Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
De typische symptomen van een hartaanval – een drukkend gevoel op de borst, pijn of steken in de linkerarm of in de borst – zijn algemeen gekend. Deze gelden evenwel enkel voor mannen. Bij vrouwen komt hartziekte op een andere manier tot uiting: kortademigheid, extreme vermoeidheid, duizeligheid en zweten, spijsverteringsproblemen en kaak- en rugpijn.
Dit is een groot probleem. Doordat deze vrouwelijke symptomen onvoldoende gekend zijn, sterven er relatief meer vrouwen aan hartkwalen dan mannen. We zouden heel wat sterfgevallen kunnen vermijden als we die symptomen beter zouden herkennen. Zo zijn hart- en vaatziekten zelfs de eerste doodsoorzaak bij vrouwen en heeft de beperkte kennis tot gevolg dat een vrouw 27 procent minder kans maakt op een hartmassage dan een man. Dat heeft te maken met een gebrek aan kennis maar ook met het feit dat de poppen waarop men oefent, allemaal mannelijke poppen zijn.
Zelfs in een ziekenhuis, zelfs bij medische professionals, krijgen mannen sneller de juiste testen en behandelingen dan vrouwen, en dus ook sneller de juiste diagnose. Binnen uw bevoegdheid Preventie is het niet onbelangrijk om daar eens bij stil te staan. Het wordt steeds belangrijker om bij de vrouwelijke symptomen van hartziekten stil te staan. In de afgelopen vijftien jaar is het percentage vrouwen onder de 50 jaar met een hartaanval verdrievoudigd. Als oorzaak ziet men een veranderde levensstijl en mentale problemen met impact op hart en vaten. Daarnaast spelen hormonen een grote rol. Het vrouwelijk hormoon oestrogeen beschermt het hart, maar het gehalte ervan verandert doorheen de levensloop.
Minister, op welke manier zult u de algemene kennis bij de bevolking verbreden omtrent de symptomen van hartklachten bij vrouwen?
Op welke manier zult u de kennis bij medische professionals vergroten over de specifieke vrouwelijke symptomen bij hartziekten?
Hoe wilt u ervoor zorgen dat er voldoende aandacht is voor de implicaties op het hart en voor het risico op bloedklonters bij het gebruik van hormonale anticonceptie?
Kunt u ervoor zorgen dat, wanneer bij een vrouw significante wijzigingen in het hormoongehalte vastgesteld worden, er gericht gesensibiliseerd en desgevallend een hartscreening uitgevoerd wordt?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Van den Bossche, u haalt een terecht punt aan. Er is meer nood aan een ‘female friendly focus’ als het aankomt op preventie van hart- en vaatziekten bij vrouwen. Amerikaans onderzoek toont aan dat vrouwen systematisch ondervertegenwoordigd waren in wetenschappelijke studies, waardoor we lang minder wisten over de effectiviteit en veiligheid van medicatie tegen hart- en vaatziekten bij vrouwen. Ook zijn vrouwen meer geneigd hun therapie te stoppen of worden zij schijnbaar minder aangemoedigd die verder te zetten. Niet alleen onderschatten vrouwen hun eigen risico op hart- en vaatziekten, het risico op hart- en vaatziekten wordt ook minder vaak besproken met hen, waardoor er kansen op preventie blijven liggen.
Het verhogen van bewustwording voor hartklachten specifiek bij vrouwen moet onderwerp zijn van verder wetenschappelijk onderzoek. Dit kan namelijk, bij deze vaak vage klachten, ook onnodige onrust opwekken en andere ongewenste gevolgen hebben, zoals overdiagnose en een overbelasting van de zorg. We moeten dan ook investeren in extra onderzoek.
Voordat we gaan sensibiliseren, moet die problematiek duidelijk in kaart zijn gebracht. Schetsen van het probleem en de prevalentie is de eerste stap voordat we alle mensen met een van die atypische symptomen naar de huisarts sturen, met de onrust voor en denkende dat ze een acuut hartlijden hebben. Natuurlijk volgen we hierin de voortschrijdende inzichten uit de wetenschap mocht dit nodig zijn.
Voorkomen blijft beter dan genezen. De algemene aanbevelingen voor mannen en vrouwen en alles daartussen, blijven gelden. De leefstijlfactoren aanpakken: gezonde voeding, voldoende bewegen, niet roken, alcoholgebruik beperken enzovoort, gelden voor iedereen.
Wat de medische professionals betreft – uw tweede vraag –, is het zo dat de verschillende beroepsorganisaties al richtlijnen over hart- en vaatziekten publiceerden, waaronder bijvoorbeeld ook Domus Medica, met telkens ook een hoofdstuk over vrouwen. Er was bijvoorbeeld een herziening in januari 2020 van de richtlijn cardiovasculair risico voor huisartsen, afgewerkt binnen de beheersovereenkomst met de Vlaamse overheid, waar dus ook een specifiek hoofdstuk is opgenomen rond zogenaamd coronair lijden bij vrouwen – deze tijdelijke invulling van mijn job als vervanger van Hilde Crevits doet mij heel veel woorden en wetenschappelijke kennis bijleren. Dus coronair lijden, ik heb het toch even moeten opzoeken om zeker te zijn: de vernauwing of de blokkade van de kransslagaders. Daarover is er dus een specifiek hoofdstuk in de nieuwe publicatie van onder meer Domus Medica.
In een aantal ziekenhuizen is een vrouwenhartraadpleging binnen de dienst cardiologie opgericht om hartkwalen bij vrouwen vroeger op te sporen en te behandelen. Deze vrouwenhartraadpleging werkt soms in nauw overleg met de gynaecologen van het ziekenhuis. Het zijn de gynaecologen die de vrouwen vaak het meest zien in hun vruchtbare jaren en rond de menopauze. Daar heb je dus ook een specifieke focus op.
Naast geslachtsverschillen in communicatie zijn er ook verschillen in hoe de ziekte in de bloedvaten tot uiting komt. Vrouwen jonger dan 65 jaar hebben eerder een diffuus patroon van aderwandverkalking dat vaak niet zichtbaar is op een onderzoek van de kransslagaders met contrastmiddel. Bij mannen is daar meestal een uitgesproken en korte vernauwing. Slagaderverkalking ontwikkelt zich bij vrouwen dus vaak anders dan bij mannen. Vrouwen hebben vaker problemen in de allerkleinste bloedvaatjes in het hart. Over de onderliggende mechanismen is wetenschappelijk nog niet zoveel bekend. Maar dit geeft ook het andere klachtenpatroon.
Ik wil benadrukken dat de bewustmaking rond de symptomen, vroegdetectie en behandeling van hartlijden in de eerste plaats moet gebeuren vanuit de bevoegde beroepsverenigingen en gericht moet zijn naar de betrokken zorgactoren, zodat zij klachten gepast inschatten, sneller een juiste diagnose stellen en vrouwen sneller en beter kunnen toeleiden tot de juiste zorg. De organisatie van de opleiding om zorgaanbieders bij te scholen en te sensibiliseren omtrent deze aandoening is een onderwijskundige aangelegenheid.
Tot slot kom ik tot uw derde en vierde vraag. De betrokkenheid van de gynaecologen en de huisartsen is in dezen uiterst belangrijk. Zij zijn de voorschrijvers van de anticonceptie en de bewustwording ligt ook zeker bij hen. Ook hier spelen richtlijnen van hun beroepsverenigingen en het onderwijs een rol om hen op te leiden en te sensibiliseren.
Een multidisciplinaire samenwerking tussen gynaecologen en cardiologen is zoals gezegd een doelstelling voor alle beroepsgroepen, ook met de eerste lijn.
De apothekers kunnen daar ook een rol in opnemen. Zij zijn vaak het eerste aanspreekpunt van de burger. Op het vlak van samenwerking tussen apothekers en artsen bestaan al diverse goede praktijkvoorbeelden in het kader van het medisch-farmaceutisch overleg, het zogenaamde MFO. Dat is een federaal initiatief dat op heel wat ondersteuning kan rekenen en waar dit soort thema’s ook interdisciplinair worden besproken.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Wat een aantal initiatieven naar professionals betreft, ben ik vrij goed mee, al denk ik dat er toch extra inspanningen nodig zijn boven op wat er al in het algemeen in de pijplijn zit of wat er in de opleiding wordt meegegeven enzovoort. Dat is niet zozeer gewoon mijn mening, het zijn cardiologen die op dat vlak zelf aan de alarmbel trekken, professoren van UZ Gent.
Ik denk ook dat daar waar de professionals één aspect is, u naar mijn aanvoelen iets te weinig nadruk legt op alles wat de brede bevolking aangaat. U zegt dat we verder wetenschappelijk onderzoek moeten doen. Ik ben altijd voor wetenschappelijk onderzoek, maar hier zijn toch al heel duidelijke gegevens voorhanden over voortekenen, zaken die gezamenlijk kunnen voorkomen en hartlijden kunnen weergeven. Het is toch erg belangrijk dat we ervoor proberen te zorgen dat de kennis over wat we al weten, waarvoor geen nieuw wetenschappelijk onderzoek nodig is, wijder verspreid is in de maatschappij, omdat we zo redelijk wat sterftes zullen kunnen vermijden.
U zegt: eerst de problematiek in kaart brengen, dan sensibiliseren. Ik denk dat het heel duidelijk is wat tot hartlijden kan leiden. We denken aan een hoge bloeddruk, aan cholesterol bijvoorbeeld. Dat zijn maar een aantal aspecten. Maar ik weet niet op welk onderzoek u precies wacht alvorens te gaan sensibiliseren. Ik dacht dat het op dat vlak, qua symptomatologie, wel duidelijk is. U zegt dat we mensen ook niet overbezorgd moeten maken, dat het niet de bedoeling is dat ze allemaal naar de huisarts lopen enzovoort. Neen, onnodig naar de huisarts lopen is nergens voor nodig. Anderzijds zou ik toch hopen dat, als de symptomen die aangeven dat er hartlijden is, gezamenlijk voorkomen bij een vrouw, zij laat checken of alles oké is, eerder dan te denken, och God, ik zal misschien niet overreageren. Want dat is de reden waarom we precies bij vrouwen hartfalen als doodsoorzaak nummer één hebben, terwijl dat bij mannen al lang het geval niet meer is.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben in tegenstelling tot de collega toch wel tevreden met uw antwoord. De professionelen verrichtten inderdaad al heel wat werk op dat vlak. U hebt een beetje een cursus geneeskunde gebracht. Ik denk dat het voor u een openbaring moet zijn. (Gelach)
Ik word eventjes terug gekatapulteerd naar mijn tijd als student geneeskunde in de auditoria.
Alle gekheid op een stokje, dit is een belangrijk thema, dat is waar. Maar ik denk dat het ook gebeurt op het terrein. Er is steeds meer bewustwording, zeker en vast bij onze professionele zorgverleners. Zij hebben als eerste taak om de burger, de patiënt, in te lichten.
Anderzijds is er natuurlijk gezond leven. Daaromtrent hebben wij een actieplan, minister, ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. Er zou een tussentijdse evaluatie van gepland zijn. Minister, misschien weet u wanneer die gebeurd is en welke concrete aanbevelingen daaruit zijn voortgekomen.
De huisartsen gebruiken ook de website gezondheidsgids.be. Als burger kan men daar gewoon een lijst invullen en dan wordt het risico op hart- en vaatziekten bepaald. Kunt u navragen of we een idee hebben hoeveel mensen daar proactief naartoe gaan? Die website bestaat dus. Men kan daar gewoon naartoe surfen, men kan al zijn risico's invullen. Men kan zo zeer toegankelijk weten welk risico men als individu loopt op hart- en vaatziekten. Minister, ik veronderstel dat u dat niet zo uit het hoofd weet. Misschien kunt u aan uw medewerkers vragen om op te zoeken hoeveel mensen proactief gaan naar die website.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik ben ook blij met uw antwoord, in die zin dat we bij dergelijke problematieken, die natuurlijk ernstig te nemen zijn – laat dat duidelijk zijn – ook moeten oppassen voor onrust en overscreening zoals u aangaf. Er werd vorig jaar in de commissie hierover ook een vraag gesteld door een collega. Toen hebt u aangegeven dat de symptomen die kunnen leiden tot hartaandoeningen, nog altijd heel vaag zijn. Men heeft schrik dat mensen bij te vage klachten onmiddellijk naar de huisarts stappen en hen onnodig gaan belasten. Wat u aangeeft, namelijk dat extra onderzoek meer duidelijkheid moet brengen, is zeker zo. We moeten nog meer gaan zoeken naar nog concretere symptomen of oorzaken om hartaandoeningen te kunnen herkennen. Dan kan men de rol van de huisarts laten spelen. Dat is hun doorverwijsfunctie.
Ik wil verwijzen naar het initiatief ‘Week van het Hart’, dat altijd eind september plaatsvindt. Daar wordt vanuit een bepaalde organisatie extra aandacht gegeven aan die problematiek.
Het is goed dat het onder de aandacht wordt gebracht, maar met de bedenking dat we zeker moeten oppassen met het creëren van onrust en overscreening en daarom moeten we zeker verder onderzoek laten uitvoeren.
Minister Dalle heeft het woord.
Het is met grote bescheidenheid dat ik hierover spreek, want ik heb dit allemaal geleerd de afgelopen dagen.
Wat sensibilisering van de brede bevolking betreft, lijkt het mij zinvol dat het breder geweten is dat de verminderde oestrogeenproductie tijdens de menopauze en de gewichtstoename en vetherverdeling die daarmee gepaard gaan, ervoor zorgen dat vrouwen na de menopauze meer risico op coronair lijden hebben. Dat alles maakt dat vrouwen gevoeliger zijn voor risicofactoren zoals diabetes en een verhoogde bloeddruk.
Daarentegen, zegt men mij, dat pijn op de borst bij vrouwen moeilijker te interpreteren is dan bij mannen. Ik begrijp dat daar op wetenschappelijk vlak nog uitklaring nodig is en dat specialisten, cardiologen en artsen op dezelfde lijn moeten zitten. Vandaar, zegt men, dat de kennis en bewustwording bij zorgkundigen de focus moet zijn van het beleid en de koepelorganisaties en de federaties van de zorgkundigen.
De evaluatie, collega Sleurs, is nog bezig. De website had sinds de actie van de Diabetesliga vorige maand 22.000 extra bezoekers. Blijkbaar had dat wat resultaat. We blijven inzetten op de bewustwording van de zorgverstrekkers. Het is zinvol om de brede bevolking op een goede manier te informeren, zonder dat paniek nodig is.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.