Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
De vorige vraag was uiteraard ingegeven vanuit de Limburgse hoek. Ik stel hier nu een vraag vanuit de Vlaamse hoek. Het is een no-brainer om te stellen dat de ondernemingen de afgelopen jaren zwaar op de proef gesteld werden. Eerst was er de coronastorm waarbij er ook heel duidelijk afgesproken werd dat bedrijven niet failliet verklaard konden worden door de overheid. Dan was er de energiecrisis waardoor we een schaarste kregen rond grondstof, er waren de dure energieprijzen, logistieke problemen, enzovoort. En in 2022 is de inflatie zeer hoog geworden. Het effect daarvan zullen we waarschijnlijk pas in 2023 zien als de inflatie via de automatische indexering wordt doorgerekend in de verloning vanaf januari.
Dit allemaal samen is enorm uitdagend voor de ondernemer. Sommigen zeggen zelfs dat 2023 nog wel eens een stuk zwaarder zou kunnen zijn dan 2022 omdat de energieprijzen soms door contracten vooral dit jaar uitgezweet worden, omdat de inflatie dit jaar uitgezweet wordt, enzovoort.
Men had in 2020 en 2021 een moratorium ingesteld voor faillissementen. Daardoor was het aantal faillissementen laag, zelfs bijzonder laag. Ik heb daar toen al verschillende keren bij uw voorganger, minister Crevits, de opmerking over gemaakt of het wel verstandig is om dat moratorium zo expliciet te gaan opstellen omdat je daardoor een verschuiving zou kunnen krijgen van het aantal faillissementen op het ogenblik dat het moratorium afgeschaft wordt. Maar dat was uiteraard een federale beslissing.
De cijfers waren er inderdaad. In 2022 kun je zeggen dat het nog relatief laag was. Op twee na was het het laagste cijfer van het afgelopen decennium, een 10.000 faillissementen. Dat is een falingsgraad van 1 op de 150 ondernemingen die failliet gaat. Het waren vooral bouwbedrijven en horeca. Een heel recent persbericht van deze ochtend leert ons dat het naast bouwbedrijven ook vooral gaat over de logistieke bedrijven, dus opslag.
Graydon trekt ook twee belangrijke conclusies voor Vlaanderen. In Vlaanderen wordt het niveau van voor de coronacrisis bereikt. Men verklaart dit door het wegvallen van de coronasteunmaatregelen en de opgevoerde strijd tegen spookfirma’s, zeker in de provincie Antwerpen. Bij 41 procent van de faillissementen gaat het over ondernemingen die nog geen vijf jaar bestonden.
Minister, wat is uw visie en uw reactie op het aantal faillissementen en de vaststellingen in Vlaanderen?
Wat is de reden waarom de strijd tegen spookfirma’s werd opgedreven in de provincie Antwerpen? Zullen ook de andere provincies deze strijd opvoeren? Tenzij er in de andere provincies geen spookfirma’s zijn.
Hoe verklaart u dat relatief veel jonge ondernemingen het faillissement aangevraagd hebben? Zijn daar bepaalde tendensen in?
Tot slot wordt er verwezen naar het wegvallen van de coronasteunmaatregelen. Ondertussen hebt u wel beslist om de overbruggingslening energiecrisis uit te breiden, niet altijd met het grootste succes. Op welke manier komt deze uitbreiding tegemoet aan de noden van de ondernemingen?
Minister Brouns heeft het woord.
De studie is inderdaad een interessant document omdat ze een belangrijke economische indicator bestudeert. Het absolute cijfer van het aantal faillissementen zegt op zich niet zoveel. De falingsgraad is een interessanter cijfer. Die geeft de verhouding weer van het aantal ondernemingen die tijdens een bepaalde periode failliet worden verklaard ten overstaan van het aantal actieve ondernemingen minus de stopzettingen. Onze ondernemingspopulatie kende het afgelopen decennium een belangrijke groei, terwijl het aantal faillissementen niet evenredig steeg. Met andere woorden: het aantal actieve ondernemingen steeg sneller dan het aantal faillissementen en de falingsgraad toonde een dalende trend.
De trend op lange termijn gaat dus in de goede richting. De cijfers van de laatste jaren moeten we voorzichtig interpreteren, dat klopt. Door de nieuwe insolventiewet van 2018 en de hervorming van het ondernemingsrecht van 2019 kunnen meer ondernemingen failliet verklaard worden. In 2020 en 2021 lag het aantal faillissementen dan weer laag door de steunmaatregelen om de gevolgen van de covidcrisis te bestrijden. In 2022 en waarschijnlijk ook nog in 2023 zien we een soort inhaalbeweging nu die steunmaatregelen wegvallen. Dat is het gekende fenomeen van bedrijven die het al moeilijk hadden en die door de steun het hoofd boven water gehouden hebben, maar die nu dus dreigen om te vallen.
Dan, een belangrijke vraag over de strijd tegen spookfirma's. De strijd tegen de georganiseerde criminaliteit is mijn oude liefde. Ik ben niet de minister van Justitie. Hier in mijn voorbereiding staat dat ik de beweegredenen niet ken, maar ik denk dat ik ze wel ken. Dat gaat inderdaad over de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in Antwerpen. Ik was zelf betrokken bij de ontwikkeling van een misdaadpreventieplatform dat hier al eerder genoemd werd: Graydon, dat ook toegepast wordt bij de veiligheidscel van de stad Antwerpen, en onder andere ook in Genk.
Collega Demir heeft dat nu op een aantal plaatsen uitgerold, in de vorm van een pilootproject. Dan heb je ook de mogelijkheden om de zogenaamde spookbedrijven – waar wel een nummer is, maar waar totaal geen activiteiten zijn – veel sneller op te sporen, omdat die natuurlijk bijzonder ontwrichtend kunnen zijn voor de samenleving. Het gaat vaak over witwaspraktijken en dat soort aangelegenheden.
Ik denk dat de goede praktijk van dat platform de poortwachtersfunctie van een stad of een gemeente in die strijd tegen de georganiseerde criminaliteit kan versterken. Men kan veel sneller een onderscheid maken tussen wie bonafide of net malafide intenties heeft. Dat is wat ook federaal voorbereid wordt in het kader van de wetgeving op de bestuurlijke handhaving.
Dan uw derde vraag, hoe wij verklaren dat relatief veel jonge ondernemingen het faillissement hebben aangevraagd. Het hogere aantal jonge ondernemingen dat failliet wordt verklaard, moet u bekijken in het licht van het aantal ondernemingen dat werd opgericht in de voorbije periode. In het laatste decennium kende Vlaanderen een stijgende startersgraad. Het is normaal dat die niet allemaal succesvol zijn.
In 2021 lag de overlevingsgraad van ondernemingen die vijf jaar eerder werden opgericht, in het Vlaamse Gewest op 86,52 procent volgens de Startersatlas 2022. Dat vind ik persoonlijk een goede score. Het jaar voordien was dat nog 68,91 procent, de jaren ervoor gelijkaardig. Er is dus een opmerkelijke verbetering waar te nemen.
Door het toenemende jaarlijkse aantal starters het voorbije decennium, stijgt het aandeel jonge bedrijven in de totale populatie. Dan is het niet verwonderlijk dat het aandeel jonge bedrijven onder de faillissementen ook stijgt.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) werkt met heel wat partners samen om starters en gevestigde ondernemingen te begeleiden. Door de verbeterde samenwerking tussen die partners vinden bedrijven ook alsmaar sneller de weg naar de gepaste dienstverlening. De doelstelling voor ondernemerschap blijft: meer starters, meer groeiers en meer blijvers. Ik durf te stellen dat we daarin slagen, maar de economische omstandigheden zijn vandaag – dat weten we – bijzonder uitdagend.
Dan wat de overbruggingslening betreft, die geeft intrinsiek gezonde bedrijven die getroffen worden in hun liquiditeit vanwege de aanhoudende crisis, de mogelijkheid om een lening te bekomen. De overbruggingslening, voordien de heropstartlening, loopt intussen al een hele tijd. In 2023 werd ze verruimd – u weet dat, in het kader van de energiecrisis – in die zin dat het maximaal te ontlenen bedrag werd opgetrokken tot twee miljoen euro en dat de lening nu ook aangevraagd kan worden door grote ondernemingen. Je hebt dus het eerste pakket: 400.000 euro werd 750.000 euro voor de ondernemingen tot 250 werknemers, en bij ondernemingen boven de 250 werknemers kun je gaan tot 2 miljoen euro.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik onthoud vooral dat u zegt dat er ongelooflijk veel nieuwe starters zijn bijgekomen. Het persbericht van Belga van 10.29 uur heeft een titel die ik niet kan controleren, maar die misschien wel handig is om te controleren: het aantal faillissementen in België daalt sinds 2019, maar is in Vlaanderen wel gestegen. Men maakt een vergelijking tussen 2022 en 2019, waarbij men zegt dat de faillissementen in Brussel met 40 procent gedaald zijn, in Wallonië met 20 procent, en in Vlaanderen zouden die gestegen zijn.
Ik zal nu een heel stoute opmerking maken: als er natuurlijk geen startende ondernemingen zijn, dan is het niet moeilijk dat er minder faillissementen zijn. Dan is het misschien ook goed dat de cijfers die ik net voorlees, en die u nu niet onmiddellijk kunt beamen, even gecorrigeerd worden, of vergeleken worden, of in de trend gezet worden met het aantal startende ondernemingen in Brussel en Vlaanderen, en dat we daar tegenover de faillissementcijfers zetten.
Als bijkomende bemerking zou ik zeggen: misschien moet u daarop reageren en zeggen hoeveel startende bedrijven we hadden. De Brusselse en Waalse cijfers zult u ook wel terugvinden op de website van Statbel.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel voor die aanvulling, collega. Ik zal dat zeker doen. Ik geef het door aan mijn communicatiedienst.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Zo kunt u scoren dankzij ons, alstublieft.
Met dank voor uw voorzet, collega Gryffroy.
De vraag om uitleg is afgehandeld.