Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, in de cao XII werden een aantal gekleurde middelen toegekend, bijvoorbeeld voor het samen school maken. In elke onderwijsinstelling kunnen een aantal uren vrijgemaakt worden voor personeelsleden, aangesloten bij een vakbond, om syndicaal werk te verrichten.
Met de sociale partners werd een afsprakenkader gemaakt waarin werd toegelicht waarvoor de middelen dienen. Daarnaast moet het ook een kader zijn om in gesprek te gaan over hoe de dubbele voordelen die zouden kunnen ontstaan, worden vermeden, bijvoorbeeld in combinatie met plage, bijzondere pedagogische taken (bpt) en instellingsgebonden opdrachten. Toch blijken er op het terrein heel wat onduidelijkheden te zijn.
Zo is het volgens sommigen niet duidelijk of deze lestijden al dan niet op school gepresteerd dienen te worden. Het zijn ook lestijden die in de functiebeschrijving van de leraar in kwestie worden opgenomen en waarop hij of zij geëvalueerd kan worden, alleen heeft de directie vaak geen zicht op de concrete taken waar de leraar op dat moment aan werkt.
Bovendien dreigen er zich in de toekomst ook problemen te stellen rond de benoemingen want in principe kan er in deze lestijden ook benoemd worden, maar het is niet duidelijk wat er moet gebeuren als het personeelslid in kwestie zijn of haar lidmaatschap bij de vakbond opzegt, deze lestijden dus niet meer kan opnemen, maar er wel in benoemd blijft.
Ik vroeg onlangs een aantal cijfers op over het aantal personeelsleden die opdrachten vervullen in het kader van samen school maken: 3655 personeelsleden presteerden 4662 opdrachten in het voorbije schooljaar. Daarvan zijn iets meer dan 2000 personeelsleden werkzaam in het basisonderwijs.
Ik heb daarom de volgende vragen, minister.
Hoe evalueert u die eerste periode van deze maatregel samen school maken?
Kreeg u eerder ook al signalen over de onduidelijke regeling om deze maatregel in de praktijk om te zetten?
Zult u met de onderwijsactoren in gesprek gaan om de onduidelijkheden verder uit te klaren en sluitende afspraken te maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb hieromtrent zelf nog geen enkele vraag gekregen. Navraag bij mijn administratie leert me dat mijn administratie sporadisch wel een vraag krijgt over de aanwending van deze middelen. De scholen krijgen in dat geval ook altijd een concreet antwoord, gestoeld op de bestaande regelgeving. Algemeen genomen, kunnen we stellen dat de meeste scholen de regelgeving en het door de sociale partners afgesloten afsprakenkader correct en zonder problemen hebben toegepast.
Ik wil in dezen ook niet al te sturend optreden en het overlaten aan het lokale veld om met de nodige flexibiliteit een aantal zaken af te spreken zoals het al dan niet op school uitvoeren van de taken waarnaar u verwijst. Mochten er vanuit het veld meer signalen komen dat er nog nood is aan meer duidelijkheid – maar zoals gezegd, krijg ik die niet – dan denk ik dat de sociale partners de kans moeten krijgen om dat te verduidelijken in hun afsprakenkader. Maar ook van de sociale partners krijg ik dat signaal niet. Ik wil dat allemaal wel begeleiden als dat nodig is, maar ik krijg hierover geen vragen vanuit het veld. Ook van de sociale partners kreeg ik geen vraag om dat afsprakenkader te herzien of te finetunen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat de directeurs, scholen en iedereen die mee school maakt momenteel niet zitten te wachten op extra opdrachten en het wel beredderen. Ik ben er trouwens van overtuigd dat, als er vragen komen op het departement, die wel met zeer veel zorg beantwoord worden. Dat is het punt niet.
Maar ik heb nog een specifieke extra vraag. Die maatregel om samen school te maken is genomen om het beleidsvoerend vermogen op te krikken, met als bedoeling om met het sociaal overleg net in te zetten op die kwaliteitsvolle arbeidsvoorwaarden: duurzame werkomstandigheden, constructieve arbeidsverhoudingen en goede werkafspraken over de arbeidsinhoud. Dat draagt sowieso ook bij tot het welbevinden van leerlingen en cursisten. Maar mijn vraag is heel concreet: is er ook een opdracht gegeven aan de inspectie om na te gaan of dit alles ook wel effectief impact heeft op het beleidsvoerend vermogen? Als ik het uitreken, gaat het namelijk toch over driehonderd fulltime equivalenten die vrijgemaakt zijn om dat beleidsvoerend vermogen te ondersteunen. Dan denk ik dat het ook wel nodig is, zeker in tijden van krapte in de leraarskamer, dat die middelen goed en effectief worden ingezet.
Ik sluit heel kort aan. Ik heb het afsprakenkader gisteren nog eens gelezen. Dat lijkt me eigenlijk een heel evenwichtig afsprakenkader, zonder starre, rigide regeltjes. Het bevat wel een opsomming van allerlei regeltjes maar het gaat om heel duidelijke afspraken, die tegelijkertijd toch ook voldoende soepelheid laten aan het lokale niveau.
Minister, ik hoor u zeggen dat er op dit ogenblik toch weinig problemen worden gesignaleerd en dat de meeste scholen het afsprakenkader op een correcte manier interpreteren. Ik onthoud wel uit uw antwoord dat u de vinger aan de pols houdt en dat er, indien nodig, toch contact zal worden opgenomen met de sociale partners.
Minister Weyts heeft het woord.
Heel concreet: als er zich vragen of problemen stellen, dan wordt daar door de administratie zo accuraat mogelijk op geantwoord. Is er verder nood aan verduidelijking, dan wil ik dat opnemen. Maar vooralsnog krijg ik die vraag niet. Ik vind het wel terecht dat u zegt dat we het effect op het beleidsvoerend vermogen en de bijdrage inderdaad zullen moeten evalueren. Dat zal ongetwijfeld verschillen van school tot school, maar in globo wil ik dat te gepasten tijde wel, samen met de sociale partners, evalueren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden, minister. Het zal u niet verbazen dat ook ik geen voorstander ben van strakke regels en van weinig soepelheid in de onderwijswetgeving. Dat is het punt niet. Wel moet er duidelijkheid zijn, bijvoorbeeld over de vraag of personeelsleden effectief op school aanwezig moeten zijn of niet. Maar ik denk dat, als dat zo is, het duidelijk moet zijn dat daarover onderhandeld kan worden op lokaal niveau en dat er niet vanuit een richting gezegd wordt dat het niet hoeft. Onderhandelen op lokaal niveau lijkt mij dan de beste oplossing. Ik kijk in elk geval, samen met u, uit naar de Onderwijsspiegel waarin we misschien zullen kunnen lezen wat het effect is op het beleidsvoerend vermogen van onze scholen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.