Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, tijdens de commissievergadering van 6 oktober hadden we het over de gefaseerde invoering van de basisbereikbaarheid. Daar is het gisteren in de plenaire zitting ook nog even over gegaan. We weten dat de stap die u daar tijdens de zomervakantie gezet hebt, leidt tot een belangrijke rol voor De Lijn bij de gefaseerde uitrol. In de context van die vergadering hebt u een aantal zaken nog eens bevestigd. Meer bepaald gaat het dan over de autonomie die aan de Lijn gegeven wordt om weliswaar telkens in overleg en consensus met de lokale besturen en de vervoerregioraden in het basisbereikbaarheidsplan, een aantal trajecten te verbeteren. U zei ook dat de plannen die door de vervoerregioraden zijn opgemaakt, uiteraard de leidende documenten blijven en dat die ook gehonoreerd blijven. Dat zijn een aantal zaken die voor mij evident zijn in heel de veranderde aanpak van basisbereikbaarheid.
Maar dan las ik, een beetje tot mijn verbazing en ook onduidelijkheid, die ik nu uit de wereld hoop te helpen, een aantal verklaringen van de burgerbewegingen in Antwerpen, die in het kader van de nieuwe Vlaamse engagementen voor de overkapping van de Antwerpse Ring en de modal shift toch een aantal zaken geponeerd hebben in de pers. Ze zeggen dat zij inspraak krijgen in een inhaaloperatie – wat dat ook mag zijn en wat dat concreet mag betekenen – die er moet komen bij De Lijn. Die moet de openbaarvervoermaatschappij met gerichte maatregelen zoals meer personeel, meer materieel en betere doorstroming toelaten om de huidige malaise te keren en de invoering van het plan basisbereikbaarheid stelselmatig te realiseren. Ik heb absoluut veel begrip voor de burgerbewegingen en hun mening over het openbaar vervoer in Antwerpen – ik ken daar wel wat mensen die daar ook iets over te zeggen hebben –, maar ik schrok een beetje toen zij het hadden over inspraak inzake de inzet van personeel, meer personeel, materieel en betere doorstroming. Alle suggesties zijn welkom wat dat betreft, maar ik heb daar toch een aantal vragen over.
Minister, kunt u de inspraak die vooropgesteld wordt door de burgerbewegingen nader toelichten? Is dat een afspraak tussen De Lijn en de Vlaamse overheid en de burgerbeweging? Werd dit met alle actoren, onder andere ook de vervoerregioraden, besproken? Hoe kwam deze beslissing concreet tot stand?
Niet onbelangrijk, als we in Antwerpen de burgerbewegingen inspraak geven, verdergaand dan de vervoerregioraden zoals die vandaag opgebouwd zijn, gaan we die methodiek dan Vlaanderenbreed uitrollen? Komen er ook elders in Vlaanderen burgerbewegingen of burgers die kunnen participeren aan de besluitvorming in of naast de vervoerregioraad?
Welke zijn de verwachtingen van u als minister en van De Lijn ten aanzien van de burgerbewegingen? Wat is de precieze finaliteit van deze koerswijziging?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Maertens, dank voor uw vragen.
U hebt zelf al gezegd dat we het recent in deze commissie uitgebreid hadden over de gefaseerde uitrol van basisbereikbaarheid. We zijn toen misschien niet specifiek ingegaan op de Antwerpse situatie, maar alleszins denk ik dat de meeste collega’s hier in deze commissie weten dat er inzake het tramnet voor Antwerpen in het kader van de openbaarvervoerplannen geen consensus, geen eensgezindheid was binnen de vervoerregioraad. Ik beklemtoon graag het woord ‘vervoerregioraad’, want het is de vervoerregioraad die zich mee moet uitspreken over de openbaarvervoerplannen. We hebben destijds een heel verhaal gehad rond het afschaffen van tramlijn 4 en tramlijn 7. Daar was geen consensus over. Men is dan opnieuw aan tafel gaan zitten. Er is een tweede plan gemaakt. Maar ook dat raakte niet door een vergadering van de vervoerregioraad in Antwerpen. Dan heeft men binnen diezelfde vervoerregioraad beslist om een werkgroep samen te stellen om zich verder te buigen over het tramnet in Antwerpen binnen het hele verhaal van basisbereikbaarheid. In deze werkgroep zitten ook Antwerpse burgerbewegingen en TreinTramBus. Dat is een beslissing die genomen is op het niveau van de vervoerregioraad. Ik vind dat als dusdanig helemaal geen vreemde vraag.
We gaan straks in de namiddag de volledige voortgangsrapportage krijgen rond alles wat te maken heeft met het Toekomstverbond en met het Oosterweelproject. U weet dat ook daar de Antwerpse burgerbewegingen onze partners zijn en dat zij ook daar samen meekijken naar hoe het routeplan van Antwerpen uitgerold kan worden en hoe het de modal shift 50/50 kan realiseren. In die zin vind ik het heel logisch en begrijpelijk dat men binnen de vervoerregioraad Antwerpen beslist heeft om de Antwerpse burgerbewegingen, die een fundamentele partner zijn in het Toekomstverbond, ook mee aan tafel te laten zitten in de werkgroep rond ‘wat nu met het tramnet in Antwerpen?’. Het is alleszins de bedoeling dat die werkgroep tot een advies komt en dat de vervoerregio zich daarover dan finaal zal uitspreken.
Voor alle duidelijkheid: ik ben pro die draagvlakverwerking. Als we kijken naar circulatieplannen, dan is draagvlak heel belangrijk. Bij alles wat te maken heeft met mobiliteit, is draagvlak heel belangrijk. We weten dat op sommige locaties de uitdagingen nog groter zijn, zeker als we ook kijken naar Antwerpen en de ambitieuze 50/50-modal shift. Dan is dus het draagvlak en ook een gedragen tramplan zeker een goede zaak om daartoe te komen.
U vraagt of we dat moeten uitbreiden richting alle vervoerregioraden. Eén, het staat vervoerregioraden vrij om al dan niet organisaties te betrekken. Sommige hebben dat expliciet opgenomen in hun huishoudelijk reglement, andere niet. De meeste vervoerregioraden hebben alleszins een goedgekeurd kernnet en ook een aanvullend net. Wij hebben als Vlaamse Regering dat kernnet definitief vastgesteld, maar specifiek voor Antwerpen werd dan voorbehoud gemaakt voor het tramnet, omdat daarover geen consensus was. Alleszins mogen vervoerregioraden zelf zorgen voor een maximaal draagvlak voor alle plannen die zij uitrollen. En draagvlak vergroten door meer organisaties, bewegingen, verenigingen erbij te betrekken is uiteraard zeker een goede zaak. Dat kan alleen maar het draagvlak vergroten. Dat kan ik dan ook alleen maar toejuichen.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Het zorgt in ieder geval voor meer duidelijkheid. Als we alleen moeten afgaan op de pers, dan weet je natuurlijk niet alles. Het is heel duidelijk, als ik u hoor dat dit een beslissing is binnen de autonomie van de vervoerregio Antwerpen. Het is niet onverstandig om soms eens het instrument van de participatie op te zoeken en mensen rechtstreeks te betrekken of vertegenwoordigers van de bevolking te betrekken bij de opmaak van plannen en met het zoeken naar draagvlak. Daar volg ik u in. Ik doe dat lokaal ook heel vaak. Dat werkt.
Ik las in de motie van collega Bex die gisteren niet goedgekeurd is in de plenaire zitting, dat hij bijvoorbeeld ook vroeg naar een burgerbevraging – of het was eerder, hij zal me wel corrigeren, ik heb hem al zijn hand zien opsteken. Maar dat is nog iets anders. Je kunt veel meer doen met het echt betrekken rond de tekentafel van mensen die vertegenwoordiger zijn van de burgers met kennis van zaken. Daar geloof ik wel in. Het is heel goed dat dat binnen de autonomie van de vervoerregioraad geldt, dat dat zal leiden tot een advies dat dan op de vervoerregioraad zelf tot een beslissing moet leiden. Daar ga ik absoluut mee akkoord. Dat is helemaal goed.
Kunnen of moeten we dat Vlaanderenbreed uitrollen? Ik denk niet dat we dat mogen en moeten opleggen vanuit Vlaanderen. Ik denk wel dat er misschien goede lessen getrokken kunnen worden uit – laat ons zeggen – een soort proefproject nu in Antwerpen wat betreft het openbaarvervoerplan, want de vervoerregioraden zitten natuurlijk niet stil. Zodra het openbaarvervoerplan zoals in mijn vervoerregio is goedgekeurd, dan gaan we een stap verder. Dan gaan we richting de wegencategorisering, dan ga je kijken naar het zwaar vervoer, naar het fietsbeleid. In sommige gevallen kan het nuttig zijn om ook daar de knowhow en de ervaring van burgers, van mensen uit de praktijk mee aan tafel te hebben. Misschien is het wel nuttig om dan aan de Vervoerregioraad Antwerpen te vragen om de lessen die ze trekken uit de manier van participatie te delen met andere vervoerregioraden, al dan niet via vertegenwoordigers van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) of van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) die in al die vervoerregioraden actief zijn.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Maertens, dank voor de vraag. Wij zijn met Groen inderdaad al langer vragende partij om meer burgerinspraak te creëren rond hoe de hervorming van het openbaar vervoer tot stand kan komen. Volgens ons is het heel duidelijk dat dat in heel veel vervoerregio’s te weinig gebeurd is. Collega Maertens, ik kan u geruststellen. Ik heb de tekst van mijn motie van gisteren er nog eens bij genomen. Wij stellen voor om enerzijds het aspect van participatie extra vorm te geven in het decreet en een brede maatschappelijke bevraging te organiseren. Het zijn dus de beide. Alleszins zie ik op dit punt geen reden waarom u gisteren de motie niet goedgekeurd zou hebben want ik begrijp dat u ook wel enthousiast wordt van dat voorstel.
Minister, ik heb gisteren dus een motie toegelicht in de plenaire vergadering waarin ik vraag om snel werk te maken van een beter openbaar vervoer en aan een aantal knelpunten – ik ga dat hier niet helemaal toelichten, u hebt die misschien zelf al kunnen bekijken, anders nodig ik u uit om dat zeker nog te doen – toch nog vooruitgang te boeken inzake basisbereikbaarheid. De fractieleider van Open Vld, die de enige was van de meerderheid die tussenkwam, zei: ‘Laat ons nu niet vooruitlopen op de feiten, laat ons eerst de analyse van het Rekenhof afwachten voor we grote conclusies gaan trekken over hoe we basisbereikbaarheid verder vormgeven.’ Ik vond dat een zeer vreemde uitspraak. Ik ben er wel wat van geschrokken. Ik kan me niet inbeelden dat het niet de bedoeling is om, ondanks dat er heel veel dingen van basisbereikbaarheid in het slop zitten, toch nog op korte termijn werk te maken van een zo groot mogelijk succes. Dat wou ik toch even bij u aftoetsen en ik nodig u opnieuw uit om de motie die ik gisteren ingediend heb, toch nog eens door te nemen. Ik nodig hiervoor ook de collega’s uit, want collega Maertens, het is niet te nemen of te laten. Dat heb ik gisteren ook gezegd. Als er dus dingen zijn waarvan u zegt dat u dit of dat nog wilt aanpassen, dan kunnen we misschien over meerderheid en oppositie heen samenwerken aan een visie. Ik ben daar zeker toe bereid.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dank voor de bijkomende vragen. Collega Maertens, specifiek voor het tramnet – dat wil ik toch wel heel erg benadrukken – waar geen consensus over was, heeft men gezegd dat men die bijkomende onderzoeken gaat doen en die werkgroep gaat oprichten waar men heel wat burgerbewegingen en verenigingen zoals TreinTramBus bij gaat betrekken. Persoonlijk vind ik dat ook een goede zaak. Als er geen consensus is over twee plannen, dan moet men opnieuw aan de tekentafel gaan zitten. We moeten ervoor zorgen dat er een zo breed mogelijk draagvlak is.
U maakt terecht de bedenking dat we dat ook moeten doen voor andere elementen in de andere vervoerregioraden. De openbaarvervoerplannen zijn op dit moment bijna overal afgeklopt, maar op dit ogenblik zijn al die vervoerregioplannen bezig met hun mobiliteitsplannen. Het is ook belangrijk dat jullie daar een breed draagvlak hebben. Op het vlak van wegcategorisering, fietsplannen, routes voor zwaar vervoer is het inderdaad goed dat er overal mee inspraak gecreëerd wordt. Nu, ik neem ook aan dat die mobiliteitsplannen allemaal onderworpen worden aan openbaar onderzoek. Maar de participatie, dat draagvlak is altijd heel belangrijk.
De secretaris-generaal van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, de heer Boelaert, is ambtelijk voorzitter in de vervoerregioraad Antwerpen. U weet dat er telkens een ambtelijke en een politieke voorzitter is. Hij is daar ambtelijk voorzitter. De knowhow en de kennis die hij vergaart in de vervoerregioraad Antwerpen inzake burgerparticipatie en draagvlak, kan zeker breed uitgespreid worden naar de andere vervoerregioraden. Opnieuw, meer draagvlak kunnen we uiteraard alleen maar toejuichen.
Mijnheer Bex, wat betreft uw motie: ik heb die niet onmiddellijk bij me. Ik heb ook nog niet gecontroleerd wat specifiek gezegd zou zijn door mijn fractievoorzitter in het parlement. Ik wil bij dezen wel meegeven – dat is ook heel duidelijk gebleken in deze commissie toen we het hadden over de verdere uitrol van basisbereikbaarheid en de fasering – dat men daarmee van start gegaan is. We gaan niet wachten op een verslag van het Rekenhof, als dat bedoeld zou zijn. Dat is zeker niet onze opzet. We gaan verder met de gefaseerde uitrol. Men gaat daar ook in januari mee starten.
U weet dat wat dat betreft De Lijn sowieso haar aanbodautonomie, ook de gekaderde prijsautonomie ter beschikking gekregen heeft in het kader van dat openbaredienstencontract. Het is binnen dat openbaredienstencontract dat die kernwoorden – de klantvriendelijkheid, de duurzaamheid en de efficiëntie – er specifiek toe moeten leiden om te komen tot een beter openbaar vervoer. Ik heb altijd gezegd en ik blijf dat ook herhalen dat we een heel ambitieus, maar ook een heel goed dienstencontract hebben van 2022 tot 2027, voor de komende vijf jaar. ik heb er alle vertrouwen in dat De Lijn alles op alles gaat zetten om die efficiëntiewinsten te boeken en om zo te zorgen voor een beter openbaar vervoer.
Een en ander staat of valt natuurlijk ook met een aantal strategische investeringen. Dan kom ik weer bij de situatie van Antwerpen en de moeite die men daar had voor het opmaken van een nieuw tramplan. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat er een aantal noodzakelijke investeringen, strategische en nieuwe investeringen, moeten komen, maar tegelijkertijd dat we daar ook met die onderhoudsachterstand zitten uit het verleden. We proberen daar binnen De Lijn nu een antwoord op te bieden. Dat zorgt ook voor een breder draagvlak straks voor een nieuw openbaarvervoerplan waar alle partijen zich gezamenlijk over buigen.
Het draagvlak is dus heel belangrijk. Het mag voor mijn part breed uitgerold worden naar alle vervoerregioraden. Als het gaat over de nieuwe plannen die zij nu maken, mobiliteitsplannen en dergelijke meer: hoe meer draagvlak, hoe beter. Ik hoop dat we te gepasten tijde ook groen licht zullen krijgen voor een aangepast tramnet in Antwerpen. Maar het zal waarschijnlijk samengaan met onder andere de strategische investeringen. Ik denk aan de premetro Kerkstraat-Pothoekstraat en dergelijke, waar we recent toch ook groen licht voor gegeven hebben.
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het antwoord.
Ik denk dat alles duidelijk is wat dat betreft. We hopen lessen te kunnen trekken uit de participatie in Antwerpen. Het mag inderdaad andere vervoerregioraden er zeker niet van weerhouden om dat ook te doen op andere domeinen zoals het mobiliteitsplan. Alleen, de ervaring uit die vervoerregioraad waar ik zelf deel van uitmaak, leert toch een beetje dat het tempo veelal door de studiebureaus wordt bepaald en dat de burgemeesters of schepenen dan wel eens eventjes op de rem moeten staan om echt een draagvlak te zoeken, om te weten wat er leeft binnen die gemeenten. We moeten ervoor zorgen dat het geen Vlaamse eenheidsworst wordt, maar wel een mobiliteitsplan op maat van de regio. Maar goed, dat zal afhangen van de dynamiek in elk van de vervoerregioraden. Als het dus een element is om eventjes op de rem te staan en om wat participatie te zoeken bij bepaalde thema’s, denk ik dat dat zeker moet kunnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.