Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Recent kaartten de diensten voor gezins- en thuishulp aan dat ze in de eerste helft van 2022 wel meer cliënten registreerden, maar dat de cliënten minder uren hulp vroegen en soms zelf de hulp helemaal stopzetten vanwege de prijs. Daarbij wordt verwezen naar het feit dat het leven in het algemeen duurder wordt en dat ook mensen die zorg nodig hebben, uitgaven die verbonden zijn aan die zorg schrappen, hoewel die hulp vaak echt wel nodig is.
Minister, uit cijfers die ik opvroeg in schriftelijke vragen, bleek dat het aantal dossiers voor gezinszorg in 2021 wel weer gestegen was, maar ook dat het totale aantal gepresteerde uren niet mee steeg. Zo werden in 2020 nog 16.487.724 uren gezinszorg gepresteerd. Het gaat over immense getallen, als je ze zo bij elkaar ziet! In 2021 ging het om 16.343.588 uren. Dat zijn 144.136 uren minder. Bij de dossiers voor aanvullende thuiszorg was er wel een sterke daling merkbaar in 2021.
Door een uitzuivering van de taken die gezinszorg doet bij de mensen thuis, kan er meer gedifferentieerd worden gewerkt. Dat is een goede zaak. Daar hebben we allemaal voor gepleit. Daardoor kunnen sommige gezinnen al geholpen zijn met een beperkt aantal uren ondersteuning, terwijl gezinnen waar de zorgbehoefte groter is, intensiever kunnen worden geholpen.
Voor de mensen die zorg nodig hebben, is het belangrijk dat ze een beroep kunnen doen op de diensten voor gezinszorg en dat dit gebeurt conform de noden die ze hebben. Bovendien hebben veel mensen die een beroep doen op gezins- en thuishulp, niet altijd een groot sociaal netwerk. Niet iedereen kan dus een beroep doen op mantelzorgers in de dichte omgeving. Daarnaast hebben de diensten voor gezins- en thuishulp een signaalfunctie bij het herkennen van verschillende noden en het doorverwijzen naar de daarvoor meest aangewezen hulp.
Vanuit Welzijn werd het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden opgetrokken van 130 euro naar 135 euro per maand. 65-plussers met een beperkt inkomen kunnen ook een beroep doen op het zorgbudget voor ouderen.
Minister, hebt u ook de indicatie dat mensen met een zorgnood minder intensief een beroep doen op thuiszorg? Zo ja, wat zijn de redenen hiervan? Gaat het dan over de poetsdienst, over de gezinszorg of over beide?
In 2021 daalde het aantal gepresteerde uren tegenover 2020. De exacte cijfers voor 2022 zullen pas later bekend zijn. Zijn er indicaties dat die daling van het aantal gepresteerde uren en de vermindering van de uren per cliënt zich doorzetten?
In hoeverre speelt de krapte op de arbeidsmarkt een rol in het aanbieden van minder uren gezins- en thuishulp?
In hoeverre speelt het flexibeler kunnen inzetten van gezins- en thuiszorg mee in het dalende aantal uren gezins- en thuishulp dat gemiddeld per cliënt wordt geboden?
Hoe kan ervoor worden gezorgd dat mensen die in de thuissituatie zorg nodig hebben, toch worden opgevolgd en de nodige zorgen kunnen krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ontving inderdaad signalen vanuit de diensten voor gezinszorg dat de moeilijke economische context impact heeft op de ondersteuning die personen met een zorgnood vragen via de diensten voor gezinszorg. De financieel onzekere context maakt dat men later de stap zet naar gezinszorg en dat het aantal gevraagde uren ondersteuning lager ligt.
De gebruikersbijdrage voor gezinszorg is een aan het inkomen gerelateerde bijdrage. De hoge inflatie heeft een invloed op lonen en pensioenen en daardoor is het mogelijk dat gebruikers van gezinszorg naar een hogere bijdrageschaal verschuiven, wat maakt dat ze een hogere bijdrage moeten betalen voor hun zorg. Dit, in combinatie met de andere algemene kosten, die toenemen door de hoge inflatie, maakt dat het inderdaad mogelijk is dat er minder uren zorg worden gevraagd.
Collega, ik heb er geen idee van of dit te maken heeft met het niet kunnen betalen of met er geen prioriteit meer aan geven. Dat is niet helder. Beide zijn mogelijk. Men zegt ook dat sommigen de boodschap krijgen dat ze maar meer moeten doen op een uur. Dat heeft een grote impact op het personeel.
Over welke diensten gaat het? Hierop heb ik geen eenduidig antwoord. De informatie die we ontvangen van de diensten, geeft aan dat de verminderde zorg sterk contextgebonden is en kan gaan over alle vormen van ondersteuning. Het is nog niet duidelijk of de impact groter is op de gezinszorg dan op de poetsdienst dan wel of er een gelijkaardige impact is. Het zijn nog maar de eerste signalen die we daarvan krijgen.
De daling van het aantal gepresteerde uren voor gezinszorg in 2021 was grotendeels te wijten aan de coronapandemie. Op basis van de eerste ramingen van de sector zal het aantal gepresteerde uren in 2022 niet lager zijn dan in 2020 of 2021. Het lijkt er wel op dat de extra uren gezinszorg die in 2022 aan de erkende diensten voor gezinszorg werden toegekend, minder snel gerealiseerd worden dan in normale jaren.
We hebben een indicatie dat in het eerste kwartaal van 2022 ook de vijfde coronagolf nog een belangrijke rol heeft gespeeld. De afwezigheid van het personeel door ziekte of quarantaine in de diensten voor gezinszorg is toen enorm toegenomen. Ook was er door corona een sterke toename van gebruikers die de geplande zorg en ondersteuning net voor de afgesproken datum annuleerden. Dat deden ze omdat ze ziek waren. Anders doe je dat niet.
De krapte op de arbeidsmarkt is ook een punt. Die valt een beetje samen met de verminderde vraag vanuit personen met een zorgnood. Als er een zorgvraag zou zijn zoals de vorige jaren, zou de sector wellicht niet alle vragen kunnen invullen. Maar het is belangrijk dat we merken dat mensen de weg naar de gezinszorg blijven vinden. Dat is het positieve nieuws. Het aantal aanvragen daalt niet. Gezien het verminderd aantal uren moeten we wel waakzaam blijven voor het risico op onderzorg of overbelasting van mantelzorgers. Vandaar dat het aanpakken van het personeelstekort echt een grote prioriteit is.
Flexibeler werken betekent het inzetten van zorg en ondersteuning op die tijdstippen die het best aansluiten bij de zorg- en ondersteuningsnood van de gebruiker. We hebben geen indicatie dat het flexibeler inzetten van gezins- en thuiszorg invloed heeft op het gemiddeld aantal uren dat per gebruiker wordt aangeboden.
Het is, wat mij betreft, goed om te horen van de diensten dat de mensen hun weg naar de gezinszorg blijven vinden en dat het aantal aanvragen niet daalt. Zo kan men de meerwaarde van gezinszorg ervaren en ik hoop bijgevolg dat men toch geleidelijk aan de nodige hulp vraagt aan de diensten en de zorg opbouwt.
Verschillende overheden hebben de voorbije maanden maatregelen genomen om de impact van de levensduurte te milderen. We hebben beslist dat het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden stijgt – dat weten jullie – en het zorgbudget voor ouderen wordt geïndexeerd. Daarnaast werden maatregelen rond de energiefactuur genomen. Wat de krapte op de arbeidsmarkt betreft, zetten we volop in op de zijinstroom, zoals afgesproken in het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6).
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Het is heel belangrijk dat mensen die zorg nodig hebben in de thuissituatie, die zorg ook vinden en dat ze een beroep kunnen doen op de gezinszorg en de poetsdiensten. Maar het is natuurlijk ook een eigen keuze. Dat is vanzelfsprekend ook zo. De daling van het aantal uren dat mensen van die diensten gebruik maken, niet van het aantal mensen die er gebruik van maken, kan natuurlijk verschillende redenen hebben. Mensen zeggen dat ze het met enkele uren minder kunnen doen, mensen stappen later in, maar het kan ook zijn dat er minder gebruik van werd gemaakt vanwege ziekte, vanwege corona. Dat zijn zaken die moeten worden gemonitord vanuit een grote doelstelling, namelijk: waar er nood is moeten mensen een beroep kunnen doen op die zorg. Ik zie dat als schepen van Welzijn ook bij onze eigen diensten. Met de flexibilisering van uren, is het gemakkelijker om stilletjes aan op te bouwen. Waar het vroeger meteen om een halve dag ging, worden er nu al heel wat mensen geholpen met twee uurtjes. Dat houden ze een hele tijd vol. Dat helpt hen al, en dat geeft hun al sociaal contact en doorverwijzing naar andere diensten, als dat nodig is. In die zin is dat ook wel goed. Maar het heeft mogelijk wel een impact op het gemiddelde van het aantal uren, als je dat in de totaliteit bekijkt.
Minister, het is de keuze van de mensen zelf, maar ze moeten kunnen worden toegeleid als het nodig is. Als het echt zo is dat er mensen zouden zijn die er vanwege financiële redenen geen gebruik van kunnen maken, dan is het belangrijk dat die signalen naar de OCMW’s gaan. Ik pleit daarom voor een heel goed contact tussen de diensten die het aanbod doen, de andere zorgverstrekkers en de OCMW’s. Onderschrijft u dit?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Inderdaad, de laatste opmerking van de collega is ook mijn opmerking. Minister Dalle heeft, in uw afwezigheid, geantwoord dat het OCMW een zeer belangrijke partner is.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Er zou binnen de partners gezinszorg een werkgroep worden opgestart om de gebruikersbijdragen meer uniform te maken. Wat is de stand van zaken daarvan?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik heb vorige week in de krant gelezen dat er geen geld meer was voor noodzakelijke thuishulp. In de krant werd ook verwezen naar het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden. U zei daarnet in uw antwoord dat het van 130 euro naar 135 euro is gegaan. Het is, minister, voor mensen die thuis wonen, heel moeilijk om dat zorgbudget voor zorgbehoevenden te krijgen. Mensen die residentieel verblijven, krijgen dat wel, maar diegenen die thuis wonen en zorgbehoevend zijn moeten eigenlijk al vrij hoog schalen op de BelRAI . Die hebben we vorig jaar ook nog verzwaard. Ouderen die thuis wonen en het zorgbudget krijgen, zijn maar een heel klein percentage in verhouding met het aantal ouderen die er zijn. Met 5 euro meer zullen zij de noodzakelijke thuishulp niet gemakkelijker kunnen betalen. Moet er niet gekeken worden naar de barrière voor thuishulp voor de ouderen die thuis wonen? Dat is 95 procent van de ouderen. Zo zouden er meer in aanmerking moeten komen voor de zorgpremie.
Minister Crevits heeft het woord.
Wat de oorzaken betreft, tasten we nog een beetje in het duister. Kunnen de mensen het niet meer betalen, of willen ze er geen geld meer aan uitgeven? Ik hoed mij ervoor om daar grote uitspraken over te doen. We willen eerst zien in welke diensten het zo is. Ik ben – al is het in een andere sector – al in voorzieningen geweest waar men zegt nog niet op het niveau van twee jaar geleden te zitten. Corona heeft een effect gehad. Het is een beetje moeilijk om dat precies te weten.
Collega Van der Vloet, er is een werkgroep samengesteld die in februari van start zal gaan om de uniforme bijdrage voor aanvullende thuiszorg te bekijken. Het is nog wat te vroeg om daar al conclusies in te zien. Wat mij betreft, kunnen daar stappen worden gezet. Maar het is voor mij echt wel superbelangrijk dat die inkomensgerelateerdheid blijft bestaan.
Collega Schryvers, het contact tussen de verschillende diensten is van belang. Zeker de afstemming met de OCMW’s is in dezen superbelangrijk.
Collega De Martelaer, wij gaan nu een heel grote operatie doen om er tegen 1 april 2023 voor te zorgen dat mensen die in een woonzorgcentrum verblijven, een hoger bedrag krijgen. Voor mensen die thuis verblijven zijn er twee instrumenten. De 130 euro die 135 euro wordt, is een eerste stap in een soort van indexering. Bij het andere bedrag blijft de zorgzwaarte een rol spelen. Dat zal niet meer het geval zijn voor mensen in een woonzorgcentrum, waar het inkomen speelt. In de dagprijs zitten alle kosten vervat. Ik heb geen plannen om dat te wijzigen. Ik vind het wel een aandachtspunt dat iedereen die recht heeft op het budget voor zwaar zorgbehoevenden, die 135 euro, dat budget ook krijgt. Vandaag weet niet iedereen goed of hij daar recht op heeft. Niet alle mensen krijgen dat al. Met het oog op de bekendmaking daarvan kunnen er nog stappen voorwaarts worden gezet.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het zou goed zijn dat in de volgende periode goed in de gaten wordt gehouden welke evolutie zich aftekent in het verbruik van de diensten voor thuiszorg en ook wat het gemiddelde aantal uren is dat mensen er een beroep op doen. Als dat zou zijn veranderd, moet er worden gezocht wat daar de redenen voor zijn. Dan kunnen we daar conclusies uit trekken. De essentie is natuurlijk dat mensen die zorg nodig hebben een beroep kunnen doen op een toegankelijke, kwalitatieve en betaalbare dienst voor thuiszorg, of dat nu de poetsdienst is of de gezinszorg.
Minister, wat het laatste betreft, dat iedereen die er recht op heeft, een beroep moet kunnen doen op dat zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden: dat is helemaal terecht. Ik zal volgende week trouwens in deze commissie toelichting geven bij een conceptnota om aan gegevensuitwisseling te kunnen doen met de steden en gemeenten, met de OCMW’s, zodat zij ook meer op de hoogte zijn van welke mensen er zorgbehoeften hebben en wie in de gemeente de mantelzorgers zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.