Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de ongeschiktheid van veel woningen voor ouderen en het belang van een tijdige verhuis
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ouderen zo lang mogelijk thuis laten wonen? Het is een slechte beleidskeuze, zegt onderzoekster Emma Volckaert in haar doctoraat ‘Oud vasthouden’. Een beter advies zou zijn: denk goed na over hoe later zal zijn en verhuis op tijd. De redenen waarom ze dit zegt, zijn duidelijk. Acht op de tien huizen zijn niet geschikt om ouder in te worden, omdat ze te veel drempels en trappen hebben. Zelfs nieuwbouwappartementen zijn nog altijd niet verplicht om aan toegankelijkheidseisen te voldoen. Buurtwinkels en buren verdwijnen. Kinderen wonen ver weg. Buurten zijn niet zo hecht als gedacht. Daar komt nog bij dat het hele woonbeleid in ons land gericht is op mensen die autorijden. Veel Vlamingen hebben de auto nodig om naar de winkel te gaan, de dokter of de apotheker. Als dat niet meer lukt, is het belangrijk dat je daar te voet of met het openbaar vervoer naartoe kunt. Anders zit je gevangen in je eigen huis en dat is voor heel veel ouderen zo. Kinderen wonen vaak niet zo vlakbij. Op veel plaatsen kent men zijn buren niet echt.
De conclusie van Emma Volckaert is dat er dringend nood is aan een landelijke campagne die vijftigers, zestigers en zeventigers doet nadenken over waar ze later willen wonen. Haar advies is ook: verhuis op tijd zodat je je ook weer thuis kunt voelen en je oude dag op een betere plek kunt doorbrengen. Tegen 2025 zal 21 procent van de bevolking 65 jaar of ouder zijn, tegen 2050 loopt dat op tot een kwart. Het percentage 85-plussers stijgt in diezelfde tijd van 3 naar 6 procent. En dat is een grote groep.
Ik wil in deze vraagstelling ook graag een brug maken naar de nieuwe visietekst van de Koning Boudewijnstichting. Uit een enquête van deze stichting uit 2020 blijkt dat slechts tien procent van de bevolking denkt ooit naar een woonzorgcentrum te gaan als dat nodig is. Vele anderen hopen thuis te kunnen blijven, met de hulp van familie en vrienden of betaalde hulp. De stichting pleit voor een ruimere waaier aan keuzemogelijkheden. Ze denkt aan collectieve woningen voor ouderen, het liefst centraal gelegen, in de buurt van winkels en andere mogelijkheden.
In het huidige ouderenbeleidsplan is er zo goed als geen aandacht voor sensibilisatie van ouderen hierrond. Nochtans is nadenken over een geschikte omgeving voor ouderen een verantwoordelijkheid van heel wat ministers. Dat geldt niet alleen voor u als tijdelijk minister van Welzijn, maar ook voor de ministers van Wonen, Mobiliteit, Welzijn, Economie en Binnenlands Bestuur.
Je kunt je ook afvragen of een keuze om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen niet wordt ingegeven door een gebrek aan een positief alternatief. Ik bracht een tijdje geleden een bezoek aan De Notenkraker in Leuven, een Abbeyfieldhuis. Het is een kleinschalige cohousing voor 55-plussers waar je privé woont en samenleeft, midden in de stad Leuven. Het concept is uitgedacht met ouder worden in het achterhoofd, alle ruimten zijn dus rolstoeltoegankelijk. In Vlaanderen zijn er vier Abbeyfieldhuizen. Maar je hebt ook nog andere vernieuwende concepten zoals Wonen in De Living. In Nederland zet men vooral in op coöperatief wonen.
Ik heb een aantal vragen voor u, minister.
Denkt u eraan om samen met de collega’s van bijvoorbeeld Wonen, Mobiliteit, Ruimtelijke Ordening, Economie inderdaad een campagne te doen naar de 50-plusbevolking om hen hierrond te sensibiliseren?
Welke initiatieven worden er door de Vlaamse Regering genomen om lokale besturen aan te zetten om hun gemeente leeftijdsvriendelijk te organiseren?
Vernieuwde initiatieven worden geconfronteerd met een regelgeving die niet aangepast is. Ze krijgen ook geen steun. Welke stappen wilt u, als minister, hierrond nemen zodat deze initiatieven ten volle van de grond kunnen komen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, de collega verwees ook al naar het onderzoek van Emma Volckaert van de KU Leuven. Zij is in dat onderzoek erg kritisch over de benadering om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Nochtans is dat wel het uitgangspunt van verschillende ministers van Welzijn doorheen de jaren. In de huidige beleidsnota lezen we het volgende: “Mensen willen zo lang mogelijk thuis wonen. We zetten daarom verder in op het zo lang mogelijk thuis of in de buurt kunnen blijven wonen met aangepaste zorg, infrastructuur en technologische innovaties.” De keuze om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, zou volgens de onderzoekster gebaseerd zijn op een aantal veronderstellingen, waaraan een groot deel van de ouderen niet beantwoordt. Zo blijkt uit een studie dat acht op de tien huizen niet geschikt zouden zijn om ouder in te worden, omdat ze inderdaad te veel drempels en trappen hebben. Daarnaast kan het ook zijn dat de kinderen ver weg wonen en dat de buurt waarin ouderen nu nog wonen heel erg veranderd is doorheen de laatste jaren. De plek waar je woont, is volgens de onderzoekster dan ook een belangrijke parameter waar het beleid volgens haar helemaal geen rekening mee houdt.
Haar conclusie is een aanbeveling om een landelijke campagne uit te rollen die vijftigers, zestigers en zeventigers doet nadenken over waar ze later willen wonen. Het advies is dan ook om tijdig te verhuizen om zo je oudere dag op een betere plek te kunnen doorbrengen.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister. Wat is uw visie op het advies om ouderen op tijd te laten verhuizen?
In het Vlaams ouderenbeleidsplan wordt de nadruk gelegd op het zorgen voor een kwaliteitsvolle woonomgeving van ouderen en er wordt ook ingezet op mobiliteit en de woonomgeving. Daarnaast lanceerde toenmalig minister Beke, in het verlengde van de beleidsnota, in februari dit jaar de Zorgzame Buurten. Biedt dat model en de initiatieven uit het ouderenbeleidsplan volgens u een voldoende antwoord op de bemerkingen vanuit het onderzoek?
Welke initiatieven neemt u om burgers en ouderen bewust te maken en hen tijdig te laten nadenken over de keuze waar ze later oud willen worden?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor jullie vragen over een uitzonderlijk belangrijk onderwerp, namelijk de vraag hoe je op een goede manier ouder kunt worden en wat uw woonsituatie daarbij is.
Ik ben daarin duidelijk: ik sta achter de visie uit het Vlaamse ouderenbeleidsplan over het zo lang mogelijk in de eigen woning en/of woonomgeving blijven wonen door ouderen en dat zowel op een kwaliteitsvolle als verantwoorde manier.
We hebben echter ook kennisgenomen van het doctoraat van mevrouw Volckaert en de opdracht gegeven aan het agentschap Zorg en Gezondheid om dat onderzoek van naderbij te bestuderen en te bekijken welke acties we verder kunnen ondernemen. Mevrouw Volckaert geeft aan dat het belangrijk is dat ouderen er vroeg genoeg over nadenken op welke wijze ze wensen te wonen en hoe ze desgevallend hun woning kunnen aanpassen dan wel een andere woning kunnen huren of aankopen. Ten gronde is de wens van ouder wordende mensen om in de thuisomgeving ouder te worden duidelijk. Dat blijkt trouwens ook uit het rapport van de Koning Boudewijnstichting waarnaar werd verwezen in de vraagstelling. Daarbij stelt de overgrote meerderheid van de ouderen heel duidelijk dat ze graag in de eigen woning willen blijven wonen met een gepaste ondersteuning waar dat nodig is.
Wonen is als speerpunt opgenomen in het Vlaamse ouderenbeleidsplan 2020-2025 waarbij het nog steeds de uitdrukkelijke wens is van de Vlaamse ouderen om zo lang mogelijk in de eigen woning en/of woonomgeving te blijven wonen. Ook in het onderzoek van mevrouw Volckaert komt het belang van een kwaliteitsvolle woning en woonomgeving naar voren. Dat vraagt een geïntegreerd beleid, met oog voor zowel de kwaliteit van de woning, als van de woonomgeving. Wonen is daarom niet alleen de opdracht van de welzijns- en gezondheidsminister, maar van verschillende beleidsdomeinen.
Het reguliere woonbeleid heeft al via de aanpassingspremie in de mogelijkheid voorzien om de eigen woning voor ouderen veiliger en toegankelijker te maken.
De diensten maatschappelijk werk geven advies over woningaanpassingen en zorgtechnologie, advies over en begeleiding bij het gebruik van hulpmiddelen en praktische tips bij de uitvoering van je dagelijkse handelingen om ervoor te zorgen dat je langer in je vertrouwde omgeving kunt blijven wonen.
Verscheidene diensten voor gezinszorg zorgen door middel van een karweidienst voor hulp bij aanpassingen aan je woning in het geval van verminderde mobiliteit, functieverlies of valpreventie.
Met de verdere ontwikkeling van nieuwe woonvormen en inclusieve woonperspectieven – denk aan cohousing, gemeenschappelijk wonen, kleinschalige woonvormen, kangoeroewoningen en dergelijke meer – voor bijzondere doelgroepen, waaronder ouderen, tracht het woonbeleid randvoorwaarden te creëren om het aanbod aan nieuwe woonvormen te verhogen en te faciliteren.
Verder heeft Vlaanderen door het decreet Zorgwonen extra mogelijkheden gecreëerd om zorg in de omgeving te kunnen aanbieden.
Meer aandacht aan een leefbare woonomgeving wordt ook gerealiseerd door de inzet in zorgzame buurten. Het beleid Zorgzame Buurten is geen model op zich. Het is gebaseerd op het cirkelmodel van de Wereldgezondheidsorganisatie waarbij de persoon centraal staat en zelf beslist over de eigen welzijns- en zorgondersteuning. Die ondersteuning is vaak een mix van informele en meer geformaliseerde zorg.
De elementen die uit het onderzoek van mevrouw Volckaert naar boven komen, verrassen niet en kwamen ook naar boven in de projectaanvragen Zorgzame Buurten: de ene buurt is de andere niet, buren die mekaar niet meer kennen, lintbebouwing, gebrek aan openbaar vervoer tussen deelgemeenten en de hoofdgemeente, verdwijnende buurtwinkels enzovoort. De situatie is in elke stad, in elke gemeente en soms in elke buurt anders. Daarnaast kaart de onderzoeker ook aan dat veel woningen onaangepast zijn om levenslang wonen mogelijk te maken.
Het beleid Zorgzame Buurten houdt rekening met die elementen door in te zetten op drie pijlers: ten eerste participatie van de buurt en sterkere inclusie, ten tweede het verbinden van formele en informele zorg, en ten derde de intersectorale samenwerking tussen welzijns- en zorgpartners en partners uit andere domeinen in een netwerk dat gericht is op preventie, gezondheidsbevordering en het verlenen van integrale zorg en ondersteuning met een focus op levenskwaliteit. De opbouw van een zorgzame buurt kan starten vanuit een of meerdere van die pijlers.
De Vlaamse overheid ondersteunt de kadermethodiek van het Vlaams Instituut Gezond Leven omtrent Gezonde Gemeente. Lokale besturen kunnen via loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie (Logo’s) ondersteuning krijgen om een preventiebeleid uit te bouwen naar verschillende settings en doelgroepen, waaronder ouderen. Sinds 1 september ontvangen de Logo’s ook een extra projectsubsidie om dit project nog beter te kunnen verderzetten.
Ook het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen heeft een aanbod naar lokale besturen over specifieke omgevingsinterventies die kaderen in valpreventie. Op die manier kunnen zij werken aan veilige openbare ruimtes en een goede infrastructuur met een rechtstreekse en positieve invloed op de gezondheid van ouderen.
Tot slot, de vraag naar regelgeving. We zullen inderdaad ook verder blijven analyseren of er stappen gezet kunnen worden die binnen de visie, de lopende trajecten en de begroting passen. Dan zal in overleg met de andere betrokken beleidsdomeinen bekeken worden hoe dit verder kan worden uitgevoerd.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
De onderzoeker stelt eigenlijk dat 55-plussers en ouderen vandaag moeten gaan nadenken over hoe ze later willen wonen. De huidige keuzes zijn wel vrij beperkt. Het is thuis – waar iedereen voor kiest – in eigen buurt of het woonzorgcentrum en een aantal kleinere projecten.
Concreet, als antwoord op wat de onderzoeker naar voren brengt, heb ik in Sint-Niklaas de woonscan teruggevonden. Zij bieden hun 50-plussers die hun lening hebben afbetaald en worstelen met de vraag of ze daar zouden blijven wonen of verhuizen, een woonscan aan om na te gaan of hun woning voldoet aan de toekomst.
Ik wil er ook eventjes naar verwijzen dat ouderen de alternatieven moeten kennen. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel heeft in samenwerking met de senioren van de stad Brussel – en u zult dat wellicht kennen als Brusselaar – het boek ‘Wonen zonder zorg(en)’ uitgegeven waarin eigenlijk heel wat alternatieve andere woonvormen voorgesteld worden met voor- en nadelen, wat dat betekent en hoe dat concreet gerealiseerd wordt in Brussel.
In mijn eigen gemeente – ik woon in Lubbeek, vlak bij Leuven – zie je dat de omliggende gemeentes op dit ogenblik heel sterk investeren in appartementen. Op de verbindingswegen wordt volop gebouwd aan appartementen. Maar nergens zie ik dat er ingezet wordt op gemeenschappelijke ruimtes, zowel binnen als buiten, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten.
Luc Lampaert, van het Kenniscentrum in Brussel, stelt ook dat gemeenten en steden vandaag moeten luisteren naar hun inwoners. Zij moeten luisteren naar hoe hun inwoners later willen gaan wonen. Want iemand die in een plattelandsgemeente woont, heeft mogelijk een andere toekomstverwachting van het wonen dan iemand die in de stad woont. Hij stelt dat gemeenten en steden op dit moment ook zouden moeten kunnen inzetten op gronden en panden die zij in hun bezit hebben, zodat ze ook andere woonvormen voor ouderen kunnen creëren.
Dat is allemaal zo’n beetje lokaal, maar Vlaams hebben wij toch ook een aantal handvaten in onze handen. Ik ga dan naar het woonzorgdecreet van 2019 waarin een opening te vinden is naar realisatie van kleinschalige wooninitiatieven voor ouderen met beperkte zorgnoden. De criteria die daarvoor nodig zijn, de erkenningsvoorwaarden en de werkingsprincipes zijn nog altijd niet vastgelegd in dit woonzorgdecreet. Mijn concrete vraag, minister, aan u is: op welke termijn denkt u dit te realiseren?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, blij dat ook deze studie wordt meegenomen in de scope van de Vlaamse Regering, zoals u zelf zegt, want ik denk dat woonkwaliteit een zaak is van welzijn, zowel van fysiek welzijn als van mentaal welzijn. Een oude boom verplaatst men niet zomaar, dus is het dan toch van belang dat we kijken hoe de mensen levenslang of toch zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in de eigen woning. En dan is dat inderdaad – en u verwijst er ook naar, en de collega ook – niet enkel een bevoegdheid van u natuurlijk, maar van nog andere ministers ook.
Er is ook verwezen naar het rapport van de Koning Boudewijnstichting. Het is duidelijk dat er momenteel toch heel wat spelers bezig zijn met zo lang mogelijk te kunnen wonen in de eigen woning. Een van de zaken die ze – om dan toch in uw beleidsdomein te blijven – naar voren brengen, is het bevorderen van de samenwerking, van personeelsuitwisseling in de eerste lijn, in de ziekenhuizen, buurtzorg, wooncentra. Ik heb al verwezen naar de zorgzame buurten, maar die zijn nog niet volledig uitgerold in Vlaanderen. Ik denk dat dat van belang is. Wanneer ziet u daar de eerste evaluatie van en een volledige uitrol binnen Vlaanderen?
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u wel. Het is inderdaad een belangrijk onderwerp voor ons allemaal. Met de komende vergrijzing moeten we echt wel nadenken over ouderenzorg van de toekomst en breder, hoe op een kwalitatieve manier ook kan worden vormgegeven aan ouder worden in buurten. In Sint-Niklaas heeft men de woonscan al opgestart en daarmee kan de huidige woning al gescreend worden op potentiële drempels om langer thuis te wonen. Er zijn ook al de woningkwaliteitswijzer en de woning, waar de minister ook naar verwezen heeft. Minister, nog een bijkomende vraag, vindt u het een goed idee om wat er al is inderdaad ook nog breder bekend te maken? Dat is een beetje een vraag die we samen wel kunnen stellen.
In het ouderenbeleidsplan wordt dit topic inderdaad ook wel aangeraakt. U hebt er ook naar verwezen in acties 41, 42 en 43. We vinden het dan ook een beetje jammer dat er blijvend wordt herhaald alsof er niets gebeurt. Het is wel zeker dat er dingen gebeuren en die zaken staan ook in het ouderenbeleidsplan al vermeld. Dus een brede bekendmaking kan inderdaad misschien wel helpen. Ik denk dat nadenken over de oude dag een evidentie moet zijn en ook, zoals u het hebt aangehaald, bij jongere mensen, misschien ook in de bouwsector, want wanneer er nu een verbouwing gebeurt, kan men er nu al voor zorgen dat de woning mee kan doorgroeien.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat we ook vanuit onze fractie wel kunnen stellen dat het uitgangspunt moet zijn dat de individuele keuze om thuis te blijven natuurlijk bij de oudere zelf ligt. Wie wil thuisblijven, graag, wie in een meer aangepaste woonvorm wil wonen, moet dat natuurlijk ook kunnen. Maar de wens om thuis te blijven, komt enerzijds toch ook vanuit de oudere zelf, en als beleid ondersteunen we daarin door een aantal zaken te doen, zoals de minister ook al gezegd heeft.
Minister, ik verwijs nog even naar de resolutie die we dit jaar, ook vanuit de meerderheid, hebben ingediend wat betreft wonen waarin toch ook wel twee belangrijke zaken zijn opgenomen. Ten eerste, om samen met beleidsdomeinen Welzijn, Wonen en Omgeving, de drie aspecten die in dit verband belangrijk zijn, te komen tot een regelgevend kader voor gemeenschappelijke woonprojecten, die zich dan focussen op mensen met een zorgbehoefte. Vandaar de vraag of er al meer zicht is op die timing naar dat regelgevend kader. Ten tweede, het is ook opgenomen in de resolutie om aandacht te blijven hebben voor de levenskwaliteit van onze zorgbehoevenden, en dat we daar ook de welzijnswerkers moeten blijven sensibiliseren om daar voldoende aandacht voor te hebben. Daarom leg ik nog eens de nadruk op de resolutie die we ook hier met de collega’s hebben ingediend.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega De Martelaer, het Kenniscentrum Wonen, Welzijn, Zorg (WWZ) kennen we zeer goed. Dat is een structurele partner van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel die we ook vanuit de Vlaamse Gemeenschap ondersteunen. Zij hebben inderdaad tal van goede publicaties over dit thema. Vergis u niet, de uitdaging in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is, zonder twijfel, nog veel groter dan in het Vlaamse Gewest. Je merkt heel sterk dat heel veel jonge mensen in de hoofdstad komen wonen. Maar wanneer het erover gaat om ouder te worden daar, is het niet evident, en veel mensen, zeker ook Nederlandstalige Brusselaars, trekken weg uit de hoofdstad. Dat is ook de reden waarom we ons Kenniscentrum ook extra ondersteunen om daar oplossingen voor te zoeken.
Wat de zorgzame buurten betreft, die projecten zijn daar opgestart zoals voorzien. Zij hebben ook buurtanalyses ingestuurd en we zijn ook op het terrein voluit de zaken aan het uitrollen. Volgend jaar zijn er een aantal tussentijdse regionale inspiratiedagen en in het voorjaar van 2024 is er een slot voorzien met ook aanbevelingen voor Vlaams en lokaal beleid. Alles wordt ook tussentijds publiek gesteld via zorgzamebuurten.be. Het is ook inderdaad een terecht punt dat daar voldoende aandacht voor moet zijn. Er moet ook voldoende naar voren komen wat daar de verschillende mogelijkheden zijn.
Wat het Woonzorgdecreet betreft, verloopt de uitwerking stapsgewijs. Daarin wordt trouwens ook veel aandacht besteed aan kleinschalige woonvormen, wat ook niet onbelangrijk is. Er zijn ook groepen van assistentiewoningen en er is ook het organiseren van dagopvang en dergelijke om thuiszorg mogelijk te maken. Mensen kunnen in verschillende woonvormen gaan samenwonen en zorg voor elkaar opnemen. Daarnaast kan ook thuiszorg in de woningen geregeld worden. Er zijn ook lopende proefprojecten, experimentele woonvormen waarvan kleinschalig wonen deel uitmaakt en waar, in overleg tussen de verschillende beleidsdomeinen, nieuwe woonvormen worden onderzocht en waar ook aanbevelingen zullen worden geformuleerd. Dat onderzoek is belangrijk om verder te kunnen werken aan een regelgevend kader rond wonen en zorg. Een eerste rapport wordt verwacht in het voorjaar van volgend jaar zodat we ook op dat vlak stappen vooruit zullen kunnen zetten.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, we moeten beseffen dat er een tsunami van ouderen in onze samenleving op komst is en dat deze ouderen een heel andere verwachting hebben over de zorg die ze nodig hebben dan de huidige generatie van ouderen. Wat me opvalt, is dat de voorbijgaande jaren en ook nu het beleidsniveau vooral inzet op projecten. Ik kijk naar de projecten zorgzame buurten. Uit die projecten kan geleerd worden. Maar, mijns inziens, u weet dat die tsunami komt. U moet dus echt wel stoppen met experimenteren en projecten doen. Er moet echt wel gehandeld worden. Dat verwacht ook de toekomstige oudere.
In die zin is de doctoraatsstudie van mevrouw Volckaert wel heel interessant om op dat domen al proactief met mensen te gaan nadenken hoe zij ouder willen worden. Ikzelf – ik ben hier ook wel de oudere in de groep – heb in de jaren tachtig vorming gegeven: voorbereiding op pensioen. Dat werd toen vanuit OCMW’s lokaal gegeven. Er werd met ouderen nagedacht over: ‘we gaan met pensioen, hoe gaat dat nu zijn?’ Misschien moeten we dat instrument weer bovenhalen en dat actiepunt opnieuw introduceren in onze lokale diensten.
Minister, ik kijk echt uit naar concrete acties. U hebt wel naar het Woonzorgdecreet verwezen, maar dat is nog altijd heel vaag. Dat is niet concreet. Bijvoorbeeld vlak voor corona hebben we de problematiek rond cohousing in Rillaar gehad. Volgens mij is op dit moment nog altijd niet echt ingeschreven in het Woonzorgdecreet hoe dat concreet gerealiseerd kan worden. Ook andere projecten waarin ouderen kunnen gaan samenwonen, zijn nog niet echt wettelijk vastgelegd. U hebt nog slechts twintig maanden voor de boeg. Ik kijk echt wel uit naar de regelgevende initiatieven op dat vlak.
De heer De Reuse heeft het woord.
Het is duidelijk dat de woonkwaliteit voor ouderen hier in deze commissie een breed gedragen bezorgdheid is en ook van u, minister. Het is inderdaad duidelijk dat de vergrijzing een andere aanpak vraagt. Vroeger kon men vanaf 65 jaar naar het woonzorgcentrum. Dat is – gelukkig maar – verleden tijd. Er wordt inderdaad gewezen op experimentele woonvormen en verschillende types van wonen. Er zijn ook verschillende visies op levenslang wonen. Er zijn heel wat insteken. Het is heel belangrijk dat we die grondig analyseren en dat we kijken hoe we die maximaal in elkaar kunnen laten passen. Dan zal het natuurlijk belangrijk zijn dat u zult kijken welke aanpassingen cruciaal zijn om deze te kunnen doorvoeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.