Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de gerechtelijke stappen tegen de halvering van het persoonsvolgend budget bij een groep begunstigden
Interpellatie over de gemaakte beleidskeuzes inzake de halvering van de budgetten van mensen met een handicap binnen prioriteitengroep 2
Vraag om uitleg over deelbudgetten in prioriteitengroep 2
Interpellatie over verschillende personen met een handicap die in beroep gaan tegen de toekenning van deelbudgetten door de Vlaamse overheid
Vraag om uitleg over de rechtszaken in verband met prioriteitengroep 2
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, vooreerst een gelukkig nieuwjaar en een gezond en voorspoedig 2023. Maar wat nu wel leeft, is het juridische verzet dat zal worden gevoerd tegen het experiment met de deelbudgetten. Mijn vraag werd vorig jaar al ingediend, maar ondertussen deden zich toch wel wat nieuwe feiten voor en kwam de verontwaardiging rond dit dossier in een stroomversnelling.
Naar aanleiding van het tekort aan financiële middelen die deze regering voorziet om de volledige wachtlijsten in prioriteitengroep 2 en prioriteitengroep 3 in de gehandicaptenzorg weg te werken, werd door u een experiment met deelbudgetten opgezet. Daar werd een budget van 20 miljoen euro voor uitgetrokken. U voorziet in deelbudgetten voor personen met een handicap in prioriteitengroep 2, waarbij die personen alvast een deel van het beloofde budget krijgen waar ze recht op hebben, een deel van het budget dat ze reeds zwart op wit volledig toegezegd kregen vanuit Vlaanderen.
Tijdens de budgetbesprekingen, maar ook bij eerdere vragen om uitleg in deze commissie, kwam dit al meermaals ter sprake. De laatste keer verwees u er zelfs expliciet naar dat, ondanks dat uw voorganger, minister Beke, hierover een akkoord zou hebben gehad binnen het raadgevend comité van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), waar zowel de gebruikersorganisaties als de bijstandsorganisaties ook vertegenwoordigd zijn, u hen zelf nogmaals contacteerde om er zeker van te zijn dat het akkoord en het draagvlak er nog waren. Zij zouden dan van hun kant hun engagement en het akkoord om op deze manier van start te gaan, herbevestigd hebben, zo zei u tijdens de budgetbesprekingen.
Intussen deelde de vzw GRIP, wat staat voor Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap, via een persbericht mee dat het een modelverzoekschrift heeft ontwikkeld voor de 1100 mensen met een handicap die recentelijk dat deelbudget hebben gekregen, of toch op dat budget konden intekenen. Dat modelverzoekschrift kunnen ze vrij gebruiken. We konden daar allemaal kennis van nemen via de media. Op die manier wil de organisatie het voor die personen gemakkelijker maken om het volledige persoonsvolgend budget waar ze recht op hebben, op te eisen via de arbeidsrechtbank. De organisatie verzet zich dan ook tegen het experiment. Dat is nogal duidelijk. Meer zelfs, hun juristen stellen dat dit experiment onwettig is. Volgens hen speelt de Vlaamse Regering met mensen met reële ondersteuningsnoden, die wel degelijk hun volledige budget nodig hebben om een menswaardig leven te leiden. We hoorden ook allemaal de schrijnende getuigenissen in de media, onder andere van mensen die hun job moeten opgeven om voor hun kinderen te zorgen, omdat het beloofde budget niet beschikbaar is voor hen.
Het kant en klaar ter beschikking stellen van dit document met juridische argumenten zou moeten zorgen voor juridische ondersteuning van deze mensen met een handicap. We denken ook dat dat kan. Het zal ook de stap om naar de rechtbank te gaan, veel kleiner maken voor hen.
Minister, hoe reageert u op de kritiek van de vzw GRIP op het experiment van de deelbudgetten en de juridische actie en oproep tot juridische actie van deze organisatie? Verwacht u dat er daardoor meer personen met een handicap naar de arbeidsrechtbank zullen stappen? Hebt u al enig zicht op het aantal mensen dat naar de rechtbank trekt? Welke initiatieven neemt u om ervoor te zorgen dat alle personen met een handicap alsnog de volwaardige steun krijgen waar ze volledig recht op hebben?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik vind het bijzonder pijnlijk hoe er omgegaan wordt met personen met een handicap. Ik stel vast dat er heel erg gespeeld wordt met de budgetten voor die mensen met een handicap. Je kunt dat moeilijk serieus beleid noemen. Keer op keer zien we dat mensen met een handicap het recht in eigen handen nemen en in beroep gaan tegen beslissingen van het VAPH. We zien ook dat de rechter hen keer op keer gelijk geeft. We hebben dat gezien bij de weigering van het VAPH omtrent acute noodhulp. We hebben dat gezien bij klachten rond actualisering. We hebben dat gezien rond correctiefase 2. En nu opnieuw zien we dat de rechter de personen met een handicap die naar de rechtbank stappen, gelijk geeft omtrent de deelbudgetten bij prioriteitengroep 2, mensen die minder dan de helft van hun eerder toegewezen budget ontvangen. Ook hier is de verwachting dat de rechtbank zich zal uitspreken tegen het experiment.
De vraag is of u op de rechter gaat wachten om uw beleid bij te sturen. Want wat de rode draad blijkt te zijn in uw beleid, is dat u in studio’s vertelt dat de getuigenissen u allemaal heel erg raken, dat u vindt dat er meer budget moet worden vrijgemaakt en dat procedures moeten worden herbekeken, maar in de praktijk zien we wel dat u keer op keer in beroep gaat bij die rechtbanken. U legt die vonnissen eigenlijk naast u neer.
Eigenlijk is het simpel, minister. Het is de bedoeling dat mensen met een handicap – en dat is ook hun recht – een budget krijgen waardoor ze hun zorgnood kunnen lenigen, dat ze hulp en ondersteuning kunnen inschakelen om zelfstandig te kunnen functioneren en te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven. Dat is eigenlijk niet zo moeilijk. Eigenlijk zouden er geen wachtlijsten mogen ontstaan. Die mensen hebben daar recht op en hebben dat nodig om te kunnen participeren aan de samenleving.
En dat is eigenlijk ook wat een van uw voorgangers, minister Vandeurzen, gezegd heeft bij de invoering van het persoonsvolgend budget. Hij benadrukte dat een volledige zorggarantie de doelstelling van het persoonsvolgend budget was. Maar wat zien we? In 2017, bij de opstart van die persoonsvolgende budgetten, stonden 14.000 personen op de wachtlijst. 5 jaar later staan er niet minder, maar meer mensen op de wachtlijst dan in het begin van de persoonsvolgende budgetten. U moet niet afkomen met te zeggen dat er nog nooit zoveel geld wordt geïnvesteerd als vandaag, want daar hebben de personen op die groeiende wachtlijst niets aan.
Wat blijkt? Jullie willen heel graag die wachtlijst doen krimpen en dus dachten jullie slim te zijn door de mensen wat minder budget te geven. Het gaat over de helft van het toegekende budget. In de praktijk betekent dat minder dan de helft, want er is intussen een actualisering op doorgevoerd. Dat moeten de mensen zelf ontdekken. Want nergens in die brief die de mensen over het experiment krijgen, staat dat er een actualisering wordt toegepast op hun budget en dat ze dus maar de helft van het geactualiseerde budget krijgen. Dat wil zeggen dat ze minder dan de helft van het oorspronkelijke budget zouden krijgen. Wat ook niet in die brief staat, en waarover de mensen ook niet worden ingelicht, is dat ze door het aanvaarden van het deelbudget ook andere premies, zoals bijvoorbeeld het zorgbudget, dat vaak 300 euro per maand bedraagt, wegvalt. Dat is straf, want als de mensen die de brief ontvangen niet reageren, vallen ze onder het experiment. Enkel als ze actief reageren kunnen ze uit het experiment stappen en op hun volledige budget blijven wachten.
Het is frappant dat men dit een experiment noemt. Dit is geen serieus beleid. Je kunt je afvragen of het ethisch is om op die manier te experimenteren met mensen met een zorgnood. Maar je kunt ook de doelstellingen in vraag stellen. De zorgnood is immers vastgesteld. Het nodige budget om te kunnen participeren aan de samenleving, is vastgesteld. De mensen hebben het volledige budget nodig om echt waardig en inclusief aan de samenleving te kunnen deelnemen.
We zien, keer op keer, bij de concrete gevallen, dat het volledige budget echt nodig is. Bijvoorbeeld, iemand die slechts een deel van het budget krijgt, zegt dat hij nog altijd in een woonzorgcentrum woont omdat het budget dat hij krijgt niet voldoende is om zelfstandig te kunnen leven. Iemand anders zegt dat zijn zoon met dat deel van het budget niet of minder naar de dagopvang kan gaan en die persoon moet dus nog altijd stoppen met werken om de andere dagen de zorg thuis zelf op te nemen. Het is dus geen oplossing. Je kunt de wachtlijst in cijfers misschien wel verminderen, maar het helpt de mensen niet vooruit.
Ik kom tot mijn vragen, voorzitter. Ik vraag u, minister, hoe u erop reageert dat een dergelijke groep personen met een handicap gerechtelijke stappen moeten ondernemen tegen de halvering van hun budget? Dat is net zoals met andere plannen die met personen met een handicap gebeurd zijn.
Welke stappen zult u ondernemen na het horen van die klachten van al die personen?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister en collega’s, het feit dat alle fracties – behalve misschien uw eigen fractie – over de halvering van de budgetten van mensen met een handicap in prioriteitengroep 2 hetzij een interpellatie ingediend hebben, hetzij een vraag om uitleg stellen, lijkt me toch een politiek signaal.
Als we de interpellaties en de vragen om uitleg naast elkaar leggen, dan legt ieder van ons bepaalde accenten. Het is net als deeltjes van een puzzel. De afzonderlijke bedenkingen, zowel vanuit de oppositie als vanuit de meerderheid, stellen fundamentele vragen over deze genomen beleidsbeslissing. De halvering van de budgetten van prioriteitengroep 2 is een beleidsbeslissing die al eind 2021 in gang werd gezet, en waarbij elke fractie – zeker onze fractie – altijd al fundamentele vragen heeft gesteld over het opzet ervan. Onze signalen, maar ook de opmerkingen die door andere collega’s over dit systeem werden gemaakt, werden altijd eerst door minister Beke en later door u netjes opzij gezet en geparkeerd. Eind vorig jaar, tijdens de begrotingsbesprekingen, werd er door onze fractie inhoudelijk duidelijke kritiek op deze beslissing gegeven. We hebben toen een amendement in de begroting ingediend om dit recht te zetten.
Ik hoop, minister, dat u straks in uw antwoorden op onze interventies, fundamenteel zult ingaan op deze beslissing over deze deelbudgetten. Ik hoop echt dat deze beslissing kan worden bijgesteld. De concrete aanleiding van mijn interpellatie was het nieuwsbericht van vzw GRIP, een mensenrechtenorganisatie, die stelde dat er begin 2023 tientallen mensen met een handicap naar de rechter zullen stappen omdat ze na jaren wachten slechts de helft van het beloofde budget zullen ontvangen. De Vlaamse Regering nam in mei 2022 de principiële goedkeuring om dit experiment aangaande de gedeeltelijke terbeschikkingstelling van budgetten voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp en ondersteuning aan personen met een handicap in prioriteitengroep 2, op te starten.
Het aantal wachtenden in deze groep bedroeg op 1 juli 2021 4424 personen. De eerstvolgende wachtende heeft een prioriteringswachttijd van 1 oktober 2016. Op 31 december 2021 is deze groep aangegroeid tot 5034 personen. De totale kostprijs om alle mensen in deze groep een budget ter beschikking te stellen bedroeg 164 miljoen euro. Aangezien deze groep al met een zevende is toegenomen, moet u aan dit budget nog ongeveer 23 miljoen euro toevoegen, maar er is binnen het zorginvesteringsplan slechts 20 miljoen euro begroot. Hierdoor kunnen slechts 1100 personen een deelbudget ontvangen.
De Vlaamse Regering beoogt om met een experiment na te gaan of met een gedeelte van het budget dat ter beschikking wordt gesteld, de hoogste noden van de betrokken personen met een handicap kunnen worden geledigd. Men wil ook inzicht krijgen in de manier waarop ze met dit geld zullen omgaan.
Mondeling hebt u mij bij de begrotingsbespreking gezegd, na herhaaldelijke vragen, dat er voor deze studie een budget van 109.000 euro was begroot.
De langst wachtenden in prioriteitengroep 2 (PG) kregen in de loop van november 2022 een schrijven van het VAPH waarin hen meegedeeld werd dat ze vanaf december 2022 de helft van hun budget kunnen krijgen, hoe ze dit kunnen besteden en dat de wijze van besteding bezorgd moet worden aan het VAPH voor 1 april 2023. In een voetnoot wordt verwezen naar de beslissing van de Vlaamse Regering en dat deze toekenning kadert binnen een experiment. Ondertussen blijkt de datum van 1 april soepel gehanteerd te mogen worden omdat de bijstandsorganisaties lieten verstaan onmogelijk alle dossiers voor deze datum te kunnen opvolgen.
Voor mensen met een handicap werd het systeem van de persoonsvolgende financiering (PVF-systeem) uitgewerkt en worden budgetten toegewezen op basis van ondersteuningsnoden en zorgzwaarte. Na het doorlopen van deze procedure ontvingen ze van het VAPH hun prioriteitengroep en hun toegekende budget. De overheid neemt als uitgangspunt dat ze met een beperkt budget meer mensen kan helpen en perspectief geven. Mensen met een handicap die al jaren wachten, ervaren deze beslissing van de overheid als contractbreuk.
We lezen in de nota van het raadgevend comité van 2021 dat de stakeholders een positief advies gaven met als voorwaarde dat de mensen met een deelbudget perspectief krijgen om binnen een bepaalde termijn te evolueren naar een volwaardig budget. In het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) wordt verwezen naar artikel 37/01 van het besluit van 27 november 2015. Concreet betekent dit dat het agentschap binnen de grenzen van de middelen die jaarlijks zijn vastgelegd in de begroting voor de toekenning van een budget kan handelen en dat de Vlaamse minister bevoegd voor personen met een beperking jaarlijks bepaalt hoe groot dat budget zal zijn. Minister, we kunnen ons afvragen of met de verwijzing naar dit artikel inderdaad een perspectief gegeven wordt wat als voorwaarde voor een positief advies door de stakeholders werd gesteld, want dat is wel heel flou.
De beslissing van de Vlaamse Regering om 20 miljoen euro vrij te maken als perspectief voor PG 2 wordt gekaderd binnen een experiment. De opzet van een experiment, en dit in het bijzonder een experiment met kwetsbare mensen, roept mijns inziens zowel politieke als ethische vragen op.
In het BVR lezen we dat het doel is om na te gaan of de hoogste noden met de helft van het budget gelenigd kunnen worden en inzicht te krijgen op de wijze waarop mensen hun budgetten inzetten. Wij vinden het een ‘bijzondere’ vaststelling dat het VAPH, dat al jaren systemen opzet om de zorgzwaarte en bijhorende budgetten vast te leggen en al jaren budgetten ter beschikking stelt, niet beschikt over analyses noch evaluaties. Nochtans kunnen we op hun website lezen dat het VAPH-beleid ondersteund wordt met wetenschappelijk onderzoek.
Het opzetten van experimenten met mensen vraagt eerlijkheid en transparantie. In het schrijven dat mensen met een handicap uit PG 2 van het VAPH ontvingen, wordt in de voetnoot aangegeven dat dit gedeeltelijke budget kadert binnen een experiment. Er wordt in dit schrijven niet gemeld dat wie het halve budget aanvaardt, ook automatisch toestemming geeft tot deelname aan het experiment. Daarnaast ontbreekt het aan informatie wat betreft tijdsduur en verloop van het experiment. Hoe zal de budgetbesteding opgevolgd worden, door wie, met welke frequentie?
De doelgroep gevat in dit experiment is een heel kwetsbare groep: mensen met een handicap, met zorg- en ondersteuningsnoden, medische problemen, ontbrekende of uitgedunde netwerken, beperkte financiële middelen. Wat als blijkt dat het misloopt, dat het deelbudget onvoldoende is voor een menswaardig en/of kwaliteitsvol leven? Wat met de waardigheid van de deelnemers?
Minister, ook al is de drempel om naar de rechtbank te stappen hoog, toch stellen we vast dat heel wat burgers met een handicap naar de rechtbank stappen om beslissingen van deze Vlaamse Regering inzake het beleid voor personen met een handicap aan te vechten. Net zoals veelvuldige klachten binnen klachtenprocedures signalen geven van problemen binnen organisaties, zijn veelvuldige procedures tegen overheidsbeslissingen ook signalen met betrekking tot de beleidsvoering. Wat vangt u met deze signalen aan?
Het opzetten van een experiment met deelbudgetten om te onderzoeken hoe de personen met een handicap de hoogste noden gaan invullen en op welke manier, roept politieke vragen op bij de deskundigheid van het VAPH. Moeten we ervan uitgaan dat het VAPH niet beschikt over eigen wetenschappelijke analyses/evaluaties van budgetbepalingen in functie van zorgzwaarte, noch van de besteding ervan, zodat het onmogelijk is om vast te stellen wat dit betekent als een persoon slechts 50 procent van het budget krijgt? Welke politieke conclusies trekt u hieruit?
In dit experiment ontbreekt de eerlijkheid en transparantie. Budgethouders geven geen formeel akkoord tot deelname aan het experiment. Daarnaast kennen zij noch de tijdsduur, noch de opzet, noch de opvolging van dit experiment. Is dit deontologisch wel oké? Gaat dit rechtgezet worden?
Experimenten met mensen met een handicap vraagt respectvolle omgang met de kwetsbaarheid van deze doelgroep en het voorzien van een financieel vangnet indien nodig. Op welke manier zult u voor dit ethische luik van het experiment zorgen?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik ga heel het probleem niet opnieuw schetsen, want het is al duidelijk aan bod gekomen. Dit is iets dat hier ook al heel vaak aan bod gekomen is. Ik heb daarover zelf ook al de eerste vragen gesteld in 2021, richting het juridische. Is dit allemaal wel sluitend? Nu komt het toch nog meer naar boven.
Ik ga aan u dus gewoon mijn vragen stellen.
Als eerste vraag: wat is uw visie tegenover de actie van mensenrechtenorganisatie GRIP?
De tweede vraag. Volgens Luc Demarez, de voorzitter van GRIP, is de kans groot dat de rechter een vonnis zal uitspreken in het voordeel van de eisende partijen. Wat zal er gebeuren als deze personen gelijk krijgen van de rechter? Zijn er voldoende middelen beschikbaar om deze personen een volledig budget te geven? Vanwaar zullen deze middelen dan komen? Hoe moeten we dat dan juist zien?
En de derde vraag. Personen die het deelbudget aanvaarden, verliezen verschillende toelagen. Dat is hier ook al wel gezegd. Het is voor personen uit een lagere budgetcategorie dus niet altijd voordelig om het deelbudget te aanvaarden. Bent u zich bewust van dit probleem? Bent u bereid om hier eventueel acties tegen te ondernemen?
De heer Anaf heeft het woord.
Ook van mij, eerst en vooral, de beste wensen aan iedereen, ook aan de minister uiteraard.
Wat hier nu aan de hand is, is een ‘accident waiting to happen’. Ik herinner mij dat we zowel uw voorganger, minister Beke, als u hier meermaals voor gewaarschuwd hebben. Ik heb een aantal van de eerdere besprekingen nog eens herbekeken. Ik herinner mij dat ik onder andere in maart van dit jaar al aangegeven heb dat die tijdelijke deelbudgetten zijn alsof je zegt tegen iemand die een verkeersongeval krijgt en een gebroken been en een interne bloeding heeft, dat we de interne bloeding wel zullen oplossen, maar nog eens zullen bekijken wanneer het gebroken been verholpen kan worden. Dat is aan die mensen de keuze geven om ofwel half geholpen te worden, ofwel geen perspectief te hebben op wanneer er eigenlijk hulp komt. Dat zijn natuurlijk hele moeilijke keuzes die je aan mensen geeft.
Het zijn mensen die allemaal, vaak jaren geleden al, een brief hebben gekregen, na een heel traject een inschaling hebben gekregen, dat begeleid is door artsen en waarop staat dat ze recht hebben op een bepaald budget, dat ze daar nood aan hebben om op een fatsoenlijke en goede manier in onze samenleving mee te kunnen functioneren. Jaren geleden dus, ze zitten daar al heel lang op te wachten. En dan krijgen ze nu de boodschap dat men een experiment gaat doen en dat ze de helft gaan krijgen, om te kijken of ze daarmee hun plan al kunnen trekken. Ze krijgen ook te horen dat men nog geen idee heeft wanneer er een volledig budget komt. Eerlijk gezegd, ik heb van veel mensen ook de boodschap gekregen dat ze er bijzonder veel schrik voor hebben dat het hierbij zal blijven en dat de volgende stap zal zijn om nog andere mensen ook een deelbudget te geven, voordat er volledige budgetten komen naar de mensen die er nood aan hebben en die dat nu wel aanvaard hebben.
Ik vind dit – en ik heb dat al verschillende keren gezegd – een bijzonder cynische benadering van personen met een handicap die hier voor een experiment worden gebruikt, terwijl we goed weten welk budget ze nodig hebben om aan hun noden te kunnen voldoen.
Het is vorige week inderdaad nog eens opnieuw in de aandacht gekomen – daar ben ik ook blij om –, omdat een aantal mensen naar de arbeidsrechtbank gestapt zijn. Dat is een logische stap van die mensen, denk ik. U hebt toen nog niet echt inhoudelijk willen reageren op de bezwaren van die personen met een handicap of van belangenorganisaties zoals GRIP, maar u gaf wel aan dat u de regeling wilde herbekijken.
Daarom heb ik nog een aantal vragen.
Ten eerste, hoeveel personen met een handicap die een deelbudget aangeboden hebben gekregen, hebben momenteel aangegeven hiertegen in beroep te gaan bij de arbeidsrechtbank? Hoeveel hebben het deelbudget geweigerd? En hoeveel hebben het aanvaard?
Hoe evalueert u het systeem van deelbudgetten en welke bijsturingen worden effectief overwogen?
En ten derde, treft u voorbereidingen om ook gevolg te geven aan een voor de Vlaamse Regering opnieuw ongunstige uitspraak van de arbeidsrechtbank inzake de hoogte van de persoonsvolgende budgetten? Met andere woorden: gaat u daartegen in beroep gaan, als u ongelijk krijgt, of gaat u die mensen dan effectief een volledig budget geven, als ze wel gelijk krijgen? Gaat dat dan beperkt blijven tot die groep die van de rechter een – voor hen – positieve uitspraak krijgt? Of gaat u dan uw lessen trekken over het volledige proefproject rond de deelbudgetten en gaan de mensen dan allemaal krijgen waar ze al lang recht op hebben?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ook van mijn kant mijn beste wensen aan iedereen.
Er zijn volgens de laatste cijfers exact 5737 mensen met een beperking met een heel dringende zorgnood die geen zorgbudget krijgen. 5737 mensen zitten in die groep. En dat zijn mensen die ooit een brief hebben gekregen, waarin staat: “U hebt een zware beperking. U hebt daar hulp voor nodig. Wij willen die hulp ook geven, maar daar is niet voldoende geld voor. U bent tot die tijd aangewezen op uw ouders of uw grootouders om u dag en nacht te verzorgen. Tot die tijd hopen we dat u het redt.” Dat is kort de boodschap die die mensen krijgen.
We krijgen die getuigenissen allemaal binnen. Als je dan kijkt naar zaken waar de Vlaamse overheid en alle overheden in dit land wel geld aan uitgeven, miljoenen en zelfs miljarden, dan wringt dat. Dan wringt het bij ieder van ons dat die wachtlijsten bestaan. En daar worden ook geen politieke spelletjes over gespeeld. Dat hoeft ook niet. Dat is een goede zaak. Want we delen hier in het parlement allemaal hetzelfde doel: die wachtlijsten moeten gewoon verdwijnen. Mensen met een beperking moeten de nodige zorg krijgen in onze samenleving. Dat is niet een boodschap van ‘ochottekes, ocharmekes’. Neen, dat gaat over vrijheid en emancipatie, mensen hun leven kunnen laten leiden zonder dat ze daarvoor dag en nacht afhankelijk moeten zijn van anderen. Daarover gaat het. En daarom zijn die wachtlijsten zo’n probleem en zorgen ze voor zoveel discussie. Ik persoonlijk, en er zullen er waarschijnlijk nog andere zijn, zal niet uit de politiek stappen zolang die wachtlijsten nog bestaan. (Opmerkingen. Gelach)
Collega’s, dat is eigenlijk niet om mee te lachen, denk ik. Echt waar.
Er zijn over prioriteitengroep 2 al discussies geweest in deze commissie. Er zijn al veel interessante vragen gesteld door de collega’s. Wat mij interesseert, is in de eerste plaats hoeveel deelbudgetten er wel aanvaard zijn. Want we hebben uiteraard de getuigenissen gehoord van mensen die zeggen dat zo’n deelbudget niet voor hen is en dat ze naar de rechtbank trekken, wat uiteraard hun goed recht is. Maar er is tot op heden nergens meegedeeld hoeveel mensen er op dit moment wel geholpen zijn met een deelbudget. Dat vind ik heel belangrijke informatie in de evaluatie van dit pilootproject. Dat is trouwens ook altijd zo gezegd in deze commissie.
Minister, hoeveel van de iets meer dan duizend aangeschreven personen hebben positief geantwoord op de vraag tot een deelbudget? Hoeveel van die deelbudgetten zullen er in het komende jaar effectief worden toegekend? En wat is uw evaluatie van die oproep? Ik moet zeggen dat ik ook in mijn omgeving mensen heb gehoord die geen brief hebben gekregen en die zeiden dat ze een gat in de lucht zouden hebben gesprongen als ze een uitnodiging voor een deelbudget hadden gekregen. Dus voordat we alles veroordelen van de budgetten die er wel zijn, laat ons misschien eerst kijken naar hoeveel mensen er wel mee geholpen zijn.
Ten tweede valt de stroom aan rechtszaken uiteraard niet te negeren. In dat opzicht vroeg ik me af hoeveel gerechtelijke geschillen er momenteel al lopen in de verschillende prioriteitengroepen, dus van prioriteitengroep 1 tot en met 3, allemaal samen. In hoeveel daarvan zijn al uitspraken gedaan die het VAPH in het gelijk of het ongelijk stellen? En hoe werden de reeds uitgesproken vonnissen uitgevoerd door het VAPH? Betreft dat enkel aanpassingen op individueel niveau? Of worden er ook zaken aangepast op basis van algemene beoordeling? Het gevaar is immers dat je met allemaal individuele uitspraken ook het systeem gaat aanpassen op individuele cases. En dat zorgt er op termijn natuurlijk voor dat je systeem ontregeld wordt.
Hoeveel geschillen met betrekking tot prioriteitengroep 2 zijn er al effectief aanhangig gemaakt? En hoe zult u verder ageren als die stroom aan gerechtelijke procedures verder zal aangroeien?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vele vragen – die ik uiteraard had verwacht. Ik kan jullie melden dat, zoals het hoort, ik niet ongevoelig ben en blijf voor de start van gerechtelijke procedures. Uiteraard hebben we met de Vlaamse Regering een keuze gemaakt. Ik wil dat ten opzichte van de collega’s onderstrepen. Dit is een dossier dat door drie coalitiepartners op de Vlaamse Regering met veel enthousiasme is goedgekeurd en waar ook de Raad van State een uitgebreid advies over gegeven heeft. We zijn niet over één nacht ijs gegaan om dit systeem op poten te zetten.
Ik ben, zoals jullie weten, collega’s, voorstander van een participatief beleid. Dat is een traditie binnen Welzijn en ik wil daarop inzetten. Ik hecht ook bijzonder veel belang aan persoonlijke contacten. Er zijn ook collega’s op het kabinet geweest om het project te duiden. Voor mij is het geen probleem of dat iemand van de oppositie of de meerderheid is. Wie een vraag heeft, heeft het recht om uitleg te krijgen, en dan kunt u daarmee doen wat u wilt. Ook de bezoeken die ik doe zijn zeer inspirerend, maar precies over dit dossier had ik bij mijn aantreden – ik heb dat hier ook al gezegd – ook zelf vragen. Ik vroeg me af of het zin had om, in de plaats van een kleine groep helemaal gelukkig te maken, die groep groter te maken. Voor mij is het ook helemaal geen experiment, dat wil ik even duidelijk maken. Ik haat dat woord. Voor mij is dit een project. Voor de collega’s die eraan twijfelen: wij geven geen tijdelijke budgetten. Dat zijn deelbudgetten. Ze zijn toegewezen. Het is niet zo dat je het voor een jaar krijgt en dat het dan gedaan is. Sommige collega’s gaven die indruk. Ik wil dat uit de wereld helpen.
Er zijn nogal wat adviezen over gegeven. Binnen de verschillende adviesorganen werd dit door het VAPH steeds zorgvuldig en in overleg met alle stakeholders voorbereid. Aan elke nieuwe beleidsontwikkeling en bijsturing van beleid gaat een proces van evaluatie en onderzoek vooraf, waarna aanbevelingen komen. Ik aanvaard alle kritiek, maar ik wil wel meegeven dat er aan elke communicatie een communicatieoverleg voorafgaat, waar alle stakeholders en gebruikers in zetelen, met de bedoeling om brieven transparant en gebruiksvriendelijk te maken. We hebben, naar aanleiding van de wijzigingen, al vragen gehad van collega Van der Vloet. Ik heb uw opmerkingen overgemaakt. Men bekijkt dan of men moet bijsturen of niet. Het is niet zo dat iemand op de 37ste verdieping van een ivoren toren een ingewikkelde brief gaat zitten schrijven, waarvan de mensen niet weten wat ze ermee moeten doen. Neen, er wordt echt overleg gepleegd, niet alleen met de gebruikersorganisaties, maar ook met de bijstandsorganisaties en met zij die ook begeleiden.
Daarbovenop heb ik zelf, toen ik minister werd, alle stakeholders gezien in een groot overleg. We hebben het erover gehad. Maar daarna, omdat ik mij zorgen maakte over hoe mensen dat zouden percipiëren, heb ik Dito vzw, de Katholieke Vereniging Gehandicapten (KVG) en de Federatie Collectief Overleg voor personen met een handicap (FOVIG) nog eens apart gezien om te vragen of ze dit echt willen en of ze dit zouden steunen en mensen mee zouden informeren. Ik heb hen gevraagd of we de sprong zouden wagen of niet. Het is een keuze die we moesten maken. Van elk van de drie organisaties heb ik het licht op groen gekregen. Maar wel met de vraag om niet de indruk te geven dat het deelbudget het definitieve budget is. Ze vroegen ervoor te zorgen dat er aan het recht van mensen door de plaats waar ze vandaag staan, niet wordt geknabbeld.
Ik geef een voorbeeld. Je krijgt een deelbudget, maar je hebt natuurlijk nog een stuk openstaan. Tuimel je dan achteruit? Neen, je blijft gewoon staan. De initiële vraag van budget blijft bestaan, maar je krijgt al een deelbudget, een stuk van het budget. Dat is een keuze die je kunt maken. Dat is de nuance. Het is niet zo dat we de indruk geven dat het ‘fini’ is, dat we er van af zijn bij de Vlaamse overheid. Dat doe ik ook niet. Ik heb in alle communicatie tot nu toe gezegd dat het een project op proef is. We willen weten wat er gebeurt, wat je wel of niet kunt doen, op welke manier we mensen kunnen helpen. Het is absoluut geen operatie om mensen met een kluitje in het riet te sturen of met een half budget de woestijn in te jagen. Dat is het absoluut niet.
Ik wil meegeven dat dit laatste overleg er gekomen is op mijn vraag, helemaal op het einde. Maar sowieso is er een hele procedure aan voorafgegaan. Zoals gezegd, alles wordt altijd afgetoetst binnen de adviesorganen van het VAPH, en vervolgens politiek gevalideerd. Als we wijzigingen uitvoeren aan bestaand beleid, dan leiden die regelmatig tot bezorgdheden, vragen, kritieken. Die komen bij het VAPH maar ook bij ons op het kabinet. Het gaat over heel veel individuele brieven, mails en klachten, zowel via de vertegenwoordiging van de diverse stakeholders in de adviesorganen als rechtstreeks van mensen, begeleiders of familieleden van mensen. We nemen die signalen ernstig. Daar komt misschien straks of volgende week nog een vraag over.
We hebben het hier voor het verlof al over de noodprocedure gehad. Ik heb gezegd dat we dat onderzoeken. De vraag daarover van collega Jans is vandaag uitgesteld. Maar het gaat over al die zaken waarbij we kijken hoe we er een oplossing aan kunnen bieden, binnen de budgettaire marges.
De signalen over de deelbudgetten, wat we nu doen, werd niet op een blauwe maandag uitgevonden op een kabinet. Bij de opmaak van het zorginvesteringsplan was dit de expliciete vraag van het consortium ‘Ik wacht mee’. Het consortium bestaat uit zowel gebruikersorganisaties, vergunde zorgaanbieders, belangengroepen zoals de Gezinsbond en Stan vzw. Men wil dus deze piste verder exploreren. Het huidige project rond deelbudgetten biedt minstens de kans om te onderzoeken of, in welke mate en voor welke groepen het idee een oplossing kan bieden. Door er een begeleidend onderzoek op te zetten, garanderen we dat onderbouwde conclusies genomen worden.
De bezorgdheden en kritieken die vandaag worden geuit in verband met de opstart van de procedure, vind ik niet abnormaal. Ik vind het logisch dat mensen niet zonder meer tevreden zijn met een deel van het budget, wetende dat ze vroeger al een brief gekregen hebben. Ik zou me minder kwetsbaar maken als ik de eerste honderd op de lijst een volledig budget zou geven en de rest laten wachten. We hebben net na overleg met de gebruikersorganisaties beslist om het op een andere manier toe te wijzen. Het idee om de middelen gespreid te geven is niet nieuw, het duikt af en toe eens op. Zoals ik al zei, ligt de oorzaak hier bij het consortium.
Het VAPH zet op mijn vraag in op een constante evaluatie van de processen en de procedures. Hiervoor voert het VAPH enerzijds zelf analyses uit, grotendeels op basis van de administratieve data, of anderzijds voert het VAPH zelf onderzoek uit op basis van nieuwe of bestaande data. Anderzijds wordt er jaarlijks budget voorzien om bijkomend onderzoek uit te besteden aan wetenschappelijke onderzoekers. Het uitbesteden van wetenschappelijk onderzoek om beleidsbeslissingen te ondersteunen, is een gangbare methodiek. Het is immers niet mogelijk en wenselijk om een volwaardig onderzoeksteam voor alle types van onderzoek in elk agentschap te voorzien. Daarenboven – die kritiek had ik niet verwacht – is het een meerwaarde dat externe onderzoekers een bepaald thema vanop een bepaalde afstand kunnen bekijken. Het is soms aangewezen om externe wetenschappers in te schakelen als bepaalde onderzoeken gevoelig liggen met betrekking tot neutraliteit en objectiviteit. Vandaar dat er ook een steunpunt is aangesteld binnen het beleidsdomein dat wetenschappelijk onderzoek uitvoert om mij te ondersteunen bij het voeren van beleid.
Het VAPH heeft wel degelijk voldoende indicatoren om na te gaan hoe mensen hun budget inzetten. Echter, uit hoe de mensen hun volledige budget besteden, kan niet worden afgeleid welke zorg en ondersteuning ze het meest prioritair vinden. Dat wil ik toch eens onderstrepen. De unieke situatie waarbij mensen de mogelijkheid krijgen om een deelbudget op te nemen, maakt het interessant om door middel van een flankerend wetenschappelijk onderzoek wel na te gaan waaraan mensen prioritair hun budget willen besteden. Het onderzoek is bedoeld om een beter zicht te krijgen op welke ondersteuningsbronnen personen met een handicap prioritair inzetten als er een deel van het budget ter beschikking gesteld wordt, wat de impact is op de kwaliteit van leven voor de gebruiker en zijn omgeving, hoe er besteed wordt. Door middel van dit onderzoek kan ook in kaart gebracht worden hoe personen met een handicap en hun netwerk dit deel van het budget ervaren, evenals wat mensen desgevallend afschrikt om het deel van het budget niet op te starten.
Nogmaals, ik zal, zoals ook al aangegeven in de plenaire zitting en in antwoorden binnen deze commissie, nog eens herhalen dat gebruikers vrijwillig instappen in dit project. Mijnheer Vande Reyde, men moet enkel melden als men niet wil instappen, niet als men wel wil instappen. Ik kan u nog geen precieze lijst geven, maar we zullen het uiteindelijk wel weten als de budgetten worden opgenomen. Mensen kunnen dus persoonlijk de afweging maken of ze het deelbudget aanvaarden. Ze kunnen hiervoor een beroep doen op het VAPH en andere gebruikersorganisaties. We zijn hierbij ook niet over één nacht ijs gegaan. Er ging hier ook een hele voorbereidingsperiode aan vooraf onder andere via webinars vanuit de bijstandsorganisaties.
Men kan weigeren indien men dit wil. Het is ook geen – ik onderstreep het nog eens – tijdelijke terbeschikkingstelling. Wie aanvaardt, blijft deze behouden. Men blijft met zijn resterende vraag in prioriteitengroep 2.
Daarnaast is zowel voor mensen die het deelbudget opnemen, als voor mensen die het deelbudget niet opnemen, deelname aan het wetenschappelijk onderzoek niet verplicht. Dat mensen zich verplicht voelen om deel te nemen, is interessant om te horen. We zullen aan het VAPH vragen om dat nog eens duidelijk te maken, het is niet verplicht. Maar hoe meer mensen deelnemen, hoe meer informatie we hebben om beleidsaanbevelingen te kunnen doen om personen met een handicap in de toekomst nog beter te kunnen ondersteunen. Het al dan niet deelnemen aan dat onderzoek heeft geen impact op het budget. We gaan de mensen die niet deelnemen, niet straffen, dat zou pas erg zijn. Het feit dat er een onderzoek gekoppeld wordt aan de deelbudgetten heeft ook geen impact op de duur van het budget. Het budget zal niet stopgezet worden na afloop van het onderzoek, maar mensen mogen hier blijvend gebruik van maken.
Mensen kunnen dus persoonlijk de afweging maken of ze het deelbudget aanvaarden of niet. Voor sommigen zal het minder voordelig zijn om het deelbudget op te nemen, omdat ze zonder hun deelbudget verschillende ondersteuningsvormen, bijvoorbeeld rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) en het zorgbudget, kunnen combineren en hiermee mogelijk meer ondersteuning hebben op dit moment. Ook dat is voor ons interessant om te weten. Heel wat mensen maken gebruik van RTH, daar hebben we 20 miljoen euro in geïnvesteerd. Het is mogelijk dat men daar goed mee geholpen is, die afweging moet men zelf maken.
De vraag die men zich ook moet stellen is hoe men zijn ondersteuning op langere termijn ziet en welke voordelen ondersteuning via persoonsvolgend budget (PVB) biedt, ten opzichte van de rechtstreeks toegankelijke hulp en het zorgbudget.
Het gaat hier niet, collega’s, over de halvering van het budget, maar over het nu al ter beschikking stellen van de helft van het budget. Dat is iets helemaal anders. Het gedeelte van de geregistreerde vraag – ik heb dat al twee of drie keer gezegd – blijft op dezelfde wijze geregistreerd. Er zijn dus geen negatieve gevolgen, wat dat betreft.
Het is, na heel grondig overleg, de intentie om zoveel mogelijk mensen te helpen. Het besluit van de Vlaamse Regering is voorgelegd aan de Raad van State. Die zag in dit besluit geen gronden om te besluiten dat de rechten van de betrokkenen zouden worden geschonden. Ik blijf benadrukken dat het al dan niet opnemen van het deelbudget een vrije keuze is en dat er geen impact is op de initiële vraag.
Er is ook een vraag rond het ethisch kader. Voor mij is dit een project. Het woord ‘experiment’ heeft een negatieve connotatie. Ik vind het niet zo interessant om dat woord te gebruiken. Er is een vrije en geïnformeerde keuze of je al dan niet wilt deelnemen. Ik wil zeker niet met mensen gaan experimenteren.
Er is een wetenschappelijk onderzoek gekoppeld aan het project van de deelbudgetten. We hebben daarbij de keuze gemaakt om ook externe bronnen te gaan opvolgen. Ik vind het trouwens elementair om dat zo te doen, zodat het niet enkel binnen het VAPH blijft. De bedoeling is om er veel van te leren. Ik wil weten wat mensen desgevallend afschrikt om een deel van dat budget niet op te starten.
De deelbudgetten zijn, collega’s, nog maar net ter beschikking gesteld. Het begeleidend onderzoek werd nog maar net gestart. Ik verwijs naar een aantal collega’s die vragen om nu bij te sturen en te veranderen. Ik denk dat het van belang is, zeker na het traject dat gelopen werd, om te kijken wat de resultaten zijn en wat de impact is. Maar ik kan er uiteraard niet omheen dat er op dit ogenblik een aantal gerechtelijke procedures opgestart zijn.
Er waren ook wat vragen rond de actualisering, maar die heb ik eigenlijk al beantwoord. Voor het kerstreces hebben we het over de budgetcategorieën gehad en waarom ze gewijzigd werden. Wat dat betreft, verwijs ik naar mijn eerdere antwoord.
Op vandaag – we hebben 6 januari 2023 genomen als datum – zijn er vier verzoekschriften ingediend en door de arbeidsrechtbanken overgemaakt aan het VAPH. Het zou kunnen dat het er intussen meer zijn. De beroepstermijn loopt nog. Tot midden maart 2023 kunnen verzoekschriften worden ingediend. Mensen zijn vrij om beroep aan te tekenen. Ik heb al eens laten nakijken waarover die beroepen gaan. Tot vorige vrijdag waren er vier. In één verzoekschrift wordt niet de gedeeltelijke terbeschikkingstelling aangeklaagd, maar gaat het over de actualisatie. Een ander verzoekschrift is een schrijven waarin men zegt dat men niet meedoet, dat men het niet wil. En er zijn nog twee verzoekschriften die een mix hebben van de zaken. We hebben enerzijds dus de actualisering en anderzijds het ter beschikking stellen.
Uiteraard is het van mij van belang om zeer goed die procedure bij de arbeidsrechtbank te volgen. Als er een ongunstige uitspraak volgt, zullen we daar uiteraard onze conclusies moeten uit trekken. Ik krijg hier van sommige collega’s het verwijt dat ik mij verdedig. Als er een procedure voor een rechtbank wordt gevoerd, is er een procedure waarbij mijn mensen in beroep gaan. Ik heb voor kerst uitleg gegeven over een aantal procedures waarbij het VAPH soms wint, soms verliest. Net zoals mensen het recht hebben om naar de rechtbank te stappen, heeft het VAPH het recht om in beroep te gaan als men het niet eens is met een beslissing. Het is een beetje vreemd om op basis van het feit dat men een verzoekschrift indient, waar zeer valabele argumenten kunnen in staan, te verbieden om zich te verdedigen en te verplichten om onmiddellijk het beleid aan te passen. Dat geldt zeker als ik zie welk traject er afgelegd is om te komen tot de conclusie die we hebben gemaakt.
Uiteraard, collega’s, zijn er budgetten tekort. Die vraag erken ik. Alle mensen die opmerkingen maken over het feit dat we nog geen voldoende budgetten hebben om alle vragen in prioriteitengroep 2 tegemoet te komen, hebben gelijk. Het staat ook expliciet in het decreet dat mensen een budget zouden krijgen, in functie van de budgetten die vrijgemaakt worden. Ik wil nog eens, voor de goede orde, meegeven dat de stijging van de budgetten in deze legislatuur spectaculair is. Het is de grootste sprong die we in lange tijd gemaakt hebben. Dat is een beetje mijn verdienste, maar vooral die van mijn voorganger, die enorme budgetten heeft vrijgemaakt. Maar het is nog niet genoeg. Het zal belangrijk zijn om als regering ook nog stappen voorwaarts te zetten om budgetten te voorzien voor de andere mensen in prioriteitengroep 2. En dan is er ook nog prioriteitengroep 3.
Naast het puur voorzien van die persoonsvolgende budgetten, vind ik het ook van belang – en dat is ook de keuze die ik gemaakt heb – dat we blijven investeren in de rechtstreeks toegankelijke hulp voor mensen, omdat ik zie dat daar ook bijzonder veel mensen mee geholpen worden. We leren daar ook veel uit, hoe die rechtstreeks toegankelijke hulp tot goede oplossingen kan leiden. Ik zal mij ten opzichte van de collega’s in de regering en ten opzichte van de coalitiepartners uiteraard ook inzetten om waar dat mogelijk is, het zorginvesteringsplan volgend, extra budgetten die er zijn, ook zo goed mogelijk in te zetten.
Maar de vraag hier gaat er niet over dat we nog honderden miljoenen moeten voorzien. De vraag is of jullie akkoord kunnen gaan met de politieke keuze, de keuze die gemaakt is na heel veel overleg, om niet de 20 miljoen euro te besteden aan de eerste op de lijst voor een vol budget, maar om meer mensen te helpen met een half budget, zonder dat ze hun rechten op de tweede helft verliezen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Hoe het juridisch zal lopen, dat is natuurlijk voor iedereen afwachten. Hoeveel mensen er naar de rechtbank zullen trekken en of de uitspraak van de rechtbank dan bindend zal zijn voor de hele groep, dat is even afwachten. Maar ik denk dat we niet de enigen zullen zijn die dit zullen opvolgen. U zult dat ongetwijfeld ook doen. En ook in deze commissie zal dit ongetwijfeld nog verschillende keren aan bod komen.
Ik wil ook duidelijk stellen dat het experiment of het project, hoe u het ook noemt, zeker en vast zijn verdiensten heeft. Dat is duidelijk. Er wordt al een deel van de mensen geholpen met een deel van het budget. Dat gaan wij zeker niet ontkennen. Maar het is wel klaar dat het volledige experiment niet duidelijk en transparant is. Dat wordt duidelijk bewezen. Het kwam in de eerste ronde ook al duidelijk aan bod. Als het deelbudget aanvaard wordt, kan het zijn dat andere tegemoetkomingen worden stopgezet. In andere gevallen zijn de berekeningen onduidelijk. U haalde het zelf aan. Men weet ook niet wat de correcte uitgangsbudgetten zijn en hoe men eraan komt.
Vrijwilligheid, dat is allemaal goed en wel, maar je moet vooraf weten waar je uitkomt. Dat is heel belangrijk. Wat komt erbij en wat valt er weg? Daarom is mijn bijkomende vraag aan u of u voor deze mensen op zijn minst een voor de overheid bindende berekening wilt maken van waar die mensen gaan uitkomen op het moment dat ze hun deelbudget aanvaarden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil eerst iets verduidelijken, want ik denk dat collega Vande Reyde het verkeerd heeft verstaan. Mensen die het deelbudget aanvaarden, mogen ook in beroep gaan. Je moet het deelbudget niet weigeren om in beroep te mogen gaan.
Minister, ik vind dat u het verkeerd voorstelt. U vraagt of we ermee akkoord gaan om een deel van de mensen maar een deel van het budget te geven, maar het gaat er natuurlijk om dat de vorige en de huidige Vlaamse Regering onvoldoende budget vrijmaken om iedereen die recht heeft op hulp, ook die hulp te bieden. Daar gaat het over. En dat is niet zomaar een gunst. Dat is een recht. En ik heb er een fundamenteel probleem mee dat dat recht van die mensen in vraag wordt gesteld, dat geaccepteerd wordt dat we een wachtlijst hebben. U zegt dan wel dat er nog nooit zoveel budget is vrijgemaakt, maar de wachtlijst groeit wel. De wachtlijst van mensen die vandaag recht hebben op een budget, maar het niet krijgen, groeit.
Je kunt er niet omheen dat er constant gespeeld wordt met die budgetten. We hebben de correctiefase gehad, we hebben de actualisering gehad, we hebben nu het experiment gehad – of het project, zoals u het noemt. Die mensen moeten dus constant zelf de afweging maken: er is onvoldoende budget, gaan we daar nu in mee of niet? We stellen vast dat mensen keer op keer naar de rechtbank stappen tegen al die wijzigingen. U mag dan zeggen dat u keer op keer een grondige evaluatie hebt gedaan voordat u zo’n beslissing hebt genomen, maar de mensen krijgen wel keer op keer gelijk.
Als ik u daarnet zei dat u steeds in beroep gaat, minister, gaat het er niet over dat u niet in beroep mag gaan. Het gaat er wel over dat het een systematiek wordt. In plaats van te kijken wat de rechtbank zegt en dan te bekijken of het beleid moet worden rechtgetrokken, wordt er keer op keer gewoon in beroep gegaan. Rond de actualisering hebben jullie ongelijk gekregen bij de arbeidsrechtbank van Kortrijk. Rond de correctiefase: ongelijk gekregen bij de arbeidsrechtbank van Ieper en Kortrijk. De correctiefase: ongelijk gekregen bij de arbeidsrechtbank van Veurne. Acute noodhulp: ongelijk gekregen bij de arbeidsrechtbank van Brussel. Correctiefase: ongelijk gekregen bij de arbeidsrechtbank van Gent. Correctiefase: ongelijk gekregen bij de arbeidsrechtbank van Antwerpen. Keer op keer blijkt dat het beleid van deze Vlaamse Regering ongrondwettelijk is. Daar kun je gewoon niet omheen.
Gaat u ervoor zorgen dat er inderdaad meer budget komt, zodat mensen die recht hebben op een budget, ook een budget zullen krijgen? Of gaan we blijven spelen met die budgetten, ze proberen te verminderen, ze proberen te herverdelen, om mensen maar een deel van het budget te geven? Gaat dat beleid aangehouden worden?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik heb heel goed geluisterd, ik heb veel genoteerd en geprobeerd om u te verstaan en alles te kaderen. We hebben hier eind vorig jaar in het Vlaams Parlement een hoorzitting gehad naar aanleiding van de conceptnota over het sociaal ondernemerschap. Dat was een conceptnota van collega Vande Reyde. Een van de sprekers merkte op dat de Vlaamse overheid een onbetrouwbare partner is in deze kwestie. Ze verandert voortdurend de spelregels waardoor het moeilijk is, hier in dit specifieke geval, voor ondernemers om te ondernemen, maar ook voor de betrokken personen met een handicap om vertrouwen te hebben en te behouden in dit beleid. Mensen krijgen na lange procedures van het VAPH, en nadat ze in tweede instantie lang op de wachtlijst moeten staan – het gaat over mensen die er al zes of zeven jaar op staan – en eindelijk licht zien aan het eind van de tunnel, de beslissing dat ze maar de helft van het budget krijgen. De Vlaamse overheid zal bekijken of ze daarmee rondkomen, maar de andere helft behouden ze virtueel.
U moet als Vlaamse overheid toch een beetje serieus blijven, dit is echt geen voorbeeld van politiek fatsoen. U zegt dat de mensen met een deelbudget de andere helft van het budget behouden, maar de stakeholders gaven aan daarin mee te gaan als er duidelijk perspectief werd geboden. Het perspectief is er niet, dat hangt ervan af wanneer er nieuwe budgetten voorhanden zijn. In deze begroting wordt er geen perspectief gegeven. Ik vermoed dat het volgend jaar evenmin zal gebeuren. Men maakt dus de brug naar de volgende Vlaamse Regering. Ik vind dat u de stakeholders met een kluitje in het riet stuurt.
U spreekt over een participatief proces van de bijstands- en gehandicaptenorganisaties van ‘Ik wacht mee’. Die hebben allemaal hun goedkeuring gegeven. Vandaag horen we vooral individuele gebruikers. Ik vraag me af waarom we geen ondersteuning krijgen van u, van de mensen die mee de beslissing hebben genomen, namelijk de bijstands- en gebruikersorganisaties. Waarom repliceren die niet? Waarom pakken die mensen die kritiek in hun beleid niet mee? Ik hoor dat niet.
U spreekt over een experiment, over een project, maar dat komt op hetzelfde neer. De mensen worden niet verplicht, ze kunnen vrijwillig mee instappen, u gaat kijken wat ze met de helft van hun budget kunnen doen. Maar uiteindelijk blijft men zoeken of men niet met de helft kan toekomen. Wat als u vaststelt dat een deel van de mensen met de helft kan rondkomen? Dan zal het volgende bruggetje gemaakt worden: in de toekomst krijgt PG 2 ook maar de helft van het budget. Die garantie geeft u niet. Ik vraag me af waarom het VAPH vandaag reeds zoveel tijd en energie heeft gestoken in allerlei structuren voor zorggaranties en om zorgnoden vast te stellen, terwijl u dat opnieuw in vraag stelt.
Mijn concrete, fundamentele vraag waar ik mee blijf zitten, is de volgende. Ik weet dat er een aantal mensen met een deelbudget geholpen zullen zijn. Dat kan ik toegeven. Maar er zal ook een groep zijn, zeker de mensen die 24/7 uur zorg nodig hebben, die u niet gaat helpen. Die gaan moeten blijven wachten, misschien wel tien jaar, misschien wel tot ze overlijden. Gaat u dat blijven verdedigen voor die mensen met grote zorgnood?
We hebben het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ondertekend. Wat gaat u zeggen als u geconfronteerd wordt met het feit dat u de rechten van deze mensen grotendeels blijft schenden?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Het is een proefproject, minister, de evaluatie zal enorm belangrijk zijn. We horen allemaal mensen die heel positief en blij zijn dat ze een deelbudget krijgen en zorg gaan kunnen inkopen. Uiteraard – natuurlijk vermindert de handicap daar niet mee, de handicap is niet voor de helft – is voor de mensen met een zorgbehoefte van 7/7 een deelbudget niet voldoende. Het is belangrijk om te evalueren. Als mensen nu rondkomen met een deelbudget, hoe komt het dan dat ze op de wachtlijst staan met een veel grotere vraag?
Als mensen kiezen voor een mantelzorgpremie in combinatie met het basisondersteuningsbudget (BOB) en de RTH, moeten we ons afvragen waarom ze dat kiezen. Ze hebben dan veel minder papierwerk. Moeten we daar in de toekomst niet meer op inzetten? Het is belangrijk om het perspectiefplan uit te werken. Jammer dat die vraag om uitleg vandaag wegvalt.
In de vorige en deze legislatuur is er veel veranderd in die regelgeving. Dat is niet gemakkelijk voor die mensen. Ze stonden in PG 2 te wachten met perspectief. Ze stonden in PG 3 te wachten met perspectief. Het zou mooi zijn, mocht er effectief toekomstgericht een perspectiefplan komen dat jaar en dag mee kan gaan. Het is belangrijk dat het perspectiefplan wordt besproken met de sector en met deze commissie.
Ik heb nog een vraag die ik al eerder heb gesteld in verband met de actualisering van het budget. Toen heb ik gezegd dat daar volgens mij geen communicatie over geweest was. Er waren veel signalen rond. U zegt dat u het meegegeven hebt aan de groep die rond communicatie werkt. Ik hoor dat er nu een verzoekschrift rond is. Is daar verder iets mee gedaan? Is daar communicatie rond gevoerd?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, het is niet omdat je een ‘experiment’ plots een ‘pilootproject’ gaat noemen – omdat de connotatie van het woord experiment u niet aanstaat – dat het geen experiment meer is. In die zin was uw voorganger, minister Beke, veel eerlijker. Hij had het constant over het experiment met deelbudgetten bij prioriteitengroep 2. Dat werd consequent zo genoemd. Het is pas vanaf oktober 2022 opeens een pilootproject geworden.
Mensen voelen zich ongerust en zijn kwaad. Dat lijkt me ook logisch als je al zo lang op een budget wacht. Uiteraard zullen de meeste van de mensen dit aannemen. Want anders is er nul perspectief op een budget en op hulp. Uiteraard zeggen de organisaties in de gehandicaptensector dat het goed is om in te stappen, als er een perspectief blijft op een volledig budget. Het gaat over meestappen onder voorbehoud van een volledig budget. Ik hoor u zeggen dat de mensen, ook als ze instappen, hun recht op het volledige budget blijven houden. Ik wil daar twee dingen bij opmerken.
Ten eerste, wanneer komt de rest dan? Want er staan nog 4000 andere mensen op de wachtlijst in prioriteitengroep 2. Gaan eerst deze mensen hun volledige budget krijgen of gaan eerst al die andere mensen ook een deelbudget krijgen? Welk perspectief hebben die mensen die erin stappen op hun volledige budget?
Ten tweede, welke garantie kunt u geven dat die mensen ooit hun volledige budget gaan krijgen? Waarom doet u een experiment om te kijken of ze met minder ook toekomen? Ik zie het perspectief niet dat aan de mensen en de organisaties werd geboden. Mijn heel concrete vraag is welk perspectief die mensen hebben op het volledige budget waar ze recht op hebben.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik vond uw antwoord heel interessant. Ik wil nog een aantal elementen aanraken en nog een concrete vraag stellen.
U hebt allereerst gelijk dat we een evolutie maken waarbij de budgetten serieus worden verhoogd, bijna verdubbeld ten opzichte van zes jaar geleden. Dat is binnen en buiten de commissie onvoldoende belicht. Ik weet nog dat we binnen deze legislatuur bezig waren met prioriteitengroep 1, nu zijn we bezig met prioriteitengroep 2. En ik ben er zeker van dat het over een aantal jaren verder zal opschuiven, richting het einde van de wachtlijsten. Ik hoor collega’s zeggen dat het altijd minder wordt en dat alles een ramp is, maar we moeten daartegenover stellen dat prioriteitengroep 1 helemaal is opgelost en dat we nu bezig zijn aan de tweede groep. Dat mag toch in ogenschouw worden genomen.
Het is heel terecht dat u beschrijft hoeveel overleg er over de deelbudgetten is geweest. Er is veel van gedachten gewisseld en er zijn veel twijfels aan voorafgegaan. Ik heb er zelf ook vaak persoonlijk over nagedacht of dit het juiste systeem is. Kun je beter decimeren over meerdere personen, of toch toewijzen aan de enkele gelukkigen? Er is gekozen voor het tweede. Ik denk persoonlijk nog altijd, als ik zie welke zorg dat teweegbrengt en welke ontlasting bij mensen, dat het de juiste keuze is. Vooral omdat de groep in prioriteitengroep 2 anders is dan in prioriteitengroep 1.
Dat wil niet zeggen dat die mensen allemaal geholpen zijn met een deelbudget, verre van. We hebben de getuigenissen van GRIP vzw en anderen gezien. Maar het zorgt wel voor een enorme ontlasting. Het biedt kansen van leven naar kwalitatief leven, en dat is een vooruitgang. God zij dank dat we daar verder onderzoek naar doen. Ik snap de commentaren daarop helemaal niet. Als blijkt uit het onderzoek dat het voor veel mensen een positief effect heeft, dan ben ik blij dat we deze keuze hebben gemaakt en meer mensen hebben geholpen dan we zouden hebben gedaan met de andere keuze.
Ten slotte, en zo kom ik tot mijn vraag, wil ik het hebben over de rechtszaken. Ik vind het goed dat mensen hun rechten uitoefenen en ik vind het ook goed dat de getuigenissen komen, want dat zet de problematiek op scherp. Waar ik me voor hoed is dat individuele rechtszaken gaan zorgen voor individuele beslissingen, waardoor je tot in de eeuwigheid een systeem krijgt dat een beetje kaduuk is en waar scheeftrekkingen in zitten. De opmerking van collega De Maertelaer is in dat opzicht heel terecht. In de volgende legislatuur moeten we kijken hoe het zit met de nieuwe budgetten en de toebedeling daarvoor. We moeten ons hoeden – en het is daarom dat ik vroeg naar het totaal aantal rechtszaken, maar als u die cijfers niet bij u hebt is dat geen probleem – dat individuele beslissingen niet leiden tot nieuwe scheeftrekkingen in het systeem, of het nu gaat over prioriteitengroep 2 of andere.
Is er bij het VAPH voldoende besef om de effecten van de rechtszaken op een ordentelijke manier mee te nemen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. We hebben het natuurlijk al vaker over dit hele verhaal gehad, maar de discussies en de vragen van vandaag verbazen me toch enigszins. Op dit moment wordt er gesproken over het beleid ten aanzien van personen met een handicap. Ik heb hier uitspraken gehoord als: “We spelen met mensen”, “Het is geen serieus beleid”, “Het is ethisch niet verantwoord”, “U bent aan het experimenteren met mensen”, “Is dat wel allemaal ethisch?” Dan val ik bijna van mijn stoel. Als er nu één beleidsdomein is binnen de Vlaamse Regering waar op dit moment de stijging van de budgetten als een paal boven water staat, is het wel personen met een handicap.
En ik weet dat men dat vervelend vindt, want bij elke vraag zegt men: “Minister, begin nu niet op te sommen wat u allemaal hebt gedaan. Dat moet u niet doen. We hebben graag dat u bij het punt blijft.” Wel, we investeren 500 miljoen euro meer dan vorig jaar. We investeren 750 miljoen euro meer dan het jaar daarvoor. Maar dat u in ons een bondgenoot vindt om te zeggen dat dat niet voldoende is, dat maakt de minister keer op keer duidelijk. Ik zou u toch willen vragen om op een bepaalde manier over mensen met een handicap te spreken, om erkenning te hebben voor de inspanningen die men doet, en toe te geven dat het niet allemaal is wat het moet zijn. Ik ben ervan overtuigd dat niet iedereen is geholpen met een deelbudget, maar misschien is ook niet iedereen geholpen met ze alleen maar een modelverzoekschrift te geven en ze naar de rechtbank te sturen.
Ik krijg ook, zoals veel politici, veel mensen met vragen en problemen bij mij. Ik weet niet of het altijd de beste oplossing is om ze naar een advocaat te sturen. Maar we leven in een rechtsstaat en iedereen kan en mag dat doen. Ik vind ook dat iedereen zijn volle rechten moet uitoefenen.
Minister, u hebt aangegeven hoe buitengewoon participatief dit traject is verlopen, dat het op vraag van de sector is, en dat u hierover bij uw aantreden heel bewust hebt gezegd: “Gaan we dit wel doen?” Dit is een weloverwogen beslissing van de volledige Vlaamse Regering. Het is belangrijk dat mensen hun plek en hun rechten behouden en een vrijwillige keuze maken.
U hebt gesproken over de 4 verzoekschriften. Er zijn een 1100-tal vragen uitgestuurd. Hebt u er al zicht op hoeveel van die mensen hebben laten weten dat ze niet willen meedoen in de deelbudgetregeling? Er zijn op dit moment immers inderdaad ook mensen die zeggen: “Wat moet ik doen om voor zo’n deelbudget in aanmerking te komen? Want als dat mogelijk is, wil ik dat wel mogelijk maken.”
We maken op dit moment de grootste sprong ooit. De wachtlijst is trouwens weggewerkt als gevolg van het zorginvesteringsplan, waarover consensus was. Dit komt niet uit de lucht vallen. We hebben bij het zorginvesteringsplan met zijn allen gezegd dat we voor de meest dringende noden gaan – niet wat opsmukken en wat goedkope zorgen in orde maken, maar de meest dringende noden. Dan vraagt dat ook wat consequentie. Prior 1 is weggewerkt. De automatische toekenning blijft. En er is 40 miljoen euro voor prioriteitengroep 2. Ik denk dat het goed is dat we weten hoe we die nu aanpassen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor alle aanvullingen, collega’s. Ik ben wel tevreden met de replieken, omdat ik voel dat er bij alle partijen ook wel een beetje gezegd wordt dat het project op zich een meerwaarde kan hebben.
Nogmaals, ik zou de discussie in drie delen willen uitsplitsen. Het eerste, waar collega Jans mooi naar verwezen heeft, is de vraag of er geïnvesteerd wordt en of er extra budgetten nodig zijn. Dat is de algemene politieke vraag. Het antwoord is: ja, er wordt geïnvesteerd, ook al mogen we dat niet meer zeggen. We zijn van 1,8 miljard euro naar 2,5 miljard euro per jaar gegaan om mensen met een handicap te helpen. Ik wil daar nog bij zeggen dat prioriteitengroep 1 volledig wordt bediend en de automatische toekenningen afgedekt zijn, wat superbelangrijk was, ook voor mij. Dat is los van het perspectiefplan dat we nog moeten maken, waar ik ook werk van maak en wat ik ook absoluut wil.
Als u mij vraagt of er nog budgetten nodig zijn, dan is mijn antwoord uiteraard ja. Die zijn absoluut nodig. Maar dat is eigenlijk niet het onderwerp van de vraag. De vragen hier, collega’s, gaan over wat je nu doet met die 20 miljoen euro. Stel dat die er niet geweest was, dan hadden we die discussie nu niet. Nu wordt die 20 miljoen euro ingezet. Hoe zetten we die in? De vraag is of het goed of niet goed is dat je het op die manier inzet. Ik ben echt een verdediger van de wijze waarop we dat hier nu inzetten. En ik aanvaard het als anderen het geen goed idee vinden. Ik moet het ook aanvaarden als mensen naar de rechtbank stappen en zeggen dat ze het geen goed idee vinden. Maar ik kan alleen maar melden dat wij een zeer participatief traject gelopen hebben.
Collega Anaf, ik houd inderdaad niet van het woord ‘experiment’ en mensen met een handicap. Voor mij is dat een project. Ik heb ook consequent die terminologie gebruikt zodra ik de kans gehad heb om ze te gebruiken. Je kunt zeggen: ‘what’s in a word?’ Maar ik heb begrepen dat de hele groep mensen met een handicap het niet zo aangenaam vindt om hen met het woord ‘experiment’ te associëren. Voor mij is het ook geen experiment. Een experiment is voor mij iets tijdelijks, voor een of twee jaar. Dan kijken we wat het is en dan is het weer gedaan. Dit zijn geen tijdelijke deelbudgetten. Je blijft ze behouden. Het is een stuk van je budget. Je blijft je rechten houden.
Iemand vroeg wat dat dan is, je rechten blijven houden. Op dit ogenblik, zoals de situatie nu is, blijft de volgorde gelijk. Dat betekent dat we een aantal mensen aanschrijven tot de 20 miljoen euro opgebruikt is. Daarover gaat het. Maar die mensen blijven op de ranking staan om een volledig budget te krijgen. Dat was ook de vraag van de gebruikersorganisaties. Dus stel dat we nu nog 10 miljoen euro extra zouden inzetten, dan is het niet zo dat we de hele lijst afwerken. In principe blijft de volgorde, tenzij iemand een andere keuze zou maken. We hebben 20 miljoen euro die we inzetten om te kijken waar mensen geraken met een half budget. Er is geen andere impact dan die die ik nu geschetst heb. Ook de chronologie voor mensen blijft behouden.
Er waren veel vragen naar het veld. Ik ben daar absoluut niet ongevoelig voor. Er waren ook wat vragen rond transparantie, ook bij gebruikers. Ik zal het initiatief nemen om de taskforce weer bij mij te roepen. In de taskforce zitten de gebruikersorganisaties, de bijstandsorganisaties, de infoloketten voor de gebruikers, de diensten ondersteuningsplan (DOP’s) en de werkgeversorganisaties. Ik zal de opmerkingen die er zijn, doorgeven. Ik kijk naar de heer De Reuse en mevrouw van der Vloet. Ik heb de brieven van mensen over transparantie. We zullen bekijken of we iets moeten ondernemen, of iedereen goed geïnformeerd is. Ik zal dat de komende weken doen, ook naar aanleiding van jullie vragen. Wordt vervolgd. U zult op de hoogte gehouden worden.
Collega Vande Reyde, men kan voor van alles procedures voeren. Het VAPH heeft me gemeld dat de procedures rond prioritering consequent worden uitgevoerd. De toekenning van een prioriteitengroep is een feitelijke beoordeling. Hoger beroep aantekenen is weinig zinvol, vindt men. Men voert de vonnissen gewoon uit. Dat gaat over de bepaling waar iemand thuishoort. Dat heeft natuurlijk een substantiële impact. Hier gaat het over de schending van iemands rechten, dat is een principiële beslissing. De rechtbanken, afhankelijk van de rechter, doen niet altijd een gerechtelijke uitspraak. De eerste uitspraak zal voor mij wel belangrijk zijn. Ik wil vermijden, collega Vande Reyde, dat in Oost-Vlaanderen alles doorgaat en dat in Antwerpen beslist wordt voor volle budgetten. Dit is vrij principieel. Het budget dient om een project te doen. Ik wil geen diffuse effecten afhankelijk van de plaats. Dit is voor mij specifieker, het is iets heel principieels. Het budget is beschikbaar, hoe verdelen we het? Ik wil niet tot ongelijkheid komen. In welke prioriteitengroep iemand zit, is voor mij iets heel anders, daar voert het VAPH de beslissingen gewoon uit. We zullen zien welke uitspraken we krijgen.
Ik zal een schriftelijk overzicht laten bezorgen van de procedures die gevoerd zijn. In 2019 waren er veertien dossiers waarvan zeven gegrond, drie doorhalingen, één ongegrond en drie hangende. Gegrond betekent dat de mensen gelijk gehaald hebben, ongegrond dat ze geen gelijk gehaald hebben. Doorhalingen betekent dat er een oplossing gevonden is, en drie zijn hangende. In 2018 waren er zeven dossiers waarvan drie ongegrond en twee gegrond, één naar de rol, één afstand van geding. Zo loopt dat. Het is een amalgaam: de ene keer gegrond, de andere keer ongegrond. Niet elke uitspraak heeft grote impact, soms gaat het over individuele zaken en dan wordt dat uitgevoerd. In dit geval denk ik dat het meer principieel is. We zullen dit zorgzaam opvolgen en zien wat de effecten ervan zijn. Wordt vervolgd.
Ik neem uw opmerkingen altijd ter harte, collega’s. Ik blijf geëngageerd om in het belang van mensen met een handicap uit dit project veel te leren. Sommigen hebben het al opgemerkt. In PG 2 zitten niet alleen mensen die nog geen budget hebben. In de cijfers van 2021 heeft 22 procent totaal geen VAPH-steun. 78 procent heeft wel een vorm van ondersteuning. Van die 78 procent heeft 38 procent een persoonsvolgend budget, die hebben enkel nog een ‘meervraag’ hangende. Dat wil ik nog meegeven ter nuancering aan de mensen die denken dat het allemaal gaat exploderen. Een pak mensen is door de andere vormen van ondersteuning al deels geholpen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik wil nog twee zaken aanhalen. De eerste is de vraag naar transparantie. Ik ben blij dat u iedereen opnieuw bij u zult roepen om met de opmerkingen die we hebben gemaakt aan de slag te gaan. Het is heel belangrijk dat de betrokkenen duidelijk weten waar ze aan toe zijn als ze een deelbudget aanvaarden.
Het tweede is de resterende groep van mensen in prioriteitengroep 2 en 3. Daar neemt de uitzichtloosheid voor een groot stuk toe, want die zien geen concrete verwezenlijkingen en ook niet wanneer hun probleem zal worden opgelost. Nochtans hebben ze allemaal de aanvraagprocedure doorlopen en hebben ze allemaal de brief in de bus gekregen met de vermelding waarop ze recht hebben. Dat zijn rechten die we moeten waarmaken. Die moeten niet in een schuif of in een experiment worden gestopt. Daar zijn die mensen heel duidelijk in.
Het is heel belangrijk dat we als betrouwbare overheid alle mensen in prioriteitengroep 1, 2 en 3 geven waarop ze recht hebben.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik blijf het opvallend vinden dat er zo snel wordt voorbijgegaan aan de concrete getuigenissen van de mensen op de wachtlijst en aan de gevolgen voor de mensen die nu in het project, in het experiment stappen.
Er gaat inderdaad in totaal meer geld naar persoonsvolgende budgetten en naar het VAPH. Maar we moeten er ook rekening mee houden dat er meer mensen met een zorgvraag zijn. En er is ook een inflatie. Op zich is het helemaal niet abnormaal dat er meer geld naartoe gaat. Het blijft wel zo, u kunt daar niet onderuit, dat de wachtlijst aangroeit.
Er is de keuze gemaakt om prioriteitengroep 1 sneller aan te pakken, maar er blijven nog heel veel mensen in de kou staan. Deze Vlaamse Regering – en ook u, minister – stemt ermee in dat er slechts 20 miljoen euro wordt voorzien voor die overige groep. Er wordt dan beslist om die te herverdelen.
Ik wil nog even concreet ingaan op de getuigenissen. Het experiment dat wordt gestart, betekent dat mensen die niet op de brief reageren die ze hebben gekregen, er automatisch instappen. U zegt dat het voor sommige mensen nadelig zal zijn omdat ze een zorgbudget of RTH krijgen. Maar er wordt van die mensen, die vaak in een kwetsbare positie zitten, verwacht dat zij zelf kunnen beoordelen wat interessant is voor hen. Ze moeten zelf actief laten weten dat ze niet willen meegaan in dat experiment. Terwijl het voor heel wat mensen ook nadelig zal zijn. Het is moeilijk voor veel mensen om dat op voorhand in te schatten.
We gaan dat project starten, we gaan een onderzoek doen. Als het beter is, is dat goed. Maar voor hetzelfde geld wijst het onderzoek uit dat het niet goed is. Het is een fout beleid om keer op keer met budgetten te experimenteren. Men gaat daardoor weg van het recht op budget en het recht op mensenrechten voor de mensen met een handicap.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, u hebt me er niet van overtuigd dat de helft van het budget ter beschikking stellen van prioriteitengroep 2 een goede beleidsbeslissing is. In de voorbereidende nota’s van het raadgevend comité staat weliswaar een beperkte analyse van deze groep. Ik heb in uw antwoord de nuancering gehoord. Maar de signalen die ik krijg zijn van mensen die met dit budget niet verder kunnen, die nog geen deelbudget hebben, die nog niets hebben. U doet met de analyse van het VAPH dus niet zoveel.
Mensen met een zwaardere zorgvraag, die al dan niet een netwerk hebben, blijven in de kou staan. U hebt ook niet beantwoord welk perspectief u deze groep geeft. Gebeurt er nog iets in deze legislatuur? Ik denk het niet. U komt ook niet met een concreet actieplan. De vraag daarover is uitgesteld, maar ik had vandaag graag van u, in een actieplan, gehoord hoe u dat perspectief zult invullen.
U verandert het woord ‘experiment’ in ‘project’, maar het kader blijft niet transparant. Ik hoor heel wat negatieve signalen van personen met een handicap, maar ik hoor geen signalen van de sector dat men dit een goed voorstel zou vinden. U verwijst daarnaar.
Het is positief dat u opnieuw in overleg zult gaan. Minister, ik hoop dat we worden gebriefd over de voortgang van deze bespreking, en dat u ook noteert wat niet goed is en dat u daarop zult inspelen.
Ik blijf me politieke vragen stellen over deze beslissing. Ook op de ethische bedenkingen over hoe je met mensen omgaat, heb ik geen antwoord gekregen. U blijft als Vlaams minister van Welzijn de rechten van personen met een handicap schenden. We zullen vanuit onze fractie een motie indienen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik denk dat tijd raad gaat brengen in dit dossier. Ik ga het ook met veel interesse opvolgen. Ik ben zeer tevreden, minister, dat u onze bezorgdheden wilt meenemen en dat u iedereen dan ook nog eens rond de tafel gaat roepen. En – ik herhaal het nogmaals – het perspectief zal voor die mensen, voor die groep in de toekomst heel belangrijk zijn. En ik hoop, minister, dat wij ook inspraak mogen hebben in heel dat perspectief en dat dat plan ook ter bespreking zal komen richting deze commissie.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ben van in het begin zeer kritisch geweest voor dit beleidsinitiatief. Het zal u niet verbazen, minister, dat u mij vandaag ook niet hebt kunnen overtuigen. Ik blijf dit een cynisch experiment vinden.
En ook, wat perspectief betreft: voor al die mensen in prioriteitengroep 2, zowel voor diegenen die het wel aanvaarden, als voor diegenen die het niet aanvaarden of niet in aanmerking kwamen, is er eigenlijk geen perspectief. Er is geen concreet perspectief. U zegt dat als er extra geld bij komt – stel dat er 10 miljoen euro bij komt – dat in principe eerst naar de mensen gaat die eerst op de wachtlijst staan. Die krijgen dan een volledig budget, tenzij er een andere beleidsbeslissing wordt genomen. Ja, dat is natuurlijk waar, maar daar was ook nog helemaal geen timing op geplakt. Dat perspectief is er voor die mensen nog steeds niet. En dat blijft een hele grote uitdaging waar we met z’n allen aan moeten werken. Maar ik vind dit geen goede keuze.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Heel kort. U hebt mij – voor de verandering, in deze commissie – wel kunnen overtuigen. Iedereen zegt dat dat niet zo is, maar mij hebt u wel overtuigd, omdat de stappen die u beschreven hebt, inderdaad de manier zijn waarop die deelbudgetten destijds ontstaan zijn. Is dat de ideale wereld? Neen, dat zegt u zelf ook. Maar dat is wel iets dat voor veel mensen voor een ontlasting kan zorgen. Ik denk dat we in maart – als de oproepen helemaal achter de rug zijn – een volgende evaluatie kunnen hebben en daaruit afleiden wie er effectief wel geholpen is en welke stappen we verder moeten zetten om te komen waar we uiteindelijk willen komen.
De vragen om uitleg en de interpellaties zijn afgehandeld.