Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Naar aanleiding van de gasramp in Turnhout, dat is al een jaar geleden, stelde ik u tijdens de eerste plenaire vergadering van 2022 een actuele vraag over de noodzaak van een draaiboek en een noodplanning voor dergelijke calamiteiten bij sociale huisvestingsmaatschappijen en woonmaatschappijen. U hebt me toen onder meer geantwoord dat er nood was aan richtlijnen, leidraden, om te zien hoe men dat moest aanpakken. De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) heeft dan doorverwezen naar Woonhaven, een grotere sociale huisvestingsmaatschappij, en die had inderdaad zo’n draaiboek. Dat was op zich al goed nieuws. U zei toen dat we eens moesten bekijken of zo’n draaiboek kan worden uitgewerkt voor alle huisvestingsmaatschappijen. U liet nog in het midden of dat nodig was. U ging onderzoeken hoe ver het al stond bij de verschillende huisvestingsmaatschappijen, of er een soort draaiboek of in elk geval een leidraad of een opleiding was. U wilde dat eventueel in een groter geheel bekijken met het oog, toen al, op de hervorming van de woonmaatschappijen. We zijn een jaar verder, tijd gaat snel. Ik had dan ook de volgende vragen voor u.
Hebt u dat al kunnen onderzoeken, minister? Hoe staat het met de uitwerking van een rampendraaiboek bij de verschillende huisvestingsmaatschappijen of nieuwe woonmaatschappijen? Is er op dat vlak sprake van enige sense of urgency? Of anders gesteld: was de ramp in Turnhout een wake-upcall voor de huisvestingsmaatschappijen die tot dan toe nog geen dergelijke handleiding of draaiboek bezaten?
Een dergelijk draaiboek heeft dus wel zijn nut bewezen, hoe erg de gasramp in Turnhout ook was. Daar is eigenlijk wel naar behoren gehandeld. Dat hebt u toen ook onmiddellijk gezegd. Wat is uw bevinding over de werking binnen de huisvestingsmaatschappij?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u, mevrouw Smeyers, voor uw vraag. Ik ga de beide vragen samen behandelen. Naar aanleiding van de ramp in Turnhout gaven wij de administratie de opdracht om te onderzoeken of een draaiboek voor rampen een nuttig instrument is bij soortgelijke crisissen. Dat is ook wat wij vorig jaar in dat antwoord in de vraag om uitleg waar u naar verwijst, hebben gezegd. We hebben uiteraard contact opgenomen met de sector van de sociale huisvesting om met hen rond de tafel te zitten om te zien hoe zij daar tegenaan kijken.
Twee zaken zijn daaruit gekomen. Uit deze contacten met de sector leerden we dat de organisatie van een intervisie het meest nut zou geven voor de huisvestingsmaatschappijen. Zij zagen dat lichtelijk anders. Ten tweede, de opmaak van een eengemaakt verplicht draaiboek werd als minder relevant gezien wegens de vele lokale verschillen. We hebben daar met de sector rond de tafel gezeten om eens de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen en te kijken wat dat praktisch zou kunnen geven en dat was het resultaat.
Daarom werd beslist om een intervisie te organiseren met als opzet om de lokale huisvestingmaatschappijen de tools en uniforme richtlijnen mee te geven om zelf interne draaiboeken op te stellen in het geval van rampen of ander calamiteiten. Eigenlijk komt het erop neer dat we op Vlaams niveau gekeken hebben wat de gedeelde richtlijnen zijn die je kunt opstellen. Die geven we dan door aan de huisvestingsmaatschappijen zelf om een draaiboek op te stellen. Het is dus niet één overkoepelend draaiboek geworden dat alle scenario’s capteert voor alle mogelijke calamiteiten, maar een opleiding zodat de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) hiermee individueel aan de slag konden gaan.
Op 15 september vorig jaar werd deze intervisie georganiseerd. In de voormiddag werd een aantal cases behandeld onder andere van De Ark, Woonhaven Antwerpen en Ons Onderdak. Ik denk dat ik vorig jaar ook geantwoord heb op uw vraag om uitleg dat bijvoorbeeld Woonhaven Antwerpen daar al wat ervaring in had en al een paar zaken zelf had opgemaakt. Daarna gaf de rampenambtenaar van de stad Antwerpen uitleg over rampenplanning bij gemeenten en steden. In de namiddag was er dan het intervisiemoment rond drie thema’s: crisismanagement, crisiscommunicatie en klantenmanagement.
De huisvestingsmaatschappijen kregen zo de tools in handen om zelf draaiboeken te maken die passen binnen de lokale gemeentelijke rampenplanning. Daar is ook een heel groot verschil. Men moet natuurlijk geen twee keer het warm water uitvinden. Dikwijls hebben gemeenten, en zeker de grotere centrumsteden, al draaiboeken, en weten ze al wat er moet gebeuren in het geval van bepaalde calamiteiten. Bij een huisvestingsmaatschappij zou er een ander draaiboek kunnen zijn waardoor de organisatie bij een crisis anders verloopt. In die zin is het wel logischer dat je dat niet telkens probeert met nieuwe instrumenten naast elkaar. Het is beter om ze in elkaar te schuiven. De administratie gaat met de sector van de sociale huisvesting dit jaar overigens in dialoog gaan om te bekijken of en hoe deze werkwijze gecontinueerd kan worden, hoe we daar verdere stappen kunnen voor zetten.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik deel uw mening. Het is niet nodig om van alles uit te vinden en op te zetten als het eigenlijk al bestaat of al goed draait. Het is eigenlijk net zoals bij de vorige vraag. Helaas kun je nooit vermijden dat er rampen zullen gebeuren, net zoals bij die CO-vergiftiging was dit hier ook echt een ongeluk en hebben we vastgesteld dat de aanpak, de crisiscommunicatie, de evacuatie, de informatie naar de bewoners goed verliep. Ik deel uw mening. Je staat hier in de praktijk en uw antwoord gaat ook over de praktijk. Je moet geen theoretisch model zitten uitwerken in diverse bureaus. Elke huisvestingsmaatschappij is anders, elke woonblok is anders. Zijn dat huizen, zijn dat appartementen? Ik denk dat de verantwoordelijkheid bij de huisvestingsmaatschappijen ligt om dat woning per woning, woonblok per woonblok te bekijken en dat doen ze blijkbaar wel naar behoren. Dat is inderdaad efficiënt en goed. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.