Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Elke derde vrijdag van november is het Dag van de Ondernemer. Dan zetten we in op onze ondernemers en zetten we hen in de schijnwerpers. Velen onder ons proberen dan ook een bezoek te brengen bij ondernemers. We staan er soms te weinig bij stil dat er dankzij deze ondernemers jobs worden gecreëerd. En als je spreekt over jobcreatie dan betekent dat ook groei van de welvaart. Een onderzoek van Liantis stelt echter vast dat 65 procent van de ondernemers op een of andere manier kampt met stress en vermoeidheid. Men maakt zich zorgen over de toekomst van de ondernemer en/of onderneming. De impact van de coronacrisis was daarin uiteraard belangrijk. Dan werd het wat beter, en vervolgens kwamen de Oekraïnecrisis, de inflatie en de energiecrisis. De kosten voor personeel, grondstoffen, transport en energie nemen alsmaar toe. Daardoor maakt de ondernemer zich terecht zorgen hoe hij begin volgend jaar al zijn indexaanpassingen zal kunnen betalen en hoe hij zijn energierekening zal kunnen betalen. Hij kan dat niet altijd zomaar doorrekenen aan de klanten. Als je kijkt naar de voedingssector, daar kunnen bepaalde producenten hun kostprijs niet doorrekenen. Dat gaat via de groothandel en de retailers. Zo zie je dat de klant soms wel betaalt, maar dat de producent het niet krijgt. Er zit daar dus een gap. Als ze hun kosten niet kunnen doorrekenen dan moeten ze op een bepaald moment schulden aangaan, en dat geeft kopzorgen en stress.
Stress en burn-out knagen aan de ondernemer, want hij zit met zijn centen in de onderneming, en hij moet in deze moeilijke periode van opeenvolgende crisissen het hoofd boven water kunnen houden. De slechte resultaten stijgen bij ieder onderzoek. Het is vooral bij de 18- tot 30-jarige ondernemers dat de hoogste percentages gezien worden, namelijk 74 procent. Zij zijn vol van initiatief en inzet, maar ze hebben nog geen reserves. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de twee recente crisissen, dan hebben veel ondernemingen kunnen overleven omdat ze geteerd hebben op hun reserves. Maar als je die reserves nog niet hebt, dan heb je niets om op te teren. Daarom zien we vooral bij jonge ondernemers de grootste onzekerheid.
Liantis en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) slaan de handen in mekaar voor het project ‘Samen Sterker Ondernemen’ om ondernemers te sensibiliseren, te informeren en te adviseren over mentale risico’s. De initiatiefnemers willen daarmee de aandacht voor mentaal welzijn meer verankeren binnen de werking, en vooral ook bespreekbaar maken. Dit project kan rekenen op steun van federaal minister David Clarinval. UNIZO verwijst eveneens naar het ‘Terug naar werk-traject’ voor zelfstandigen zodat ondernemers na arbeidsongeschiktheid kunnen genieten van meer structurele begeleiding om opnieuw aan de slag te gaan.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister.
Op welke manier werd Vlaanderen betrokken bij het project ‘Samen Sterker Ondernemen’?
Hoe verhoudt dit project zich ten aanzien van de initiatieven die Vlaanderen neemt om de weerbaarheid van ondernemers te versterken en het psychisch welbevinden te ondersteunen?
Wordt Dyzo ook betrokken bij het project?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Gryffroy. U brengt met uw vraag een belangrijk aandachtspunt naar voren. We kunnen vandaag vaststellen dat de samenleving in haar geheel door de macro-economische omstandigheden en de crisis serieus onder druk staat, en dat kunnen we ook bij heel wat ondernemers zien.
U hebt concreet een vraag over de betrokkenheid van Vlaanderen bij het project ‘Samen Sterker Ondernemen’. Dat is een project van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid, waarvoor minister Clarinval verantwoordelijk is. Wij zijn daarin niet betrokken.
Wat betreft uw vraag hoe dat zich verhoudt ten opzichte van onze initiatieven in Vlaanderen: het is een voorbereidend traject om ondernemers bewust te maken en te informeren over hun welzijn en mentale veerkracht. Het wil de mentale veerkracht van zelfstandige ondernemers versterken. Het project heeft twee assen.
Ten eerste gaat het over de verkenning van de persoonlijke problematiek en de uitwerking van een actieplan, en ten tweede de ontwikkeling van een welzijnsbarometer en opleidingsmodules die de ondernemer en zijn omgeving zullen helpen in het herkennen van en omgaan met stresssignalen.
De initiatieven ter bevordering van ondernemerschap die we via het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) ondersteunen, sluiten daarop aan. Ik denk dan vooral aan de begeleidingen die UNIZO aanbiedt voor ‘bedrijfsoptimalisatie’, het programma ‘strategie & groei’ en de coaching ‘leiderschap’ van Liantis. Die initiatieven hebben echter nooit mentale of fysieke gezondheidszorg tot voorwerp en zijn ook geen voortraject daarnaartoe. Daarvoor hebben we immers onze gezondheidszorg, die inderdaad federaal georganiseerd is. Daar kunnen en moeten ondernemers evident een beroep op doen. Vanuit onze Vlaamse initiatieven rond ondernemerschap is het vooral zaak om ondernemers correct en tijdig door te verwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening, indien daar nood aan is. Voor ondernemers in moeilijkheden hebben we uiteraard een structurele samenwerking met Dyzo, dat een specifiek aanbod heeft op dat vlak.
U vraagt naar de betrokkenheid van Dyzo. De projectpartners van ‘Samen Sterker Ondernemen’ brengen ondernemers in contact met Dyzo als dat voor hen relevant en nodig is. Omgekeerd zal Dyzo haar klanten ook op de hoogte brengen van dit ondersteuningsaanbod. Ik denk dat dat hier de essentie is: we moeten de complementariteit ten aanzien van dit federale initiatief heel goed bewaken, in de twee richtingen. Want dat voel ik ook in uw vraagstelling. Zo kunnen we ondernemers die daar nood aan en baat bij kunnen hebben, gepast en tijdig doorverwijzen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Bedankt voor het voorzichtige, genuanceerde antwoord, omdat u inderdaad spreekt over die complementariteit. Ik ga er niet flauw over doen: een ondernemer die in de problemen zit, die kijkt waar hij geholpen kan worden. En als hij kan worden geholpen op Vlaams niveau, of hij kan worden geholpen op federaal niveau, dan zal het hem worst wezen waar het complementair is. Als hij maar geholpen kan worden.
Maar u zegt zelf dat we hier over gezondheidszorg spreken, en dat zit dus op federaal niveau. Maar eigenlijk is dat al curatief. Dat betekent dat je al in die groep van 65 procent zit, en inderdaad met een burn-out te kampen hebt, of met stress en vermoeidheid. Vlaanderen kan wel perfect preventief gaan werken, en ervoor zorgen dat die mensen niet zo snel in het curatieve moeten terechtkomen, in die groep van mensen met een burn-out, stress, vermoeidheid enzovoort. Ik denk dat daar een aantal elementen zeker kunnen meespelen.
De crisis kunt u niet eenzijdig oplossen. Dat is heel veel geopolitiek, laten we daar niet flauw over doen. We hebben gezorgd dat er heel wat ondersteuningsmaatregelen zijn vanuit Vlaanderen. Oké, dat gaat over geld. Maar je voelt heel duidelijk, als je spreekt met ondernemers, een vorm van schaamte. Schaamte om te zeggen dat men in een burn-out zit, of dat men oververmoeid is, enzovoort, en dat men het niet meer ziet zitten. Een ondernemer wil zich sterk houden. Maar als je dan even babbelt met die mensen, dan komen er soms wel straffe verhalen naar boven.
Dan kun je zeggen dat je daarvoor Dyzo hebt voor een stuk, maar ik denk ook niet dat Dyzo daar een oplossing voor biedt. Ik denk dat we gewoon moeten kijken hoe wij als overheid, via communicatie, via allerlei zaken, via gesprekken, het bespreekbaar kunnen maken voor de ondernemers. Zo moet men niet met die schaamte zitten. En door het feit dat men er gemakkelijker over zal kunnen spreken, raakt men misschien ook gemakkelijker weer uit die vicieuze cirkel.
Mijn oproep is dan eigenlijk om het preventieve luik aan te pakken, zodanig dat men niet in het curatieve terecht hoeft te komen, wat inderdaad een federale bevoegdheid is. Zorg ervoor dat die mensen inderdaad voor een stuk wegkomen uit die schaamte.
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt, ik wil mij volledig en volmondig aansluiten bij de vraag en de opmerkingen van collega Gryffroy. Ik denk dat het een breder maatschappelijk probleem is, dat taboe. Dat gaat niet enkel over ondernemers, maar er zijn meer mensen die een zekere schaamte voelen als ze in die situatie terechtkomen.
Bij de ondernemers die ik spreek en die met dat probleem worstelen, merk ik ook dat er een component van schuldgevoel aan gekoppeld is. Want als zij uitvallen, rekenen de mensen op hen. Dat zijn jobs die van hen afhangen, dat zijn vaak cruciale mensen, die in sommige sectoren niet zomaar vervangen kunnen worden. Dus er zit ook een hele grote druk op. En heel veel mensen op onze arbeidsmarkt hebben gelukkig een vangnet, en kunnen gelukkig op bepaalde zaken terugvallen. Maar voor ondernemers, voor zelfstandigen is dat vaak niet het geval.
Dus ik sluit mij volmondig aan bij het pleidooi om meer preventief te werk te gaan. Ik stel mij ook de vraag of we vandaag de dag eigenlijk voldoende informatie hebben om te weten waar er net nood aan is bij ondernemers, om ervoor te zorgen dat we ze preventief kunnen helpen en om het bespreekbaar te maken. Misschien zou het ook een goed idee zijn om preventief een bevraging te doen, een grootschalige bevraging, een grootschalig evenement, in het teken van dit soort problematieken. Het punt dat ik wil maken, en dat ook collega Gryffroy maakt, denk ik, is dat dit een groot maatschappelijk probleem is, met verstrekkende gevolgen, dat onze economie en onze arbeidsmarkt raakt. Dus ik denk dat je daar ook wel, als een van de proactieve pijlers, volop preventief op moet inzetten.
Mijn bijkomende vraag is of u hieromtrent een grote bevraging of een groot evenement kunt opzetten naar ondernemers toe?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Gryffroy en collega Annouri, dank u wel voor de bijkomende vragen. Ik sluit me daar ook volledig bij aan. Dadelijk volgt er nog een vraag over burn-out. Dat is ontegensprekelijk de uitdaging op gezondheidsvlak van de 21ste eeuw. Daar kunnen we niet buiten. Er zit inderdaad een zekere schaamte – dat is misschien wat meer eigen aan Vlamingen – om daar over gevoelens te spreken. Ik herinner me nog heel goed mijn eerste optreden, als minister van Landbouw mocht ik het actieplan welbevinden lanceren in de landbouwsector, ook een sector binnen ons economisch bestel. Ook daar zie je dat het vaak moeilijk is om over te spreken en dat het voor de omgeving vaak moeilijk is om op tijd en stond iets met de signalen te doen. Dat probleem mogen we zeker niet onderschatten en het mag wat meer aandacht krijgen, ook voor ondernemers omdat zij inderdaad elke dag onder druk staan om hun bedrijf inderdaad goed te runnen en de verantwoordelijkheid hebben voor werknemers en hun gezinnen. In de huidige omstandigheden is die druk bijzonder groot.
Vanuit de Vlaamse Regering doen wij inderdaad al heel wat op dat vlak om hen vandaag door de energiecrisis te loodsen. Het steunpakket is bekend. Ik wil zeker in overleg met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), met werkgeversorganisaties eens polsen in welke mate men daar vandaag goed zicht op heeft en in welke mate er voldoende aandacht gaat naar preventie. We kunnen daarrond de suggestie van de bevraging zeker meenemen.
Misschien nog wat extra informatie rond Dyzo: naar aanleiding van de coronapandemie en naar aanleiding van de Brexit heeft mijn voorganger, minister Crevits, de werkingssubsidies tijdelijk verhoogd – zoals u misschien weet – om het personeelskader daar ook te versterken met enkele freelancepsychologen. Het doel is om 100 therapeutische gesprekken aan te bieden en 4 zelfhulpgroepen met telkens 10 deelnemers. Bij de laatste rapportering was de stand van zaken dat we 56 therapeutische gesprekken gehad hadden, er hadden 3 zelfhulpgroepen plaatsgevonden met telkens 22 deelnemers.
Het is ook belangrijk om te verwijzen naar de werkbaarheidscheques die in principe ingezet worden voor werknemers en de aandacht voor werkbaar werk op de werkvloer. Dat is vaak een collectief gebeuren, zeker wat kleinere organisaties betreft. Ook daar, wanneer er actieplannen opgesteld worden, is er een belangrijke rol weggelegd voor die ondernemer.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ben blij dat collega Annouri hierop volmondig kan aansluiten. Het welzijn van de ondernemers is heel belangrijk want zij zorgen voor welvaart, werkgelegenheid, jobcreatie, enzovoort. U zegt terecht dat het niet enkel over schaamte gaat, maar ook over schuldgevoel. Ik voeg er nog een derde element aan toe: angst voor de opmerkingen van de buitenwereld, het stigmatiserende effect van “een zelfstandige verdient toch genoeg zeker, zie hem eens rondrijden met een dikke bak en als hij dan komt klagen, wat komt hij dan klagen?” Dat speelt ook mee. Ik zou het inderdaad goed vinden zoals u aankondigt en een beetje op aangeven van collega Annouri, om een sympathieke bevraging/event te organiseren via UNIZO, Voka, de SERV, via nog andere federaties om nu eindelijk te weten wat er bij de ondernemer leeft. Als hij dat individueel achter zijn computerschermen doet, zullen we misschien meer te weten komen over het welzijn van de ondernemer waardoor men dan gegevens heeft en waardoor we beter adequaat beleid kunnen doen ten overstaan van deze groep, want we hebben ze nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.