Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Partyka heeft het woord.
De afgelopen jaren hebben we ons deel van de crisissen wel gehad: corona, Oekraïne, de energiecrisis. Maar ook de jaarlijks weerkerende watercrisis maakt dat we eigenlijk allemaal in een soort permanente staat van crisisbeheer zijn, en dat dat ook top of mind is bij heel veel besturen. Er is ook heel wat in beweging in het landschap. We hebben het voorstel gehad van minister Verlinden over de begroting van de politiezones, maar er is ook vooral een expertencommissie aan het werk, federaal, om aanbevelingen te formuleren rond veiligheidscultuur.
Die commissie, met als voorzitter de gouverneur van Luxemburg, Olivier Schmitz, wordt bijgestaan door deskundigen, onder meer uit de gewesten, om een verbeterde of een meer duurzame risicocultuur in ons land te creëren. Op 15 februari hebben ze hun rapport voorgesteld aan de overkant. Er was onder andere sprake van meer bovenlokale samenwerking.
Ik moet zeggen dat ook het Nederlandse voorbeeld met de veiligheidsregio’s heel erg aanspreekt. Er zijn dan 25 veiligheidsregio’s waar burgemeesters meer samenwerken, en waar één soort superburgemeester in geval van crisis verantwoordelijk is voor de aansturing. En zo is er dus een duidelijke structuur in het crisisbeheer – meer dan bij ons het geval is, eerlijk gezegd.
Ik heb daarover drie vragen. Ik twijfel er niet aan dat u de werkzaamheden van de commissie volgt. Maar welke bijdrage leveren we daar als Vlaanderen, welke accenten leggen we daar?
Bij iedere crisis botsen we op het feit dat er, naast het federale crisisbeheer, ook altijd heel wat Vlaamse bevoegdheden – huisvesting, tewerkstelling … – belangrijk zijn in dat crisisbeheer. Hoe zien we daar de samenwerking, en hoe kunnen we vooral die Vlaamse veiligheidscultuur verbeteren en aanvullend laten werken op de federale?
Mijn derde vraag gaat over het Nederlandse voorbeeld, met een heel duidelijke structuur in geval van crisis. Vindt u dat een goed voorbeeld? Is de werking met die veiligheidsregio’s ook iets wat bij ons mogelijk zou kunnen zijn in de aanpak van crisissen, ook samen met de referentieregio’s die we onlangs hebben goedgekeurd?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Partyka, u vroeg of wij een inbreng in de werkzaamheden van die commissie leveren. Er is een inbreng in de werkzaamheden van de expertencommissie-De Witte door Jeroen Windey. Hij is leidend ambtenaar van het Agentschap Binnenlands Bestuur en is lid van deze commissie. Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Vlaamse overheid (CCVO) werd uitgebreid bevraagd door de commissievoorzitter in oktober 2022 over zijn rol bij het extern crisisbeheer en de crisisorganisatie binnen de Vlaamse overheid. Zowel door de heer Windey als door het CCVO werd het belang van samenwerking met alle partners in het crisisbeheer benadrukt. Specifiek werd de rol van de deelstaten in het crisisbeheer beklemtoond. (N.v.d.r.: Het kabinet van minister-president Jambon vraagt ons de volgende verduidelijking aan het verslag toe te voegen: “Jeroen Windey is ten persoonlijken titel lid van de commissie-De Witte, vanuit zijn expertise met onder meer de COVID-19-crisis.”)
U vraagt ook welke elementen ik noodzakelijk acht om tot een duurzame risicocultuur te komen. Een duurzame risicocultuur speelt zich af op verschillende niveaus. Vanuit de Vlaamse overheid zetten we sterk in op een proactieve aanpak voor onze eigen risicocultuur. De entiteiten worden jaarlijks beoordeeld op de maturiteit van hun risicomanagement door Audit Vlaanderen. Het CCVO biedt ondersteuning aan de Vlaamse overheidsentiteiten voor hun crisis-, risico- en bedrijfscontinuïteitsmanagement, via kennisproducten en raamcontracten. Daarnaast werkt het CCVO aan de uitrol van een vakgroepgemeenschap met experten uit de Vlaamse overheid, om zo kennisborging en -verrijking inzake risicocultuur binnen de entiteiten te verzekeren.
Binnen de Vlaamse overheid hebben de uitvoerende agentschappen ook zelf een uitgebouwde crisisparaatheid met preventie, vroegtijdige waarschuwingssystemen en een geoefend crisisbeheer. Ook daar worden concrete stappen gezet rond risicobewustzijn en preventie, om zo te evolueren naar een volwaardige risicocultuur.
Als Vlaamse overheid zetten we vanuit onze bevoegdheden ook in op een risicocultuur bij de lokale besturen, bijvoorbeeld rond cyberveiligheid. In het kader van het project Cyberveilige Gemeenten werken het Agentschap Binnenlands Bestuur, Digitaal Vlaanderen en Audit Vlaanderen samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) aan het opbouwen van de cyberveiligheid van lokale besturen. Inzetten op sensibilisering en bewustmaking is daar een belangrijk onderdeel van.
Het Nationaal Crisiscentrum heeft een rol op het vlak van noodplanning, en dus ook in het anticiperen op bedreigingen die zich kunnen voordoen in onze maatschappij. Er is een uitgebouwde samenwerking tussen het Nationaal Crisiscentrum en het CCVO. Zo is het CCVO betrokken bij diverse projecten van het Nationaal Crisiscentrum, zoals het codificatieproject van de noodplanningswetgeving en de uitwerking van nationale noodplannen, waarbij het CCVO ook waakt over de rol van de deelstaten.
Momenteel werkt het Nationaal Crisiscentrum een grote risicobeoordeling van de nationale risico’s uit, het zogenaamde Belgian National Risk Assessment. Ruim zeventig experten vanuit de Vlaamse overheid beoordelen mee de 118 unieke en relevante risico’s. Het CCVO vervult een faciliterende rol en volgt deze risicobeoordeling op. Ondertussen zet het CCVO, samen met Audit Vlaanderen, stappen naar de uitwerking van een specifiek Vlaams overheidbreed risicomanagement, dat voortbouwt op dat Belgian National Risk Assessment.
Dan is er de Nederlandse aanpak van het crisisbeheer. De noodplanning is de wettelijke basis van het crisisbeheer in ons land. Bij een lokale crisis worden de operationele aspecten van het crisisbeheer door de burgemeester en de lokale crisiscel aangepakt. Wanneer een crisis niet beperkt is tot het grondgebied van een gemeente kan een provinciale noodplanningsfase worden afgekondigd. Daarbij worden de gouverneur en de provinciale crisiscel ingeschakeld. Bij de nationale fases zijn de bevoegde minister van Binnenlandse Zaken en het Nationaal Crisiscentrum initieel aan zet.
Lokale besturen kunnen zeker baat hebben bij een intergemeentelijke samenwerking om de capaciteit voor crisisbeheer maar ook de crisisparaatheid met elkaar te delen. Waar in Nederland de veiligheidsregels net bedoeld zijn om het crisisbeheer bovenlokaal aan te pakken, hebben de referentieregels in Vlaanderen in eerste instantie een ander doel. Vandaag staat niets lokale besturen in de weg om binnen de referentieregio afspraken te maken over een gebundelde capaciteit voor het crisisbeheer. Het initiatief hiervoor ligt bij de lokale besturen.
De aanbeveling van de federale expertencommissie-De Witte zijn normaliter richtinggevend voor een aanpassing van de wetgeving met betrekking tot de noodplanning. Vanuit Vlaanderen volgen we dat accuraat op en zullen we ook bekijken hoe we ons hierop moeten organiseren. Wanneer bovenlokale samenwerking een minder vrijblijvend onderdeel wordt van een aangepast kader voor het crisisbeheer zullen we uiteraard bewaken dat ze past binnen het kader van de Vlaamse regiovorming.
Met mijn ervaring als federaal minister van Binnenlandse Zaken denk ik dat we een verticale integratie zouden moeten hebben. De brandweerzones zijn, bijna per definitie, groot. De politiezones en de eerstelijnsgezondheidszones zouden eigenlijk binnen een brandweerzone moeten passen, zodat dit verticaal geïntegreerd is. Dan zou je met de gemeenten die een politiezone omvatten een veiligheidsambtenaar kunnen aanstellen. Daar moeten we naartoe evolueren. U begrijpt dat dit een ingrijpende visie is. De brandweerzones beginnen zich te stabiliseren. Ik deel de visie van minister Verlinden, die ik goed heb aangehoord: zij wil tot grotere politiezones komen. Mijn insteek daarbij zou zijn dat de optelsom van politiezones een brandweerzone zou moeten omvatten, zodat we daar niet opnieuw een lappendeken creëren. Dat speelt zich eerder op het federale niveau af. De bevoegdheid voor de lokale besturen ligt dan weer bij ons. We moeten daar in dialoog met elkaar treden.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw interessante antwoord. Het bevat heel veel informatie. Ik deel helemaal uw mening over de verticale integratie. Ik begrijp ook dat de bevoegdheidsverdeling het niet helemaal mogelijk maakt om dat zo efficiënt mogelijk te doen. Maar ik denk toch dat er met die expertencommissie een gelegenheid is om vanuit Vlaanderen de lokale samenwerkingen meer te faciliteren.
U zegt dat niets de lokale besturen in de weg staat om samen te werken. Dat is misschien toch wel het geval. De noodplanning bijvoorbeeld is per definitie per gemeente. Er is geen mogelijkheid om dat samen te doen. We zouden daarover vanuit Vlaanderen, vanuit het regiodenken, vanuit het samenwerkingsdenken zeker enkele suggesties kunnen geven. Het is misschien interessant om het in deze commissie of in de commissie Binnenlands Bestuur eens te hebben over de rapporten of over de aanbevelingen die Vlaanderen daarover vanuit het CCVO doet.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dit is een interessante gedachtewisseling.
De vraag om uitleg is afgehandeld.