Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, het gebeurt niet zoveel dat ik Het Belang van Limburg lees. Ik doe dat wel als ik met behulp van zoekrobots op interessant nieuws bots. Recent verscheen in die krant een dubbelinterview met u en uw Nederlandse collega, staatssecretaris voor Infrastructuur Vivianne Heijnen. U hebt het daarin over het belang van grensoverschrijdende plannen om een betere verbinding te maken tussen beide Limburgen. Terecht lees ik dat een grens geen barrière mag zijn. Aan de andere kant van Vlaanderen, in West-Vlaanderen, is er de grens met Frankrijk. In 2018 werd in de vervoerregio Westhoek het grensoverschrijdende project Transmobil gestart. Recent werd in het kader van dat project de eerste buslijn in gebruik genomen, de lijn Ieper-Armentières. Op de lijn Poperinge-Hazebrouck is het nog even wachten, door een verschil in wetgeving tussen beide landen.
Daarover heb ik een aantal vragen. Wat is uw visie op het grensoverschrijdend openbaar vervoer tussen Vlaanderen, Frankrijk en Wallonië? Welke initiatieven dienaangaande nam u sinds medio 2019? Werden deze afgetoetst met stakeholders zoals de lokale besturen en de vervoerregioraad? Op welke manier werden zij hierbij betrokken? Welke plannen staan er nog in de steigers? Wat is de timing van uitvoering? Hoe beoordeelt u het overleg met Frankrijk en Wallonië over het grensoverschrijdend openbaar vervoer? Welke rol kunnen en willen u en de Vlaamse overheid hier zelf in spelen? Vandaag is er overal een krapte op de arbeidsmarkt. In de regio Zuid-West-Vlaanderen en de Westhoek is die krapte al veel langer een probleem. Grensoverschrijdend openbaar vervoer kan werklozen aantrekken van over de staatsgrens en de taalgrens. Dat lukt vandaag niet. Ik hoop echt dat het openbaar vervoer dat mede kan verhelpen.
Minister Peeters heeft het woord.
Goed dat men in West-Vlaanderen ook Het Belang van Limburg leest. Ik kan stellen dat Limburg en West-Vlaanderen veel gemeen hebben, zeker als het gaat over grensoverschrijdend vervoer. In ons mobiliteitsbeleid is er bijzondere aandacht voor dat grensoverschrijdend vervoer vanuit Vlaanderen naar Frankrijk. Ik sta positief tegenover de samenwerking met onze buurlanden en Wallonië om samen betere verbindingen te realiseren. Uiteraard staat en valt alles met het reizigerspotentieel voor deze verbindingen, dat de investeringen verantwoordt.
Mijnheer Maertens, u bent zeker goed geplaatst om te weten dat onder andere de vervoerregio Westhoek systematisch dat thema onder de aandacht brengt. De regio heeft ook – via de intercommunale Westhoek – zelf initiatief genomen om op het terrein een proefproject te implementeren. Het project omvat onder meer grensoverschrijdend vervoer vanuit Ieper naar Armentières, en van Poperinge naar Hazebrouck, telkens gedurende één jaar. Het gaat om een mooi voorbeeld van een bottom-upbenadering. Het project is gevraagd door de vervoerregio. De Vlaamse overheid heeft daarop positief gereageerd. De Vlaamse Regering heeft daarvoor een bedrag van 761.435,40 euro vrijgemaakt.
Nu, ik heb begrepen dat sinds 1 september 2022 de grensoverschrijdende verbinding Ieper-Armentières actief is. Wat dat betreft, denk ik – u zult het zelf beter weten dan ik – dat daar alleszins vooruitgang in geboekt wordt.
U vraagt als derde vraag ook welke plannen er nog in de steigers staan. De focus ligt nu op de grensoverschrijdende verbinding Poperinge-Hazebrouck, om die ook operationeel te krijgen. De reden dat dit proefproject nog niet is opgestart, heeft te maken met een aantal veiligheidsvereisten waarbij aan Franse zijde het gebruik van een bus zonder veiligheidsgordels niet toegelaten wordt voor een niet-urbane verbinding. Op dit ogenblik wordt onderzocht of via een private busmaatschappij, dan wel via de Franse exploitant, al dan niet een oplossing gezocht kan worden, om dit proefproject in de loop van 2023 ook te kunnen opstarten. Het is een gegeven dat de wil tussen beide partners aan beide grenzen er zeker is en dat die samenwerking alleszins loopt. De vervoerregio Westhoek heeft hiervoor middelen ter beschikking uit het VoM-budget (vervoer op maat).
Dan, uw vierde vraag, hoe beoordelen we het overleg met Frankrijk en Wallonië? Grensoverschrijdende mobiliteit kan natuurlijk niet zonder dat er een grensoverschrijdend overleg is. De Vlaamse overheid speelt hier een belangrijke rol inzake de organisatie van het openbaar vervoer. Daar zijn onze diensten dan betrokken, zowel het Departement Mobiliteit en Openbare Werken als De Lijn. Het is evident dat wij onze expertise gezamenlijk en gecoördineerd aanbrengen in het overleg met de betrokkenen aan Franse zijde. Het overleg met de Franse en Waalse partners loopt alleszins vlot, zegt onze administratie, en er is alleszins de wil om daaromtrent verder te werken.
In 2019 is er nog een intentieverklaring ondertekend tussen de verschillende partners, en daar willen we dus verder op blijven werken. We kennen de mobiliteitsproblematiek in onze Vlaamse ruit, maar zeker ook in de uithoeken is er nood aan een aantal mobiliteitsoplossingen, zeker grensoverschrijdend, en daar blijven we dus zeker ook alle aandacht voor hebben.
Ik hoop dat dat de West-Vlaamse, maar ook de Limburgse collega’s bij dezen geruststelt.
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord.
Ik denk dat het goed is dat Vlaanderen proefprojecten die van onderuit komen, die bottom-up komen, mee ondersteunt. Ik hoor u zeggen: 760.000 euro. Ik weet nu niet of dat jaarlijks is of in totaliteit, maar op zich doet dat er ook niet toe. Ik denk dat het signaal heel belangrijk is, dat we ook daarnaar kijken. Want die grensoverschrijdende mobiliteit via het openbaar vervoer heeft misschien voor een heel klein stukje te maken met mensen die naar school gaan of recreatief de bus gebruiken, maar is vooral van belang – nog eens, ik herhaal het, misschien tot uit den treure – voor de economie in de regio en het opvullen van vacante plaatsen op de arbeidsmarkt hier in West-Vlaanderen, wat echt wel een probleem is en soms nog een stuk verder gaat dan elders in Vlaanderen.
In dat kader is het misschien ook wel interessant niet alleen richting de Westhoek en over de grens met Frankrijk te kijken, maar ook naar de regio Kortrijk. We hebben daar de Eurometropool Kortrijk-Doornik-Rijsel, en die is toch niet zonder belang. Als we weten dat in de regio Moeskroen-Doornik – laat ons zeggen – de werkloosheid bij jongeren van de hoogste is in dit land, terwijl aan de overkant – 10, 15, 20 kilometer verder – bedrijven staan te schreeuwen om werkvolk om hun productie op peil te houden, dan is het echt godgeklaagd dat we er niet in slagen in dit land om die taalgrens over te steken en hier te komen werken. Ik denk dat het openbaar vervoer daarin een belangrijke rol kan spelen.
Vandaar mijn vraag of u er zicht op hebt, want ik heb – misschien in tegenstelling tot de collega’s hier rond de tafel, voorzitter – geen zicht op het regionaal vervoersplan voor de vervoerregio Kortrijk. Maar zitten daar, wat dat betreft, ook incentives in? Gaat men daar ook kijken, minister, richting het grensoverschrijdend openbaar vervoer, omdat dat ook voor die regio zeker van belang is? Hebt u daar zicht op? Hebt u daar vandaag geen detailzicht op, geen probleem, dan gaan we daar een andere keer wel eens op door. Maar ik denk dat het belangrijk is om zeker ook in die regio te zorgen voor een voldoende aanbod aan grensoverschrijdend openbaar vervoer, en dan zeker gericht op de tijden wanneer mensen naar of van het werk komen.
Ik ga ook een korte tussenkomst houden.
Minister, ik heb een jaar of twee terug ook een vraag gesteld over – en collega Maertens neemt mij de woorden uit de mond – de Eurometropool Rijsel-Doornik-Kortrijk. Ik denk dat we daar nog een bijkomend probleem hebben. Collega Maertens was bezig over de grens België-Frankrijk of Vlaanderen-Frankijk. Hier hebben we nog een bijkomende grens met Wallonië, wat niet altijd evident is. Het gebied Eurometropool Rijsel-Doornik-Kortrijk beslaat toch 2,1 miljoen inwoners en er is 84 kilometer grens tussen Frankrijk en België. Er zijn alleen maar drie grensoverschrijdende verbindingen met openbaar vervoer, wat toch heel weinig is. Collega Maertens heeft er ook al naar verwezen: arbeidsmobiliteit is hierin een belangrijke factor. We hebben heel veel Fransen die in het zuiden van West-Vlaanderen komen werken; we hebben heel weinig Walen die in Zuid-West-Vlaanderen komen werken.
Dus ik denk, minister, dat er niet alleen moet worden gekeken naar grensoverschrijdende mobiliteit met Frankrijk, maar zeker ook met Wallonië. Er zijn bepaalde projecten. Ik heb nu ook geen details. Misschien kunnen we dat inderdaad eens met een schriftelijke vraag opvragen, maar minister, de oproep vanuit Zuid-West-Vlaanderen is vooral: zorg voor grensoverschrijdende mobiliteit met Frankrijk, maar zeker ook – even belangrijk – met Wallonië.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, dat zijn allemaal terechte vragen en bedenkingen.
Nu, het is inderdaad allebei belangrijk, richting Frankrijk, maar ook richting Wallonië, en we blijven dat zeker allemaal opvolgen. Ik heb vandaag geen details bij de hand over welke grensoverschrijdende verbindingen er overal zijn, maar ik weet natuurlijk wel dat de nood er is, en dat zeker die arbeidsmobiliteit waar jullie beiden naar verwezen hebben, van groot belang is. Dus we zullen alles in kaart brengen en ik zal vragen aan mijn administratie dat ze kijken wat waar is inzake grensoverschrijdende mobiliteit. Vandaag kan ik daar geen antwoord op geven, maar dat het noodzakelijk is en dat we daarop moeten blijven focussen, dat neem ik zeker ter harte.
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u, minister. Ik denk dat het belang heel duidelijk – ook door u, voorzitter – is geschetst. Ik denk echt wel dat we daar de komende jaren verder op moeten blijven inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.