Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Tommelein heeft het woord.
Tijdens de plenaire zitting van het Vlaams Parlement van woensdag 1 februari 2023 werd het voorstel van decreet goedgekeurd tot wijziging van het decreet lokaal bestuur. Meer in het bijzonder werd de verplichting opgenomen dat lokale besturen voortaan niet enkel een deontologische code moeten hebben, maar ook een commissie dienen op te richten. Dat is een goede zaak, want integriteit en deontologie voor politieke mandatarissen is uiteraard van cruciaal belang.
In een op de drie gemeenten bestaat vandaag reeds zo’n commissie. Dat betekent dat de overige twee derde van de gemeenten nog aan de slag moet om zo’n deontologische commissie in het leven te roepen. Het decreet voorziet in voldoende lokale autonomie, maar het zou goed zijn als er voldoende duidelijke informatie aan de lokale besturen kan worden gegeven omtrent algemene werking. Er zullen immers ongetwijfeld diverse vragen gesteld worden. De inwerkingtreding geschiedt namelijk tien dagen na de publicatie van dat decreet in het Belgisch Staatsblad.
Daarom heb ik de volgende vragen, minister.
Welke maatregelen zult u nemen om de lokale besturen te ondersteunen bij het oprichten van een deontologische commissie?
Zijn op de deontologische commissies dezelfde regels van toepassing als op de gemeenteraadscommissies? Kunt u dit toelichten?
Kunnen lokale besturen presentiegelden toekennen aan de leden van de deontologische commissie?
Wie kan er precies een melding maken of een klacht indienen over het vermeend niet naleven van de deontologische code door een mandataris?
Aan welke voorwaarden moeten externen die mogelijk kunnen zetelen in de deontologische commissie, voldoen?
Kan deze deontologische commissie sanctioneren of straffen? Hoever reiken dan de bevoegdheden van deze commissie?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Tommelein. Zoals u waarschijnlijk wel verwacht, vind ik dit een zeer goede vraag, en niet alleen een goede vraag, maar ook een zeer goed initiatief vanuit het parlement. Ik denk dat het naleven van deontologische bepalingen toch belangrijk is binnen de context van een lokale democratie.
De decreetwijziging die hier is goedgekeurd, zorgt ervoor dat de lokale besturen die vandaag nog geen deontologische commissie hebben, er in de toekomst een zullen hebben. Deze commissie zal niet alle mogelijke toekomstige schendingen verhinderen, maar zal toch bijdragen aan een scherper bewustzijn rond deontologie. Er zal nu in alle gemeenten een debat georganiseerd moeten worden.
Daarnaast lijkt dit mij een goede maatregel om zaken in de zogenaamde grijze zone te beoordelen. Niet alles kun je in regels vatten, maar dan heb je tenminste een commissie die helderheid kan creëren en kan zeggen wat voor hen kan en welke dingen niet kunnen waardoor je toch nog een sluis maakt voor Audit Vlaanderen of rechtbanken aan bod moeten komen, dat je toch een aantal dingen misschien proactief kunt voorkomen. Het is dus een belangrijk preventief instrument.
Hoe ga ik dat ondersteunen? Ik heb een aantal initiatieven die ik zou kunnen nemen. Eerst en vooral ga ik een webpagina creëren waarop de nieuwe regelgeving wordt geduid en verdere info over de samenstelling, werking en bevoegdheden van de deontologische commissie wordt ontsloten. Ook via de nieuwsbrief van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) zal deze webpagina onder de aandacht gebracht worden. Ik zal ook een brief richten aan alle lokale besturen.
Ten tweede voorziet mijn administratie een toelichting op de eerstvolgende bijeenkomst van de collegagroep voor raadsvoorzitters van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Dat bestaat dus: raadsvoorzitters komen samen in een collegagroep en daar zal toelichting komen.
Ten slotte zullen we alle opmerkingen en vragen nauw opvolgen en zal de bestaande ondersteuning waar nodig uitgebreid worden met goede praktijken.
Zijn op de deontologische commissies dezelfde regels van toepassing? De deontologische commissie is geen gemeenteraadscommissie zoals bedoeld in artikel 37 van het decreet lokaal bestuur. Deze deontologische commissie wordt namelijk opgericht op grond van de bepalingen van de deontologische code. Het is een gespecialiseerd orgaan waarin ook onafhankelijke externe experten als volwaardige leden kunnen zetelen. De samenstelling en de werking van de deontologische commissie zullen overeenkomstig artikel 39 van het decreet lokaal bestuur geregeld moeten worden in de deontologische code, dus respectievelijk de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn.
Momenteel is het niet mogelijk om presentiegelden voor vergaderingen van een deontologische commissie toe te kennen aan mandatarissen, omdat de deontologische commissie niet voorkomt op de lijst van mogelijke vergaderingen waarvoor een presentiegeld kan worden toegekend binnen het huidige regelgevend kader. De deontologische commissie is bijvoorbeeld geen gemeenteraadscommissie in de zin van artikel 37 van het decreet lokaal bestuur.
Om dit wel mogelijk te maken moet het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 2018 betreffende het statuut van de lokale mandataris gewijzigd worden. Gelet op de vraag van verschillende lokale besturen, zal ik aan de Vlaamse Regering voorstellen om dit BVR te wijzigen. Zo kunnen lokale besturen die dat wensen, een presentievergoeding toekennen aan de leden die zich engageren binnen de deontologische commissie, weliswaar beperkt tot de bestaande vergoedingen voor gemeenteraadsleden.
De gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn bepalen zelf de procedure voor melding van mogelijke schendingen van de deontologische code. De decreetgever heeft dit bewust overgelaten aan de lokale autonomie zodat besturen een procedure op maat kunnen uitwerken en ik vind dat een goede zaak. In de praktijk zien we vandaag al verschillende toepassingen. Zo zijn er besturen waar eerst een ambtelijke ontvankelijkheidstoets uitgevoerd wordt wanneer er meldingen binnenkomen. Sommigen geven deze taak aan de algemeen directeur, terwijl anderen hiervoor een integriteitsambtenaar of een team van ambtenaren aanstellen.
De keuze van het al dan niet opnemen van externe experten en de selectie van deze externe experten, is een zaak van lokale autonomie. Dit wordt niet decretaal geregeld. Bij de besturen die reeds werken met externe experten, zien we uiteenlopende profielen. Professioneel bezig zijn met deontologie kan een selectiecriterium zijn, dat lijkt redelijk logisch, maar hoeft in mijn ogen geen absolute voorwaarde te zijn om als externe expert te kunnen zetelen in de commissie. Misschien kunnen kandidaten die het niet gehaald hebben in de raad van bestuur van de VMRI toch nog een zinvolle dagtaak opnemen.
De deontologische commissies kunnen geen sancties opleggen in de vorm van een tuchtmaatregel. Ook het uitspreken van een blaam door een deontologische commissie is niet mogelijk. De blaam wordt immers in diverse tuchtstatuten effectief als sanctie voorzien. Je kunt dat niet doen buiten dat kader. De bevoegdheden van de deontologische commissie worden vastgelegd in de deontologische code en elk lokaal bestuur bepaalt dus zelf de contouren, maar de besprekingen binnen de deontologische commissie kunnen bijvoorbeeld wel leiden tot: adviezen of aanbevelingen aan de raad met betrekking tot het aanvullen of wijzigen van de deontologische code; voorstellen rond sensibilisering inzake deontologie en integriteit binnen het lokaal bestuur; vaststellingen of het gedrag van een mandataris al dan niet in overeenstemming is met de deontologische code van het orgaan waarvan hij deel uitmaakt; het uitspreken van afkeuring ten aanzien van bepaalde gedragingen, wat te onderscheiden is van een officiële blaam; het overmaken van meldingen aan het parket, Audit Vlaanderen of de Vlaamse Regering, zodat deze indien nodig hun bestaande procedures kunnen uitrollen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Die zorgen voor heel wat duidelijkheid. Collega Ongena heeft daar een zeer goed initiatief genomen. Het is een zeer goede zaak voor de democratie. Ik moet eerlijk zijn, we hebben in Oostende nog geen deontologische commissie maar we zijn toch wel bij die een derde van de gemeenten die een deontologische code heeft. (Opmerkingen. Gelach)
Iedereen heeft een code en een derde heeft een commissie!
Het is goed om daarmee aan de slag te gaan. Ik ben tevreden dat u de lokale besturen voldoende zult informeren zodat iedereen weet wat hen te doen staat, hoe men dit het best aanpakt, met respect voor de lokale autonomie. Daar zijn de goede praktijken uiteraard een goede leidraad voor. Het lijkt me een goede zaak dat u aan de regering zult voorstellen om het besluit aan te passen en aan de gemeenten de mogelijkheid te bieden om presentiegelden mogelijk te maken, ook om districten in deze commissie aan te trekken.
U geeft wel aan dat de deontologische commissie geen sancties kan opleggen, noch een blaam kan uitspreken, maar dat ze wel meldingen kan overmaken aan het parket of Audit Vlaanderen. Dat is iets dat altijd wel een beetje tot de problematiek leidt dat wie een vergadering leidt, niet kan ingrijpen maar wel iets kan zeggen, maar finaal gebeurt de uitspraak door iemand anders. Doen zij dan de zogenoemde einduitspraak, minister? Of behoort dat recht nog altijd toe aan de gemeenteraad? Is dit een bevoegdheid van Audit Vlaanderen of van het parket?
De heer Buysse heeft het woord.
Eén aspect kwam nog niet aan bod, minister, inzake het al dan niet besloten karakter van de vergaderingen van de deontologische code. Ik vond dat de logica zelf dat zoiets besloten zou gebeuren, maar blijkbaar zou de commissie hier en daar in openbare zitting bijeenkomen. Ik vind dat een beetje raar, zal daarover verduidelijking worden gegeven?
Tijdens de hoorzittingen met Audit Vlaanderen werd opgemerkt dat inderdaad overal een deontologische code bestaat, maar dat die hier en daar aan actualisering of opfrissing toe is. Is het een moment, als u dan toch suggesties of richtlijnen doet aan de gemeentebesturen, om ook waar al een deontologische commissie is, dat eens tegen het licht te houden?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik wil tussenkomen op dat laatste punt. De bedoeling van de decreetgever in dezen was om lokaal veel autonomie te geven. Het zal in de vraagstelling naar voren gekomen zijn. Met elke fractie aanwezig zijn er een aantal minimumnormen opgelegd. Elke gemeente bekijkt zelf het wat en het hoe. Ik dacht, minister, wanneer het over personen gaat, dat je dan sowieso, los van het decreet, altijd een besloten zitting hield. Dat is mijn aanvoelen, we hebben dat niet gespecifieerd in het decreet zoals het is neergelegd en goedgekeurd, vanuit de ingeving dat als het over personen gaat, de sereniteit bewaard moet blijven.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u voor de vragen en suggesties.
Het moment is daar inderdaad, als we nu de gemeenten aanschrijven om te wijzen op de decretale verplichting om een deontologische commissie op te richten, om meteen de deontologische code eens tegen het licht te houden en te kijken of ze nog beantwoordt aan alle actuele regels en spelregels. Dat is een goede suggestie, mijnheer Buysse, we gaan die meenemen.
Mijnheer Tommelein, het is de deontologische commissie die een uitspraak doet, maar in de deontologische code kan men inderdaad ook voorzien dat de gemeenteraad de uitspraak bevestigt. Men kan dat erin schrijven. Is dat de beste methode? Ik denk het niet, omdat zo’n deontologische commissie inderdaad soms in een stuk vertrouwelijkheid vergadert en eigenlijk zou de uitspraak van de deontologische commissie voldoende krachtig moeten zijn. Die kan perfect samensporen met een tuchtsanctie. Beide zijn verschillend, juist omdat men niet in het tuchtrecht zit met een deontologische commissie. Ze kan geen tuchtsanctie opleggen, ze kan enkel doorverwijzen naar een tuchtoverheid.
Ten slotte, ben ik het eens met de benadering van collega Van Dijck. Als het over personen gaat, is het beter dat men dat in een besloten vergadering doet, ook over deontologische zaken. Openbaarheid daar nastreven is vanuit de privacy niet altijd het beste. We zullen daar nog het juiste juridisch advies over inwinnen en meenemen in het schrijven aan de lokale besturen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Het is inderdaad goed, minister, dat er zoveel mogelijk duidelijkheid wordt verschaft over al die zaken en dat men het nodige juridische advies inwint voor we aan de slag gaan met de bepalingen van de diverse lokale besturen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.