Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik sluit met deze vraag naadloos aan bij de opmerking van collega Ongena over de performantie van VDAB. Want uit schriftelijke vragen die we stelden, blijkt dat van alle langdurig werkzoekenden, dat zijn mensen die meer dan twee jaar werkzoekend zijn, er meer werkzoekende als niet-inzetbaar worden gekwalificeerd dan dat er werkzoekenden in een voortraject of een opleiding zitten. Er zijn 17.821 niet-inzetbaren, en er zijn 8111 mensen die in een opleiding zitten, en dat is verbazend.
Niet-toeleidbare werkzoekenden kampen met een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die hun gezondheid en/of maatschappelijke of professionele integratie duurzaam aantasten, met als gevolg dat die mensen niet altijd in staat zijn om in het normale economische circuit te werken en ook geen al dan niet betaald aangepast of begeleid werk kunnen verrichten, definitief of tijdelijk.
VDAB identificeert deze mensen als niet-toeleidbaar werkzoekende aan de hand van een internationaal erkende screeningstool: de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF).
Ik vind het feit dat zoveel mensen eigenlijk als niet-inzetbaar zijn gekwalificeerd, gegeven de krapte op onze arbeidsmarkt en gegeven de hoge nood aan opleiding en levenslang leren, echt wel betreurenswaardig. Er zijn meer mensen die worden afgeschreven als niet-inzetbaar dan er effectief in opleiding zitten. En nu kan de krapte op de arbeidsmarkt daar inderdaad debet aan zijn. Veel mensen zijn vandaag aan het werk, maar dat rechtvaardigt niet dat we bijna 18.000 mensen gewoon aan hun lot overlaten.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister. Hoe verklaart u dat er bijna 18.000 mensen als niet-inzetbaar zijn gekwalificeerd, terwijl er maar 8111 in een opleiding of voortraject zitten bij VDAB? Welke acties plant u te ondernemen om te zorgen dat het aantal opleidingen verder wordt versterkt, ook voor de groep die vandaag als niet-inzetbaar is gekwalificeerd? Vindt u het statuut van werkloosheid passend voor een deel van deze doelgroep? Zo ja, dan moet er natuurlijk met die mensen aan de slag gegaan worden. Zo neen, wat is het alternatief?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Gennez. De groep ‘niet-inzetbaar op langere termijn’ heeft een afstand tot de arbeidsmarkt die nog niet te verkleinen is door acties. Hierdoor zijn stappen naar werk, in welke vorm ook, niet aan de orde. Het klopt dat er meer mensen zijn die niet-inzetbaar zijn op langere termijn dan dat er momenteel werkzoekenden in opleiding of voortraject zijn.
VDAB gaat niet licht over deze inschatting als ‘niet-inzetbaar’. Alle dossiers worden individueel, geval per geval, ingeschat. VDAB stelt vast dat voor sommige mensen een tewerkstelling binnen het jaar niet haalbaar is. Hun situatie wordt jaarlijks geëvalueerd. Deze groep groeit in aantal en toont aan dat werkzoekenden met meer en meer problemen geconfronteerd worden, die complexer worden en een traject naar werk verhinderen.
Wie geen nood heeft aan een voortraject of opleiding, wordt door VDAB en partners bemiddeld naar werk. Iedere werkzoekende waarbij ingeschat wordt dat een opleiding of voortraject haalbaar en nodig is om tewerkstelling te betrachten, zal door VDAB daarin ondersteund en begeleid worden. VDAB tracht opleidingen zo laagdrempelig mogelijk te maken – denk daarbij aan afstand, taal – zodat werkzoekenden hier maximaal aan zouden kunnen deelnemen.
Ook bij voortrajecten is er oog voor laagdrempeligheid. Een voorbeeld hiervan zijn de werk- en zorgtrajecten, waarbij arbeidsmatige activiteiten een belangrijke pijler zijn om mensen met een bepaalde problematiek te laten participeren aan de arbeidsmarkt.
Bovendien wil VDAB in nauwe samenwerking met het Europees Sociaal Fonds (ESF) en lokale besturen de komende jaren inzetten op het verder uitwerken van partnerschappen binnen het ESF-project ‘Capacity Building’. De doelstelling is om, samen met partners, vanaf 2024 lokale partnerschappen uit te rollen om niet-beroepsactieven en werkzoekenden met een complexe problematiek, waaronder de neet-jongeren (not in education, employment or training) te ondersteunen om ten volle te participeren in de samenleving, inclusief maar niet uitsluitend, qua werk.
Kortom, collega Gennez, u ziet dat we oog hebben voor kwetsbare werkzoekenden en hen zoveel mogelijk proberen te ondersteunen in hun zoektocht en traject richting werk, hetzij in het reguliere arbeidscircuit hetzij binnen de sociale economie. Toch zijn de problematieken van een bepaalde groep werkzoekenden zo complex dat eerst de redenen waarom iemand niet aan de arbeidsmarkt kan participeren, moeten worden aangepakt voordat een opleiding of voortraject opgestart kan worden, wil dat ook succesvol zijn.
Ik blijf het bijzonder belangrijk vinden dat mensen die niet werken of geen werk vinden, begeleid worden door VDAB of een van de partners.
Het statuut werkloosheid laat toe dat VDAB voor deze klanten nog steeds bevoegd is om hen te activeren. Ook al zijn deze klanten momenteel niet inzetbaar, door de jaarlijkse evaluaties van de op te volgen klanten wordt telkens opnieuw ingeschat of de situatie van de klant geëvolueerd is en of er ondertussen stappen naar werk gezet kunnen worden.
In een krappe arbeidsmarkt zoals de onze, waarbij we elk talent nodig hebben, is het aangewezen dat we zoveel mogelijk potentieel op de radar houden en zodra mogelijk activeren richting werk.
Toch stelt VDAB vast dat er mensen zijn bij wie ze herhaaldelijk vaststellen dat ze op langere termijn vanwege medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale problemen niet betaald aan de slag kunnen – niet in de reguliere arbeidsmarkt, niet in sociale economie maar ook niet in een stage of traject op weg daar naartoe. Voor deze mensen moeten we nadenken of het werkloosheidsstatuut wel het beste statuut is, wetende dat ze ook niet op langere termijn beschikbaar zullen zijn en begeleidingsacties geen resultaat opbrengen. We gaan daarom graag in gesprek met onze federale collega over de mogelijkheden voor een aangepast statuut. Vanuit de Vlaamse Regering heb ik dan ook een brief overgemaakt aan federaal minister Pierre-Yves Dermagne, en daarover een vraag gesteld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Wat uw laatste opmerking betreft, denk ik dat dat een goede zaak is. Dat is een antwoord op mijn derde vraag, namelijk of u werkloosheid het beste statuut vindt voor mensen die echt bijna definitief als niet-inzetbaar worden gekwalificeerd. Ik steun dan ook uw vraag naar een aangepast statuut, en zal dat ook aan onze federale collega’s mee overmaken.
Daarnaast ben ik het helemaal eens met alles wat u gezegd hebt. Uw analyse is pertinent, uw analyse van de doelgroep is helemaal correct. Wij van Vooruit zouden verre van zeggen dat dat een gemakkelijke doelgroep is om toe te leiden naar opleiding, laat staan naar werk. Maar wij zijn toch wel bezorgd over het achterlaten van mensen. Ik denk dat we ons dat niet kunnen permitteren, zowel in het belang van die mensen zelf als in het belang van onze economie, onze productiviteit en onze welvaartsstaat. Want hoe meer mensen tewerkgesteld zijn – of dat nu deeltijds is, dan wel in het normaal economisch circuit of in de sociale economie – hoe beter voor een sterke sociale zekerheid en voor een welvaartsstaat die naam waardig. Daarom wil ik er toch nog eens op hameren dat onderzoek aantoont dat intensieve begeleiding, samen met opleiding en stages, de beste manier is om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen. En daarom blijft het toch wel bijzonder dat men zoveel mensen eigenlijk niet begeleidt.
Ik wil dan ook een laatste bijkomende vraag stellen. Hoe wilt u meer werkzoekenden opleiden of een stage laten volgen, en hoe evalueert u het probleem? Ligt het hier bij een gebrek aan aangepaste opleiding of stageplaatsen, ook voor mensen met een complexe problematiek? Of ligt het bij de bereidheid van werkzoekenden om zich effectief te engageren? Ik denk dat we het er met z'n allen over eens zijn dat we iedereen naar zijn eigen mogelijkheden, en met een passend aanbod van werkbaar werk, in een stage, een opleiding of een job moeten trachten te engageren.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik denk dat we het ons vandaag niet kunnen veroorloven om talent verloren te laten gaan. En ik denk dat we ons moeten afvragen of die niet-toeleidbaren wel op hun plek zitten bij VDAB. Ik denk dat die vooral thuishoren bij het beleidsdomein Welzijn. We weten dat er verschillende problematieken zijn bij deze groep, en voordat zij de stap zetten naar betaald werk is er ook specifieke ondersteuning en begeleiding nodig. Bij het ontwerp van decreet over de werkende zorgtrajecten hebben we het daar nog over gehad in deze commissie. Daar wordt het aanbod geoptimaliseerd naar activeringstrajecten: arbeidsmatige activiteiten (AMA’s) en de onthaaltrajecten binnen het geïntegreerd breed onthaal. Ik denk dat we dit decreet ook alle kansen moeten geven.
Daarover heb ik een aantal bedenkingen en vragen. Wat zal er gebeuren met die doelgroep van het decreet Werk- en zorgtrajecten, dus de niet-toeleidbaren? Zal VDAB die mensen direct toeleiden naar die werk- en zorgtrajecten? Hoe zorgen we ervoor dat die niet-toeleidbaren opnieuw de weg vinden naar VDAB als ze klaar zijn om opnieuw aan de slag te gaan? Kan het vrijwilligerswerk een zinvolle piste zijn? Wat is de stand van zaken van het initiatief naar de federale minister om vrijwilligerswerk mee te erkennen als een zinvolle stap naar betaalde arbeid?
In de beleidsnota wordt er inderdaad ook over gesproken om te vragen naar een apart statuut voor deze niet-toeleidbare werkzoekenden binnen de werkloosheidsverzekering. Ik ben ook blij te horen dat u die vraag hebt gesteld, minister. Maar het was nog niet duidelijk of daar ook een antwoord op gekomen is van de federale minister. Of zijn we nog steeds wachtend?
Minister Brouns heeft het woord.
Bedankt, collega’s. Het is absoluut niet onze bedoeling om mensen aan hun lot over te laten, integendeel. Hoe zwaar hun rugzak vaak ook is, we willen de mensen uiteraard niet loslaten. Zij krijgen natuurlijk dienstverlening om die problematieken aan te pakken die ervoor zorgen dat ze niet inzetbaar zijn. Dat gaan we maximaal doen. Jaarlijks zijn er evaluaties om te kijken of een voortraject of een opleiding gestart kan worden. We laten dus niemand los, ik herhaal het graag.
VDAB gaat niet lichtzinnig over die beslissing, dat had ik al gezegd. Voor mensen waarbij een voortraject zinvol is, gaan we dat zeker doen. De problemen zijn vaak complex. Dit zijn mensen die vaak ook niet geschikt zijn voor arbeidsmatige activiteiten. Dus het gaat echt wel om serieuze problematieken.
Collega Claes, VDAB maakt de inschatting. Dat kan ook een advies Welzijn zijn, zoals werd gezegd. En de vraag rond vrijwilligerswerk is inderdaad gesteld in het kader van het asymmetrisch beleid. We hebben nog geen formeel antwoord gekregen, maar we gaan zeker die dialoog aan.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
We kijken uit naar het antwoord van het federale niveau en de bijkomende acties. We blijven het met veel enthousiasme opvolgen. Bedankt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.