Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Meremans heeft het woord.
Een tijdje terug – vorige week, of de week voordien – kregen we een rapport van de automobielfederatie European Automobile Manufacturers’ Association (ACEA). Daar kregen we te horen dat ons land toch wel een beetje een zwak figuur slaat in vergelijking met andere Europese landen wat betreft de uitrol van laadpalen. 8,8 laadpunten per 100 kilometer, we hinken daarmee toch redelijk ver achterop. We kijken vaak eens over de grens en dan zien we dat Nederland koploper is op het gebied van laadinfrastructuur en maar liefst 8 keer meer laadpunten dan wij telt.
Over de uitrol in Vlaanderen hebben we hier al een paar keer van gedachten gewisseld, en in ons gewest zijn we dus bezig met een inhaalbeweging. Maar heel wat Vlamingen komen natuurlijk naar de hoofdstad van Vlaanderen – dat is nog altijd Brussel – en daar knelt het schoentje. Daar voelt men blijkbaar minder de urgentie om mee op de kar van de laadpalen te springen en blijft men achterophinken. Met andere woorden, mensen komen misschien uit de rand rond Brussel met de elektrische wagen, maar kunnen die dan niet opladen. Natuurlijk speelt er ook nog iets anders mee: er is blijkbaar een traditie ontstaan – een beetje folklore –, waarbij men de drang heeft om soms laadpalen uit de grond te rukken en die dan ergens neer te poten. Daar moeten we in de toekomst misschien ook nog rekening mee houden in Brussel. Ik heb dat ook deze week gezien.
Maar goed, dit gezegd zijnde, de volgende vragen.
Zult u in overleg gaan met uw collega uit Brussel, zodat Vlamingen die in Brussel werken, ook hier terechtkunnen met hun elektrische wagen om die op te laden?
Hebt u verder zicht op hoe de bepaling van locaties bij lokale besturen in Vlaanderen zal gebeuren? Er ging een rapport zijn met daarin de locaties die in aanmerking komen, maar tot op dit ogenblik – dacht ik – zijn die nog niet volledig uitgerold.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Meremans, voor uw vraag.
Zoals u zelf ook al wel aangeeft, ben ik uiteraard niet bevoegd en niet verantwoordelijk voor de uitrol van onze laadpaalinfrastructuur in de andere gewesten in ons land. Los daarvan geeft elk gewest haar eigen ambitie en beleid vorm op het vlak van het elektrisch rijden en de laadinfrastructuur.
Ik kan u wel al meedelen dat we de uitrol van de laadinfrastructuur in Vlaanderen sinds enkele jaren zeer ernstig nemen en we daar ook de nodige budgetten voor voorzien hebben, en dat we nu een enorme toename zien dankzij de verschillende calls die we hier recentelijk voor hebben uitgeschreven.
Daarnaast zijn er op administratief niveau goede contacten tussen het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) en de collega’s van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die verantwoordelijk zijn voor de uitrol van de laadinfrastructuur in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zelf. Er wordt hiervoor ook regelmatig afgestemd tussen het federale niveau en de gewesten binnen het recent opgerichte BE4MOVE-platform.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest verloopt de uitrol van de publieke laadinfrastructuur hoofdzakelijk via het concessiemodel, zoals dit initieel ook in Vlaanderen werd toegepast sinds 2016. Op dit moment beschikt het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest over ongeveer 2000 publieke laadpunten. Dit aantal zou moeten toenemen tot 22.000 in 2035. Ook voor parkings van kantoren en openbare parkings werden recent verplichtingen goedgekeurd voor de installatie van laadinfrastructuur, hetgeen pendelaars zeker de mogelijkheid biedt om ook hun wagens op te laden.
Zoals wij ook in Vlaanderen doen, reken ik erop dat de Brusselse collega’s het aantal elektrische voertuigen zelf ook continu zullen monitoren en zodoende ook de beschikbaarheid van de laadpunten in overeenstemming brengen met het aantal voertuigen dat ervan wil gebruikmaken.
Wat uw tweede vraag betreft: hebben we zicht op de bepaling van de locaties in Vlaanderen? Ik denk dat u ons uitrolplan voor Vlaanderen kent. Wij hebben enerzijds het paal-volgt-wagenprincipe, waarbij er een laadpaal kan komen op vraag van een e-rijder. Daarnaast hebben we natuurlijk ook de strategische uitrol op vraag van de lokale besturen, en ook in overeenstemming met onze potentieelkaarten. Daar geldt natuurlijk het principe van ‘paal volgt paal’, wat wil zeggen dat als er heel veel palen drukbezet worden, er bijkomende mogelijkheden worden gecreëerd.
We hebben sinds 1 september ook onze digitale loketten geopend bij het Departement MOW, waar eenieder een aanvraag kan indienen. Die aanvraag wordt dan gematcht met de laadpaalexploitant, die vervolgens zal zorgen voor de nodige laadinfrastructuur.
Een leidraad ‘Lokaal laden’ vindt u terug op de website van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Daar wordt heel de Vlaamse laadinfrastructuur uiteengezet. Die van Brussel vindt u daar niet op; het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest moet die informatie bieden.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb eigenlijk geen bijkomende vragen, maar als ik zie dat Brussel van 2000 laadpalen naar 22.000 moet gaan, vind ik dat een serieuze inhaalbeweging. Ik begrijp, minister, dat u geen bevoegdheid hebt in Brussel. Ook de federale overheid is hier niet bevoegd. Maar dat zijn vragen die toch rijzen. Ik hoop dat hier ook een ‘sense of urgency’ opkomt. U zegt wel dat er overleg is tussen MOW en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar soms heb ik de indruk dat men in dat Gewest enkel en vooral kijkt naar de eigen inwoners. Je mag niet vergeten dat Brussel ook leeft dankzij de dagelijkse intocht van zoveel mensen die er werken, tijd spenderen enzovoort. Ik hoop maar dat Brussel daarin volgt. Dat is ook een taak voor de mensen die in Brussel politiek actief zijn. Wij moeten zeker vanuit Vlaanderen die druk blijven zetten. Ik weet dat u dat doet en u krijgt daarvoor onze steun.
Wat lokaal laden betreft: daar krijg ik voortdurend vragen over. De toename van de elektrische wagens gaat zeer snel. Ik weet ook wel dat niet alles op één dag kan. In Vlaanderen hebben wij dat uitrolplan. Ik hoop alleen dat men in Brussel goed volgt, of anders komen wij toch wel in de problemen.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Meremans, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is een beetje georganiseerd als het Vlaamse Gewest. Parlementsleden kunnen daar ook vragen stellen aan de Brusselse minister die bevoegd is voor de laadpalen. Dan antwoordt die minister daarop zoals wij dat hier ook gewoon zijn. U hebt in het Brusselse Parlement 3 collega’s die dergelijke vragen zouden kunnen stellen; misschien hebben zij dat al gedaan.
Het is inderdaad zoals u het hebt geschetst dat de legislatuur is gestart met een achterstand. Wij moeten daar niet flauw over doen. In Brussel heeft men te laat ingezien dat men daarin moest investeren. Bij het begin van deze legislatuur waren er 14 publiek toegankelijke laadpalen. Uiteraard was dat volstrekt te weinig. Minister Alain Maron van Ecolo heeft dan enkele initiatieven genomen. Vandaag zijn er al 2000 publieke laadpalen. Het is de bedoeling om dat snel op te trekken tot 22.000. Het urgentiebesef is er dus zeker aanwezig. Er wordt hard aan gewerkt, omdat men beseft dat er een inhaalbeweging nodig is. Dat kan ik u verzekeren. De groene bestuurders in Brussel zien alleszins in dat het zeer belangrijk is om niet alleen de Brusselaars zelf maar ook de pendelaars en de bezoekers de mogelijkheid te bieden hun auto op te laden.
Dank u wel voor deze Brusselse invalshoek.
Mevrouw Mertens heeft het woord.
Zoals collega Bex zegt, is het urgentiebesef in Brussel nu aanwezig. Er is een inhaalbeweging aan de gang. Vlaanderen heeft in maart een verplichting ingevoerd om laadstations te installeren bij de bouw of renovatie van een gebouw. Ik vraag mij af of en wanneer ook Brussel deze maatregel zal nemen.
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Mertens, dat weet ik niet. Dat moet gevraagd worden door de collega’s in het Brusselse Parlement. Voorts kan ik alleen maar herhalen dat wij in het interfederale platform BE4MOVE overleg hebben met de andere gewesten.
Ook ik zie de snelle groei van de elektrische wagens. Als straks de tweedehandsmarkt een boost zal krijgen door de salariswagens, ga ik ervan uit dat ieder zijn verantwoordelijkheid zal opnemen. Ik zie alleszins dat de private markt daar ook veel inspanningen voor levert. Het is een en-en-enverhaal. Ook in Brussel zullen heel wat private spelers mee op de kar springen. Maar ik neem aan dat de overheid ook zelf het nodige zal doen.
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, Brussel is onze hoofdstad. Wij zitten hier ook vandaag. Ik zie niet in waarom wij in het Vlaams Parlement, in Brussel, geen vragen zouden mogen stellen over Brussel. Er zijn zoveel mensen die hier komen werken. Er worden in het Vlaams Parlement vragen gesteld over een bus die niet stopt in Antwerpen. Er zijn collega’s die vragen willen stellen over de cultuursubsidies in Stad Antwerpen. Dat lijken mij allemaal lokale materies te zijn. Hier gaat het over mensen uit Vlaanderen die in Brussel komen werken en er ook hun centjes opdoen. Vlaanderen geeft veel centjes aan Brussel. Vandaar mijn vraag of de ‘sense of urgency’ in Brussel wel is doorgedrongen.
Collega Bex zegt dat men in Brussel heeft begrepen dat men een achterstand heeft. Die achterstand was er in Vlaanderen ook. Maar wij hebben een uitrolplan dat volop wordt gerealiseerd. Ik hoop dat Brussel volgt. Alleen wil ik nog wel zien hoe men van 2000 tot 22.000 kan gaan. Ik zie immers hoe men in andere dossiers zaken terugdraait. Ik hoop dat dit in dit dossier toch weer niet gebeurt. Uit die bezorgdheid heb ik mijn vraag gesteld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.