Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Sinds de zomer van 2020 subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks zomerscholen. Het aanbod is gratis voor de deelnemers en heeft tot doel om, gedurende twee à vier weken in de zomervakantie, schoolse achterstand bij leerlingen te remediëren of een voorbereiding te doen naar september toe. Daarbij hoort een bijzondere focus op kwetsbare doelgroepen. Aan het educatieve doel is er ook een vrijetijdsaanbod gekoppeld, zodat de leerlingen niet het gevoel krijgen dat ze tijdens de zomervakantie echt terug naar school moeten.
De zomerschool werd in 2020 uitgerold vanwege de coronapandemie. Met succes: de inschrijvingen liepen vlot binnen en ook de daaropvolgende edities waren telkens een schot in de roos. De minister verfijnde de regelgeving in functie van de noden en sinds 2022 kunnen ook kleuters en leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ingeschreven worden op een zomerschool.
Een recente studie van de KU Leuven toont aan dat de zomerscholen effectief een buffer vormen tegen leerachterstand. Het is dus een goede zaak dat er ook dit jaar opnieuw een projectoproep is voor de zomerscholen.
Minister, hoever staat het met die oproep voor de zomerscholen 2023?
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er nog meer zomerschoolaanbod zal zijn in 2023?
Voorziet u bijzondere aandacht voor de toestroom van Oekraïense leerlingen in onze scholen, wat vorig jaar bijvoorbeeld ook al het geval was?
Zal er een wetenschappelijk onderbouwde evaluatie voorzien worden rond de zomerscholen, daar dit vorige keer een beetje moeilijker verlopen is?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn administratie heeft samen met het Agentschap Binnenlands Bestuur ondertussen een ontwerp van oproep voorbereid voor de zomerscholen van dit jaar. Die zal dan vervolgens ook worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en op basis daarvan ga ik met collega Somers die oproep ook zo snel mogelijk bekendmaken. De oproep situeert zich natuurlijk binnen decreten en besluiten die we hebben goedgekeurd, waardoor we die zomerscholen ook fundamenteel structureel verankeren voor heden en toekomst. Het biedt aan organisatoren toch ook wat meer zekerheid en stabiliteit.
Enkele weken geleden heb ik met minister Somers ook een overheidsopdracht in de markt laten zetten om, één, die organisatorische en inhoudelijke drempels zoveel mogelijk weg te nemen, en, twee, de bekendheid met betrekking tot die zomerscholen te vergroten. Want wij hebben heel wat budget uitgetrokken, meer dan het aanbod dat vandaag bestaat, dus we willen het uitbreiden van de capaciteit en het aanbod in hoofde van de zomerscholen absoluut nog stimuleren. Er ligt nog een groot onontgonnen terrein bij de lokale besturen en scholen die tot nu toe geen zomerscholen hebben ingericht.
We gaan op zoek naar een organisatie, een bedrijf of externe partners om ten eerste te zorgen voor het uitbreiden van het aanbod via onderbouwde strategieën op het vlak van toeleiding, communicatie en sensibilisering, maar ook om organisatoren te gaan ontzorgen. In welke mate kunnen we bepaalde last wegnemen die verhindert dat men vandaag die zomerscholen zou organiseren? Maar dat kan evengoed via het uitwisselen van goede praktijken en ervaringen zijn.
We trekken daarvoor 140.000 euro uit, waarbij minister Somers en ikzelf elk voor ongeveer de helft van het bedrag instaan. Er is een looptijd van acht maanden. 10 procent van dat budget is een prestatievergoeding, die de organisatie enkel krijgt als ze bepaalde kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) – om het met een trendy woord te zeggen –, als ze bepaalde doelstellingen bereikt, dus bijvoorbeeld een x-aantal nieuwe zomerscholen.
In het kader van die ontwerpoproep voorzien we ook wel apart extra aandacht voor de Oekraïense vluchtelingen. We lanceren voor hen dit jaar geen aparte oproep, omdat het regelgevende kader zoals het vandaag bestaat, toelaat dat ook kleuters en leerplichtige kinderen en jongeren die in het kader van de Oekraïense crisis tijdelijk bij ons verblijven, kunnen deelnemen aan de zomerscholen. Dus ook dat is geregeld. Dat kan zowel gaan om leerlingen die ingeschreven staan in een school als om kinderen die huisonderwijs volgen. Ook daar maken we geen onderscheid.
We hebben daar ook in de regering over gediscussieerd, over of we dat al dan niet apart moeten organiseren. Aanvankelijk hebben we dat gedaan, maar we hebben dan wel gezien dat dat op het terrein aanleiding gaf tot verwarring. Vandaar dat we nu de keuze hebben gemaakt om, in vergelijking met vorig jaar, het geweer van schouder te veranderen.
Ten tweede maak ik samen met minister Somers opnieuw werk van een onderzoeksopdracht voor een wetenschappelijke evaluatie van de zomerscholen. We hebben die opdracht gegeven om een nieuw evaluatieonderzoek te lanceren, ook daarvoor werken we dus samen. De looptijd voor de opdracht is voorzien op tien maanden, met een tussentijds rapport eind dit jaar, waarbij we de resultaten dan ook voldoende tijdig kunnen gebruiken voor de oproep van 2024.
Die opdracht valt uiteen in drie delen. Dat is eerst een analyse van de werking van de zomerscholen en ook de plaats daarvan in de leerlingenbegeleiding, waardoor we een beetje zicht krijgen op diversiteit van de praktijken en de mate waarin de zomerscholen beantwoorden aan de doelstelling die we voorop gesteld hebben, dat ze die effectief behalen. Een tweede deel gaat over de financiële analyse, en het derde deel gaat – op basis dan van het eerste en het tweede deel – over onderbouwde beleidsaanbevelingen.
De afgelopen jaren hebben we ook effectief wel zo een oproep voor wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar toen tekende niemand in, hoewel we dat toch wel ruim bekend hadden gemaakt. We hebben dan zelf via de administratie een soort van wetenschappelijke evaluatie gedaan. Maar daarom lanceren we die oproep nu meer dan twee maanden vroeger, waardoor onderzoeksinstellingen die toch enigszins geïnteresseerd zijn vroeger kunnen plannen en we de kansen vergroten op een kwalitatief wetenschappelijk onderzoek.
Dus ik moet zeggen: ik denk dat die zomerscholen echt een verschil hebben gemaakt. We hebben nu de basis gelegd door de praktijken van de afgelopen jaren. Maar nu willen we een stapje hoger zetten en ervoor zorgen dat we, naast structurele verankering van die zomerscholen, ook de capaciteit nog wat zouden kunnen uitbreiden.
Mevrouw krekels heeft het woord.
Dank u wel minister, voor uw toch wel uitgebreide antwoorden. Misschien stel ik toch nog wat bijkomende detailvragen als dat mag.
U geeft aan dat er een oproep voor advies ligt bij de Inspectie van Financiën. Daarna zal die zo snel als mogelijk gelanceerd worden samen met uw collega minister Somers. Wat is dan zo snel als mogelijk? Denken we hier rond de paasvakantie? Is dat wat later? Ik weet niet hoe ik die tijd van dat advies moet inschatten.
U geeft dan inderdaad aan dat er structurele middelen voorzien worden. Ik denk dat dat voor gemeentes wel belangrijk is, die rekenen natuurlijk wel op die subsidie. Gaan die in diezelfde lijn liggen als vorig jaar? Toen waren er zo’n paar parameters opgesteld. Gaat dat in diezelfde lijn liggen, of zijn daar eigenlijk nog zaken aan veranderd in de huidige oproep?
U geeft aan dat u op zoek gaat naar een organisatie of een bedrijf of een partner, om het voor steden, gemeentes of eventueel scholen gemakkelijker te maken om de zomerscholen te organiseren. Ik begrijp dat het nu een beetje dezelfde groep is die aangehouden blijft, en u wilt die uiteraard verbreden, wat een goede zaak is, denk ik. Hoe moet ik dat begrijpen, dat extern bedrijf of die organisatie? Bijvoorbeeld in mijn eigen gemeente gaan wij ook samenwerken met een organisatie die de zomerschoolwerking aanbiedt. Zij doen dat ook al voor een buurgemeente, maar zij willen dat natuurlijk kleinschalig houden om de kwaliteit te verzekeren. Zij kunnen onze gemeente er dan bij nemen, maar ik kan me voorstellen dat ze het niet zien zitten om er vier, vijf of zes gemeentes bij te nemen. Hoe ziet u zo’n organisatie? Wat zijn de parameters die u daarvoor hebt opgesteld?
U hebt veel antwoorden gegeven, dus ik heb ook nog een derde vraagje. U sprak over 140.000 euro – dacht ik – voor de ontwikkeling van strategieën, instrumenten om die organisatie ook weer wat te stimuleren. U sprak zelf al over de goede praktijken. Is dat dan inderdaad zowat een samenvoeging van al die goede praktijken die er nu al zijn, door de twee of drie jaar ervaring, of ziet u dat toch nog breder dan dat? Hoe mag ik dat begrijpen?
En dan heb ik tot slot nog een vraag over de wetenschappelijk onderbouwde evaluatie. U hebt dus de opdracht gegeven. Ik begrijp uit uw antwoord dat er nog geen intekeningen zijn, maar dat u die natuurlijk wel verwacht. Wat is de termijn van die intekening? Moet dat binnen dit en twee maanden geweten zijn?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Krekels, voor de vraag. Dank u wel, minister, voor het antwoord.
De antwoorden op een schriftelijke vraag van mevrouw Malfroot over het aantal leerlingen die deelnamen aan die zomerscholen waren heel interessant. In het schooljaar 2020-2021 waren dat er zevenduizend, in 2022 waren dat er 8500. Op een totaal van 1,2 miljoen leerlingen is dat nog geen 1 procent dat deelneemt aan zomerscholen. Dat wordt door u en de Vlaamse Regering, ook door minister Somers, zo’n beetje voorgesteld als hét antwoord om de leerachterstand weg te werken, of als het antwoord om te werken aan gelijke onderwijskansen. Maar als je ziet wat het percentage van leerlingen maar is dat hiermee wordt bereikt, dan is dat een druppel op een hete plaat.
Hoewel de resultaten van de zomerscholen zelf – voor het beperkte aantal leerlingen dat eraan deelneemt – uit de vorige evaluatie die we hier al gehad hebben goed blijken te zijn, zouden we dat toch echt moeten kunnen opentrekken, en gigantisch en grondig gaan verbreden.
Is het dan niet meer zinvol om te gaan samenwerken met reguliere vakantiewerkingen, jeugdorganisaties, of andere initiatieven, om zo leerlingen die al bereikt worden via andere opvanginitiatieven in de vakantie toch ook een taalstimulerend aanbod te geven, of iets dergelijks? Moeten we dat toch niet een beetje over een andere boeg gooien, en proberen dat ernstig te verbreden, om veel meer leerlingen te bereiken in de vakantie? Want we weten dat dat toch wel nodig is om daar een aantal zaken rond taalstimulering te gaan doen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wil graag aansluiten op de vraag, al was het maar om mijn waardering uit te spreken voor die leerkrachten die ook in de zomervakantie het beste van zichzelf geven. Dat is niet evident. Ik heb er zelf een dag meegeholpen, en ik moet zeggen dat dat toch wel zeer intensief was bij ons in de stad. Het is vooral omdat we heel sterk die leerlingen willen benaderen die er effectief nood aan hebben, dat zijn meestal heel kwetsbare leerlingen. Vandaar mijn waardering.
Minister, in het decreet staat dat er verschillende organisatoren mogelijk zijn voor die zomerscholen. Mij interesseert het vooral hoeveel onderwijsinstellingen in 2022 er waren, en hoeveel lokale besturen. Ik weet niet of u die cijfers kunt geven, anders vraag ik ze wel op. Maar heel specifiek: als u samen met uw collega een oproep en een bekendmaking van de oproep doet, zal die dan gericht worden aan de lokale besturen en aan de onderwijsinstellingen, of hoe ziet u dat?
Het decreet zegt ook, minister, dat ook instellingen voor volwassenenonderwijs, hoger onderwijs, of andere organisaties kunnen intekenen. Ook daar had ik graag meer duidelijkheid over of u een appel doet aan die organisaties, aan het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs, om dat aanbod van de zomerscholen te verrijken. Want ik merk dat – en dat sluit aan bij de vraag van collega Krekels – het toch wel een uitdaging is om enkel een beroep te doen op scholen en leerkrachten. Vandaar de concrete vraag.
Minister Weyts heeft het woord.
De oproep voor de organisatie van zomerscholen vertrekt alleszins nog voor de paasvakantie. Die zal grotendeels hetzelfde zijn. Het is kwestie om de organisatoren die dat in het verleden al hebben georganiseerd wat zekerheid en continuïteit te kunnen geven, en dat is ook goed.
De wetenschappelijke studie gaat natuurlijk wel, net zoals de ondersteuning, op Vlaamse schaal gebeuren. We denken aan opleidingen, vormingen, expertise delen, maar ook administratieve ondersteuning, want ook op dat vlak stellen we soms wel vast dat wat extra begeleiding zinvol is. De wetenschappelijke evaluatie is nog niet uitgestuurd, maar die is wel zo goed als klaar. Natuurlijk begint het werk zelf pas in juli, we zijn dus toch wel ruimschoots op tijd.
Wat de vraag naar de samenwerking met het jeugdwerk betreft: dat is er al, dat bestaat al. Dat is dus geen novum. Dan luidt de kritiek dat gedaan wordt alsof dit de oplossing zou zijn op de leerachterstand. Neen, er zijn daar geen zaligmakende oplossingen voor, maar dit is wel een antwoord of een deel van het antwoord, zeker voor kwetsbare kinderen en groepen. Want op dat vlak moeten we toegeven dat we maar rond de achtduizend kinderen en jongeren hebben bereikt, maar als je dat dan inkijkt op grond van de eerste evaluaties, dan stel je wel vast dat de doeltreffendheid wel zeer groot is. En we zijn er net in geslaagd om diegenen die we wilden bereiken – namelijk kwetsbare groepen, mensen met een andere thuistaal – ook effectief te bereiken. De beste getuigenis – ik blijf dat herhalen – van sommige leerkrachten is dat ze in september zo kunnen zien, op grond van de prestaties in die eerste weken, wie er zomerschool gevolgd heeft en wie niet. Wel, een grotere appreciatie is amper mogelijk.
Als het over de verdeling tussen lokale besturen en scholen gaat, heb ik de cijfers hier wel bij de hand. In 2021 waren er 122 zomerscholen en was de verhouding zeventig lokale besturen en 52 scholen. In 2022 hadden we dan maar 106 initiatieven, maar wel 68 lokale besturen en 38 scholen. Ik denk dus grosso modo dat die verhouding een beetje gelijk is.
In 2022 is er wel een schaalvergroting geweest, dus minder initiatieven, maar meer deelnemers. In 2021 was er een potentieel van ongeveer 10.500, een jaar nadien was dat al 11.500. Het aantal deelnemers was beperkter, maar dat potentieel is natuurlijk ook wel nodig om bepaalde pieken te kunnen opvangen. In 2022 waren er 8644 deelnemers.
Net daarom ook blijven we initiatieven nemen, gelet op de positieve ervaringen. We nemen initiatieven om wat te gaan upgraden, wat te gaan uitbreiden, verdiepen en verbreden, in de hoop dat veel meer scholen en lokale besturen daarop gaan inspelen. Zelf gaan we het natuurlijk niet organiseren. En het blijft ook zo dat het zomerscholen betreft. Dus ja, in functie van de kwaliteit vinden we het ook wel belangrijk dat er betrokkenheid is van de scholen. We mogen dat niet loslaten.
Die zomerscholen zijn een sterk merk geworden, en terecht. Maar dat wil ik ook wel zo houden en zo borgen. Er zijn dus wel meer scholen ingediend door een lokaal bestuur, maar dat is ook logisch en dat is ook goed, omdat daar ook de expertise met betrekking tot die regierol bestaat. Dat is ook een omgeving waarin men zich thuis voelt. Dat kan dus ook een goede zaak zijn. We moedigen dat ook aan, want lokale besturen krijgen daarvoor ook nog een extra financiële ondersteuning.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende antwoorden, minister. Ik denk dat we met het initiatief van de zomerscholen inderdaad een heel mooie buffer hebben gevormd tegen de leerachterstand. Ik denk dat we het inderdaad zo moeten beschouwen, collega Meuleman. Het is uiteraard niet dé oplossing tegen leerachterstand, maar wel een buffer tegen leerachterstand. Dat komt natuurlijk doordat we die kwetsbare groepen bereiken. Leerlingen die in de grotere vakanties niet met het Nederlands in aanraking komen omdat ze thuis geen Nederlands spreken, worden veertien dagen voor de aanvang van het schooljaar al in dat Nederlands gedompeld via spel, via het aanreiken van leermiddelen. Ik denk dat dat een zeer goede zaak is. Dan hebben ze weer dat gevoel met de taal tegen dat ze op 1 september in de klas zitten. We horen heel vaak van leerkrachten dat dat echt wel een groot verschil is dat ze merken tegenover de kinderen die niet op een zomerschool hebben gezeten en het Nederlands ook niet goed machtig zijn. Ik denk dus dat het een heel goed initiatief is.
Ik ben heel blij om te horen, minister, dat we het eigenlijk ook wat professionaliseren door op zoek te gaan naar organisaties die kunnen ondersteunen, door het ontwikkelen van strategieën en instrumenten die de scholen en de organisatoren kunnen ondersteunen. Ik zie dit zeer positief tegemoet. En ik volg dit met veel plezier verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.