Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, de prijs die ouderen betalen voor een verblijf in een woonzorgcentrum, wordt per dag berekend. In die dagprijs zijn een aantal verplichte kosten inbegrepen. Het gaat onder meer om de huur van de kamer en de gemeenschappelijke ruimtes, maaltijden, verpleging en animatie. In de dagprijs zit nog niet alles begrepen. Het woonzorgcentrum kan ook supplementen aanrekenen. Denk bijvoorbeeld aan een kappersbezoek, het wassen van kledij, een televisieabonnement of telefoonkosten, digitalisering. Die extra kosten kunnen sterk verschillen van woonzorgcentrum tot woonzorgcentrum.
De Vlaamse Ouderenraad kaart aan dat de overheid geen zicht zou hebben op de reële totaalprijs, voor hoeveel bewoners die eigenlijk te hoog ligt en hoeveel kinderen van bewoners op het einde van de maand spontaan moeten bijspringen en dus zo de stijgende prijzen mee op hun bord krijgen.
Naar jaarlijkse gewoonte bracht tevens het agentschap Zorg en Gezondheid de gemiddelde dagprijs in de Vlaamse woonzorgcentra in kaart. Tot mei 2022 noteerde Zorg en Gezondheid een gemiddelde stijging van de dagprijs in de Vlaamse woonzorgcentra van 4,92 procent, tot 63,79 euro. Maar ook nadien trokken veel voorzieningen hun prijzen waarschijnlijk verder op, gemiddeld met 5,9 procent volgens het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO). De koepel VLOZO schat dat de gemiddelde dagprijs daardoor nu ergens tussen de 65 en 70 euro schommelt.
Dit brengt mij bij de volgende vragen, minister.
Welke acties plant u om een zicht te krijgen op de reële totaalprijs en voor hoeveel bewoners ligt die eigenlijk te hoog?
Hoever staat het met de sectortransparante boekhouding om voorzieningen objectief te kunnen vergelijken?
Welke verdere maatregelen zult u voorzien om het betaalbaar wonen voor bewoners in woonzorgcentra te garanderen?
U kondigde een conceptnota aan waarin de evaluatie van het prijzenbeleid in de woonzorgcentra zou worden uitgewerkt en die zou moeten resulteren in nieuwe regels. Wat is de timing van deze nota?
Er is ook een mogelijkheid om een infrastructuurforfait aan te vragen, waarbij de dagprijs in mindering moet worden gebracht met 5,4 euro. Dat is echter niet zo breed toegepast in de sector. Hoe evalueert u dit instrument in samenhang met de stijgende prijzen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen. U weet dat, sinds de zesde staatshervorming, Vlaanderen verantwoordelijk is voor de financiering van woonzorgcentra. Vlaanderen heeft het toenmalige federale proces waarbij opnames en facturen aan de mutualiteiten werden verzonden, op papier aangepast en gedigitaliseerd.
Sinds 2019 versturen alle woonzorgcentra hun opnames en facturen via een digitaal platform aan de zorgkassen. In een eerste fase werd uiteraard ingezet op het operationaliseren van dat proces. Wegens de COVID-19-crisis kon de gewenste planning niet worden aangehouden om ook meer zicht te krijgen op de facturatie. Sinds 1 januari 2023 hebben we wel een volgende stap kunnen zetten. Woonzorgcentra zullen nieuwe prestatiecodes gebruiken in hun digitale facturatiegegevens. Met die prestatiecodes gaan we een ruimer zicht krijgen op de kostprijselementen van de bewonersfactuur. Ik hoop dat, na een inloopperiode waarin ook de datakwaliteit moet worden geverifieerd, deze cijfers volgend jaar ook bruikbaar zijn om een zeer fijnmazig zicht te krijgen op de reële totaalprijs. 2023 is een overgangsjaar.
Het agentschap heeft vandaag geen standaardzicht op de hoogte van het inkomen en de spaarcenten van iedere bewoner in ieder woonzorgcentrum. Enkel voor de bewoners die het zorgbudget ouderen aanvragen, krijgen we een precies zicht op de financiële draagkracht van die bewoners.
Verder breng ik in herinnering dat bewoners, die ondanks de steun via de zorgbudgetten niet in staat zijn om de bewonersfactuur te betalen, een beroep kunnen doen op het OCMW.
Wat de sectortransparante boekhouding betreft: in december 2022 werd een projectpartner aangesteld voor de verdere uitwerking van een sectorspecifieke transparante boekhouding in de woonzorgcentra. Deze projectpartner zal in februari starten. De concrete projectplanning zal samen met de partner worden opgemaakt bij aanvang.
Ik neem het antwoord op uw derde en uw vierde vraag samen. Voor de stijgende kosten voor personen met hoge zorgnoden zijn er twee maatregelen, die u zeer goed bekend zijn. Eerst en vooral wordt het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden opgetrokken naar 135 euro per maand vanaf 1 januari 2023. Het gaat over een totale investering van 16 miljoen euro. Hiermee bereiken we 268.307 personen met hoge zorgnoden. Dat gaat niet alleen over mensen in woonzorgcentra, maar ook over mensen thuis.
De tweede maatregel is heel specifiek voor mensen in een woonzorgcentrum. We wijzigen voor bewoners van woonzorgcentra de berekening van het zorgbudget voor ouderen. Alle bewoners van woonzorgcentra dragen solidair bij in de dagprijs. De dagprijs staat los van hun individuele zorgzwaartegraad. Vandaar dat we in de berekening van het zorgbudget voor ouderen niet langer de zorgzwaarte in rekening brengen, maar enkel nog de gezinssamenstelling en het inkomen van de bewoner, volgens een ruim inkomensbegrip. Concreet gaan we het zorgbudget voor ouderen in woonzorgcentra drastisch optrekken voor de bewoners met lage inkomens. Daarbij maken we een onderscheid tussen de lage inkomens die recht krijgen op categorie IV, en de laagste inkomens, zijnde de mensen die recht hebben op de inkomensgarantie voor ouderen. Zij krijgen recht op categorie V.
Daarnaast zetten we in 2023 ook in op een aanpassing van het prijzenbeleid. Hieromtrent zijn al verschillende stappen gezet binnen het agentschap en het kabinet. Een intern ontwerp van conceptnota is ook opgemaakt. We zijn nu een juridische toetsing aan het maken, omdat bepaalde concepten maar kunnen als ze juridisch perfect haalbaar zijn. In een volgende fase zal ik over die data in overleg gaan met de belanghebbenden, zijnde de gebruikers en de sectororganisaties.
Wat het infrastructuurforfait betreft, kan ik u vooreerst melden dat het bedrag van dat forfait vanaf 1 januari 2023 6 euro bedraagt. Het infrastructuurforfait is in 2018 ingevoerd en de voorzieningen en het aantal woongelegenheden die hiervan gebruikmaken, groeien jaarlijks.
Niet elk woonzorgcentrum komt hiervoor in aanmerking. Het is ook niet verplicht om het infrastructuurforfait aan te vragen. Woonzorgcentra moeten bovendien aan bepaalde infrastructuurvoorwaarden voldoen om het te kunnen krijgen.
Desondanks merken we bij elke oproep om in te tekenen op het infrastructuurforfait een goede respons. Ten opzichte van de dagprijsmeting 2021 tellen we alweer 1780 bijkomende woongelegenheden waarop dat forfait van toepassing is. Met 11.225 woongelegenheden woonzorgcentrum is op een goede 4 jaar tijd al op de dagprijs van 13,4 procent van de woongelegenheden de korting van 6 euro van toepassing. Ik denk dus dat dit instrument ook wel vrij positief geëvalueerd kan worden.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, ik denk dat de prijsstijgingen inderdaad wel te verwachten waren. Maar we mogen dat natuurlijk niet normaal vinden. De Vlaamse Regering heeft inderdaad heel wat inspanningen geleverd. U hebt het ook opgesomd. De stijging van het zorgbudget voor de zorgbehoevenden naar 135 euro en al die zaken zijn een positieve stap. Het is natuurlijk belangrijk om te blijven zoeken naar een betere betaalbaarheid van de zorg tijdens de oude dag. Uiteraard in combinatie moet die aandacht voor de financiële leefbaarheid er toch wel blijven. Zo is er – daar bent u nu wel niet op ingegaan – ruim sprake van sectorspecifieke transparantie in de boekhouding. Daar hoor ik u nu toch wel zeggen dat de data nu nog verzameld worden. Maar het is toch belangrijk om woonkosten, zorgkosten en infrastructuurkosten vergelijkbaar te kunnen maken zodat appelen met appelen vergeleken kunnen worden. Ik denk dat daar nog steeds interesse voor blijft bestaan.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, de stijgende dagprijzen in onze woonzorgcentra blijven voor heel wat onrust zorgen. Ook vorige week nog in West-Vlaanderen – u zult het ongetwijfeld gelezen hebben – was er een hele reportage in De Weekbode waaruit bleek dat het ook in West-Vlaanderen gemiddeld met 5 procent omhoog ging. Maar als ik dan eens kijk naar cijfers, blijkt dat er daar ook zijn die 16 procent omhoog gaan, en verschillende ook met 10 procent. Dan moeten we er natuurlijk ook nog rekening mee houden dat nog niet iedereen de tweede indexatie heeft doorgevoerd. Het is dus een verhaal dat zeker nog niet ten einde is. Iedereen is natuurlijk tevreden dat de zorgbudgetten zijn opgetrokken. Maar dat is nog niet voldoende om te zorgen dat iedereen betaalbaar kan wonen in de woonzorgcentra.
Dan zijn er natuurlijk ook nog de kinderen die vallen onder de onderhoudsplicht. Bij uw voorganger, minister Beke, heb ik eens de cijfers opgevraagd, en die had hij niet ter beschikking. Hij was ook niet geneigd om die op te vragen. Mijn vraag aan u is: bent u wel bereid om deze cijfers op te vragen en deze cijfers te bekijken en daar dan eventueel met de correcte cijfers rond de onderhoudsplicht van de kinderen uw beleid toch enigszins op af te stemmen? Dank u.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Collega Geerinckx had het daarnet in het vierde deel van haar vraagstelling over het infrastructuurforfait. Ik wil graag de brug maken naar de huidige energiesteun. De Vlaamse Regering heeft geld vrijgemaakt om de stijgende energiekosten van woonzorgcentra te compenseren. De subsidie bedraagt 364 euro per erkende woongelegenheid. Maar ondertussen kunnen voorzieningen wel nog steeds hun dagprijs indexeren, waardoor bewoners de volle pot betalen. Hoe zult u ervoor zorgen dat de steun ook voelbaar is voor de bewoners van de woonzorgcentra? Is het een optie om het systeem dat nu al bestaat voor het infrastructuurforfait, ook hier door te trekken en eventueel een deel van de energiesubsidies als korting door te rekenen op de factuur van de bewoners? Mijn vraag is concreet wat u daarvan denkt.
De heer Anaf heeft het woord.
Dat die rusthuisfacturen heel hoog zijn, is niet nieuw. Dat die nog gingen stijgen, wisten we ook, want de beslissing is vorig jaar genomen om een tweede indexering toe te staan op de dagprijs. Ik heb daar toen ook over gezegd: als de kosten stijgen, is dat op zich een logische beslissing, want anders ga je woonzorgcentra ook failliet laten gaan. Op zich hebben we daar dus geen probleem mee. We hebben toen wel telkens aangekaart dat je dan ook aan de andere zijde moet kijken dat mensen dat nog kunnen betalen.
Als je het hebt over de dagprijs, zijn er twee aspecten: ten eerste, proberen ervoor te zorgen om die dagprijs zo laag mogelijk te houden, en aan de andere kant, proberen ervoor te zorgen dat mensen via toeslagen hun factuur kunnen betalen. Over dat tweede hebben we al heel veel discussies gehad. We hebben inderdaad dat zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, waarvan we weten dat heel veel mensen nu geld bij gaan krijgen, maar degenen met de zwaarste zorgprofielen niet, want die zaten al in die categorie. Maar het is uiteraard goed voor degenen die bij krijgen, hoewel we weten dat degenen met de zwaarste zorgprofielen ook de hoogste facturen hebben, want die betalen het meeste zorgsupplementen.
Dat het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden nu eenmalig van 130 naar 135 euro gegaan is: u weet ook wat daar ons standpunt is. Als je daar de indexering zou doortrekken, zou je op 170 of 175 euro moeten zitten.
Aan de andere kant – en daar ga ik een korte vraag over stellen – moeten we natuurlijk ook proberen om die facturen laag te houden. We hebben in het verleden toch al vaker gezien dat in die dagprijzen ook een aantal zaken zitten die die prijs omhoog stuwen en die niet helemaal verantwoord zijn. Zeker in de grote commerciële groepen zie je dat er vaak hoge huurprijzen worden doorgerekend via allerlei vehikels die dan van dezelfde groep zijn, maar onder een andere naam, dat er hoge ‘managementfees’ worden aangerekend aan mensen. Welke plannen hebt u om daar paal en perk aan te stellen? Want dat zijn dingen die de factuur voor de mensen omhoog stuwen en die eigenlijk onverantwoord zijn. Men probeert toch winst te maken op zorg, terwijl we allemaal toch het principe onderschrijven dat je eigenlijk geen winst mag maken op die zorg.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We delen allemaal dezelfde bekommernis. Als ouderen zo zorgbehoevend zijn dat ze naar een woonzorgcentrum verhuizen, dan moeten wij ervoor zorgen dat ze dat kunnen zonder ervan wakker te liggen of ze dat wel kunnen betalen en of ze daar wel de nodige zorg kunnen krijgen. Dat heeft verschillende componenten, waar Vlaanderen ook op inzet. Het gaat enerzijds over de financiering van de woonzorgcentra zelf. Die heeft verschillende onderdelen. Het allerbelangrijkste betreft natuurlijk het personeel, maar recent bijvoorbeeld ook de tussenkomsten inzake energie. En anderzijds gaat het er ook over om ervoor te zorgen dat de kosten voor de mensen zelf, de bijdrage die men moet geven, onder controle blijft en dat mensen, zeker als ze een bijkomende zorgzwaarte hebben, bijkomende middelen krijgen om die factuur te betalen. Dat zijn componenten waar Vlaanderen op inzet.
Er is inderdaad het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden. Dat is nu verhoogd van 130 euro naar 135 euro, na vele jaren. Dat is geen volledige indexatie en we zouden graag die volgende stap zetten. Maar je kunt natuurlijk niet alles ineens. Uiteindelijk is ook deze stap niet onbelangrijk, als je weet dat dit gaat over een tussenkomst die men maand na maand krijgt.
Belangrijker voor de bewoners in de woonzorgcentra is het zorgbudget voor ouderen, waar we voor heel veel mensen een serieuze stap voorwaarts gaan zetten. Daar zie je dat er bovenop het pensioen, met het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden en voor diegenen die het hoogste zorgbudget ouderen hebben, meer dan 800 euro per maand vanuit Vlaanderen bij komt, voor de mensen zelf. Er wordt individueel tussengekomen. Betekent dit dat dit, samen met het pensioen, altijd de volledige kost draagt? Spijtig genoeg niet. Dat zijn absoluut thema’s waar we moeten blijven op inzetten.
De transparantie van de facturen is in dat opzicht ook heel belangrijk. Wat zit er allemaal in? Wat mag men doorrekenen? Minister, u hebt bijkomende stappen aangekondigd. Die zijn zeer goed. Maar we zijn natuurlijk allemaal bekommerd dat onze woonzorgcentra op een goede manier kunnen werken en blijven werken, want ze bieden de nodige zorg en een thuis aan de oudere. In dat kader heb ik al eens gevraagd, minister, of er eventueel in de toekomst een studie zou kunnen komen over de financiële weerbaarheid van onze woonzorgcentra. Mijn vraag is hoe daar verder werk zal worden van gemaakt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Kamerbreed kan hier worden gesteld dat de stijgende dagprijzen inderdaad een probleem vormen. We moeten enerzijds kijken naar de leefbaarheid van woonzorgcentra en anderzijds ook die factuur betaalbaar houden voor de mensen. De minister heeft het al gezegd: de tegemoetkoming hulp aan bejaarden wordt anders geregeld. Er is ook voor de gestegen energiekosten bijna 70 miljoen euro uitgetrokken. Ik wil graag het volgende weten. We willen in de toekomst gaan naar een persoonsvolgende financiering in de ouderenzorg. Mijn vraag is hoe het met de plannen daaromtrent staat.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Het is een boeiend debat dat begonnen is met eerder technische vragen, maar dat uiteraard de actualiteit van de dag ook meeneemt.
Het eerste wat ik heb willen meegeven is toch een cijfer om in het oog te houden. Als Vlaamse overheid doen wij enorme inspanningen om de dagprijs binnen de perken te houden. Ik geef de concrete cijfers: de middelen die wij als Vlaamse overheid uittrekken voor de woonzorgcentra zijn sinds mei 2021 met meer dan 25 procent opgetrokken. Dat betekent meer dan 600 miljoen euro. Hoe komt het dat dat budget zo fors gestegen is? Dat komt door alle tegemoetkomingen die door de overheid betaald worden aan de woonzorgcentra. U weet dat wij de lonen voor basiszorg volledig afdekken. Als ik dus in de media hoor van iemand: “ja, maar de prijzen zijn gestegen, ook de lonen zijn geïndexeerd.” Sorry, de Vlaamse overheid pakt die gestegen lonen voor het grootste deel ten laste.
Daarnaast is er in VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord) afgesproken om zowel de koopkracht als het aantal personeelsleden in de woonzorgcentra te versterken. Ook die kosten worden volledig door ons gedragen. Daarvoor mag er geen extra dagprijs aangerekend worden. Bovendien hebben we de voorbije periode ook een energietoelage uitbetaald van 364 euro per bewoner. Eind 2022 is die beslissing nog genomen. Dat is weer 17 of 18 miljoen euro. Dat is echt een groot bedrag dat uitgetrokken werd om tegemoet te komen in de gestegen energiekosten. Op die manier moeten die extra energiekosten die sterker stijgen dan de index niet doorgerekend worden.
De ene kant van de medaille voor mij is dus: wat investeren wij in de woonzorgcentra? Daar is het antwoord duidelijk: die middelen zijn met 25 procent gestegen sinds 2021. Zeg dus niet dat we geen inspanningen doen om onze woonzorgcentra te ondersteunen.
De andere kant van de medaille is natuurlijk wat de mensen krijgen. Hoe steunen we de mensen? Want de factuur is hoog. Als je de dagprijs maal het aantal dagen per maand doet, kom je toch altijd op een vrij hoog bedrag uit. Je kunt dan wel zeggen dat de pensioenen mee geïndexeerd worden, dat de uitkeringen geïndexeerd zijn – dat is natuurlijk allemaal juist –, en dat het dus een beetje logisch is dat de prijs omhooggaat. Ik begrijp dat daar alle soorten redenen toe zijn, maar dan moeten we dus kijken hoe we de mensen ondersteunen.
Vorig jaar heb ik van velen van jullie de vraag gekregen om toch het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden te verhogen. We zijn er voor het eerst in tien jaar in geslaagd om het bedrag nu met 5 euro per maand te verhogen. Dat is een eerste stap. Voor mij zou het inderdaad ook de ideale situatie zijn dat we jaarlijks indexeren, dat we nu gewoon meegaan met de index, maar dat is iets voor de volgende begrotingsonderhandelingen.
Maar ik ben nog veel meer blij over de hervorming die we doen bij het zorgbudget voor ouderen. Iedereen gaat er zo vlotjes over – “voilà, dat is er dan” – maar men vindt dat het niet genoeg gaat zijn. Ik geef jullie toch nog mee dat het hier gaat over een stijging. Voor mensen die nu in categorie 1 zitten, stijgt hun tegemoetkoming van 102 euro naar 556 euro per maand. Dat is een enorm bedrag extra. Voor de allerlaagste inkomens wordt dat zelfs categorie 5, namelijk 683 euro per maand. Dat is een grote sprong die je maakt, maar die wordt bij ons verantwoord vanuit het feit dat de dagprijs die de mensen betalen eigenlijk gelijk is. Wat je zorgzwaarte ook is, de dagprijs wordt sociaal of collegiaal verrekend. We doen dus grote inspanningen.
Toch is het nog niet genoeg, collega’s. Ik ben het eigenlijk met jullie eens. We moeten zicht krijgen op de commerciële voorzieningen, de vzw’s en de openbare voorzieningen via de sectorspecifieke transparante boekhouding, waar collega Geerinckx naar verwijst. Die is voor mij ook superbelangrijk want als je wilt ingrijpen op bepaalde mechanismen die de prijzen doen escaleren, moet je goed weten hoe dat allemaal in elkaar zit. Daarom zijn er eindelijk die cijfers. Daarvan is 2023 het overgangsjaar, maar ik vind dat we in 2024 vol moeten vooruitgaan.
Dan kom ik aan de vraag over de OCMW’s. Collega De Reuse, wat ons betreft zijn de tussenkomsten van de OCMW’s drastisch gedaald sinds we het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden geven. Ik veronderstel dat die nog gaan dalen omdat dat serieus opgetrokken wordt. Er zijn nog altijd wel bewoners die een OCMW-tussenkomst krijgen. De enige manier voor mij om dat te weten is om via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een bevraging te laten doen. Dat wordt gevraagd. Ik ga ervan uit dat de VVSG daar geen enkel probleem van zal maken om de bevraging te doen. Maar niet iedereen antwoordt daarop. Je krijgt geen straf als je niet antwoordt op de vragenlijst, maar het interesseert me eigenlijk ook. Men zegt dat als je hier en daar bij lokale besturen kijkt, je ziet dat dat drastisch gedaald is, maar er zijn er nog altijd. Ik ben zeker bereid om mee te werken aan een transparant zicht daarop. Waarom zouden we dat niet doen? Hoe meer transparantie, hoe beter.
Dat is ook het antwoord op de vraag van collega Schryvers. De financiële transparantie is voor mij superbelangrijk, daarom ook de sectorspecifieke boekhouding.
De financiële weerbaarheid is een onderzoek dat verdergaat dan de woonzorgcentra. We zullen ook dat moeten blijven monitoren.
Collega Saeys, we zetten momenteel een belangrijke stap door de BelRAI Long Term Care Facilities (LTCF) te implementeren in de woonzorgcentra als een kwaliteitsinstrument. Als we een zicht krijgen op de inschaling van alle bewoners met BelRAI kunnen we ook analyses maken rond die persoonsvolgende financiering. Dus: stap per stap, niet springen in dat bad als we niet precies een zicht hebben.
Zoals ik al zei, zijn er drie grote luiken: transparantie – dat was de initiële vraag –, steun van de overheid aan de voorzieningen en steun van de overheid. Die zal een stuk groter worden, om de betaalbaarheid in het oog te houden.
Collega De Martelaer, een woonzorgcentrum kan inderdaad indexeren. Niet alleen de energiekosten spelen daar een rol, maar ook de andere kosten stijgen mee. Ik denk bijvoorbeeld aan de maaltijdkosten, de kosten van allerhande materialen en de loonkosten. Ik was er zelf een beetje verveeld mee dat men spreekt over de energiekosten en de loonkosten omdat we de loonkosten zelf financieren. Ook voor de energiekosten hebben we zo’n belangrijke inspanning gedaan op het einde van het jaar. Dat maakt het voor mij nog belangrijker om inzicht te krijgen in wat dan de componenten zijn die gebruikt worden. Maar de beslissing dat je mag indexeren, maar niet hoger mag gaan dan de inflatie, is genomen. Ik zal die beslissing ook niet terugdraaien.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, ik ben blij met uw antwoorden. Het is heel belangrijk dat de sectorspecifieke transparante boekhouding er ook echt komt. Als N-VA-fractie wil ik daar ook echt op inzetten, omdat dat juist het verschil maakt. U moet niet zomaar in generieke verhogingen van steunmaatregelen voorzien als we weten waar het schoentje echt zou knellen. Appelen moeten met appelen vergeleken kunnen worden. Wij denken dat de transparantie in de sectorale boekhouding in de dagprijs een grote duidelijkheid zou kunnen verschaffen. Wij hopen dat daar snel op ingezet kan worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.