Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Collega’s, het is vandaag gedichtendag, in het kader van de poëzieweek. We hebben daarover een mail ontvangen van de voorzitter van ons Vlaams Parlement. Traditiegetrouw willen wij daar ook met onze commissie aan deelnemen. De liefhebbers kunnen bij hun eerste tussenkomst een gedicht voorlezen. Dat wordt ook opgenomen in het verslag.
Ik zou graag van wal steken met een heel kort gedichtje. Het is van mijn favoriete schilder, Vincent Van Gogh. Hij is natuurlijk vooral bekend voor de talrijke schilderijen die hij heeft gemaakt, hij is heel productief geweest. Hij is maar een tiental jaren schilder geweest. Daarvoor was hij dominee. Dat was een beetje een mislukte carrière. Hij heeft heel veel mislukkingen gekend, maar als schilder was hij succesvol, niet tijdens zijn leven, maar vooral daarna. Naast het feit dat hij schilder was heeft hij ook heel veel geschreven: brieven, vooral naar zijn familie, naar zijn broer Theo Van Gogh, en ook een aantal gedichten. Een daarvan, een heel kort, zou ik willen brengen.
Hoopvol uitzien naar betere tijden,
moet niet alleen louter een gevoel zijn,
maar het moet een gevoel zijn,
dat zich omzet in een dadelijk doen.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u wel voorzitter. Het is gedichtendag, en ik heb gezien dat er onlangs discussie was over het tv-programma ‘Het verhaal van Vlaanderen’, en vooral over de gehanteerde taal. Het ging erover of dat nu standaard Nederlands ofwel de tussentaal moet of mag zijn. Ik heb daarom voor het gemak gekozen voor een stukje West-Vlaamse hiphop. Mijn excuses als het ritme niet goed zit, en ook als de collega’s er geen knijt van verstaan.
het gevoel da krioelt van onwetendheid
terwijl dak leef aan een standaard beleid
wein alles binnen handbereik
hoe verklaren we ton dat er dagelijks 1 aan de gedachten van zelfmoord bezwijkt
wie kent ‘t gevoel da je alleen op de wereld zijt
omringd door een massa van onverdraagzaamheid
ons ego drijft de ketel die de pot verwijt
terwijl de euforie rustig wegslipt en ut ons leven glijdt
Ik heb dat gedicht gekozen omdat we hier toch allemaal de taak hebben om mensen te overtuigen dat de overheid u wél kan helpen, en dat we er moeten zijn voor elkaar. Het is dus zowel een maatschappelijke oproep als een oproep om een betere overheid te hebben, die ook het verschil maakt voor mensen die het moeilijk hebben. Het gaat vooral over mentaal welzijn, en dat is een thema waarvoor we ons allemaal moeten inzetten.
Dan ga ik over naar het officiële gedeelte, als ik dat zo mag zeggen, een vraag om uitleg over de CO-vergiftiging. Het is een opvolgingsvraag, minister, we hebben het er ook in december hier in de commissie over gehad.
De aanleiding van de bijkomende vraag is natuurlijk het spijtige voorval in Hooglede, bij ons in West-Vlaanderen, op zaterdag 14 januari, toen een vader en zoon overleden. De andere gezinsleden werden in kritieke toestand afgevoerd naar het ziekenhuis. Uit een onderzoek door de brandweer bleek dat op de bovenverdieping van de woning hoge CO-concentraties te meten waren. De precieze oorzaak is niet zo gemakkelijk terug te vinden. De woning is hedendaags en modern, net als alle voorzieningen. Er was een renovatie aan de gang. Een deskundige is in opdracht van het West-Vlaamse parket aan het nagaan wat er precies fout ging.
Wat bij de Vooruitfractie vooral opviel is dat het gaat over een eigenaarswoning. In de vorige commissievergadering hebben we het erover gehad, minister. U zei toen dat er heel veel woningcontroles gebeuren, maar die gebeuren natuurlijk vooral in huurwoningen.
Daarnaast hadden we eind vorig jaar al het spijtige bericht dat het aantal doden ten gevolge van CO-vergiftiging ten opzichte van voorgaande jaren een verdubbeling kende. Het getal lag rond de zestig, en dat was een verdubbeling ten opzichte van 2019, het laatste vergelijkbare jaar. Ik heb u toen opgeroepen om meer te doen dan enkel sensibilisering, omdat er nog wat te weinig daadkracht was. Ik heb ondertussen ook een oproep gedaan om het samenwerkingsverband opnieuw op te starten, maar vooral ook om vanuit Vlaanderen het Antigifcentrum te ondersteunen. Het Antigifcentrum stelt dat er geen aparte cijfers zijn voor de gewesten. We doen het dus met Belgische cijfers. De Vooruitfractie is van mening dat, om het aantal doden naar beneden te krijgen, we dat meer moeten verfijnen. Ik denk niet dat we ons kunnen permitteren om twee jaar te wachten tot we aparte Vlaamse cijfers hebben.
Ik heb daarover enkele vragen, minister.
Bent u het met de Vooruitfractie eens dat de huidige sensibiliserende acties onvoldoende effect hebben en dat de Vlaamse Regering dringend een tandje hoger moet schakelen? Met andere woorden: gaat u samen met minister Crevits en minister Demir wat meer actie ondernemen?
Mijn belangrijkste vraag is of u bereid bent om het Antigifcentrum structureel te ondersteunen zodat zij meer onderzoek kunnen doen naar de slachtoffers en risicogroepen in Vlaanderen. Vandaag zijn ze enkel door de FOD Volksgezondheid en een beetje via middelen van de Nationale Loterij ondersteund.
U verwees in december naar de vele conformiteitsonderzoeken die jaarlijks gebeuren. Dat gaat vooral over huurwoningen, terwijl de slachtoffers hier eigenaar waren van hun woning. Gaat u binnen de woningkwaliteitsbewaking ook meer inzetten op de controle van eigenaarswoningen? Of hoe wilt u daarmee omgaan?
Minister Diependaele heeft het woord.
Terwijl de collega’s blijkbaar naar gedichten grijpen met een politieke invulling die daaruit kan worden afgeleid, haal ik het meer bij de liefde. Het is een gedicht van mijn dochter, Manon Wittevrongel, die mij elk jaar een gedicht bezorgt om hier voor te lezen. Ik probeer het in de juiste toonaard weer te geven.
Purperblauw
Hoe die glans in haar ogen vertelt
Wegen haar gevoelens zo licht op wat telt
Haar woorden zeepbelletjes
Gedachten as-felt
Die doorkijkende blik
Starend
Zacht voor een ogenblik
Mijnheer Veys, u stelt een heel terechte vraag over CO-vergiftiging, een thema waarmee we de laatste weken en maanden heel hard worden geconfronteerd. In de eerste plaats moeten we ons medeleven betuigen met de mensen die hier de laatste weken en maanden mee werden geconfronteerd.
Ik ben het helemaal eens met uw opmerking over de cijfers: we zijn er zelf al heel lang vragende partij voor om die te krijgen, bijvoorbeeld ook wat betreft brandslachtoffers. Die cijfers zouden door Binnenlandse Zaken moeten worden bijgehouden, maar dat is tot op vandaag niet zo. Het gaat echt om vrijwilligers die die cijfers afleiden uit krantenartikels. Dat moet mogelijk zijn en het moet worden gedaan door de bevoegde diensten, zodat die cijfers meer correct en gestructureerd worden opgevolgd. Dat schijnt echter maar niet te lukken. Dat is ook van ons uit een vraag aan de federale overheid.
Ik kom tot uw eerste vraag. Zoals ik hier in de commissievergadering van 1 december al signaleerde, zoeken meer en meer mensen door de energiecrisis soelaas in verwarmingstoestellen die onveilig zijn. Uit navraag bij de brandweer blijkt ook dat meer en meer burgers door de crisis het tweejaarlijkse onderhoud overslaan of uitstellen.
Daardoor stijgt het risico op CO-vergiftiging en jammer genoeg dus ook het aantal incidenten. Voor alle duidelijkheid: ik spreek mij hiermee niet uit over de CO-vergiftiging in Hooglede, want die zou het gevolg zijn van een defect aan de centrale verwarmingsinstallatie op gas. Dat onderzoek is nog lopende.
Sensibilisering is in dezen cruciaal. Hiermee pogen we telkens zoveel mogelijk mensen te bereiken. Omdat we goed beseffen dat elk CO-slachtoffer er een te veel is, blijven we daar structureel op inzetten. Zo heb ik nu reeds een initiatief genomen om dit najaar opnieuw met een campagne te komen. We engageren hiervoor verschillende partners om een gezamenlijke boodschap te verspreiden. We pakken dit dus gestructureerd aan en door deze samenwerking bereiken we nog meer burgers. We zullen ook nadien blijvend inzetten op dit thema.
Het verplichte tweejaarlijkse onderhoud van centrale stooktoestellen op gas is in het kader van preventie een andere belangrijke maatregel. Dit behoort tot de bevoegdheid van mijn collega Demir die daar de nodige sensibilisering voorziet.
Met de Mijn VerbouwPremie subsidieer ik overigens samen met minister Demir het plaatsen van een nieuwe gascondensatieketel voor de laagste inkomenscategorie. De hogere inkomensgroepen komen in aanmerking voor een premie bij het plaatsen van een warmtepomp. Uiteraard komen ook de lagere inkomensgroepen in aanmerking, maar daar gaan we dus iets ruimer.
Binnen mijn bevoegdheid zet ik naast sensibilisering en subsidiëring ook in op de woningkwaliteitsbewaking. Als een woningcontroleur in het kader hiervan een risico op CO-vergiftiging vaststelt, kan de burgemeester de woning ongeschikt en onbewoonbaar verklaren. Aan dergelijke ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring is een jaarlijkse gemeentelijke of Vlaamse heffingsplicht gekoppeld. Het verhuren van een ongeschikte of ongeschikte en onbewoonbare woning is ook strafbaar.
Ten tweede, zoals ik in december ook al heb meegedeeld, is het Antigifcentrum een koninklijke stichting van openbaar nut die gesubsidieerd wordt door de FOD Volksgezondheid in het kader van dringende medische hulpverlening. De subsidiëring is dus op federaal niveau voorzien. Ik zie in alle eerlijkheid ook niet in wat daar de meerwaarde zou kunnen zijn. We werken samen, we doen dat wel degelijk. Maar ik heb uw persmededeling gezien. Wat is de meerwaarde van daarnaast ook nog eens subsidiëring vanuit Vlaanderen te voorzien? We werken wel degelijk samen en dat lijkt mij het belangrijkste te zijn. We werken trouwens ook samen met het Netwerk Brandweer en dergelijke over die thema’s en ook nog andere thema’s waarover we het al verschillende keren hebben gehad. Dat lijkt mij cruciaal te zijn.
Dat neemt evenwel niet weg dat wij met hen op een erg goede manier samenwerken, ook inzake de gevoerde communicatie- en sensibiliseringscampagnes, niet enkel met het Antigifcentrum, maar ook met bijvoorbeeld de brandweer.
Het woningkwaliteitsbeleid, en bij uitbreiding het woonbeleid, is – zoals u ongetwijfeld weet – een doelgroepenbeleid. Het moet prioritair gericht zijn op diegenen die het moeilijk hebben op de woningmarkt, met bijzondere aandacht voor de meest behoeftigen, de kansarmen en de kwetsbaren. Ik mag alleen maar hopen dat u mij daarin steunt. Aangezien alle onderzoeken aantonen dat huurders op de private huurmarkt doorgaans minder kwaliteitsvol, veilig en gezond wonen dan eigenaars-bewoners, is het verantwoord én noodzakelijk om met de woningkwaliteitsbewaking te blijven focussen op de huurmarkt. Ik ben dus niet van plan om daarop in te grijpen en de focus te verschuiven of te verruimen.
Voor deze doelgroep is gerichte sensibilisering daarom des te meer belangrijk. Ze hebben er dan ook zelf alle baat bij om de nodige maatregelen te treffen zodat drama’s kunnen worden vermeden.
Laat dat dus de twee grote lijnen in ons beleid zijn waar ik heel hard achter sta: eerst en vooral is sensibilisering wel degelijk cruciaal en de enige goede manier om zoveel mogelijk mensen te bereiken en ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen rekening houden met dat gevaar en zich dus voorbereiden. En ten tweede denk ik dat we ons moeten blijven inzetten op de bewaking van onze woningkwaliteitsnormen en dat we ons daarbij moeten focussen op de kwetsbaarste groepen, diegenen die het meeste risico lopen. Dat betekent niet dat anderen helemaal geen risico lopen, maar we zijn er wel van overtuigd dat we vooral daarop moeten inzetten.
De mening als zou het allemaal door de overheid te controleren zijn, mag nog zo goedbedoeld zijn als u wilt – een nulrisico nastreven moeten we zonder enige twijfel allemaal doen – maar het is onhaalbaar. Het gaat om 3,3 miljoen woningen, die je dan zou moeten controleren. Sinds 1990 zijn er ongeveer 705.000 woningen bij gekomen. Van die woningen kun je verwachten – al is dat niet zeker – dat ze iets minder risico zullen hebben dan de oudere woningen. Dan moet de overheid kiezen om te focussen, of niet. Wij kiezen er inderdaad voor om resultaten te boeken en te focussen op de woningen waar dat risico het grootst is. Dat is inderdaad meestal bij de kwetsbaarderen op de woningmarkt in zijn totaliteit. Die vinden we vooral op de private huurmarkt.
Die twee zaken, inzetten op sensibilisering en focussen op de kwetsbaarste groepen, blijven wel degelijk de beste manieren om een zo groot mogelijk resultaat te bereiken. Absolute veiligheid bereik je daarmee niet. Dat blijft een streven, maar of je dat ooit kunt bereiken, is natuurlijk een andere vraag.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat u niet bedoelt dat enkel sensibiliseren, zoals het vandaag vooral gebeurt, voldoende zal zijn. In december zei ik in mijn vraag dat ik wat daadkracht miste. Ik doelde daarmee uiteraard niet alleen op u. De Vlaamse Regering is ook bevoegd voor gezondheidspreventie. Daarvoor is een andere minister bevoegd. Ik zal daar de vraag ook nog eens stellen.
We doen nu al een paar jaar diezelfde sensibiliseringscampagne. Dat kan wat breder worden getrokken, om te proberen wat meer mensen te bereiken. Het is niet meer dan normaal dat die intentie er is en dat die pogingen worden ondernomen. Maar in de cijfers stellen we wel een verdubbeling vast van het aantal doden. Dan moeten we toch eens bekijken wat we nog meer kunnen doen voor de sensibilisering? Daarvoor zijn er, zoals u ook aangeeft, betere cijfers nodig. Ik begrijp het eerlijk gezegd niet goed. Uit onze contacten met het Antigifcentrum blijkt dat het nog jaren zal duren. Maar als wij wat extra ondersteuning kunnen krijgen om dat sneller te kunnen onderzoeken, zou dat er sneller kunnen zijn.
Ik weet dat u niet kunt antwoorden op die vraag, maar het is zeer moeilijk om te weten hoeveel van die zestig er in het Vlaamse, het Brusselse en het Waalse Gewest zijn. U had het over de energiecrisis en corona, toen de mensen thuis waren. Maar we zijn dat niet zeker. Het zou dus zeker waardevol zijn om een bijkomend onderzoek te doen, zodat we een verdubbeling toch kunnen tegengaan. Nul CO-doden zou inderdaad een mooi resultaat zijn, maar we moeten realistisch zijn en beseffen dat het niet evident is om dat te bereiken.
Minister, ik kan enkel maar mijn vraag herhalen: of u met minister Crevits een poging wilt ondernemen om vanuit de gezondheidspreventie het Antigifcentrum te ondersteunen om dat te onderzoeken. Deze Vlaamse Regering moet dat sterk aanpakken. Wat hebben we aan een sterk Vlaanderen als we de burgers te weinig kunnen beschermen? Ik ben het met u eens dat een volledige bescherming, waarnaar we moeten streven, hoogstwaarschijnlijk onbereikbaar is. Ongevallen komen altijd voor. Bent u bereid om daarover met minister Crevits te overleggen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral, het agentschap Gezondheid was wel degelijk ook al betrokken bij die campagnes en die samenwerking. Ik denk zelfs dat ik u dat ook heb toegelicht op 1 december.
Cijfers zijn zeer belangrijk. Ik spreek dat niet tegen. Maar dat staat natuurlijk los van het feit dat wij wel degelijk daadkracht tonen om het probleem te proberen aan te pakken. Als u zegt dat het antigifcentrum meer ondersteuning nodig heeft, enkel en alleen voor het verkrijgen van die cijfers, spreek ik dat niet eens tegen. Daar kan iets voor te zeggen zijn. Maar daarmee heb je het probleem nog niet aangepakt. Wat wij nu doen, is wel degelijk inzetten op sensibilisering en de focus van de woningkwaliteitsbewaking op de meest kwetsbare groepen.
Meer informatie over de verspreiding van de cijfers en dus uw pleidooi om te gaan subsidiëren richting het Antigifcentrum, daar kan iets voor te zeggen zijn, maar hoe dat het probleem beter gaat aanpakken, dat zie ik niet. Zeggen dat we die middelen nu zouden gebruiken voor nog meer woningkwaliteitsbewaking, dat zou natuurlijk nooit dat verschil gaan maken. In die zin volg ik u dus niet helemaal.
Wij blijven wel samenwerken – want dat is wel van belang – voor de sensibilisering en voor acties op het terrein. We hebben, toevallig ook door andere contacten, zeker met het Netwerk Brandweer een heel goede samenwerking. Ik blijf ervan overtuigd dat het feit dat we elkaar vinden en samen zaken doen, versterkend werkt en resultaten oplevert. Ook wat de cijfers betreft, blijft dat een vraag die wij hebben. Maar of je daarmee de samenwerking op zich nog zoveel anders zou gaan doen, dat zie ik niet direct.
Trouwens, die sensibilisering gaat over het feit dat mensen duidelijk moet worden gemaakt dat het gevaar bestaat, maar je moet mensen er natuurlijk vooral toe aanzetten om de maatregelen te nemen die nodig zijn. En dat is veel ruimer dan alleen maar wonen. Het gaat dan vooral over consumentenbescherming, over toestellen en dergelijke meer, waar ook federale wetgeving achter zit. Het gaat over schouwen die moeten worden gekuist, toestellen die moeten voldoen aan de normen en die moeten worden gekeurd en dergelijke meer. Dat past ook in die sensibilisering die we samen doen. Daar is de logica ook om dat samen te doen. Maar het is daar dat een van de belangrijkste zaken zit, naast de verluchting en de ventilatie waar wij op wijzen.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende antwoorden, minister. U zegt dat u niet inziet hoe meer wetenschap over de cijfers het probleem beter zou aanpakken. Ik denk dat dat heel evident is. We weten niet hoeveel van die zestig er in het Vlaamse Gewest zijn. Ik wil niet te veel over individuele voorvallen spreken, maar bij dit laatste voorval betreft het een eigenaarswoning. Dan denk ik dat daar waarschijnlijk geen kwaliteitscontrole is geweest, vanwege de prioritering van de huurwoningen. Ik ben het ermee eens dat de private huurmarkt het grote zorgenkind is binnen dit beleid. Daar moet u mij absoluut niet van overtuigen. Maar de vraag is of we dit voorkomen konden hebben. We zien te weinig hoeveel er in Vlaanderen zijn, hoeveel in een eigenaarswoning, hoeveel in een huurwoning. We krijgen het aantal doden al sinds 2016 niet meer naar beneden. Het is nu verdubbeld. Dan denk ik dat we daar toch eens wat meer in de diepte zouden moeten gaan.
Ik weet niet of u dat met mevrouw Crevits wilt bespreken. U hebt daar niet op geantwoord. Ik zal mij ook eens tot haar wenden. De bevoegdheid gezondheidspreventie is natuurlijk ook van tel.
Ik heb gezegd dat we dat al doen. We werken al samen. We zitten samen rond die sensibiliseringscampagnes en alle voorbereidende onderwerpen daarrond.
Ja, maar ik vroeg of u wilde vragen of ze daarvoor ook middelen ter beschikking wil stellen van het Antigifcentrum. Maar ik zal dat zelf doen, geen enkel probleem.
Het was een beetje wachten, maar het is nu plots toch wat consumentenbescherming, om het toch ook op federaal niveau wat te verdelen. Ik vind dat we echt voor een sterk Vlaanderen moeten kiezen. De Vlaamse burger moet beschermd worden door de Vlaamse overheid, zeker in bevoegdheden als woonkwaliteit, renoveren, gezondheidspreventie, waar de volledige bevoegdheid er is. Wordt verder vervolgd. Dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.