Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil een vraag stellen over de toenemende werkdruk van het zorgpersoneel.
Minister, ik hoorde dit weekend dat uw partij zich wil inzetten voor ouderen in de samenleving. Ik vind dat heel belangrijk. Maar ik denk dat een onderdeel daarvan zeker ook de ouderenzorg is. Daar loopt het vandaag een beetje mis. Ik ben daar enorm ongerust over, en ik ben niet alleen: de vakbonden zijn dat ook.
De Bond van Bedienden, Technici en Kaderleden (BBTK) heeft een uitgebreide bevraging gedaan bij het zorgpersoneel, bij vijfduizend werknemers in de woonzorgcentra. Daaruit blijkt dat 70 procent een te hoog werkritme ervaart, dat 70 procent soms tot vaak emotioneel uitgeput is en dat 65 procent zich fysiek uitgeput voelt. Dat zijn sprekende cijfers. Veel meer dan de helft ervaart een hoog werkritme. Heel veel mensen voelen zich emotioneel uitgeput. Heel veel mensen zijn fysiek uitgeput. Als voornaamste oorzaak voeren zij het tekort aan collega’s aan, het tekort aan vaste medewerkers, aan vaste collega’s die kunnen helpen in de zorg.
De Vlaamse Regering heeft al vaak beloofd om te zorgen voor meer personeelsleden in de zorg. Uw voorganger, minister Beke, beloofde bij het begin van de coronacrisis 13.000 extra jobs in de zorg. Via het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) zouden er ook duizenden extra personeelsleden komen in de zorg. Uzelf hebt bij uw aanstelling mei 2022 gezegd dat u tienduizenden mensen wilt warm maken om de sprong naar de zorg te maken. Vandaag blijkt dat er minder mensen in de zorg werken. Ik heb daarover een schriftelijke vraag gesteld. Vandaag zijn er 6.500 mensen minder aan het werk dan bij de start van deze legislatuur. Dat is een groot probleem. Blijkt dat wat de Vlaamse Regering heeft willen doen, niet heeft gewerkt. Dat zorgt voor enorm grote problemen in de zorg. Vorige week vertelde zorgkundige Nathalie in een open brief waarom ze stopt in de zorg: “Eens kwantiteit voor kwaliteit gaat, zeg ik: stop!”. Ze heeft het over mensonwaardige omstandigheden in de ouderenzorg. Ze zegt: “35 bewoners moeten worden gewassen door 2 zorgkundigen. Dat is 5 minuten per bewoner. Dat is geen zorg dragen voor de ouderen. Dat is geen respect hebben voor de ouderen, die heel hun leven lang hebben bijgedragen aan deze samenleving.”
We horen van heel veel mensen dat de personeelstekorten vandaag erger zijn dan tijdens de coronacrisis. Ze zeggen dat ze vroeger met acht collega’s aan de ronde konden beginnen en dat ze vandaag blij zijn wanneer ze er niet alleen voor staan. Deze alarmsignalen stroken met andere cijfers die we uit de zorg kunnen halen. Er zijn nog nooit zoveel openstaande vacatures geweest. De werkdruk stijgt overal. Er is te weinig personeel, er zijn lege vacatures. Veel personeelsleden gaan in burn-out en vallen uit. Dat verandert niet. Dat blijkt nu ook uit de enquête van de BBTK, in samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Dat bleek ook al in 2019 uit rapporten van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de werkbaarheidsmonitor. Daaruit kwam ook al de uitputting van het personeel naar voren, dezelfde zaken als waarmee de BBTK vandaag mee naar voren komt.
De sector trekt ook op straat aan de alarmbel. Ze hebben aangekondigd dat ze op 31 januari met heel veel mensen zullen manifesteren in Brussel om meer personeel te vragen, omdat het water hun aan de lippen staat.
Minister, als uw partij zegt zich te willen inzetten voor ouderen, dan vind ik dat u zich ook moet inzetten voor de ouderenzorg. Dan wil ik heel graag van u weten wat uw plannen zijn om het personeelstekort in de zorg aan te pakken.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag.
Het is absoluut juist dat de zorg- en welzijnssector – in brede zin, maar ook nog heel veel meer sectoren – onder druk staan en stonden de afgelopen jaren, maar ook vandaag. Het resultaat van de bevraging waarnaar u verwijst, is daar uiteraard ook het resultaat van. Dat kan niet anders. Maar we zitten een beetje in een vicieuze cirkel want alle mensen die in de zorg werken, vragen om extra mensen om het werk te helpen verrichten. Maar als je natuurlijk geen extra mensen vindt – het is een vrijwillige keuze van mensen om al dan niet in de zorg te gaan werken –, moet het werk gebeuren door de mensen die er zijn. Dat zet natuurlijk veel meer druk op die mensen. En als die mensen nog meer druk hebben, vallen ze uit en zijn er minder mensen in plaats van meer mensen. Het is dus een cirkel die we moeten doorbreken.
Wat zijn nu de recepten die we tot vandaag al toegepast hebben om mensen te vinden in de zorg? Eerst en vooral kijken naar de verloning. Het historisch VIA 6-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord), dat we als Vlaamse Regering met de Vlaamse en de geregionaliseerde zorg- en welzijnssectoren hebben gesloten, was dan ook niet voor niets meer koopkracht en meer personeel. De koopkracht voor de mensen wordt gerealiseerd door de invoering van het IFIC-model (Instituut voor Functieclassificatie) – dat kennen jullie, daar is hier ook al uitgebreid over gedebatteerd –, waardoor de sector aantrekkelijker moet worden voor startende zorgverleners maar vooral ook aantrekkelijk moet blijven voor de mensen die er al werken. Dat IFIC-model wordt nu systematisch uitgerold en zou ook ongelijkheden tussen sectoren een beetje beter moeten opvangen, waardoor de ene sector niet leegloopt omdat iedereen in een andere sector wil gaan werken. Ik denk dat dat een goede zaak is en dat we daar allemaal achter staan, en dat die lonen ook voldoende hoog moeten zijn.
Het tweede budget dat voorzien is in VIA 6 is het budget voor het aantrekken van bijkomend personeel. Dat komt straks op volle toeren omdat heel wat van de zaken die voorzien waren, eerst goed georganiseerd moesten worden. De prioritaire acties worden gerealiseerd, ten eerste via de uitvoering van het Actieplan (Zij-)Instroom in de zorg- en welzijnssector. Dat Actieplan (Zij-)Instroom is opgemaakt in volle overeenstemming met zowel de werkgevers als de werknemers, dus met alle sociale partners. Daar hangt een branding- en communicatiecampagne aan vast die straks van start gaat, nog deze maand trouwens. Er hangt ook een digitaal intakeplatform aan vast en een structureel instroomkanaal. Dat klinkt bijzonder, dat structureel instroomkanaal, maar dat is dus één kanaal waar we meer dan drieduizend mensen aan de slag willen laten gaan in de zorg.
Door het feit dat alle werkgevers en alle werknemers eensgezind achter een en dezelfde brandingcampagne staan, achter dat structureel instroomkanaal staan en dus de handen in mekaar willen slaan – een project dat eind deze maand start –, heb ik er ook wel wat vertrouwen in dat dat ook effect zal hebben om meer mensen aan te trekken. En ook wel mensen die vandaag niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, om ook die tot bij de werkgevers in de zorg- en welzijnssector te begeleiden.
Dus het eerste luik: meer loon. Dat wordt stapsgewijs gerealiseerd. Het tweede luik: sla de handen in mekaar om de zorgsector aantrekkelijker te maken voor mensen die misschien al een stuk een beroepsmatige carrière hebben en die willen instromen in de welzijnssector. Daar start onze intensieve campagne nog deze maand.
Een andere vraag die er is, is de vraag om meer tijd te hebben om kwalitatieve zorg te verlenen. Maar hier verwijs ik dus weer naar de cirkel waarin we zitten. Om meer tijd te hebben om kwalitatieve zorg te verlenen, moet je ook meer mensen in de sector krijgen. We hebben die mensen, handen en hoofd – want het woord ‘handen aan het bed’ is niet zo’n goede vergelijking –, extra nodig om aan te trekken en de vacatures in te vullen.
Daaraan hangt nog een heel belangrijk luik digitalisering. Daar verwijst ook de vakbond naar. Je hoort heel vaak bij het zorgpersoneel: ‘We verzuipen in het papier, we zouden eigenlijk maximaal tijd moeten kunnen besteden aan onze elementaire taken’. Die digitale transformatie is een heel belangrijk onderdeel binnen het plan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse Regering. Binnen welzijn en zorg wordt de klemtoon gelegd op de verdere digitale inkanteling van alle voormalige RIZIV-sectoren (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) in ons platform voor de Vlaamse sociale bescherming (VSB). We zetten ook in op gegevensdeling – gegevens die dus al op een plaats zitten ontsluiten we voor anderen waardoor ze geen twee keer ingegeven moeten worden –, op het ontwikkelen van digitale zorg- en ondersteuningsplannen, op onlinehulpverlening en op hulp op afstand enzovoort. Ook dat is een onderdeel van VIA 6, waarin wordt voorzien in de ondersteuning van de werkgevers voor digitalisering via het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de Social profit (VIVO).
Wat wordt er tot slot nog gevraagd? Ruimte voor vorming. Ook hier zien we een oplossing in VIA 6, omdat de werkgevers zich daar engageren om de werknemers de mogelijkheid te geven om opleidingen te volgen tijdens de werktijd. De gemiddelde collectieve opleidingstijd bedraagt in 2023 drie dagen per voltijdsequivalent (vte).
We zien dat ook in de analyse van de bevraging waarnaar u verwijst, collega Vandecasteele. Daar zit de algemene appreciatie in. Men zegt dat het laatste sociaal akkoord een vooruitgang betekent voor de Vlaamse zorg- en welzijnssector. Het komt er nu op aan om blijvend in te zetten op al die engagementen. Een aantal zaken, zoals het Actieplan (Zij-)Instroom, gaan nu pas van start. Daar zouden we de komende weken en maanden ook de effecten van moeten zien.
Tot slot engageren de sociale partners zich binnen VIA 6 om ook over andere elementen binnen het werkbaar werkbeleid engagementen op te nemen. Men wil bijvoorbeeld een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten over thuiswerk. Men wil ook in dialoog gaan over de toekomstgerichte visie op loopbaanbeleid en kwaliteitsvolle loopbanen. Maar daar moeten we dus nog een gemeenschappelijke sokkel in vinden om in 2023 ook te werken aan akkoorden wat dat betreft.
Tot hier mijn eerste antwoord. Dank u wel.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Ik ben blij dat u even ongerust bent over de situatie als ik, maar ik denk dat u het onderschat. We moeten vaststellen dat de dingen die vandaag gestart zijn, onvoldoende effect hebben op het terrein. De mensen zeggen dat er nog nooit zo weinig personeel is geweest. Er waren nog nooit zoveel interims en jobstudenten. Daardoor wordt de werksfeer heel erg moeilijk en kun je minder zorgkwaliteit bieden. Dat geeft ook minder voldoening voor de mensen die in de zorg werken. Daarom moet er echt werk worden gemaakt van een nieuw sociaal akkoord. Er wordt gesproken over een historisch sociaal akkoord. Ja, dat was de eerste keer dat er een deftig sociaal akkoord was na jarenlange onderfinanciering. Dat trek je niet in één keer recht. De vakbonden komen met die vraag deze maand opnieuw op straat. Er moet een nieuw sociaal akkoord komen, met een extra loonsverhoging. Men zegt dat het IFIC-model is doorgevoerd, maar daarmee is de kous niet af. Waarom doen verpleegkundigen meer en meer een beroep op interimarbeid? Omdat ze daar meer verdienen en omdat ze daar meer invloed hebben op hun eigen werkuren. De lonen moeten omhoog om de job weer aantrekkelijker te maken. Dat kan de regering heel concreet doen om snel in te grijpen in die vicieuze cirkel. Dat zou meer personeel kunnen aantrekken. Door nu verder te gaan met jobstudenten en interimkrachten, raakt de werksfeer op het terrein meer en meer verziekt.
Mijn concrete vraag is: gaat u ermee akkoord om een nieuw sociaal akkoord af te sluiten met de vakbonden en om te kijken hoe we de volgende stap kunnen zetten om de crisis in de zorg aan te pakken?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, de collega verwees in haar vraagstelling naar de petitie die momenteel op Facebook rondgaat over de mevrouw die na vier jaar als zorgkundige gewerkt te hebben in de zorgsector, beslist om vanwege de werkomstandigheden die job te verlaten. Haar verhaal bevestigt heel veel getuigenissen die ik zelf heb gekregen van mensen in de zorgsector die, als ze binnen in hun werkrooster al hebben gewerkt, ’s avonds toch nog worden opgebeld om opnieuw in te springen, of om vakantie te annuleren om mensen die afwezig zijn te vervangen. Die mensen doen dat omdat ze zo’n groot hart hebben voor de zorg, maar dat betekent dat ze soms twee, drie dagen aan een stuk werken. Dat weegt heel erg op hun sociaal leven.
Ik heb persoonlijk contact gehad met de mensen die de petitie voeren. Ze hopen voldoende handtekeningen te krijgen om zich in de commissie Welzijn te kunnen voorstellen. Anderzijds hebben we vorig jaar in het parlement, op basis van de conceptnota’s van een aantal collega’s, heel wat hoorzittingen gehad. Er werden verhalen verteld en voorstellen gedaan die heel zinvol zijn. Ik verwijs naar het verslag van 22 april 2022. We zouden daar in deze commissie mee aan de slag kunnen gaan.
De situatie wordt steeds zorgwekkender. We konden deze ochtend in de krant de voorzet van de heer Staes van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO) lezen, waarin hij stelt dat we vandaag nood hebben aan een groot masterplan. Mijn vraag, minister, is of u daarop zult ingaan.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, de collega’s hebben hier al heel wat problemen aangekaart. De zorg komt inderdaad op straat voor, onder andere, de werkdruk die omlaag moet, maar ook om extra aandacht en maatregelen te vragen voor dezelfde rechten en voordelen voor de Vlaamse als voor de federale zorgsector.
Ik geef een voorbeeld van een verschil van een recht en een voordeel. In 2022 hebben de personeelsleden in de Vlaamse zorgsector een extra premie bij de eindejaarspremie ontvangen, toegekend in de VIA 6-akkoorden, maar zonder garantie naar de volgende jaren toe. In de federale zorgsector kregen ze een vergelijkbare verhoging bij de eindejaarspremie, maar die is wel vastgelegd voor de volgende jaren. In de federale zorgsector heb je een voordeel van twee maal één dag betaald sociaal verlof. In onze Vlaamse zorgsector heb je dit voordeel niet.
Zorg is zorg, minister. Alleen door ze hetzelfde te behandelen, behoedt men die leegloop van onze Vlaamse zorgsectoren. Die leegloop is al bezig. Het kan niet dat ons Vlaams zorgpersoneel de dupe wordt van federale beslissingen. Dit is nog maar eens een bewijs, minister, dat de bevoegdheidsversnippering enkel maar chaos brengt en dat de volledige zorg beter in Vlaamse handen zou zijn, zodat het zorgpersoneel overal gelijk is en van dezelfde voordelen kan genieten. Om te zorgen voor de nodige consistentie en gelijkheid van het zorgpersoneel, is overleg met het federale niveau cruciaal. Vergis u niet, minister, ik pleit niet om, zoals de Federale Regering, het geld over de balk te gooien. Maar zolang er geen volledige bevoegdheidsverdeling is in de zorg, is er nood aan een degelijk beleid, waarbij overleg cruciaal is.
Ik heb hierbij de volgende vragen, minister. Gaat u in overleg met de federale minister, en zult u ervoor ijveren dat er dezelfde rechten en plichten zijn voor Vlaams en federaal zorgpersoneel? Welke maatregelen zult u nemen om de leegloop te voorkomen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We hebben inderdaad interessante hoorzittingen gehad omtrent conceptnota’s, juist om meer handen aan het bed te krijgen, en daar zijn toch wel heel wat voorstellen gedaan. De verschillende sectoren zijn hier ook komen spreken en hebben ook heel interessante uiteenzettingen gegeven. Ik denk dat er toch wel wat mogelijkheden op tafel liggen. Wij hebben altijd gepleit voor de logistieke functies in de welzijnssector en de zorgsector, gewoon omdat die ook als zeer positief worden ervaren. Ook het kijken naar andere profielen vinden wij heel belangrijk, want men hoeft daarvoor niet aan kwaliteit in te boeten.
We weten dat we op dit moment in een grote gezondheidscrisis zitten. Dat gaat niet alleen over zorgkundigen en verpleegkundigen, maar ook over artsen en tandartsen. En dat is een probleem dat zich niet van vandaag op morgen plots gaat oplossen. We moeten dus kijken naar een langetermijnvisie en wat we op dit moment kunnen doen, maar ook wat we voor de lange termijn kunnen doen. De flexijobs, zelfstandig verpleegkundigen, verpleegkundigen die eigenlijk niet werken in de zorg weer proberen aan te trekken: er zijn tal van mogelijkheden waarvan ik denk dat ze nog onvoldoende uitgeput zijn en waar echt nog ruimte is om te verbeteren.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de interesse en alle aanvullende vragen.
Eerst en vooral: er zijn een aantal collega’s die zeggen: “maak een nieuw VIA-akkoord” – onder anderen u, collega Vandecasteele. Wij zijn nu het gesloten VIA-akkoord nog volop aan het uitrollen. Zoals ik al zei, waren dat twee grote blokken. Het eerste blok: de verloning, moet beter, volgens het IFIC-model. Het tweede grote blok is het aantrekken van mensen. De acties rond het aantrekken van mensen gaan deze maand van start. Als je weet dat zowel de werkgevers als de vakbonden daar 100 procent achter staan – los van de acties die ze voeren –, dat ze daarin geloven en daar enthousiast over zijn, dan is het voor mij nu echt cruciaal om dat uit te rollen.
Ten tweede ben ik ook benieuwd naar de effecten van de loonstijgingen. Ik wil precies weten waar de mensen voor kiezen al je het loon laat stijgen. Er bereiken ons immers ook signalen – maar nog eens: we hebben een studie opgezet om het in kaart te brengen – dat mensen soms ook voor kwaliteit van leven kiezen en zeggen dat als ze meer verdienen, ze dan minder gaan werken. Maar we hebben natuurlijk net meer mensen nodig in de zorg, dat is voor ons superbelangrijk. We zijn die effecten dus aan het bekijken. Maar die loonstijgingen zijn voor mij elementair, dat wil ik ook wel meegeven. Wat de IFIC-verloning betreft, wees een van u erop dat je moet zorgen dat er geen grote differentiatie komt tussen het federale en het Vlaamse niveau en dat de federale sectoren niet veel beter verloond worden dan de Vlaamse – of omgekeerd. Maar in mijn geval is het natuurlijk heel vervelend dat men federaal veel beter verloond wordt omdat men dan naar daar gaat. Vandaar dat wij dat IFIC-systeem in het leven hebben geroepen: net om mensen voor gelijk werk ook gelijk te verlonen. Dat is voor mij cruciaal, dat we daar zo trouw mogelijk aan blijven, dat de lonen goed zijn, dat ze sterk zijn en dat er ook op de inhoud van het werk geen grote verschillen zijn. Ik hoop echt dat de betere verloning plus de projecten rond zijinstroom die van start gaan, tot oplossingen leiden om net ook veel meer mensen te kunnen aantrekken.
We hebben ook al extra’s gedaan. Kijk naar de maatregelen rond kinderopvang: die spreken we af voor 2023 boven op het sociaal akkoord. Dat is dus niet het sociaal akkoord, dat is er nog eens bovenop, net ook om mensen in de sector te houden.
Collega Vandecasteele, u had het over het werken met jobstudenten. Dat is zeer warm onthaald op het terrein, dat wil ik ook wel meegeven. Dat betekent ook een bijzonder waardevolle ondersteuning in onze woonzorgcentra. Ook werken met interims is op vraag van en in overleg met de sector. Ik besef dat dat wellicht niet ideaal is, maar het is noodzakelijk in functie van de continuïteit en de kwaliteit van zorg.
Voor de collega’s die het zouden gemist hebben: ik heb dit weekend ook de communicatie gedaan over het feit dat we projectverpleegkundigen of projectwerkers niet meer gaan subsidiëren omdat ik het geen taak vind van de Vlaamse overheid om de stroom te financieren die nu aan het ontstaan is, waarbij mensen worden weggetrokken uit de sector om via consultancy teruggebracht te worden, waardoor ze veel meer kosten aan de voorziening. Vandaar dat we beslist hebben om dat niet meer te doen. Dat zou op een ander niveau ook zo beslist kunnen worden, maar wij hebben in dezen het voortouw genomen.
De SID-ins lopen nu op dit ogenblik, daar hebben we ook een heel grote taak om studenten warm te maken voor het beroep, en ook een positieve beeldvorming zal een stuk helpen. Vandaar ook de branding, die zich uiteraard niet alleen richt op zijinstroom, maar ook op mensen die nog voor de keuze staan die ze moeten maken.
We zijn in VIA 6 zoals ik al zei, collega Wouters, vertrokken vanuit de ambitie om subsectoren gelijk te behandelen. Op een bepaald moment heeft de federale overheid een beslissing genomen die wij uiteraard niet zo prettig vonden. Daar is ook overleg over. Want natuurlijk, hoe meer we die gelijke behandeling van subsectoren weer gaan verlaten, hoe meer de onderlinge concurrentie weer zal toenemen. En dat is op zich een slechte zaak.
We zetten, zoals ik al zei, ook in op interimarbeid, maar niet op project sourcing in de basiszorg. Ik ben ervan overtuigd dat dit de zorgsector ontwricht. We zijn wel grote voorstanders van de loondienst in goede vaste teams.
Collega Saeys, de logistieke medewerkers in de zorg waarnaar u vroeg, worden retroactief gefinancierd vanaf 1 juni 2021. Het is een goede zaak dat die beslissing werd genomen.
De flexi-jobs zijn een federale bevoegdheid, mogelijk gemaakt voor niet-zorgfuncties in het paritair comité 330. Ook de kwalificaties van het personeel voor reactivering zijn drastisch uitgebreid, bijvoorbeeld met filosofen maar ook met muziektherapeuten. Dat zijn waardevolle aanvullende kwalificaties.
Er is dus nog veel werk op de plank. Wij proberen zeer intens te overleggen met de werkgevers en met onze vakbonden. Uiteraard is het nu mijn eerste ambitie om de luiken van VIA die nog niet of onvoldoende zijn uitgevoerd de komende weken voluit uit te voeren.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Bijvoorbeeld het Algemeen Christelijk Vakverbond Puls (ACV Puls) zegt expliciet op 31 januari op straat te zullen komen omdat er nood is aan nieuwe meerjarenakkoorden met korte- en langetermijnplannen. Uw uitleg overtuigt mij niet dat u de ernst van de situatie inziet en dat u maatregelen neemt die effectief zullen werken op het terrein. Het blijven maatregelen in de marge. U zegt dat de vakbonden ook achter de zijinstroom staan. Maar ze komen wel op straat voor meer personeel. U zegt dat interimkrachten wel een goede zaak zijn. Maar dat verziekt wel de kwaliteit van de zorg op het terrein. We moeten inderdaad naar vaste zorgteams. Maar om vaste zorgteams aan te trekken, moeten we bijvoorbeeld ook die lonen verhogen. Ik vind het een beetje pijnlijk dat u zegt bang te zijn dat met een verhoging van de lonen de mensen minder zullen werken. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
U zegt dat dat een mogelijkheid zou kunnen zijn. Als u ziet hoe zwaar de job …
Collega Vandecasteele, voor mij is het van belang dat we de effecten van alle maatregelen die we nemen goed meten. U moet mijn woorden niet verdraaien. Ik heb u daarnet gezegd dat wij een studie hebben opgezet om de effecten van de maatregelen te bekijken. Wij willen weten hoeveel mensen, met de VIA-opslag die wij hebben toegekend, blijven of nieuw instromen in de sector, en tot hoeveel mensen dat heeft geleid. Hoeveel mensen hebben gezegd: “Dat gestegen loon is goed voor mij, maar eigenlijk willen wij liever een klein beetje consuminderen, wat werk betreft.” Die effecten willen wij zien. Ik heb geen oordeel uitgesproken. Ik wil de effecten zien. Dat is goed beleid. Dat wil ik even rechtzetten.
Dat zal niet volstaan. Dat is de roep uit de sector. Er worden telkens nieuwe onderzoeken gepland. Neen, er moet vandaag gehandeld worden. Dat onderschat u. Het IFIC-zorgmodel is een zorgmodel van twintig jaar geleden, dat nu pas volledig is uitgevoerd. Het VIA 6-akkoord heeft verschillende maatregelen uitgevoerd die allang hadden moeten zijn uitgevoerd. Daarom vraagt de sector nieuwe akkoorden. Een loonsverhoging gaat puur over loon naar werk. Dat is zowel fysiek als emotioneel enorm uitputtend werk, dat gewoon een goede verloning vraagt. Dat is vandaag niet in orde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.