Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik heb begrepen dat we met een krappe agenda zitten, dus ik probeer mijn vraag wat in te korten. De vraag is eigenlijk redelijk simpel, al weet ik niet of het antwoord even eenvoudig is. We hebben indertijd met de PFOS-onderzoekscommissie (perfluoroctaansulfonaat) de aanbeveling gedaan om zo snel mogelijk bij zo veel mogelijk mensen bloedonderzoeken uit te voeren in de omgeving van Zwijndrecht, om te kijken hoe het met die mensen zit, en hoever die verspreiding zit.
Sinds april kan iedereen in een straal van 5 kilometer rond de 3M-site zich aanmelden om zijn of haar bloed te laten onderzoeken op poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS). Ondertussen kan ook iedereen op de rechteroever die binnen die 5 kilometer valt dat laten doen. Dat is een zeer goede zaak, we hebben daar lang op aangedrongen. In totaal zijn dat zo’n 92.000 burgers die zich potentieel zouden kunnen laten testen.
Eind september is door het agentschap Zorg en Gezondheid de firma aangesteld die die onderzoeken ook zal doen. Maar nu blijkt dat voorlopig, op dit moment, eigenlijk maar zo’n 7500 omwonenden zich al aangemeld hebben voor dat bloedonderzoek. Tenzij er ondertussen nog nieuwe cijfers zouden zijn, want deze vraag is ook al wel een aantal weken geleden ingediend. Dat is dus maar een kleine 10 procent, zelfs niet, van het potentieel aantal mensen dat zou kunnen worden bereikt.
Nu is het natuurlijk zo dat, naast de omgeving van Zwijndrecht, waar de vervuiling het meest manifest aanwezig is en waar ook de meeste aandacht naartoe gaat, er verspreid over Vlaanderen nog heel wat andere hotspots zijn geïdentificeerd. Ook daar zijn er no regret-maatregelen afgekondigd. Maar ook daar maken mensen zich mogelijk ongerust over wat er nu eigenlijk in hun bloed zit wat PFAS betreft.
Ik heb dan ook een simpele vraag of suggestie. Is het mogelijk om de doelgroep van het huidige bloedonderzoek uit te breiden naar omwonenden van hotspots in heel Vlaanderen, nu we vaststellen dat minder dan 10 procent van de huidige doelgroep zich al heeft aangemeld?
Hebt u ook budget en capaciteit voorzien voor die volledige doelgroep van omwonenden in Zwijndrecht Linkeroever, en dat deel van de rechteroever dat erbij gekomen is?
Welke plannen hebt u met een eventuele onderbenutting van de beschikbare testcapaciteit?
Welk perspectief geeft u aan mensen die in de buurt van een PFOS-hotspot wonen en die zich zorgen maken over de risico’s voor hun gezondheid? Wanneer zullen zij hun bloed eventueel kunnen laten onderzoeken?
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de vraag. Ik wil misschien eerst ter verduidelijking meegeven dat het aantal inwoners in de 5 kilometerzone rond 3M vorig jaar op een totaal van 71.370 mensen lag. Dat betekent de inwoners van het stukje rechteroever inbegrepen. Dat zijn de cijfers waar wij over beschikken.
Een uitbreiding van het bloedonderzoek naar omwonenden van hotspots in heel Vlaanderen is volgens het agentschap Zorg en Gezondheid weinig zinvol. Zij zijn van mening dat een bloedonderzoek enkel zin heeft als dat gebeurt binnen een wetenschappelijk correct opgezet medisch milieukundig humaan biomonitoringsonderzoek. Daarin brengt men merkers van blootstelling en effect in verband met gedetailleerde milieumetingen en/of de langdurige opvolging van gezondheidseffecten.
Het aanbieden van gratis PFAS-bloedanalyses voor alle risicosites waar PFAS in de bodem of het grondwater wordt aangetroffen, is volgens ons agentschap Zorg en Gezondheid weinig zinvol, en ze geven daar een aantal redenen voor. Zo geeft de meting van PFAS in bloed niet de bron van PFAS aan. PFAS komt immers voor in voedsel en drinkwater, maar ook in tal van consumentenproducten. De meting van PFAS in bloed zegt alleen in welke mate iemand in contact is gekomen met PFAS. Het gaat hierbij zowel om recente blootstelling als om blootstelling uit het verleden.
Op basis van de concentratie van PFAS in bloed bij een individu, kan men niet individueel op maat blootstellingsbeperkende adviezen geven. Met andere woorden, de concentratie op zich geeft geen bron van blootstelling aan.
Men kan op basis van de concentratie van PFAS in bloed voor een individu ook niet voorspellen dat er zich in de toekomst gezondheidsproblemen zullen ontwikkelen als gevolg van de PFAS-blootstelling. De PFAS-concentraties zijn namelijk maar één onderdeel van een geheel aan risicofactoren voor gezondheidseffecten.
Een laatste reden is dat er geen behandeling mogelijk is om PFAS uit het lichaam te verwijderen. Er is met andere woorden geen klinisch handelingsperspectief. Enkel door de blootstelling zo veel mogelijk te beperken, zal de hoeveelheid PFAS in het lichaam langzaam afnemen.
Wat het aantal aanmeldingen betreft, zien we toch dat het aantal geleidelijk en gestaag toeneemt. Momenteel zijn het er 8268. Het vraagt wel wat tijd om doelgroepen te bereiken. Mensen kunnen zich ook nog tot juni 2023 aanmelden om deel te nemen aan het bloedonderzoek.
Bovendien verwacht het agentschap Zorg en Gezondheid dat de aanmeldingen nog zullen toenemen zodra er ook duidelijkheid is over wanneer en waar de bloedafnames precies zullen plaatsvinden. Samen met Eurofins wil het agentschap het aantal aanmeldingen nog doen stijgen om relevantie en sterkte van inzichten op groepsniveau te laten toenemen. Daarvoor worden nog gezamenlijke communicaties ingepland.
Wat het budget betreft, is er voorzien in de gunning van de overheidsopdracht dat ongeveer 40 procent van de omwonenden kan deelnemen aan het bloedonderzoek PFAS. Dat lijkt mogelijk weinig; 60 procent neemt dus niet deel. Maar uit ervaring met eerdere, soortgelijke HBM-studies (humane biomonitoring) in milieugezondheidskundige aandachtsgebieden weten we dat er een absoluut maximale respons is van ongeveer 30 procent. Dus hier werd vanwege de media-aandacht en de communicatie die nog zal volgen een marge van 10 procent ingebouwd. Dat zou normaal gezien moeten volstaan.
Wat de eventuele onderbenutting van de testcapaciteit betreft, het is wel nog vroeg om daarop in te gaan, aangezien men nog tot juni heeft om zich aan te melden. We zien inderdaad, zoals gezegd, dat het aantal aanmeldingen ook wel toeneemt, ook op de rechteroever. Het vraagt ook wat tijd om alle doelgroepen te bereiken. Eenmaal duidelijk zal zijn waar en wanneer, worden er ook nog sterke stijgingen verwacht. Het budget kan nog tot in de herfst van 2026 ingezet worden.
Er wordt ook overwogen om een epidemiologisch longitudinale follow-upstudie op te zetten voor tien jaar, als ook een gezondheidssurveillanceprogramma. De onderbenutte testcapaciteit is zeker inzetbaar om die programma’s te ondersteunen, in het groter geheel van gezondheidsopvolging in de 5 kilometerzone, aangevuld met budget uit de herstelovereenkomst met 3M.
De derde vraag dan. Het agentschap Zorg en Gezondheid adviseert om op risicosites een grondig milieuonderzoek uit te voeren waarbij PFAS wordt gemeten in de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater. Op die manier krijgt men een inzicht in de blootstelling van de omwonenden via de leefomgeving. De meting van PFAS in het bloed geeft, zoals reeds gezegd, geen bron van PFAS aan. Op basis van de resultaten van grondig milieuonderzoek worden no regret-maatregelen geadviseerd, waaronder vooral ook blootstellingsbeperkende maatregelen.
Voor de mensen die ongerust zijn, raadt ons agentschap het volgende aan. Zij kunnen ook zonder PFAS-meting in het bloed hun blootstelling aan PFAS beperken. Er is een checklist die online beschikbaar is op de website www.vlaanderen.be/pfas-vervuiling om mogelijke blootstellingsbronnen na te gaan en zelf ook desgewenst gerichte maatregelen te nemen. Dat kan natuurlijk ook zonder het resultaat van PFAS in het bloed te kennen.
Zij kunnen ook, al dan niet met een PFAS-meting in het bloed, bij de huisarts terecht om hun bezorgdheid rond PFAS te bespreken. De huisarts kan dan nagaan of een bepaling van cholesterolwaarden, leverenzymen, schildklierhormonen en eventueel urinezuur nuttig is. Dat is vooral nuttig als ook nog andere risicofactoren aanwezig zijn. Denk aan overgewicht, roken, suikerziekte of hoge bloeddruk. De huisarts kan dan ook gepaste aanbevelingen of medicatie voorschrijven. Bij zwangere vrouwen is de arts het best extra waakzaam voor zwangerschapshypertensie, dus de verhoogde bloeddruk.
Tot slot zullen we natuurlijk ook het internationaal wetenschappelijk onderzoek blijven opvolgen, mocht blijken dat bloedafnames, bijvoorbeeld in combinatie met data uit medische dossiers, voor bepaalde doelgroepen toch een meerwaarde kunnen betekenen. We voeren momenteel een HBM-studie uit bij jongeren waarbij de data van de bloedanalyses gekruist zullen worden met de gegevens uit de INTEGO-databank van de huisartsen. We verwachten daarvan resultaten tegen september 2023. Op dat moment zullen we ook een definitief zicht hebben op de nog resterende capaciteit van bloedtesten, omdat men dus tot juni de tijd heeft om zich in te schrijven. In september zullen we op dat vlak dus al veel verder staan.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister.
Ik ga op een aantal elementen nog eens ingaan. Ten eerste, het is uiteraard een goede zaak dat er zich ondertussen toch weer wel wat meer mensen hebben aangemeld om die testen te laten doen. Ik ben het op zich wel met u eens dat, eens de testen vanaf begin januari zullen plaatsvinden, je hopelijk een effect gaat krijgen dat nog meer mensen ook de weg vinden naar hoe ze zich moeten aanmelden.
Als ik het goed begrijp, wordt er uitgegaan van 40 procent. Dat zou dan een 28.000 mensen zijn, als ik het goed berekend heb op basis van de cijfers die u aangaf. Dan denk ik dat je er inderdaad toch nog wel een 20.000 over hebt op dit moment. Laat ons hopen dat nog een deel wordt ingevuld in Zwijndrecht en omgeving, want het is echt wel belangrijk, denk ik, dat de steekproef daar nog veel groter wordt.
Maar dan blijft toch ook wel mijn bezorgdheid: wat doen we nadien? Want ik krijg echt heel veel vragen – ook vanuit mijn rol als voorzitter van die onderzoekscommissie indertijd – van mensen die de vaststelling krijgen dat er een hotspot is waar zij wonen. Zij vragen: ‘Waarom kunnen wij ons niet laten testen? Wij wonen hier ook al x-aantal jaren. Wij zouden ook graag weten waar we aan toe zijn en hoe erg onze contaminatie is.’ Ik weet ook wel dat je uit die bloedtesten niet weet waar dat dan juist vandaan komt, maar er zijn toch een aantal andere hotspots buiten Zwijndrecht en omgeving, bijvoorbeeld – ik zeg maar iets – De Naeyer in Willebroek, waar ook een hele grote vervuiling vastgesteld is. Ik kan mij wel voorstellen dat die mensen ook graag duidelijkheid willen.
Ik zou daar toch nog eens op willen aandringen dat, op het moment dat de inschrijvingen hier worden afgesloten, je minstens toch ook opnieuw overweegt, als er op dat moment nog testen beschikbaar zijn binnen dit budget, om breder te kijken binnen Vlaanderen. Ik vraag mij af of daar toch geen bereidheid toe is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor de vraag. Ik heb zelf in het verleden ook al gelijkaardige vragen ingediend. Ik vind inderdaad dat, als we een bepaald contingent hebben, we dat maximaal moeten inzetten. Als ik vandaag zie dat er uit Kruibeke slechts 33 aanvragen zijn en uit Beveren slechts 2183 vragen, dan vind ik dat heel weinig. Want dat is echt de plaats vlak bij de hotspot. In Zwijndrecht zijn het er inderdaad meer, maar nog altijd niet meer dan 5498, wat in mijn beleving, als ik kijk naar de totale agglomeratie van Zwijndrecht, weinig is. In het verleden waren er ook al collega’s die gepleit hebben voor een uitbreiding met Antwerpen Linkeroever. Maar daar zitten we aan 1795. En als we dan gaan kijken naar Antwerpen rechteroever, hebben we er 795. Ik denk dat we het meer bekend moeten maken. Ik denk dat dat nog altijd belangrijk is.
Ten tweede zijn er ook heel veel mensen die zeer lang in Zwijndrecht hebben gewoond en gewerkt, en die vandaag zijn uitgesloten. Iemand die vandaag in Zwijndrecht komt wonen, heeft eigenlijk minder risico dan iemand die daar de afgelopen dertig of veertig jaar heeft gewoond en nu toevallig in een rusthuis zit, dichter bij de kinderen. Minister, ik denk dat we die mensen – we kunnen dat perfect uit het bevolkingsregister halen – ook actief de kans moeten geven, gezien de contigenten die worden opgevuld, om daarop in te tekenen. Dat gaat ook over mensen die daar gewerkt hebben.
Daarnaast hebben we vandaag mensen met gezondheidsproblemen, meestal kankers, die in verband zouden kunnen worden gebracht met PFAS. En ik moet het zo zeggen omdat er nog altijd geen causaal verband is, er is enkel een verdenking. Wetenschappelijk gezien, lijkt het mij zinvol om ook de omgekeerde weg te volgen. Als we een bloedonderzoek doen bij die mensen die kankers hebben – blaas, lever en dergelijke meer – kunnen we kijken of die personen ook verhoogde PFAS-waarden hebben. Al was het maar om die veronderstelling, om die link verder te kunnen staven. Daar kunnen we dat ook voor invullen.
Als het contingent dan nog ruimte heeft, dan is het inderdaad zo dat de PFAS-vervuiling in Vlaanderen ruimer gaat. We moeten daar wel een onderscheid maken tussen oppervlaktevervuiling en grondwatervervuiling, waar mensen niet direct aan kunnen.
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de extra opmerkingen. Van die ongeveer 8900 die zich nu hebben aangediend, hopen we en gaan we ervan uit dat dat nog fors zal stijgen. Er volgt inderdaad nog voldoende communicatie, en ik denk dat ook de lokale besturen daarin hun rol verder zullen spelen. En op het moment dat ook de locatie en het tijdstip wordt vastgelegd, verwachten we dat er ook extra inschrijvingen of registraties zullen komen.
Dat is natuurlijk ook belangrijk voor de wetenschappelijke waarde van hetgeen er gebeurt. Als er onvoldoende mensen uit die zone kunnen deelnemen, zal de data die we daar verzamelen ook onvoldoende robuust zijn om daar conclusies uit te trekken. Dus we gaan er ook van uit dat we die 30 of 40 procent hopelijk kunnen halen.
Wat de uitbreiding betreft naar bijvoorbeeld ex-inwoners, of een uitbreiding naar mensen die niet in die zone wonen: daar is, zoals gezegd, vooropgesteld dat we dat in september 2023 moeten bekijken, op het moment dat we enerzijds zicht hebben op het aantal registraties vanuit de zone zelf. En anderzijds hebben we ook de gegevens van de jongeren uit de HBM-studie die ons nieuwe inzichten kunnen opleveren, ook gezien de koppeling met de huisartsendatabank. Daardoor zal een evaluatie mogelijk zijn. We zullen dan zicht hebben op de capaciteit, en een beter zicht hebben op die specifieke doelgroep. Want we denken dat we op die manier zinvol werk kunnen doen, ook wetenschappelijk gezien.
Wat de individuele zorgen van de mensen betreft: dat begrijp ik heel goed, maar we hebben ook vrij uitvoerig geantwoord waarom er ook naast die bloedtesten oplossingen en mogelijkheden zijn.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wilde nog zeggen dat ik zeker de opmerkingen van collega Daniëls ondersteun. We hebben inderdaad in het verleden al aangegeven dat het ergens niet logisch is dat mensen die heel lang in Zwijndrecht of omgeving gewoond hebben of daar gewerkt hebben, niet meer de mogelijkheid hebben om getest te worden. Dus ik wil die vraag van collega Daniëls mee ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.