Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ik las recent in de krant een getuigenis van een zijinstromer die de overstap naar het onderwijs maakte. U hebt die ongetwijfeld ook gelezen. Het gaat om Vera, een germaniste van opleiding. Zij besloot om over te stappen van de privésector naar het onderwijs. Toen ze begon, kon niemand haar exact vertellen hoeveel ze zou verdienen. Er werden simulaties en berekeningen gemaakt, er werden details uitgepluisd, maar daaruit bleek al dat het loonbeleid eigenlijk zeer ontransparant is. Zo geldt bijvoorbeeld de anciënniteit niet gewoon voor vakken die op de lijst met knelpuntvakken staan, maar enkel voor knelpuntvakken op het moment van de instroming. Stel nu dat je leerkracht Engels wordt op 1 februari en dat is op die dag niet erkend als knelpuntvak, dan krijg je daar geen extra anciënniteit voor. Maar stel dat je leerkracht Nederlands wordt, wat wel een knelpuntvak is, en een half jaar erna ga je Engels geven, dan zakt je loon omdat die anciënniteit voor Engels niet geldt. Dat is dus gebeurd bij Vera. Toen ze haar loonbrief kreeg, schrok ze zich een ongeluk, want plots stond daar 200 euro minder op. Ze werd daar ook niet over ingelicht. Niemand vertelde haar dat het overschakelen van Nederlands naar Engels zo'n grote loonval zou veroorzaken.
Ik vind dat tamelijk ernstig, minister, gegeven de situatie van het lerarentekort. 200 euro, dat is niet niets. Vera is de enige die thuis werkt. Haar dochter zit op kot. Zoals u weet, is dat allemaal kostelijk. De directeur heeft dan nog geprobeerd om het probleem aan te kaarten bij het departement Onderwijs, maar dat liet weten dat er geen budgetten zijn om dit soort situaties op te vangen. Het gevolg van dat fenomeen is dat de school een leerkracht kwijt is en de leerlingen dus een vertrouwd gezicht verliezen. De leerkracht in kwestie is veranderd van school en geeft nu weer louter en alleen Nederlands, om geen loonverlies te hebben. Het vak Engels, dat ze op zich graag geeft als germaniste, zal ze haar hele carrière lang dus niet meer kunnen geven zonder loonverlies, ook als er in de toekomst een grote nood ontstaat aan leerkrachten Engels.
Minister, het lijkt me niet correct hoe die regeling nu in elkaar zit. Als zijinstromers niet weten hoeveel ze gaan verdienen, heeft dat ook een remmend effect op de zijinstroom. En zoals we allemaal weten, is er nood aan mensen in het onderwijs.
Ik heb een aantal concrete vragen, minister. Hebt u weet van mensen die in een gelijkaardige situatie verkeren? Over hoeveel mensen zou het gaan? Heeft het departement Onderwijs daar cijfers over? Wilt u maatregelen nemen om de regels rond anciënniteit voor zijinstromers en loonberekeningen transparanter te maken? Wilt u maatregelen treffen om het loonverlies bij een herschikking van het takenpakket van zijinstromers te vermijden? Wilt u budgetten vrijmaken om uitzonderingen die loonverlies met zich meebrengen, aan te pakken? En welke maatregelen wilt u nemen om de terugstroming naar het onderwijs te stimuleren?
Minister Weyts heeft het woord.
We hebben heel duidelijk de keuze gemaakt om de maatregel te beperken tot die vakken waarvoor er een groot tekort is, de knelpuntvakken. Dat wil natuurlijk ook zeggen dat je bepaalde ‘engineering’ de facto ook onmogelijk moet maken. In het geval van de casuïstiek die u vermeldt, zou dat er natuurlijk voor kunnen zorgen dat je bepaalde mensen gaat aantrekken in een vak dat een knelpunt is, om ze vervolgens te laten doorstromen naar andere vakken. Dat zou een omzeiling van de ratio en de intentie van de regeling kunnen zijn.
We hebben getracht om die regeling via een omzendbrief zo helder mogelijk uit te werken en toe te lichten. Ik citeer uit de omzendbrief: “Er wordt een foto genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het zijn de ambten die opgenomen zijn in de lijst met knelpuntvakken op het ogenblik van zijn of haar overstap waarvoor het personeelslid zal kunnen genieten van deze maatregel gedurende zijn volledige verdere loopbaan. Het eventueel toevoegen of schrappen van ambten aan de lijst met knelpuntambten tijdens zijn loopbaan heeft geen impact op zijn rechten.” Dat is wel een duidelijke formulering, zodoende dat je vooraf weet waaraan en waaraf.
Dat principe heeft zowel betrekking op de samenstelling van de knelpuntenlijst als op het aantal jaren dat kan worden meegenomen vanuit de privésector en dat dus erkend wordt bij wijze van anciënniteit. Voor mensen die minstens drie jaar onafgebroken het onderwijs verlaten hebben en nadien terugkeren, wordt een nieuwe foto gemaakt. Ook dat principe wordt toegelicht in de omzendbrief. Ik citeer opnieuw: “Voor personeelsleden die na 1 september 2020 de overstap maakten naar het onderwijs, vervolgens opnieuw drie jaar tewerkgesteld zijn in de privésector om nadien terug te keren naar het onderwijs, wordt een nieuwe foto gemaakt indien dit in hun voordeel is (een hoger maximum aantal jaren dat kan meegenomen worden in hun geldelijke anciënniteit of een uitbreiding van de lijst met knelpuntambten).” Als het in het voordeel van de betrokkene is, wordt dat dus ook gevalideerd.
In tegenstelling tot wat ik hoorde in uw uitleg, kunnen deze terugkeerders bovendien de anciënniteit die ze opbouwden in de privésector na hun uitstap uit het onderwijs bij een eventuele terugkeer na minstens drie jaar wel degelijk in rekening brengen.
Dat zijn de regels. U begrijpt ook waarom we die keuze gemaakt hebben om de maatregel in eerste instantie te beperken tot waar er grote tekorten zijn. Het is gelukkig nog altijd zo dat er voor bepaalde vakken geen tekort is. Daarom geldt die regeling daar ook niet voor. En dan moet je er ook wel voor zorgen dat je geen aanleiding geeft tot een constructie waarbij je de facto een maand instroomt voor een knelpuntvak en vervolgens een ander vak gaat geven. Dat is in tegenstrijd met de intenties van heel de regelgeving. Vandaar dat de omzendbrief op dat vlak toch ook duidelijk stipuleert dat het gaat over de ambten die zijn opgenomen in de lijst met knelpuntvakken op het ogenblik van zijn of haar overstap.
De heer De Witte heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik snap de logica dat we voor knelpuntvakken gaan en daar een extra stimulans voor geven, maar ik denk dat het op het vlak van informatie toch niet zo helder is. Ik ben nu zelf ook eens gaan kijken. Ja, als je op de omzendbrief valt en op de juiste bepaling en dan de juiste zin leest, maar als je gaat kijken op de website van het departement Onderwijs, is het niet evident om dat terug te vinden. Ik heb de oefening gedaan. En wat die dame vertelt, is mijns inziens wel te goeder trouw. Ze was niet op de hoogte van het probleem. Ze ondervindt dat plots en is tamelijk verbouwereerd. Ze schakelt dan terug naar haar vak.
Ik snap de logica, maar gegeven de situatie en gegeven het feit dat de Vlaamse Regering door het lerarentekort ook een aantal uitgaven niet hoeft te doen, stel ik de vraag of daar niet soepeler naar moet worden gekeken, om mensen te houden. U hebt het over mensen die bewust in het ene vak zouden binnengaan en dan een ander vak geven. Dat lijkt mij, in alle eerlijkheid, vergezocht. Het gaat natuurlijk over hoe je de mensen inschat.
Mijn verzoek is om dat toch nog eens te bekijken. Als het over heel weinig gevallen gaat, lijkt het mij geen probleem om dat aan te passen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Collega De Witte, welkom in de commissie Onderwijs. Als u het nog niet doorhad, de wetgeving omtrent personeel in onderwijs is zeer complex. Ik noem het soms wel eens een telefoonboek aan maatregelen en regels.
In theorie vind ik de omzendbrief helder. Die is duidelijk en alles staat erin. In de praktijk is het natuurlijk niet altijd zo gemakkelijk. Er zijn wel situaties waarin er inderdaad aan ‘engineering’ wordt gedaan. Dat is jammer, want dan zijn er mensen met zeer veel goede bedoelingen die als het ware gestraft worden met strakke regels, omdat andere mensen zich er niet aan houden.
Minister, ik vond het een goede nota die u bezorgd hebt naar aanleiding van het verzoekschrift omtrent de anciënniteit. Daarin was een goede schets gemaakt van hoe de Raad van State gereageerd had op het voorstel om tien jaar anciënniteit te geven en om dat te koppelen aan de knelpuntvakken, en ook van de analyses die in het verleden gemaakt zijn. Ik denk dat het wel een grondige analyse behoeft voor de toekomst, over hoe we kunnen zoeken naar duurzame oplossingen om zeer gericht anciënniteit mee te nemen van mensen die kiezen voor het onderwijs, maar vooral ook voor wie al voor het onderwijs gekozen heeft. We moeten daar heel goed over nadenken.
Wat mij nog meer benieuwt, minister, zijn de cijfers van de zijinstromers en vooral van het aantal zijinstromers dat in onderwijs blijft. Want op het terrein hoor ik dat mensen enthousiast zijn en ermee starten, maar toch wel verrast zijn dat het lesgeven effectief ook vakkennis, vakdidactiek en klasmanagement inhoudt en dat het iets is waar je toch een opleiding voor nodig hebt. Minister, mochten die cijfers beschikbaar zijn of bekendgemaakt worden, ben ik daar zeer geïnteresseerd in.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik vind het fantastisch dat de zijinstroom er eindelijk is. Er is jaren over gesproken. Minister Weyts, u hebt het ingevoerd. Dat is een belangrijke mijlpaal. Het trekt ook aan.
We hebben de website. Ik lees daar: “Lesgeven is alles geven.” Oké, dat wil ik doen, denk ik dan. Dan heb je: “Iets voor jou?”, “Zo word je leraar” en “Praktische info”. Bij die praktische info heb je direct een tabje over anciënniteit uit de privésector. Ik klik daarop, en dan heb je daar alles: beroepservaring uit de privésector, voorwaarden, basis- en secundair onderwijs, erkenning aanvragen, extra info, omzendbrief. In drie kliks ben ik dus waar ik moet zijn, als ik die website volg. Ik denk dus dat we daar de stappen hebben gezet die nodig zijn, minister.
Wat ik wel vaststel in sommige scholen, collega’s, is dat als mensen de overstap willen maken van de privésector naar het onderwijs en ze bellen naar een school die een vacature heeft, om te vragen of ze die anciënniteit krijgen, ze soms als antwoord ‘ja’ krijgen. Maar wat gebeurt er dan? Die persoon geeft zijn ontslag, komt naar de school, de school geeft alles door aan het werkstation, en dan wordt daar vastgesteld dat het toch niet kan. Ik wil dus een oproep doen aan scholen die info geven. En ik zeg niet dat het te kwader trouw is. Maar er zijn ook mensen die solliciteren en die zeggen dat ze een bepaald diploma hebben, maar op papier staat er dan toch iets anders. Ik denk dat we mensen moeten aanraden om zelf naar het werkstation te bellen, waar echt de experten zitten, en om daar een nummer aan te verbinden. Of twee, wat misschien nog wel handig is: bij het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) is er een soort van stroomdiagram, waar je op klikt en dat je moet invullen, ook de moeilijke vraag wat er op je diploma staat. Op die manier kunnen we vermijden dat we mensen hebben die denken dat ze erin vallen, maar die er dan toch niet in vallen. Die zijn dan boos en emotioneel, en dat begrijp ik ook. Hetzelfde met die 105 dagen die we hebben ingevoerd, die 3 jaar. Je moet dat wel ergens op zetten. Dat is toch iets dat ik wou meegeven.
Een tweede punt, wat aansluitend bij collega Vandromme, betreft het hr-beleid dat in scholen wordt gevoerd. Iemand die als zijinstromer binnenkomt, dat is iets anders dan de net afgestudeerde leerkracht. In sommige scholen worden die mensen samengezet in één groep van beginnende leerkrachten. Maar als je als 45-jarige in het bedrijfsleven al van alles hebt gedaan en dan samen wordt gezet met de 21-jarigen, is dat niet altijd wat je ervan verwacht. Daar is mijn oproep aan de scholen om van hun hr-beleid ook op dat vlak een differentieel beleid te maken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil nog meegeven dat scholen in het begin inderdaad soms te snel schakelen. Ze zeggen dan tegen de kandidaat-leerkracht: “Dat komt wel in orde. Start maar, je zult wel zien dat je je anciënniteit krijgt.” Maar ze zeggen dat zonder volledige inzage in het dossier zelf. Ik moet erkennen dat er soms ook wel een discussie is over welke ervaring effectief wordt erkend als anciënniteit. Want iedereen heeft er een curriculum op zitten. Men zegt soms dat er in het onderwijs veel mensen uitstromen in de eerste vijf jaar, maar er wordt in alle sectoren veel uitgestroomd. Steeds meer hebben mensen een heel indrukwekkend curriculum van verschillende passages in verschillende functies en bij verschillende werkgevers.
We hebben er wel voor gezorgd dat de doorlooptijd van die dossiers aanzienlijk verbeterd is. Er was aanvankelijk wel een flessenhals, gelukkig ook door de toestroom van mensen die de overstap wilden maken, waardoor er heel veel aanvragen en heel veel dossiers kwamen en de doorlooptijd dus wel wat opliep. Dat is nu aanzienlijk verbeterd.
Ten gronde is er natuurlijk ook heel de regelgeving. We hebben er heel lang over gediscussieerd in het onderwijsveld en met de sociale partners. Het is natuurlijk ook een verhaal van ‘checks and balances’. Je moet ook weten dat in hoofde van sommige sociale partners het al een grote doorbraak is, en een opening die gecreëerd werd, om mogelijk te maken dat mensen uit de privé overstappen naar het onderwijs en dat die evenveel gaan verdienen als leerkrachten die er al een veel langer curriculum op hebben zitten in het onderwijs. Als je dan nog eens zou zeggen dat we dat ook gaan toekennen aan zijinstromers die kandideren voor een niet-knelpuntvak, waar er dus geen tekort voor is, grijpt dat natuurlijk ook in op dat draagvlak, zowel bij de sociale partners als bij leerkrachten die vandaag of al heel lang in functie zijn. Dat is ook een beetje de psyche waar je rekening mee moet houden.
We zijn in dezen niet over één nacht ijs gegaan. In de beste der werelden beslis je om voor alle knelpuntvakken volledige anciënniteit toe te kennen, alle jaren. U weet dat daar wetten en praktische bezwaren en de Raad van State in de weg staan. De Raad van State zegt dat als we dat zouden doen, we ook voor alle bestaande leerkrachten, ook diegenen die vroeger zijn overgestapt van de privésector naar het onderwijs, die anciënniteit retroactief moeten gaan valideren. Dat kost je honderden miljoenen euro’s recurrent, zonder dat je daar één leerkracht bij wint.
Gelet op die beperking die er bestaat, moet je dan ook wel de keuze maken om dat instrument selectief in te zetten en ervoor te zorgen dat dat in eerste instantie gericht is op de knelpuntvakken. Dat is objectief. Alle sociale partners erkennen dat: ja, daar waar er een groot tekort is, maar het is niet zinvol om die voordeelmaatregel ook te gaan toepassen waar er geen tekorten zijn en waar je sowieso al afdoende kandidaten hebt. En gelukkig zijn die er ook nog altijd in het onderwijs. Anders zouden we trouwens ook zeker niet komen tot een groei van het aantal werknemers in het onderwijs, zoals we vandaag moeten vaststellen.
De heer De Witte heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ook dank aan de collega’s voor de opmerkingen.
Minister, ik erken dat de flexibiliteit in alle sectoren zit. Het is complex. Daar hebt u gelijk in. Ik ondersteun ook het voorstel in die zin van collega Daniëls ten aanzien van de scholen, om te kijken of die informatie goed kan worden gegeven, of dat voldoende helder is en of daar voorzichtig mee wordt omgesprongen. Want je loon is natuurlijk een heel belangrijk onderdeel van je arbeidsvoorwaarden. Als mensen zien dat daar ineens schommelingen in zitten, in functie van de vakken of de verdere carrière die ze dan ontwikkelen in het onderwijs … Als je 40 bent, kun je in de toekomst nog 27 jaar actief zijn. Ik ondersteun dat voorstel dus.
Ik snap de gevoeligheid van de sociale partners rond die kwestie. Het is belangrijk om daar rekening mee te houden. Maar we hebben natuurlijk ook die immense uitdaging. U verwijst naar de uitspraak van de Raad van State als het gaat over de verhoging van de anciënniteit voor zijinstromers. Ik weet het niet meer uit het hoofd, maar het is ongeveer tien jaar geleden dat die uitspraak gedaan is. De situatie evolueert natuurlijk. Zo’n gerechtshof maakt ook altijd een afweging. Mijns inziens is het dus wel nuttig om dat verder te onderzoeken om die zijinstroom te verbreden. Want zelfs al zitten we nu aan vierduizend, het zou nog veel meer moeten zijn als we het lerarentekort op korte termijn willen wegwerken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.