Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het personeelstekort in de centra voor leerlingenbegeleiding
Vraag om uitleg over het personeelstekort in de sector van de centra voor leerlingenbegeleiding
Vraag om uitleg over het beroep van medewerker van een centrum voor leerlingenbegeleiding
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Het lerarentekort treft niet enkel het onderwijzend personeel, ook de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) trokken recent weer aan de alarmbel over dringende personeelstekorten. Ze zijn ook overbevraagd. In het voorbije schooljaar kwamen meer dan 668.000 verschillende leerlingen in contact met het CLB, wat toch 55 procent van de volledige schoolpopulatie is. De voorbije tien jaar is het aantal leerlingen dat ze helpen met 21 procent gestegen. In die tijd is hun personeelsbestand echter maar met 7 procent omhooggegaan.
De taaklast bij CLB’s ligt ook hoog, omdat ze zich bezighouden met tal van begeleidende en remediërende trajecten. Die werkdruk heeft natuurlijk ook gevolgen voor de dienstverlening aan onze leerlingen. Het lukt meestal wel om een eerste gesprek met een eerstelijnsmedewerker op een redelijke termijn te plannen, maar het doorverwijzen naar de meer specifieke medewerker duurt soms erg lang.
Ook komt door de personeelstekorten de verplichte werking van het CLB in gedrang, zoals vaccinaties en systematische contactmomenten met leerlingen. Door de lange wachtlijsten komen de CLB-medewerkers ook niet altijd toe aan preventief ingrijpen, waardoor sommige probleemsituaties kunnen uitgroeien tot echte crisissen. Sommige leraren noemen CLB’s dan ook een extra wachtkamer voor leerlingen alvorens ze worden doorgestuurd naar de wachtkamer van de reguliere zorg. Ze hebben al vaker oproepen gedaan om meer middelen en mensen te krijgen.
Het tekort zit vooral bij paramedici en medici. Artsen en verpleegkundigen zijn natuurlijk overal knelpuntberoepen, maar de overstap naar het CLB blijkt onvoldoende aanlokkelijk. Volgens Stefan Grielens van het Vrij CLB Netwerk worden er voor leraren initiatieven genomen die het beroep aantrekkelijker maken, bijvoorbeeld de uitbreiding van de maximale meeneembare anciënniteit, maar verpleegkundigen die uit de privésector naar het CLB komen, kunnen dit dan weer niet. Grielens vraagt dus ook om meer flexibiliteit, bijvoorbeeld de mogelijkheid voor een verpleegkundige om een contactmoment te leiden, want op dit ogenblik moet dat verplicht een arts zijn.
Minister, hoe evalueert u de noodkreten vanuit de CLB’s?
Is er volgens u ruimte om ook extra anciënniteit te kunnen verlenen aan de medici of paramedici en ander CLB-personeel voor wie dat nog niet het geval is, en om dit personeel flexibeler in te zetten? Zult u die suggesties op tafel leggen bij een volgende ministerraad?
In hoeverre zal volgens u het in te voeren nieuwe Leersteundecreet de werkdruk voor de CLB-medewerkers kunnen verlichten?
In het voorjaar van 2021 werd in het kader van de visienota ‘Van kwetsbaar naar weerbaar’ 14 miljoen euro extra voor de CLB’s voorzien uit de eenmalige relancemiddelen, om dan vanaf september 2021 vooral te werken aan de problematiek van het mentaal welzijn post corona. Daarmee zou men driehonderd extra voltijdse krachten kunnen aanwerven. Maar toen kwamen nog de deltagolf en de omikrongolf, waardoor de CLB’s weer volop aan de bak moesten met de testingstrategie en de contacttracing. Pas na de krokusvakantie van 2022 konden deze extra medewerkers zich effectief bezighouden met deze problematiek van mentaal welzijn. In hoeverre heeft deze investering werkelijk zoden aan de dijk gebracht? Is hier effectief voldoende personeel voor gevonden en hoeveel extra slagkracht hebben die kunnen bieden in termen van extra dossiers die men bij de CLB’s kan opvolgen?
Deze investering was natuurlijk tijdelijk in het kader van de relancemiddelen. In hoeverre is er volgens u ook nood aan een duurzame en recurrente versterking van de CLB’s? Zult u eventueel stappen in die richting zetten?
Welke eventuele andere dan de hierboven genoemde maatregelen zult u nemen om het personeelstekort en de stijgende werkdruk binnen de CLB’s aan te pakken?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik heb hier al in verschillende tussenkomsten aangekaart dat het CLB op het snijvlak van Onderwijs en Welzijn zit en dat we dat moeten koesteren. Na corona voelden alle CLB-medewerkers ongelooflijk veel waardering voor het werk dat ze leverden. Daarvoor was dat wat minder. Ik hoop dat die waardering ook blijft nu corona voorbij is en nu we merken dat het water hen heel vaak aan de lippen staat.
De krapte op de arbeidsmarkt laat zich immers in alle sectoren voelen. Ook de CLB’s trokken begin februari aan de alarmbel. Door de personeelstekorten komt de verplichte werking van het CLB in het gedrang, zoals de vaccinaties en de systematische contactmomenten met leerlingen. En we hebben uit corona geleerd dat dat net belangrijk is. Bovendien komen CLB-medewerkers door de lange wachtlijsten niet toe aan preventief ingrijpen, wat dan weer gelinkt is aan wat we gisteren ook besproken hebben. Daardoor kunnen probleemsituaties mogelijk uitgroeien tot echte crisissen, aldus de CLB’s.
Bovendien wijzen de CLB’s op het feit dat het aantal leerlingen dat zij helpen, in de voorbije tien jaar met 21 procent gestegen is, en dat terwijl het personeelsbestand in die tijdspanne maar met 7 procent steeg. De CLB-sector vraagt daarom om maatregelen te treffen en doet zelf ook een aantal concrete voorstellen. Zo zou het mogelijk moeten zijn dat een verpleegkundige een contactmoment leidt. Nu moet dat altijd een arts zijn. Mensen die vanuit de privésector als zijinstromer naar het onderwijs overstappen, kunnen in bepaalde gevallen tot tien jaar anciënniteit meenemen. Verpleegkundigen die vanuit de privésector komen, kunnen dat dan weer niet. Ook die regeling zou aangepast moeten kunnen worden, vinden de CLB’s.
Daarnaast zijn er nog een aantal issues, zoals de extra middelen die toegekend zijn en die projectmatige middelen waren. Daar is de vraag heel sterk om die ook recurrent te kunnen inzetten.
Minister, hebt u ondertussen al overleg met de CLB’s over het personeelstekort en de aanbevelingen? Bent u bereid werk te maken van hun concrete voorstellen om een weliswaar gedeeltelijke oplossing te kunnen bieden voor het personeelstekort? Of zult u andere maatregelen treffen om het probleem aan te pakken? Zo ja, welke maatregelen zijn dat dan?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb min of meer dezelfde vraag. Ik denk dat we ook allemaal dezelfde mail gekregen hebben. Naar aanleiding van de Dag van de CLB-medewerker werd heel expliciet aandacht gevraagd, over de netten heen, voor het personeelstekort. De werkdruk is enorm gestegen. Het personeelsbestand is niet gevolgd. De financiering, maar volgens de CLB’s ook de werkomstandigheden en de aantrekkelijkheid van het beroep liggen aan de oorzaak daarvan. Het wordt steeds moeilijker om gekwalificeerd personeel te vinden.
We weten allemaal welke belangrijke partner de CLB’s zijn voor scholen als het gaat over welzijn. De verplichte werking komt inderdaad in het gedrang, maar er blijft ook te weinig tijd over om preventief te werken met leerlingen met wie het minder goed gaat, waardoor problemen dreigen te escaleren, zoals we onder andere ook gezien hebben in het schorsingsverhaal.
De CLB’s doen daarom een aantal voorstellen om aan hun noden tegemoet te komen. Ze vragen dat zijinstromers ook bij de CLB’s anciënniteit zouden kunnen meenemen. Ze vragen meer flexibiliteit voor het vervangen van de afwezige personeelsleden. Voor de directeurs van de CLB’s stellen ze voor om het bachelordiploma toe te voegen aan de bekwaamheidsbewijzen en een loonsverhoging toe te passen zoals in het leerplichtonderwijs. En ze vragen om de werkingsmiddelen aan te passen aan de levensduurte van vandaag.
Minister, hoe evalueert u de situatie? Vangt u dezelfde signalen op dat de werking in het gedrang komt door personeelstekort? Zult u maatregelen nemen om de verschillende ambten aantrekkelijker te maken, door het statuut op een aantal vlakken meer in lijn te brengen met het personeel van het leerplichtonderwijs?
Plant u een herziening van de financiering, waarbij de budgetten de evolutie in leerlingenaantallen volgen en waarbij de werkingsmiddelen aangepast worden aan de levensduurte? Zult u nog andere initiatieven nemen om personeelstekorten bij de CLB’s in kaart te brengen en aan te pakken?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de vraag is gesitueerd en de context is bepaald. Er is corona geweest, er is Oekraïne, er is heel veel druk geweest op de CLB's. Uiteraard brengt dit werkdruk met zich mee.
Minister, u hebt in de periode van corona en Oekraïne wel wat werkingsbudget voor de CLB's voorzien en extra omkadering en personeel. U vereenvoudigde heel wat administratieve taken. Die maatregelen, die zowel tijdens corona als voor Oekraïne zijn genomen, zijn niet teruggeschroefd. De personeelsleden en de werkingsmiddelen zijn er nog altijd, maar toch zegt men dat er nog meer moet komen. Men kijkt dan naar de initiatieven die ook voor de leerkrachten worden genomen en die door mijn collega's zijn genoemd.
Minister, hebt u een zicht op de actuele personeelsnoden per functie bij de CLB’s? Hoe staat dit in verhouding tot de bijkomende werkingsmiddelen en omkaderingsmiddelen? Hoe zijn ze ingezet? Hebt u daar een zicht op? Wordt dat gemonitord?
CLB’s doen heel wat taken. We horen de vraag om terug te mogen plooien op de kerntaken. Mogelijk zit daar ook wat winst in voor de werkdruk en de personeelsnood. Hoe kijkt u daartegen aan?
Het toekomstige decreet Leersteun zet in op een duidelijke rol en verantwoordelijkheid van alle partners, waaronder het CLB’s. Er wordt duidelijk afgelijnd, maar men kan ook flexibel inzetten op de samenwerking. Kan dit ook een antwoord zijn op een verlaging van de werkdruk en planlast wanneer dit zal worden doorgevoerd?
Op welke manier kunnen de onderwijsverstrekkers hun bijdrage leveren tot het reduceren van de werkdruk en de personeelsnood bij de CLB’s?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, de CLB’s bewijzen elke dag hun belang als draaischijffunctie binnen onderwijs, zowel voor de leerlingen als voor de scholen. Tijdens corona heb ik echt op de CLB’s kunnen rekenen voor extra taken en verantwoordelijkheden, en ik ben hen daar ook zeer dankbaar voor.
De tekorten op de arbeidsmarkt laten zich overal voelen, zeker in de zorg. Ik kreeg wel veel vragen over het lerarentekort, maar het tekort in de zorg is nog veel groter. In het onderwijs slagen we erin om nog extra mensen aan te werven, meer dan duizend voltijdequivalenten (vte’s). Bij ons is het aantal personeelsleden dus nog altijd stijgend, ook al is het nog niet genoeg.
Ik begrijp dat er extra werkdruk is ontstaan, onder andere door de instroom van de oorlogsvluchtelingen uit Oekraïne en andere windstreken.
De CLB’s klagen al langer over een tekort aan artsen. Ik heb de CLB’s daarom nog tijdens de coronacrisis de mogelijkheid gegeven om breder te kunnen rekruteren door versoepeling aan de regelgeving betreffende bekwaamheidsbewijzen. Dat maakte het mogelijk om artsen zonder onderscheid in specialiteit aan de hoge salarisschaal 511 te kunnen betalen.
De vraag om de maatregelen in het kader van het lerarentekort ook uit te rollen voor het ambt van arts of paramedisch medewerker in een CLB, gaat ruimer dan de CLB-sector alleen. Daarvoor moet ik ook kijken naar het neveneffect dat hierdoor ontstaat. We nemen vaak maatregelen, ook als het gaat over de loonspanning voor de directeurs, en kijken dan enkel naar het onderwijs. Vanzelfsprekend heeft dit dan ook enkele neveneffecten voor andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de CLB’s, waar men niet altijd bij stilstaat. Ik begrijp hun vragen en noden en wil dit dan ook bekijken. Want wanneer ik maatregelen voor de CLB’s zou nemen, kan dit een overfloweffect hebben van het onderwijs naar andere sectoren. We moeten ons hiervan bewust zijn.
Ik wil het tekort cijfermatig objectief kwantificeren. Vandaag beschikken we immers niet over cijfergegevens, maar het is belangrijk om op grond van data te kunnen zien hoe moeilijk of onmogelijk het is om het ambt van paramedisch medewerker in te vullen. Het ambt van paramedisch werker groepeert daarenboven verschillende profielen en omvat dan ook niet alleen dat van verpleegkundige. Het is ook geen geheim dat net bij de verpleegkundigen de krapte uitermate groot is.
Wat de rol van de arts in een CLB betreft, denk ik dat het gezien de aard van de opdracht en bekwaamheid van een arts evident is dat een paramedisch medewerker met een onderliggende kwalificatie van verpleegkundige niet zomaar die rol van arts kan overnemen. Die arts is er net vanwege zijn specifieke vaardigheden en kennis. Die kun je dus niet zomaar vervangen door een verpleegkundige. Daar zou ik dus toch voorzichtig in zijn.
Het optrekken van de salarisschalen van de directeurs is een neveneffect. Dat heb ik net gezegd. Destijds heeft er een hele hervorming en een aanpassing plaatsgevonden. De maatregel is inderdaad niet van toepassing gemaakt op de CLB’s. Ik ben echter bereid om dat te bekijken, net zoals ik ook de toevoeging van een bachelordiploma als vereist bekwaamheidsbewijs voor CLB-directeur bespreekbaar acht. Dat strookt immers met hetgeen we doen in andere onderwijsniveaus. Dat is dus een neveneffect daarvan.
Ik wil er anderzijds wel op wijzen dat een aantal maatregelen die we hebben genomen om een job in het onderwijs voldoende aantrekkelijk te maken, natuurlijk ook van toepassing zijn voor de CLB-sector, zoals het sneller verwerven van het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur en het sneller in aanmerking komen voor de vaste benoeming. Dat is dus een extra wervingsargument en -instrument dat men kan hanteren. Het personeelsstatuut voor personeelsleden van het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs (dko), het secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs dat steunt op de rechtspositiedecreten, geldt dus ook voor de personeelsleden van de CLB’s. Ik voorzie dit jaar ook nog in de evaluatie van het CLB-omkaderingssysteem met het oog op een mogelijke bijsturing of implementatie van een nieuw omkaderingssysteem, opdat dit zou tegemoetkomen aan de noden van de sector.
Ik heb dit jaar een aantal verplichte adviezen die de CLB’s moeten geven aan leerlingen, ouders en scholen bij zittenblijven, vervroegde instap en verlengd verblijf, geschrapt uit het takenpakket van de CLB’s. Ook op die flank werken we dus, namelijk het uit het takenpakket schrappen van bepaalde taken die we als ballast aanzien, waardoor men zich meer kan concentreren op de kerntaken.
De CLB’s hebben voor het schooljaar 2021-2022 ook eenmalig 14 miljoen euro gekregen voor het uitvoeren van contactonderzoek, het samen met de school detecteren van leerlingen die door de coronapandemie extra zorg nodig hadden en het actief aanbieden van onthaal aan alle leerlingen en hun ouders die wegens de coronapandemie mogelijk bepaalde noden hadden waarop geen antwoord was gekomen. Die middelen konden trouwens ook worden ingezet voor personeel, of voor de werking. Men was daar vrij in. Indien ze voor personeelskosten zouden worden ingezet, gaat het over meer dan driehonderd voltijdequivalenten. Opnieuw, we hebben ter zake de vrijheid gelaten. Dat is inderdaad gegaan naar extra personeel, maar ook naar extra werkingsmiddelen.
Er is een monitoring opgezet om na te gaan hoe die middelen zijn ingezet. Daaruit blijkt dat het merendeel van de middelen zijn ingezet voor extra personeel, dus echt voor extra handen, namelijk zo’n 93 procent. Het CLB was tot eind januari 2022 belast met het uitvoeren van contactonderzoek. Ook dat was eigenlijk een gesel, en dat woog op de volledige werking van de CLB’s. Tot dan hebben ze zich dus vooral ingezet voor die opdracht. 30 procent van de relancemiddelen is besteed aan de uitvoering van het contactonderzoek. Vanaf februari van verleden jaar konden de CLB’s zich wel volop inzetten voor hun echte, oorspronkelijke taakstelling, onder andere het detecteren van leerlingen die extra zorg nodig hebben, ook door de coronapandemie, en het actief aanbieden van een onthaal. Zo’n 70 procent van de relancemiddelen is dan ook naar die opdracht gegaan.
Wat betreft het leersteunmodel: ik geef daar misschien een kort woordje uitleg bij, maar dat is natuurlijk een voorafname op de discussie die we zullen voeren in het kader van het decreet dat naar u toekomt. Al anticiperend op een vraag: we wachten nog altijd op het advies van de Raad van State. Dat is trouwens in meerdere gevallen zo. Er is daar een ongelooflijke flessenhals, waarbij we nu keuzes moeten maken. Je kunt niet blijven wachten. Het onnozele is dat, wanneer je een beslissing neemt om dan maar door te gaan, je als minister bent vrijgesteld om dat te agenderen voor een finale goedkeuring. Maar ik denk dat je dat als verantwoordelijke bestuurder niet altijd kunt doen. Ik ben bijvoorbeeld blij dat ik het advies van de Raad van State gekregen heb voor de Vlaamse toetsen. Dat is bijvoorbeeld zoiets waarmee ik absoluut niet zonder advies naar het parlement gekomen zou kunnen zijn.
Ik ben aan het afwijken, maar het is belangrijk dat ik het meegeef. Wanneer je beslist dat je niet kunt blijven wachten op het advies van de Raad van State en dan finaal agendeert, dan is het vreemde aan het systeem dat dat op dat moment wordt geschrapt van de rol. Stel nu, dat wij een ontwerp vlak voor de finish van het advies, op het moment dat men er alleen nog handtekeningen onder moet zetten, goedkeuren in de ministerraad, dan is al het geleverde werk van de Raad van State ‘umsonst’ en heb je er niets aan. Het is vreemd dat dat zo’n binair gegeven is. Daarom hebben we vanuit de Vlaamse Regering de vraag gesteld aan het federale niveau. Ik heb begrepen dat minister Verlinden daar een extra inspanning gaat leveren, maar het zal nog wel even duren voordat we dat gaan voelen op het terrein. Ik zit zelf met enkele dossiers waarover ik nu moet beslissen: ga ik zonder advies van de Raad van State naar de finale goedkeuring, ja of neen? En zo zijn er wel enkele.
Ik denk dus dat het zinvol zou zijn dat de Raad van State vanaf het begin sneller zegt: we gaan geen advies geven, gelet op de werkdruk en de keuzes die we moeten maken. Dat is beter dan het hele proces te laten lopen, om vervolgens verlenging te vragen. Dat kan men, en dat wordt natuurlijk altijd aanvaard, maar dan moet men op een bepaald moment al het werk aan de kant schuiven, en dat is toch wel vreemd.
Maar goed, de deadline voor dit advies lag dus op 22 december. We zijn dus toch al bijna twee maanden verder.
Maar we erkennen dus dat zowel scholen als CLB’s met een stijgend aantal vragen naar meer ondersteuning geconfronteerd worden. Met het decreet Leersteun nemen we hiertoe actie voor de CLB’s, denk ik, maar vooral voor het hele systeem met alle partners. We gaan daarbij zorgen voor een versterking van de fases ‘brede basiszorg’ en ‘verhoogde zorg’, waardoor we ook het beleid op leerlingenbegeleiding in scholen kunnen intensiveren. Daardoor zouden scholen ook in staat moeten zijn om leerlingen in die fases beter zelf op te vangen.
We doen dit ook door een duidelijke opdracht rond brede basiszorg en verhoogde zorg toe te kennen aan het project Leerpunt, zoals gezegd. Daarnaast voorzien we ook extra middelen voor de pedagogische begeleidingsdiensten.
We voorzien trouwens ook in een leersteunraad, waarin de scholen voor gewoon onderwijs mee de regie nemen in de leersteun en zo kunnen sturen in functie van het terechtkomen van de leersteun bij die leerlingen die daar het meest nood aan hebben.
Het leersteunmodel met een beperkt aantal leersteuncentra zal de professionele leersteun kunnen bieden en ook de samenwerking met de CLB’s vereenvoudigen.
Naast die structurele maatregelen zijn er ook specifieke maatregelen voor het CLB voorzien. De focus ligt vooral op professionalisering.
Om de CLB’s ten eerste in staat te stellen hun verantwoordelijkheden in functie van het decreet Leersteun op te nemen, krijgt de sector 300.000 euro voor de periode van 19 december 2022 tot en met 31 augustus 2024, om te professionaliseren rond het sterk inzetten op de kernactiviteiten: consultatieve leerlingenbegeleiding, handelingsgerichte diagnostiek en handelingsgericht adviseren in het kader van leersteun.
Daartoe wordt een netoverschrijdend lerend netwerk opgericht dat goede praktijken moet verzamelen en verspreiden. Dankzij die goede praktijken zullen de CLB’s, denk ik, ook vlottere werkmethodes kunnen toepassen en scholen gewoon efficiënter kunnen ondersteunen.
Daarnaast maken we het ook mogelijk dat de CLB’s een gemeenschappelijk curriculum kunnen uitreiken, zonder dat men volledig het handelingsgericht diagnostisch traject moet doorlopen. Dus ook daar gaan we naar een verkorting, denk ik. En dat was een expliciete vraag die werd gesteld, maar ook door de scholen die uiteindelijk ook een vlotte behandeling mogelijk kunnen maken.
Om dat niet te laten ontsporen, gaan we dat wel laten monitoren. Alle partners – en zeker het CLB – zijn ervoor verantwoordelijk dat de leersteun bij die leerlingen en die leerkrachten geraakt die er echt nood aan hebben.
Dus: we versoepelen aan de ene kant, we versnellen en vereenvoudigen de procedures, maar we houden wel de vinger aan de pols via die monitoring.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel minister voor uw zeer uitgebreid antwoord. Het is een complex gegeven, ik ga er een paar uitpikken.
Wat betreft de vraag dat er meer anciënniteit voor de artsen en zo verder zou worden meegenomen, zegt u dat u de vragen en de noden begrijpt en dat gaat bekijken, maar wijst u ook op mogelijke neveneffecten. Dat is toch iets dat niet dateert van gisteren? Als u dat ingevoerd is voor de leerkrachten, vind ik het een beetje vreemd dat dat niet meegenomen is voor CLB’s, want men wist toch van in het begin dat dat ook voor problemen zou zorgen. Zij vragen dat een verpleegkundige in sommige omstandigheden ook de rol van een arts zou kunnen innemen. U wijst dat af, maar ik vind het dan een beetje vreemd dat ze die vraag wel degelijk expliciet stellen. Ik heb verschillende collega’s dat ook horen vernoemen: zij zien dat wel als nuttig. Ik vind het dus een beetje vreemd dat u dat zo kortweg afwijst, zonder eigenlijk veel argumenten. Men zou daar misschien beter eens in gesprek over gaan.
U bent bereid om de verhoging van de wedden van directeurs te onderzoeken. Daar zijn ze nog niet vet mee, natuurlijk.
U zegt dat u nog dit jaar de omkadering nog zult evalueren en eventueel bijsturen. Maar u kondigt dat – denk ik – al vrij lang aan. En dus is onze vraag wanneer gaat dat gebeuren, dit jaar nog? Is dat dan tegen december? Want dat hangt ook allemaal een beetje samen met het Leersteundecreet. Dat zou dus eigenlijk vrij snel moeten kunnen gebeuren. Hebt u daar al een timing op geplakt? Want het een hangt natuurlijk samen met het andere.
Er zijn inderdaad eenmalige middelen geweest. Dat heb ik ook in mijn inleiding gezegd, die 14 miljoen euro. Maar mijn vraag over die recurrente middelen is niet duidelijk beantwoord, vind ik. Of gaat men dat dan bij het Leersteundecreet in één keer gaat meenemen? Daar zijn toch nog veel vragen die open blijven.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat de waardering voor het werk van de CLB’s kamerbreed gedeeld wordt, en dat we via het werk van de CLB’s scholen ontzorgen, proberen ze te ondersteunen en ze maximaal de mogelijkheid bieden om in te zetten op het leerproces van leerlingen via de vier decretale opdrachten die ze hebben gekregen.
Maar als ik in overleg ga met directeurs, dan trekt men echt aan de alarmbel. Er zijn heel veel mensen die uitvallen. Heel veel werknemers binnen de CLB’s vallen uit door de werkdruk, doordat men eigenlijk constant tegen muren botst, door de instroom van opdrachten, taken en casussen die echt wel verontrustend zijn. En aan de andere kant voelt men dat er zoveel wachtlijsten zijn, zoveel problemen waar men tegenaan botst.
We hebben het hier over de personeelsmiddelen, maar ik wil toch ook wel een lans breken om werk te maken van een onderzoek naar de werkingsmiddelen van CLB’s, omdat men daar ook wel aangeeft dat die onder druk komen te staan door besparingen die eigenlijk ook de kwaliteit van de werking onder druk zetten. Besparingen op energie, vervoer en personeel zorgen ervoor dat ze eigenlijk geen antwoord meer kunnen bieden op de vele vragen die er zijn. Dus minister, daarom vraag ik of u bereid bent om daarop in te gaan.
Het is goed dat er toch wordt nagedacht om ook aan die wedden van directeurs te schakelen. En ik volg u wel, dat er een aantal voorstellen gedaan worden waar we voorzichtig mee moeten omgaan, bijvoorbeeld het feit dat een verpleegkundige de plaats inneemt van een arts. Het is niet voor niets dat ik hier in het verleden zelf de vraag nog heb gesteld om de specifieke opdrachten van die artsen goed te bewaren. Maar ik denk dat het zeer duidelijk is dat het water aan de lippen staat bij heel veel mensen in de CLB’s, en dat we er alles aan moeten doen om hen te ondersteunen.
Ik weet dat ze momenteel ook bezig zijn met het opmaken van een memorandum, en ik denk dat het de bedoeling is om klaar te staan voor de volgende legislatuur. Maar ik denk dat we dit misschien niet moeten afwachten en al in gesprek kunnen gaan met de CLB’s en ook de kaarten op tafel leggen over wat de problemen precies zijn. Ik vraag u heel uitdrukkelijk, minister, om dit nu al vast te pakken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik voel wel een zekere erkenning van de problematiek en een opening om een aantal pistes te gaan verkennen. Ik vrees toch dat voor de CLB's het gevoel zal overblijven dat het glas veeleer halfleeg dan halfvol is, omdat er natuurlijk nog weinig concreets op tafel ligt en de noden wel echt hoog zijn.
Ik ben het ermee eens dat het gemakkelijk is om te zeggen dat we alles gaan oplossen met meer geld en bijkomende budgetten, alsof de kas oneindig is. Dat is niet zo. Er moet altijd gekeken worden of er efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt en of zaken anders kunnen worden georganiseerd. Maar als het over de CLB's gaat, kunnen we toch echt wel zeggen dat er nood is aan extra investeringen. Ik denk aan het volgen van de leerlingenaantallen, aan de index. In het leerplichtonderwijs zijn er wel een aantal maatregelen genomen. We zijn het er hier zo hard over eens dat die CLB’s zo’n noodzakelijk werk doen, en toch kunnen zij niet anders dan het gevoel hebben een beetje stiefmoederlijk behandeld te worden. Als er indexeringen of loonsverhogingen zijn, vallen zij daar immers altijd buiten.
Minister, ik hoop dat het inderdaad geen halfleeg glas is en dat u een aantal van hun vragen echt heel concreet en nog in deze legislatuur zult vastnemen. Het zijn niet alleen de leerlingenaantallen die toenemen, maar het gaat ook om de complexiteit van de problematiek. We hebben het hier zo vaak over de problematiek van het mentale welzijn, gedragsproblemen, moeilijkheden, alles wat met speciale noden te maken heeft. De noden zijn dus hoog. Ik hoop echt dat er in deze legislatuur nog een aantal oplossingen komen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik zou toch enige nuance in het debat willen brengen, vooral omdat er een evaluatie aankomt van het decreet Leerlingenbegeleiding, waarin we toch heel duidelijk omschreven hebben wat we verwachten van die leerlingenbegeleiding en wat de taken van een CLB zijn. Ik denk, minister, dat we alle zaken die hier nu gezegd zijn, gewoon heel grondig moeten meenemen in de evaluatie van het decreet en uiteraard in de evaluatie van de werking van het CLB.
U geeft aan dat binnen de relancemiddelen 93 procent uiteindelijk besteed is aan extra personeel en 7 procent dan waarschijnlijk vooral aan werkingsmiddelen en dergelijke meer. U zei dat dat overeenkomt met ongeveer 300 personeelsleden. Dan zullen er toch zo'n 280 personeelsleden bij gekomen zijn. Als ik ervan uit mag gaan dat er nog altijd 61 CLB-centra zijn, betekent dat, grof en gelijkmatig verdeeld, dat er 4,5 voltijdse equivalenten per centrum bij gekomen zijn.
U geeft ook aan dat er 30 procent gebruikt is voor contactonderzoek. Dat contactonderzoek is volledig weggevallen. Die mensen zijn dus vrijgekomen om mee ingeschakeld te worden in de algemene taken van het CLB. 70 procent is ingeschakeld voor het detecteren van zorgnoden. Die functie blijft natuurlijk overeind. Ook al zijn die zorgnoden misschien niet meer gerelateerd aan corona, er zijn natuurlijk ook wel andere zorgnoden. Maar die mensen zijn er natuurlijk en die zijn ook mogen blijven. Die zijn dus ook ingezet voor de taken die vooraf, zonder die mensen, ook dienden te gebeuren. Daar moet dus toch ergens een voordeel in te vinden zijn, denk ik dan.
U geeft ook aan dat u gaat kijken naar een heel nieuw omkaderingsysteem. Dat kan meegenomen worden in de efficiëntieoefening die mevrouw Meuleman aankaart. Hoe moeten we anders omgaan met of anders kijken naar hoe we het personeel binnen het CLB inzetten? En hoe kunnen we inderdaad zorgen dat zij vooral die kerntaken kunnen blijven opnemen?
Ik pleit er dus vooral voor om heel dat geheel breder te bekijken en niet te snel kleine brandjes te blussen, maar vooral alles mee te nemen in de evaluatie van de leerlingenbegeleiding en er zo snel mogelijk werk van te maken om die te finaliseren.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de concrete vragen betreft, voor alle duidelijkheid: mijn deur staat altijd open. De vragen in kwestie zijn ook niet rechtstreeks tot bij mij gekomen, ook niet in de sectorcomités. Ik veronderstel dat een en ander al was opgevat als het formuleren van een aantal desiderata richting een volgende Vlaamse Regering, en een nieuw regeerakkoord in 2024, want het is niet in de sectorcomités aan bod gekomen. Maar ik ben altijd bereid tot spreken, als dat binnen de marges van het redelijke valt.
Maar het is natuurlijk ook zo dat we verschillende aanpassingen gedaan hebben, in het kader ook van het leerplichtonderwijs, op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) 12. Hoe gaan zo’n onderhandelingen? Die vertrekken van de eisen en de vragen die op tafel worden gelegd door de vakbonden, de sociale partners, en ik heb dan niet de neiging om te vragen of ze ook nog aan andere dingen gedacht hebben. Dus: vragen die ik niet krijg worden niet onmiddellijk gehonoreerd, want dan stopt het nooit. Dat is dus bij mijn weten niet echt aan bod gekomen. Maar ik wil dat allemaal wel met enige welwillendheid bekijken. Maar ik geef inderdaad ook aan wat mijns inziens het best niet tot de agenda zou behoren.
De vraag, specifiek met betrekking tot de arts en verpleegkundige, gaat dus specifiek over het omkaderingsgewicht van een afwezig personeelslid in een CLB, om dat te kunnen inzetten om een ander ambt aan te stellen, dus de arts die afwezig is, vervangen door het overeenkomstige omkaderingsgewicht te laten invullen door paramedische werkers. Wel, dat gaat net in tegen de filosofie dat er net een arts nodig is, precies vanwege de taken, vaardigheden en kennis van een arts, wat overigens een gereglementeerd beroep is. Ik zou daar ook niet zomaar aan beginnen te frunniken.
Twee: er wordt al geruime tijd gevraagd om een apart ambt van verpleegkundige te voorzien. Dat zou wel een serieus ingrijpen in de regelgeving vergen, maar daarenboven ook nog eens de flexibiliteit die vandaag bestaat op vlak van de invulling van de ambten in de CLB’s inperken. Dat zou dus minder mogelijkheden verschaffen voor de CLB’s. Dat biedt ook geen oplossing in een tijd dat er een tekort aan verpleegkundigen op de arbeidsmarkt bestaat. En het is ook een gereglementeerd beroep, dat gepaard gaat met het naleven van een specifieke regelgeving. Dus ook daar: let op wat je opent, denk ik dan.
En dan was er, tot slot, de vraag met betrekking tot de directeurs. Ik zal u de techniciteit even meegeven, want ik sta er wel voor open om daar ook over te spreken. Het is zo. Tot 2018 had een directeur in een CLB de hoogste salarisschaal binnen Onderwijs, omdat die functie via mandaat werd toegekend. Men heeft vervolgens beslist, in een vorige regeerperiode, om in het kader van de hervorming van de Vld … (Gelach)
Ik bedoel: in het kader van de hervorming van de CLB-sector, is beslist om dat mandaat af te schaffen. Men heeft dan die mandaatratio afgeschaft, en in de plaats opnieuw een vaste benoeming geïntroduceerd. En daarmee is de salarisschaal voor nieuwe directeurs ook aangepast en op hetzelfde niveau gebracht als voor een directeur secundair onderwijs. Dat is nog maar in 2018 gebeurd.
Bij de laatste cao 12 zijn dan de salarisschalen van directeurs secundair onderwijs aangepast naar een loonspanning van 31 procent, maar waarbij effectief niet gekeken is naar de nieuwe directeurs in de CLB’s. Let op: enkel de nieuwe directeurs in de CLB’s, want de directeurs die in 2018 de salarisschaal 599 genoten, dus de hoogste salarisschaal, hebben die via een overgangsmaatregel ook behouden. De doelgroep is dus wel eerder beperkt. Dat geef ik ook mee. Vandaar dat ik ook bereid ben om dat te bekijken.
Tot slot wil ik nog meegeven dat de CLB’s en eigenlijk ook onze scholen, zeker de scholen buitengewoon onderwijs, aan den lijve het effect voelen van de wachtlijsten in de zorg. Wij fungeren eigenlijk als een soort van voorgeborchte of als wachtkamer, als prewachtkamer ten aanzien van de wachtlijsten. Sommige leerlingen blijven zitten – en soms letterlijk als het bijvoorbeeld gaat over het buitengewoon onderwijs – tot op late leeftijd omdat er wachtlijsten zijn in de zorg en ze niet kunnen doorstromen, wat natuurlijk ook een effect heeft op de instroom in ons buitengewoon onderwijs. Hoe langer kinderen, jongeren en volwassenen – want in sommige gevallen is er zelfs geen sprake meer van jongeren – in ons onderwijs zitten, hoe minder instroom er mogelijk is.
Ook als het gaat over ambten en dergelijke moeten we toch in ogenschouw nemen dat er ook altijd neveneffecten zijn voor het beleidsdomein Welzijn. Elke maatregel die ik in dezen neem, zal met argusogen worden bekeken door mijn collega van Welzijn – en terecht – omdat er ook altijd een flow-overeffect zal zijn.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We stellen hier nog maar eens vast hoe ingewikkeld het in het onderwijs allemaal in elkaar zit, met al die verschillende statuten. En dat hangt dan nog eens vast aan Welzijn, waar er wachtlijsten zijn. Het is dus een mijnenveld waarin je niet gemakkelijk vooruitgang boekt.
Maar het is wel nodig voor het welzijn van onze kinderen om toch een aantal stappen te zetten. Voor een stuk hebt u dat al gedaan bij het lerarentekort, en ik wil u er toch toe aansporen om, zeker met het Leersteundecreet dat eraan komt, te proberen daarin vooruitgang te boeken. Want het is echt wel nodig. Ik heb gisteren in de plenaire vergadering nog verwezen naar het geval van kinderen in de kleuterklas waarmee men geen blijf weet. Dat gaat natuurlijk om een minderheid van de kinderen, maar zij hypothekeren vaak de werking in een kleuterklas. Dan krijg je uitval van kleuterleidsters, krijg je klassen die moeten worden verdeeld en valt het gewicht op de schouders van collega’s. Het is echt nodig dat we proberen om hier toch wat vooruitgang in te boeken en we willen u daar graag bij steunen. Ik dank u.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is al een overload aan opdrachten bij de CLB’s. Het kan niet de bedoeling zijn dat de CLB’s de opdracht krijgen om er ook nog eens de loopbaan van een aantal van onze politieke collega’s bij te nemen. Maar dat was wellicht een slip of the tongue.
Minister, ik leg het straks uit, collega’s. Het ging over de verwijzing naar Vld in plaats van de CLB’s. (Opmerkingen. Gelach)
Het was inderdaad een grapje. Maar goed, we zijn in de periode rond 14 februari en Valentijn, en de CLB’s lijken mij de ideale partner voor onze scholen, maar ook voor iedereen die zich wil inzetten om schoolondersteunend te werken en scholen te versterken om dat leerproces zo maximaal mogelijk te kunnen maken. Ik denk dat we daarop moeten inzetten.
Want u weet ook, minister, dat de CLB’s gevat zijn via een enveloppefinanciering. Er zijn meer leerlingen, maar eigenlijk volgen die middelen de CLB’s niet. Er is een tekort aan structurele middelen, en dat blijkt ook uit het recente rapport van de onderwijsinspectie, wat een impact heeft op het preventieve en proactieve handelen waarvoor CLB’s worden ingezet.
Maar goed, ik hoor een kamerbrede eensgezindheid om de CLB’s verder te ondersteunen, mogelijk in deze, maar zeker ook in de volgende legislatuur. Cd&v zal hier in ieder geval voor blijven pleiten.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het is al een aantal keren aan bod gekomen, maar ik denk dat we echt wel heil zien in multidisciplinaire schoolteams. Laat ons hopen dat Dirk Van Damme tegen het eind van de legislatuur zijn werk zal hebben afgerond en dat het daarin ook naar voren komt. Als je op school met teams werkt waar mensen gespecialiseerd zijn in zorg maar ook in psychologische begeleiding – we hebben zelf al gepleit voor psychologen op school of op schoolbestuurniveau –, dan kan die samenwerking misschien beter verlopen en kunnen er op school een aantal zaken worden opgevangen waardoor het werk van CLB's kan worden verlicht.
Misschien ligt de toekomst toch nog in een aantal out-of-the-boxoplossingen zoals die schoolteams en moet dit worden meegenomen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik denk dat we het erover eens zijn dat het CLB een heel belangrijke partner van onze scholen is.
Ik wil toch even doorbomen op de suggestie van collega Meuleman. In het nieuwe decreet Leersteun is opgenomen hoe alle organisaties gaan samenwerken – het CLB, het ondersteuningsnetwerk, de pedagogische begeleidingsdienst – om de scholen te ondersteunen in hun mogelijkheid om hun heel diverse klassen zo goed als mogelijk te begeleiden en te ondersteunen in hun ontwikkeling. Door deze samenwerking, die we willen intensifiëren, zullen we merken dat ze meer en meer zullen samenvloeien. Het hoeft niet letterlijk te zijn, maar die samenwerking gaat toch meer en meer in elkaar moeten overlopen zodat ze een nog meer versterkte ondersteuning voor de scholen kunnen worden.
Ik kijk heel erg uit naar de evaluatie van het decreet Leerlingenbegeleiding en de evaluatie van de CLB’s. Ik kijk ook heel erg uit naar het decreet Leersteun, zodat we daarmee van start kunnen gaan en naar hoe het zich zal ontplooien in de scholen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.