Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, recent werd onder impuls van de federale minister van Noordzee, Van Quickenborne, een koninklijk besluit aangenomen dat professionele hengelvissers voortaan toelaat om onder Belgische vlag te kunnen varen. De minister is dus duidelijk op alle vlakken productief de laatste tijd.
De problematiek werd aangepakt omdat zo’n dertig Belgische lijnvissersschepen tot op heden nog onder Nederlandse vlag voeren. Hiervoor konden ze in ons land geen nummer en officiële vislicentie krijgen. Dat betekende ook dat ze de helft van hun vangst in de Nederlandse vismijnen dienden aan te bieden.
Het KB is echter een eerste stap om hier verandering in te brengen. De professionele hengelvissers dienen namelijk ook bij het Departement Landbouw en Visserij hun vislicentie aan te vragen. Hiervoor dient de Vlaamse regelgeving te worden aangepast. Zo is onder meer de kostprijs van de visvergunning gebaseerd op het motorvermogen van het vaartuig. De lijnvissers hebben krachtige motoren om snel naar de visgronden te varen maar gebruiken die niet om te vissen.
Minister, welke stappen hebt u reeds ondernomen om het Vlaams regelgevend kader te wijzigen en zo professionele hengelvissers een vislicentie te kunnen toekennen?
Welke wijzigingen zullen zich in dat kader allemaal opdringen?
Hebt u hieromtrent reeds overleg gepleegd met de betrokken stakeholders en ook met het federale niveau?
Op welke manier wilt u tegemoetkomen aan het probleem van de hoge kostprijs van de vergunning vanwege de berekening op basis van het hoge motorvermogen?
Binnen welke termijn acht u het mogelijk dat professionele hengelvissers een visserijlicentie zullen kunnen aanvragen en toegekend krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Er is door mijn diensten onderzocht welke wijzigingen aan de bestaande regelgeving zouden moeten gebeuren. Het is niet zo eenvoudig als het lijkt om professionele hengelvissers een licentie toe te kennen. De Europese verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid stelt dat de lidstaten maatregelen moeten invoeren om de vangstcapaciteit van hun vloot aan te passen aan de vangstmogelijkheden. En het doel daarvan is om elkaar op blijvende en stabiele wijze in evenwicht te brengen. Jaarlijks moet aan de Europese Commissie een vlootrapport overgemaakt worden, waaruit blijkt dat de vangstcapaciteit van de Belgische vloot in evenwicht is met die vangstmogelijkheden. Op basis daarvan geven mijn diensten aan dat er vandaag geen ruimte is voor uitbreiding met een dertigtal extra kleinschalige professionele vaartuigen of handlijnvissers.
Niet alleen moeten we capaciteit beschikbaar hebben, uit een eerste screening blijkt ook dat er een nieuw kleinschalig professioneel vlootsegment gevormd zou moeten worden binnen de Belgische vlootstructuur. De nodige vismogelijkheden moeten dan beschikbaar zijn en bovendien zou de uitbreiding van de vloot dus de toets van Europa moeten doorstaan.
Er is in het verleden al overleg gepleegd met verschillende stakeholders, waaronder kandidaat-geïnteresseerden. Ook is er toen kort overleg geweest met het federale niveau in verband met de veiligheids- en werkvoorschriften.
Bij de denkoefening die we tot op vandaag uitvoerden, is er nog geen rekening gehouden met de kostprijs van de vergunning, omdat in Vlaanderen aan de overheid eigenlijk geen prijs hoeft te worden betaald voor het afleveren van een visvergunning.
Wat uw laatste vraag betreft: zoals ik eerder al zei, is dit een heel complexe materie waar met een aantal aspecten rekening moet worden gehouden. Daarom heb ik het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) gevraagd om een studie te doen over de mogelijkheden en de impact van het toekennen van vislicenties aan professionele lijnvissers. Uw vraag over hengelvissers die zich vragen stellen rond kostprijs, laat ik nog mee opnemen in het onderzoek dat we willen voeren.
De heer Tommelein heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik heb vooral begrepen dat het complex is en dat het ook wel duidelijk is – als we het bekijken – dat deze regeling vooral voor de vismijn van Nieuwpoort van belang kan zijn. Ongeveer 20 procent van de omzet, een vijfde, van de Nieuwpoortse vismijn is momenteel afkomstig van dergelijke kleinschalige, duurzame visserij van Belgische bedrijven onder Nederlandse vlag. Als we die kleinschalige vloot onder Belgische vlag zullen kunnen laten varen, zullen we in dat segment ook visrechten opbouwen. Het is inderdaad juist dat daar dan ook een stukje van de quota naartoe zal moeten, dit vooral voor eventuele bijvangsten van anderen vissoorten dan de zeebaars, waarop zij momenteel vissen. Maar ik heb vastgesteld dat u aan ILVO gevraagd hebt om daar het nodige onderzoek naar te voeren. Wij komen daar dus op terug, tenminste als die studie voor het einde van deze legislatuur uitgevoerd is.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Dank u wel, collega Tommelein, voor de vraag, en minister, voor het antwoord.
Er is in deze commissie en ook via de vragen al een paar keer op die thematiek ingegaan. Op het federale niveau is inderdaad een initiatief genomen. Op het Vlaamse niveau moeten er ook een aantal zaken bekeken worden. Ik begrijp dat het heel complex is, maar voor die overzetting van de rechten die de professionele vissers in Nederland rond de vangst van zeebaars bijvoorbeeld opgebouwd hebben, zou overleg kunnen worden gepleegd met Nederland. Ik dacht dat in een vorig antwoord al aangegeven werd dat dit overleg nog niet opgestart is. Ik weet niet of er nu een aanleiding is om daarover toch eens te overleggen met Nederland. Dat zou dan op het vlak van die vangstcapaciteit misschien al een oplossing kunnen zijn.
De invoering van zo’n nieuw vlootsegment vereist ook instemming van het Directoraat-generaal Maritieme zaken en Visserij (DG MARE) van de Europese Commissie, ook rond die vangstcapaciteit. Ik weet niet of ook met het DG MARE nu of opnieuw gesprekken opgestart zullen worden. Want ik denk dat het toch wel belangrijk is om dat kleinschalig professioneel vlootsegment ook in Vlaanderen kansen te geven. Zoals collega Tommelein ook al gezegd heeft, is dat voor de haven van Nieuwpoort een heel belangrijk gegeven.
De kostprijs was inderdaad ook nog een euvel. Maar ik begrijp dat ILVO de opdracht krijgt om daarrond een verdere studie te doen. Ik weet niet of er vandaag al zicht is op hoelang deze studie zal duren, alvorens we enig idee hebben van wat ze opleveren.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Tommelein, (onverstaanbaar) overleg met de vismijn van Nieuwpoort, zodat hun bezorgdheden meegenomen worden in de studie van ILVO.
Collega Coudyser, het thema is zeer reëel en inderdaad al aan bod gekomen. De studie van ILVO is een voorbereiding voor toekomstig overleg met Nederland. Eerst willen we alle aspecten oplijsten. We lijsten dus problemen en vragen op, ook vooraleer we met de Europese Commissie in overleg gaan.
Begin januari zitten onze diensten samen met ILVO en daarna wordt de concrete timing opgemaakt.
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik heb er begrip voor dat het complex is en dat heel veel zaken onderzocht moeten worden, maar toch zou ik in dezen willen aandringen op de nodige spoed, om zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben en tot maatregelen te kunnen overgaan in het belang van iedereen, en effectief de gesprekken te kunnen aanknopen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.