Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik heb inderdaad een vraag over verdoken armoede bij senioren, dat is zeker actueel. Na de verklaringen van uw partijvoorzitter op de nieuwjaarsreceptie zijn die vraag en het antwoord actueler dan ooit. Dat kon ik op voorhand natuurlijk niet weten, maar goed, het is wat het is.
Inderdaad, in Vlaanderen leeft 16 procent van de 65-plussers in een huishouden met een inkomen onder de armoederisicodrempel. Dit is hoger in vergelijking met andere leeftijdscategorieën. Mijn collega’s hebben het er daarnet in het algemeen al over gehad: senioren moeten nog vaker dan andere groepen met een kleiner inkomen, een kleiner pensioen rondkomen, zodat ze minder financiële marge hebben. Wat ook meespeelt, is dat dit de officiële cijfers zijn, maar dat er een heel stuk verdoken armoede is die we niet kennen. En dan is er nog de energiecrisis, die extra druk op de senioren legt. Het zijn zij die vaak in verouderde, slecht geïsoleerde huizen wonen. Ze vinden ofwel de weg niet naar de verschillende premies om hun huis te isoleren, hebben de financiële middelen er niet voor of zien het nut er niet meer van in omdat ze toch in de nabije toekomst zouden verhuizen. Het gevolg zijn natuurlijk torenhoge energiefacturen of de angst ervoor, waardoor ze letterlijk in de kou zitten. Ik heb trouwens diezelfde vraag ook al gesteld aan uw collega, bevoegd voor de energie, omdat ondanks alle voorzieningen effectief blijkt dat die voorzieningen en de informatie daarrond deze doelgroep heel vaak niet bereiken.
Dat weegt op senioren en velen maken zich dan ook zorgen over hun situatie. Dat blijkt uit recente cijfers van Tele-Onthaal. Dat werd ook dit weekend nog eens bevestigd door cijfers met betrekking tot thuiszorg, waaruit blijkt dat mensen afzien van hulp voor thuiszorg omdat ze het niet meer kunnen betalen. Volgens de cijfers van Tele-Onthaal waren bijna een op de drie bellers met geldzorgen de voorbije maanden tussen de 60 en 80 jaar.
De verborgenheid heb ik inderdaad al aangegeven. De senioren komen vaak niet meer in contact met instanties of organisaties, hebben een kleiner sociaal netwerk waardoor ze vaker in de miserie blijven zitten dan andere categorieën. Gezien het verleden en de geschiedenis ervaren ze vaak een grotere schaamte over hun situatie, en ervaren ze schaamte om een beroep te doen op bepaalde instanties. Daarom is het belangrijk dat mensen waar senioren wel veel mee in contact komen, bijvoorbeeld thuisverpleging en huisdokters, de situatie van senioren kunnen signaleren aan de bevoegde instanties zodat er hulp kan worden geboden.
Ik denk inderdaad vooral dat we op dat laatste moeten inzetten. Ik weet dat er een aantal gemeenten en steden in Vlaanderen zijn die er echt werk en een prioriteit van maken om minimum één keer per jaar iemand te laten langsgaan bij bijvoorbeeld alle 65-, 70- of 75-plussers. Minimum eenmaal zou er eigenlijk echt van moeten komen. Dat zou een regel moeten zijn voor elk lokaal bestuur.
Ik heb de volgende vragen, minister.
Een, op welke manier zult u ervoor proberen te zorgen dat armoede bij ouderen sneller gedetecteerd wordt? Op welke manier kunt u ervoor zorgen dat er na de detectie ook concrete hulp komt voor deze mensen?
Twee, de energiecrisis legt een grote druk op de samenleving, maar zeker en vast ook op ouderen. Op welke manier zult u ervoor proberen te zorgen dat er ook specifieke maatregelen komen voor ouderen die geen financiële ruimte hebben om hun woning beter te isoleren?
Drie, op welke manier kunnen thuisverpleging en huisdokters worden ingezet bij de detectie van armoede bij senioren? Op welke manier zult u specifiek de doelgroep van senioren opnemen in het algemeen beleid dat u rond armoede zult voeren?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Vandenhove voor de vraag.
U hebt het goed aangehaald in het begin. U weet dat onze fractie, onze partij heel veel belang hecht aan de situatie van ouderen, niet het minst wanneer het gaat over armoede. Ik verduidelijk wel even dat het armoederisico bij 65- plussers in Vlaanderen volgens de EU-SILC-indicator (Statistics on Income and Living Conditions) 13 procent bedraagt en niet 16 procent zoals werd aangehaald in uw vraagstelling. Maar dat gezegd zijnde, is dit cijfer natuurlijk veel te hoog, en trouwens nog een pak hoger dan bij de algemene bevolking, waar het armoederisico 7,8 procent is. Het toont dus wel aan dat er een reële problematiek is bij 65-plussers.
De Vlaamse Regering zet reeds jaren extra in op een meer outreachende en proactieve hulp- en dienstverlening. In dat kader wil ik verwijzen naar twee relatief recente initiatieven die genomen zijn binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. U weet dat de Vlaamse Regering in het kader van Vlaamse Veerkracht inzet op ‘Zorgzame Buurten’. Via een zorgzame buurt willen we ten eerste het sociale weefsel in een buurt versterken. Het zogenaamde kleine ontmoeten in een buurt leidt zo ook tot het kleine helpen. Een zorgzame buurt speelt op die manier een rol in de aanpak van eenzaamheid, zeker ook bij ouderen. Daarnaast zet een zorgzame buurt ook in op de verbinding tussen formele en informele zorg. Door een sterk sociaal netwerk in de buurt, worden de buurtbewoners een soort van sensoren in de wijk zodat kwetsbare mensen met een zorgvraag ook sneller gedetecteerd worden en toegeleid worden naar gepaste hulp. Een dergelijke doorverwijzing gebeurt door professionele zorgverleners die in de wijk aanwezig zijn. En tot slot zetten we met zorgzame buurten in op een betere samenwerking tussen welzijns- en zorgorganisaties en andere organisaties met het oog op een meer geïntegreerde benadering van de zorg die gericht is op een betere kwaliteit van leven.
Via een zorgzame buurt zetten we dus in op een deel van de aangehaalde problemen in uw vraagstelling: eenzaamheid bij ouderen, het sociaal netwerk van ouderen en ook vroege detectie en toeleiding naar de gepaste hulp. Zeer concreet heeft de Vlaamse Regering gedurende twee jaar bijna 11 miljoen euro projectsubsidies gegeven aan 133 projecten ‘Zorgzame Buurten’ in Vlaanderen en ook in Brussel. Dat is een eerste initiatief dat, denk ik, heel relevant is in dit kader.
Ten tweede verwijs ik graag naar het eenzaamheidsplan, dat ook eerder in deze commissie aan bod kwam toen collega Wouter Beke dat heeft voorbereid. Daar is de aandacht voor eenzaamheid bij kwetsbare ouderen natuurlijk een heel belangrijk aandachtspunt.
Ik kom dan bij uw tweede vraag over de energiecrisis en de maatregel rond het isoleren van woningen. Een aantal collega-ministers zijn bevoegd voor die specifieke aangehaalde materies. Zelf ben ik niet onmiddellijk een voorstander van heel specifieke maatregelen voor specifieke doelgroepen. Ik wil wel kijken naar de specifieke drempels die bepaalde doelgroepen, zoals ouderen, ondervinden om hun rechten te doen gelden. Maar dat is nog iets anders dan andere rechten voor bepaalde doelgroepen, het is eerder de vraag: we hebben voor iedereen dezelfde rechten en welke drempels ervaren ouderen daarbij om daar toegang toe te hebben?
De Vlaamse Ouderenraad werkt momenteel aan een advies met betrekking tot energiearmoede bij ouderen. Ik ga ervan uit dat dat advies aanbevelingen zal bevatten op zowel Vlaams als federaal niveau. We zullen dat dan natuurlijk ook grondig opvolgen. Deze Vlaamse Regering heeft in de begrotingsbesprekingen eind vorig jaar ook gericht maatregelen genomen om de energiecrisis te bestrijden, met zeker aandacht voor energiebesparende maatregelen. Denk onder meer aan de investeringen in OCMW’s, centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en Energiehuizen zodat mensen in de problemen sneller kunnen geholpen worden. Dat is natuurlijk ook een aanbod dat interessant is voor ouderen. Er wordt ook preventief gewerkt net om moeilijker bereikbare groepen te stimuleren en te begeleiden, bijvoorbeeld bij het isoleren van hun woning.
Uw laatste vraag betreft de manier waarop thuisverpleging en huisdokters worden ingezet bij de detectie van armoede. Dat heb ik, denk ik, toegelicht in het kader van uw eerste vraag rond de zorgzame buurten en eenzaamheid, namelijk de toeleiding en het versterken van het netwerk. De materie als dusdanig, thuisverpleging en huisdokters, is tot vandaag een federale bevoegdheid. Ik denk dat we dat op termijn ook moeten samenbrengen bij de gemeenschapsbevoegdheden, maar dat is een ander debat.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik kan natuurlijk niet ontkennen dat er inspanningen gebeuren, u geeft er een aantal aan. Ik wil daar toch nog een aantal bemerkingen bij geven.
Wij hebben pas in september 2022 het Vlaams Ouderenbeleidsplan goedgekeurd. Normaal moest dat een plan voor de hele legislatuur worden. Ik heb toen al gezegd dat het veel zei over het belang dat de Vlaamse Regering in het algemeen, en de betrokken minister Hilde Crevits in het bijzonder, hecht aan senioren of aan ouderen. Dat zo’n plan pas na meer dan de helft van de legislatuur komt, is sprekend, en wat mij betreft is er eigenlijk ook daar te weinig ruimte voor die ouderen en voor die senioren. Vandaar mijn oproep om er de nodige aandacht voor te hebben.
De tweede opmerking die ik wil maken is de volgende. Ik vind effectief de zorgzame buurten een heel goed project. Begrijp me niet verkeerd, maar we moeten opletten – ik zie zo’n dossiers in de praktijk bij ons, in Limburg – dat het niet opnieuw nieuwe structuren worden. Ik weet dat het moeilijk is vanuit Vlaanderen iets te proberen, laat dat duidelijk zijn. Vlaanderen kan daar enkel ondersteunend werken en zeker geen initiatieven nemen – maar uiteindelijk zouden OCMW’s of gemeenten middelen moeten krijgen om ervoor te zorgen dat ze minimum een keer per jaar, en liefst meer, bij elke senior boven een bepaalde leeftijd aan huis komen.
Vaak maken wij de vergelijking met de postbodes van vroeger, die daar dan ‘een witteke’ dronken en dat mag natuurlijk niet meer. Die postbode is er niet meer en je ziet dat effectief heel wat mensen verkommeren en zeker en vast de mogelijkheden niet kennen waarop ze een beroep kunnen doen. Dus eigenlijk moet er vooral een ondersteunend beleid komen naar de gemeenten en OCMW’s om daar op de een of andere manier aan tegemoet te komen.
Wat het gegeven van de verborgen armoede betreft, dat is iets dat u in het algemene armoedebeleid zou moeten meenemen. Verborgen armoede is wellicht het grootst bij senioren en bij ouderen. Het is belangrijk dat de cijfers – collega Verheyen wees erop dat we in Vlaanderen over heel wat goede cijfers beschikken – de verborgen armoede, dat ‘dark number’, aangeven en dat we dat opvangen. Want iets wat je niet weet, kun je natuurlijk ook niet oplossen of aanpakken.
Conclusie van dit verhaal: Vlaanderen, probeer tegemoet te komen aan die specifieke problematiek van de ouderen en de senioren. Het kan zeker en vast geen kwaad om in alle initiatieven die worden genomen rond armoedeproblematiek een tandje bij te steken.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Dank u. Ik wil eerst en vooral collega Vandenhove bedanken voor deze vraag. Armoede bij ouderen is niet zichtbaar in onze samenleving. Omwille van hun trots en waardigheid verbergen ze die kwetsbaarheid heel vaak en ze praten er niet of nauwelijks over. Daarom spreekt men ook heel vaak over stille armoede.
Heel wat ouderen hebben heel wat vragen, minister, nu zeker, rond die energiecrisis. Ze zijn vaak heel onwetend. Ik las gisteren nog een verhaal van een thuisverpleegkundige die een 77-jarige man thuis treft, onder de dekens maar zonder verwarming in huis, omdat hij schrik had van de energiefactuur.
Het is belangrijk, minister, dat we die mensen op een laagdrempelige manier kunnen helpen. We moeten die mensen opzoeken en niet wachten tot de alarmbellen afgaan. De eerstelijnszone kan heel wat betekenen voor deze mensen. Ik maak me heel wat zorgen over deze kwetsbare groep.
Ik heb soms het gevoel, minister, dat deze groep een vergeten groep is in het armoedebeleid. En dit heeft de Vlaamse ouderenraad ook reeds aangekaart. Ik doe een warme oproep, minister, laat ons meer aandacht schenken aan deze kwetsbaren, want zij verdienen het.
Ik steun ook de vraag van de collega. Tijdens de coronacrisis werden de ouderen heel vaak opgebeld door de lokale besturen en de OCMW’s, met de vraag of ze hulp hadden, of alles wel lukte, of er familie was die hen ondersteunde. Mijn vraag is of die lokale besturen en de OCMW’s niet extra gesteund kunnen worden om alleenstaande ouderen te bellen en te vragen hoe het gaat en of ze hulp nodig hebben.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik heb heel goed geluisterd naar uw antwoord. U hebt u voor een stuk gebaseerd op uw uitleg over de projecten ‘zorgzame buurten’. Ik merk op dat heel veel vragen beantwoord worden, dat het project ‘zorgzame buurten’ daar een antwoord op is.
Maar de vraagsteller heeft ook gezegd dat niet alle projecten over ouderen gaan of ouderen betrekken. Ten tweede zijn er slechts 133 projecten en er zijn 365 gemeenten. Dat betekent dus dat heel wat gemeenten niet mee instappen in de filosofie van zorgzame buurten. Het gaat ook alleen over projecten. Die gaan dus op een bepaald moment aflopen.
Daarnaast wilde ik ook ingaan op een krantenartikel van maandag waarin staat dat zorgorganisaties zoals Familiehulp vaststellen dat ouderen geen geld meer hebben voor noodzakelijke thuishulp. En thuishulp is wel een Vlaamse materie. Men heeft vastgesteld dat vorig jaar 7,7 procent minder mensen een beroep deden op thuishulp. De reden daarvoor is dat ze denken de uren die hun voorgesteld worden en die noodzakelijk zijn, niet te kunnen betalen. Ook al kost dat niet zoveel, maar ze denken dat hun budget zo weinig is.
In het artikel wordt naar het volgende verwezen. Uw collega-minister Crevits zegt dat het zorgbudget, dat van 130 euro naar 135 euro gegaan is, daar een oplossing voor is. Maar ik wil daarbij toch het bruggetje maken dat mensen die thuis wonen, eigenlijk weinig in aanmerking komen voor het zorgbudget, en dat het vooral de mensen zijn die in de voorzieningen wonen. Maar als je thuis woont moet je ongelooflijk zwaar zorgbehoevend zijn om daar een beroep op te kunnen doen. Ik heb zelf die ervaring gehad. U kijkt naar uw medewerker, maar je moet echt wel heel zwaar zorgbehoevend zijn om die 135 euro te krijgen.
Minister, mijn vraag is dus de volgende. De thuisdiensten zijn belangrijke actoren, ook in het signaleren en detecteren van armoede- en zorgproblemen. Zult u in overleg gaan met uw collega-minister – want u bent de coördinerende minister voor armoede – om daar toch enige mouw aan te passen, zodat mensen toch een beroep kunnen doen op de noodzakelijke thuishulp?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik vond het een terechte vraag en bekommernis van collega Vandenhove. Ik vond niet meteen het artikel terug waar u in uw vraagstelling naar verwees. Maar het is ook zo, ik zie zelf ook in mijn gemeente dat wij meer vragen krijgen van senioren, zeker over hun hoge energierekening.
Wat die energiehuizen betreft, dat werkt echt wel. Wij kunnen dan contact opnemen met die energiehuizen of doorverwijzen. Zij doen dan inspanningen om die mensen echt zo goed mogelijk te kunnen helpen.
Ik hoorde hier ook zeggen van zowel collega Wouters als collega Vandenhove dat het niet slecht zou zijn dat de lokale besturen minstens een keer per jaar of toch eens contact opnemen met de senioren om te horen hoe het met hen is, zoals wij ook tijdens corona gedaan hebben. Mijn gemeente heeft dat toen ook gedaan. Het herinnert mij eraan: het is niet omdat de coronapandemie is gaan liggen dat we dat niet meer moeten doen, want er is nu een andere crisis. Dus als bevoegd schepen vind ik toch dat we daar opnieuw mee aan de slag gaan moeten gaan. Maar ik ben niet akkoord dat er extra middelen voor gevraagd moeten worden, hier vanuit Vlaanderen. Ik denk immers dat dat perfect kan in samenwerking met bestaande organisaties, verenigingen of vanuit bestaande structuren zoals de Seniorenraad, die toch heel wat contacten hebben met senioren, niet alleen met leden van bepaalde seniorenverenigingen, maar ook zij die onafhankelijk zijn, die nergens bij aangesloten zijn. Ik denk dat dat zeker een goed idee is en dat lokale besturen hierin gemotiveerd moeten worden, gesensibiliseerd moeten worden, om aan de slag te gaan. Maar extra middelen, ik denk echt dat dat niet nodig is.
Minister Dalle heeft het woord.
Het is inderdaad niet de bedoeling, collega Vandenhove, om hier grote, nieuwe structuren te installeren met die zorgzame buurten. De filosofie is eigenlijk net omgekeerd, is net om te kijken wat er bottom-up kan groeien, wat we kunnen ondersteunen met het netwerk dat vandaag beschikbaar is, eerder dan nieuwe structuren op te richten.
Collega De Martelaer, dat dat daardoor niet dekkend is over driehonderd gemeenten en ook de negentien Brusselse gemeenten, is logisch, denk ik, als je het niet top-down installeert via publieke overheden. Dat is een andere filosofie, misschien hebt u daar een andere filosofie in. Wij werken graag samen met de organisaties en de middenveldorganisaties die op het terrein aanwezig zijn.
Het is inderdaad zo – verschillende collega’s hebben daarnaar verwezen – dat armoede voor een deel ook verborgen armoede is en dat dat niet in het minste het geval is bij de 65-plussers. De meeste mensen lopen daar niet mee te koop. Dat is voor ons inderdaad een motivatie om nog sterker outreachend te werken. De zorgzame buurten en ook het Eenzaamheidsplan spelen daar ook op in.
We hebben de eerstelijnszones die zeker ook actoren zijn en die goed geschikt zijn om te kijken welke signalen men kan oppikken. De bestaande netwerken rond lokale besturen, zorgraden en dienstencentra zijn ook zeer geschikt, en natuurlijk ook de lokale besturen zelf en de OCMW’s; dat maakt deel uit van het lokaal sociaal beleid. Of men dan ook bepaalde methodieken die lokaal gewerkt hebben, moet opleggen, verplichten of financieren, daar volg ik collega Verheyen in. Er zijn lokaal een aantal methodieken uitgewerkt, bijvoorbeeld het opbellen van elke oudere. Dat kan in een aantal gemeentes interessant zijn om dat te doen vanuit een OCMW, in andere gemeentes zijn er misschien andere partners of actoren die daar ook mee bezig zijn. Ik zou daar dus geen uniforme Vlaamse methodiek willen opleggen aan de gemeentebesturen. Ik denk wel dat het zinvol is dat elk gemeentebestuur evalueert welke aanpak ze daar lokaal verkiezen, wat bij hen werkt. Het zijn trouwens ook niet alleen de lokale besturen die een rol hebben, ook maatschappelijk werkers, het Geïntegreerd Breed Onthaal, CAW’s hebben daar natuurlijk een rol in te spelen.
Wat het zorgbudget betreft: dat hangt natuurlijk niet samen met het statuut van de persoon als thuiswonend dan wel in een woonzorgcentrum. Dat heeft, collega De Martelaer, betrekking op de zorgbehoevendheid. We zijn het erover eens dat die 130 euro, nu eenmaal geïndexeerd, op zich niet volstaat om alle kosten te dekken. Maar het is wel een extra ondersteuning die met de begroting 2023 is doorgevoerd na een lange tijd van niet-indexering. Ik denk dat het zeker een terecht aandachtspunt is hier in de commissie. Het algemene armoedebeleid en ook het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA), waar we straks op ingaan, is de basis, maar we moeten zeker op het vlak van toeleiding en ‘outreachend’ werken nog extra aandacht hebben. Dat doen we onder meer via die ‘Zorgzame Buurten’, die ongetwijfeld ook inspirerend zullen zijn voor een structureel beleid.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, minister: ik wil ook nog eens benadrukken dat we uiteindelijk moeten zorgen voor iedereen die het moeilijk heeft en niet beginnen met de zaken op te delen. Maar er kan natuurlijk niet ontkend worden dat bepaalde cijfers voor bepaalde doelgroepen hoger liggen dan voor andere.
Ik herhaal het: ik heb vaak de indruk dat steden en gemeenten die ‘Zorgzame Buurten’ – gisteravond ging het daar bij ons nog over in een commissievergadering – toch benaderen als iets nieuws, en veel minder dan datgene wat u eigenlijk zegt. Ik deel uw mening: de bedoeling is om van onder uit te kijken wat er allemaal beweegt in die gemeenten en hoe we daarmee kunnen samenwerken. Maar ik stel vast dat een aantal gemeenten daar anders mee aan de slag gaan, daar bijvoorbeeld een ambtenaar op zetten, die dan natuurlijk vindt dat hij of zij zelf een aantal dingen moet beginnen te ontwikkelen. Ik zou dat dus toch maar goed in het oog houden en dat zeker en vast ook gaan bekijken bij de evaluatie, want dat lijkt me toch belangrijk, zeker voor deze doelgroep.
De vraag om uitleg is afgehandeld.