Het heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat het een onevenwicht creëert in de mate waarin mensen hun informatie nog zelf kunnen kiezen, en evenwichtig kunnen krijgen.
Er is dus wel degelijk een democratische vraag die het Europees Parlement eerlijk moet beantwoorden. En welk stemgedrag welke partij daar heeft, daar heb ik me eerlijk gezegd niet mee beziggehouden. In Europa kan heel gemakkelijk een grote afstand worden gecreëerd, en kan veel kritiek worden gegeven, soms met grote nadelige gevolgen voor de eigen bevolking – ik denk dan bijvoorbeeld aan de Brexit. Maar als democraat kun je niet anders dan vaststellen dat we in dit geval toch ook op eigen niveau, los van Europa, met elkaar eens een debat moeten hebben over hoe het hier gebeurt bij ons. En in de tussentijd moet er een evenwichtig kader zijn, dat vooral haar burgers beschermt, en dat de democratische principes uiteraard moet afwegen. Zo kan iedereen doen wat hij wil doen, namelijk: mensen correct informeren. Dat evenwicht moet goed behouden worden.
Vanuit dat perspectief heb ik een andere vraag, minister. Het zal een beetje raar zijn, dit gaat natuurlijk over betaalde politieke reclame. Ik heb er geen zicht op hoe dat debat specifiek in het Europees Parlement is verlopen. Maar mijn vraag is: hoe zit het met betaalde reclame tout court, met daarnaast het politieke aspect, en de impact daarvan op mensen en digitalisering? In hoeverre stoot het mensen af, of is het eigenlijk een element geworden waar mensen relatief weinig aversie tegen hebben? Is het een element dat, niet alleen voor politieke partijen, maar ook in het algemeen, met betrekking tot transparantie van degelijke reclame, meegenomen wordt in het hele debat? Is dat een element dat onderdeel is van het grote debat? Want als het natuurlijk alleen voor politieke reclames, maar niet voor reclame tout court geldt, dan zijn er toch heel veel burgers die ook op andere manieren, denk ik … De vraag wat politieke reclame dan is, zal een pertinente worden voor de toekomst, en de manier waarop bepaalde boodschappen gepresenteerd worden of niet, lees: vanuit een politieke partij dan wel vanuit een lobbygroep, dan wel vanuit een vehikel dat een politieke partij betaalt om bepaalde boodschappen in de markt te zetten. We weten allemaal hoe de Russische hackers op de Amerikaanse verkiezingen hebben proberen in te spelen.
Ik hoop dus dat mijn vraag helder genoeg is. De omkadering hiervan in het hele aspect reclame, wanneer is iets politiek en wanneer niet, dat is iets wat me hier wel specifiek bezighoudt.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Slootmans, wat is de impact op de democratie? Wat is de doelstelling? Een eerste belangrijk punt is dat het een heel uitdrukkelijke doelstelling van dit Europese initiatief is om de transparantie te versterken. We zijn het er allemaal over eens dat er op dat vlak vooruitgang moet worden geboekt. Dat is inderdaad een belangrijk element. Een tweede element is dat we goed moeten omschrijven wat op het vlak van getargete reclame de mogelijkheden zijn, zodat er ook op dat vlak geen misbruiken zijn.
Collega Almaci, het is inderdaad belangrijk dat politieke reclame op een heldere manier wordt gedefinieerd en dat men het inderdaad ook breder durft te bekijken: de brede reglementering van reclame tout court en de strijd tegen desinformatie op dat vlak zijn belangrijke punten. Zeker waar u verwijst naar buitenlandse mogendheden, kadert dit in een bredere problematiek waarin ook de strijd tegen desinformatie een element is.
Als minister van Media vind ik het uitzonderlijk belangrijk dat er een gelijk speelveld is tussen de verschillende mediatoepassingen en de verschillende mediabedrijven en de verschillende vormen van reclame. Alvast in ons eigen decreet met betrekking tot de lokale en provinciale verkiezingen nemen we ter zake onze verantwoordelijkheid. We kaarten het zeker aan – en we hebben dat al gedaan – bij de federale collega’s, opdat zij daar in hun wetgeving ook attent voor zijn. In elk geval, de situatie van vandaag is niet goed en bevoordeelt de buitenlandse digitale toepassingen ten nadele van onze eigen mediabedrijven.
Tot slot wil ik nog een persoonlijke bedenking formuleren. Ik ben het helemaal eens met de analyse van collega Almaci en collega Segers. Als we onze eigen besteding als politieke partijen bekijken, zijn we daarin zeer exceptioneel ten aanzien van partijen binnen Europa en in het buitenland. Dat moet ons zeker doen nadenken, temeer omdat het natuurlijk niet gaat over besteding van middelen die in hoofdzaak privaat zijn verkregen. Het gaat hier in hoofdzaak over middelen die uiteindelijk belastingmiddelen zijn. Het feit dat wij collectief in 2022 als politieke partijen 5 miljoen euro, hoofdzakelijk belastinggeld, hebben uitgegeven aan buitenlandse bedrijven, doet toch nadenken en de wenkbrauwen fronsen. Ook dat debat mag wel eens worden gevoerd. Wat mij betreft, zou het principe moeten zijn dat digitale toepassingen, dat digitale reclame bij buitenlandse bedrijven, niet moet worden gefinancierd met belastinggeld.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een bijzonder interessant debat. We zijn allemaal voorstander van het gelijke speelveld. We moeten ons natuurlijk vragen durven blijven stellen over bijvoorbeeld sociale media, zoals YouTubediensten, of dit al dan niet als televisie moet worden beschouwd. We zien dat er een ongelijke behandeling is tussen wat er mogelijk is via enerzijds televisie en anderzijds de sociale media. We moeten erover durven nadenken en eventueel debatteren om dat al dan niet gelijk te stellen. We zijn allemaal voorstander van meer transparantie. Er is in ons land al bijzonder veel transparantie, onder meer met betrekking tot verkiezingsuitgaven. Dit verdient zeker een bijkomend debat.
Ik wil er ook voor pleiten dat er in de toekomst voor moet worden gezorgd dat wat er nog op het federale niveau is, beter naar de gemeenschappen gaat. We zitten ook hier met verdeelde bevoegdheden. Sommige aspecten van de sociale media vallen onder de Vlaamse decreetgeving. Ik pleit ervoor om, zeker bij een volgende staatshervorming, ook dit onder handen te nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.