Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik wil vandaag een vraag om uitleg stellen over een decretaal kader voor kleinschalig wonen, waaronder tiny houses. Het is iets wat je tegenwoordig veel hoort onder jonge mensen.
Kleinschalig wonen, tiny houses in het bijzonder, worden steeds meer beschouwd als een vorm van betaalbaar en duurzaam wonen. Hoewel ze in Vlaanderen al wel worden gebouwd, beschikken we nog niet over een decretaal kader. Aan welke regels ze precies moeten voldoen, is niet duidelijk. Lokale besturen varen op eigen inzichten.
Het kan niet de bedoeling zijn dat iemand die een tiny house wenst te bouwen of bewoont, afhankelijk moet zijn van toeval of willekeur. Uiteraard moeten lokale besturen hierover zeggenschap hebben, maar minimale normen op Vlaams niveau kunnen alvast leiden tot een meer coherent en rechtszeker regelgevend kader.
In Wallonië beschikt men sinds 2 december 2019 over een decreet dat het begrip microwoningen, waaronder tiny houses worden begrepen, invoerde. Op 3 december 2020 werden door de Waalse Regering drie besluiten uitgevaardigd die specifieke criteria opleggen die enkel voor microwoningen van toepassing zijn.
Die criteria zijn over het algemeen minder veeleisend dan voor traditionele woningen. Uiteraard betekent dit niet dat dergelijke kleine woningen van een veel lager kwalitatief niveau mogen zijn. Het gaat om maatwerk dat ervoor moet zorgen dat die woningen kwalitatief in orde zijn en/of niet een aantal gebreken mogen vertonen.
Minister, ik stelde u daarover al een schriftelijke vraag op 28 januari 2021. Toen antwoordde u dat u geen voorstander bent van een afzonderlijk decretaal initiatief, maar wilde u wel inzetten op het creëren van de juiste randvoorwaarden om het aanbod aan nieuwe woonvormen te verhogen en te faciliteren. Tevens kondigde u een onderzoek aan naar de knelpunten in de bestaande regelgeving waarop kleinschalig wonen stoot.
Dat onderzoek zou in drie fasen verlopen: wegwerken van de knelpunten binnen het instrumentarium van het beleidsveld Wonen, knelpunten wegwerken binnen de andere beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, wellicht Omgeving, en obstakels op federaal niveau inzake samenwonen. Na afronding van die procedures zou u een totaal regelgevend initiatief opstarten waarbinnen wordt bekeken of tiny housing kan worden meegenomen.
Minister, hoever staat het onderzoek dat ongeveer twee jaar geleden is opgestart? Welke zijn de belangrijkste knelpunten? Hoe zal er worden omgegaan met het wegwerken van de knelpunten? Had u al overleg over het wegwerken van de knelpunten met betrekking tot de federale regelgeving? Wordt er momenteel gewerkt aan een regelgevend initiatief om de juiste randvoorwaarden te creëren om het aanbod van kleinschalig en dus ook betaalbaarder wonen, en tiny houses in het bijzonder, een rechtszeker en duidelijk kader te geven? Welke timing voorziet u om te komen met een concreet regelgevend kader? Welke definitie voor kleinschalig wonen wilt u hanteren?
In Wallonië bestaat er een vrijstelling voor de tussenkomst van een architect in een aantal gevallen om zo de vergunningsprocedure eenvoudiger te laten verlopen. Overweegt u een gelijkaardige vrijstelling? Ik denk dat minister Demir daarvoor bevoegd is, maar ze behoort tot uw partij. Zullen jullie daar samen initiatieven voor nemen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Van Volcem voor uw vragen. Ik ga de verschillende vragen samen beantwoorden.
Het onderzoek naar de knelpunten voor nieuwe woonvormen wordt algemeen gevoerd voor zes types van nieuwe woonvormen. Hierin worden vormen van kleinschalig wonen, waaronder ook tiny houses, mee onderzocht.
De stand van zaken is als volgt: de eerste fase van het onderzoek waarin de instrumenten van het woonbeleid worden bekeken, is afgerond. Uit het overzicht van knelpunten en aandachtspunten kunnen een aantal beleidsvoorstellen genomen worden. Er zijn enkele dingen die we daar al uit kunnen leren. De besluitvorming hierover loopt momenteel. Voor de tweede fase, waarin de andere Vlaamse beleidsdomeinen worden onderzocht, loopt de inventarisatieoefening momenteel nog. De oefening op federaal niveau moet trouwens nog opgestart worden.
Het is, voor alle duidelijkheid, niet de bedoeling om een specifiek beleidskader uit te werken voor elk van de onderzochte nieuwe woonvormen. De focus in het plan van aanpak ‘nieuwe woonvormen’ ligt op het wegwerken van knelpunten in bestaande regelgeving, waarmee deze woonvormen vandaag de dag geconfronteerd worden. Dat is een stelling die we altijd naar voren hebben geschoven, dat we er vooral voor moeten zorgen dat die drempels, zeker de juridische drempels, worden weggewerkt.
Als het specifiek gaat over de woonvorm tiny houses, zien we dat de knelpunten zich voornamelijk bevinden op het vlak van Omgeving en ruimtelijke ordening. Ik denk dat dat ook een beetje naar boven komt in uw vraagstelling. Zoals gezegd, loopt deze oefening momenteel nog met de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen.
Het begrip tiny houses staat niet gedefinieerd in de regelgeving. Vanuit het beleidsdomein Omgeving wordt de vraag gesteld of een afgebakende definitie ook wel wenselijk is, aangezien elke definitie onmiddellijk nieuwe vragen en beperkingen oproept. We zien dat de provincie Vlaams-Brabant volgende definitie gebruikt: het betreft woningen met een minimale oppervlakte van 45 m² tot 80 m². Volgens Tiny Houses Vlaanderen vzw bedraagt de oppervlakte van een tiny house dan weer maximaal 50 m².
Uw laatste vraag over de vergunningsprocedure situeert zich binnen het domein Omgeving, ruimtelijke ordening. Zoals gezegd loopt die oefening naar de knelpunten daar nog, dus daar kan ik niet op vooruitlopen.
Ik denk dat het belangrijkste uitgangspunt, dat wij altijd gehuldigd hebben, is dat mensen moeten kunnen kiezen hoe zij voldoen aan hun woonbehoefte en dus hoe zij hun woning organiseren, en hoe of waar zij willen wonen. Maar we moeten natuurlijk wel voor twee zaken zorgen: dat er een kader is waarbinnen dat kan gebeuren, met betrekking tot regels voor ruimtelijke ordening bijvoorbeeld, en anderzijds dat we die juridische drempels om een bepaalde woonvorm te realiseren – als er geen algemeen belang is om daar beperkingen op te zetten – wegnemen. Dat blijft de doelstelling die we nastreven.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is positief dat er stappen vooruit worden gezet.
Aangezien de knelpunten in kaart zijn gebracht en afgerond, is mijn vraag dan eigenlijk of wij dat als parlementslid ook kunnen bekomen, om mee die knelpunten te kunnen overzien en misschien ook te kunnen meewerken aan een spoedige besluitvorming door suggesties te doen of resoluties aan de Vlaamse Regering over te maken.
Minister, het is een goede zaak dat er ook overleg is en dat er niet met oogkleppen wordt gekeken binnen een beleidsveld, want ik denk dat het daar juist is dat het schoentje knelt. Maar ik wil toch opmerken dat je in elk debat hoort over de betaalbaarheid, zeker voor jonge mensen. Het is eigenlijk de vraag die bij jonge mensen bijna het meest leeft, of zij nog ooit een betaalbare huisvesting zullen kunnen verwerven. Daarom vind ik de vraag naar de alternatieve woonvormen terecht. Als je ziet dat de elasticiteit van ons aanbod zeer klein is, dan denk ik dat we er echt werk van moeten maken om die tiny houses en de co-housing een rechtszeker kader te bieden. Mijn vraag is nu: wanneer zult u landen?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel, collega, om dit nog eens op de agenda te zetten. Het is hier al vaak aan bod gekomen.
We zitten hier natuurlijk opnieuw op het snijvlak Wonen en Omgeving. Ik heb dat een paar commissies geleden ook al eens benadrukt, hoe belangrijk die samenwerking is. Je kunt dat niet los zien van mekaar. Je kunt een perfect woonkader uitwerken, maar als Omgeving niet meewil of het ruimtelijk denken past zich daaraan niet aan, dan is dat een lege doos.
Ik wil wel nog eens benadrukken dat een tiny house – en ik ben ervaringsdeskundige, ik heb dat hier ook al gezegd, ik heb al eens verbleven in zo’n tiny house om te weten hoe het voelt en wat het is – perfect een mogelijkheid is in het woonbeleid, maar het is volgens mij geen alternatief inzake betaalbaar wonen. Het biedt oplossingen voor bepaalde situaties, maar het is, denk ik, geen structurele oplossing voor betaalbaar wonen.
Ik ben wel akkoord dat er een kader kan en moet komen, maar in Omgeving en in de ruimtelijke ordening hebben we natuurlijk jaren de omslag gemaakt dat de plaatselijke toets heel belangrijk is, dat lokale besturen het best kunnen inschatten wat waar kan en wat waar niet kan. En ik vind het wel belangrijk dat dat ook zo blijft, en dat we in Vlaanderen niet van bovenaf een kader opleggen, waarin dan vaak ook remmen zitten, die het lokaal zelfs onmogelijk maken om met die tiny houses aan de slag te gaan. Dus ik volg collega Van Volcem, maar ik wil toch nuanceren dat die lokale toets van de goede ruimtelijke ordening en het inpassen van het systeem in de omgeving, altijd heel belangrijk zal blijven en dat er lokaal altijd een afweging ad hoc zal moeten gebeuren.
Mevrouw Blanquaert heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, goedemorgen, iedereen. Minister, ik ben er ook van overtuigd dat dergelijke tiny houses geen degelijk alternatief zijn inzake betaalbaar wonen. Ik volg collega Van Volcem ook wat betreft die angst bij jonge mensen om een woning te kunnen aankopen. Minister, u weet het ook en ik heb u daar al meermaals vragen over gesteld en ben er al meermaals over tussengekomen. Maar recente cijfers tonen echter toch wel aan dat er een stijging is van jonge mensen onder de 30 jaar die momenteel een woning aankopen. U hebt afgelopen week ongetwijfeld die cijfers ook gezien. Vandaar dus ook een kleine aanvullende vraag, minister: hoe evalueert u die cijfers en hoe ziet u die evolueren op lange termijn en uiteraard ook op korte termijn?
Minister Diependaele heeft het woord.
Om met die laatste vraag te starten: het is dus net deze week of vorige week dat er cijfers naar boven komen die stellen dat jongeren wel actief blijven op die woonmarkt. Het is soms moeilijk in te schatten wat er op die markt gebeurt. De cijfers moeten altijd wat worden gekaderd. Mensen denken misschien intuïtief dat de woonmarkt vertraagt wat ook niet onlogisch is na de hausse die we gehad hebben. Maar jongeren blijven blijkbaar wel actief.
Een paar mensen hebben gezegd dat dit geen duurzaam alternatief is. Ik moet eerlijk zeggen, in mijn ogen is het dat ook niet. Maar ik vind dat iedere mens, iedere Vlaming, daar zelf moet kunnen over beslissen. Dan zijn die twee zaken het enige wat wij als overheid moeten doen. Ten eerste: het kader creëren waarvan wij als samenleving belangrijk vinden dat er rekening mee gehouden moet worden, zoals bijvoorbeeld de regels van ruimtelijke ordening. Mevrouw Schauvliege, ik ben het helemaal met u eens dat de lokale besturen daar uiteraard wel het laatste woord blijven hebben. We moeten dat kader opstellen, niet alleen vanuit ruimtelijke ordening maar ook wat betreft de woonkwaliteit en dergelijke. Daar hebben we toch ook wel wat bedenkingen bij.
Ten tweede moeten we de drempels wegnemen. We moeten het mogelijk maken om het te doen, voor wie dan ook. Dat betekent niet dat we een wildgroei van verschillenden woonvormen moeten toelaten en toelaten dat het alle kanten kan uitgaan. Neen, maar het kader moet worden gemaakt, en die drempels moeten worden weggehaald, als het uiteraard te rechtvaardigen is om ze weg te halen.
We moeten absoluut samenwerken met ruimtelijke ordening, zeker en vast, dat is ook de reden waarom we dat onderzoek samen doen. We wachten daar voor een deel nog op het federale niveau want dat nemen we ook mee in dat onderzoek, dat zou afgerond geraken in 2023. Ik geef grif toe, zoals ik zojuist aan mevrouw Van Werde zei, dat er nog een paar zaken zijn in deze commissie vandaag waar ongeduld naar boven komt, en dit was onder andere waar ik naar verwees. Ik denk dat dat ondertussen wel genoeg tijd gehad heeft. Maar het is dus de bedoeling om in de loop van volgend jaar te gaan landen.
Ik had hier nog iets opgeschreven. Ik heb het zonet al gezegd. Ik denk dat dit voor sommige mensen wel een duurzame woonvorm kan zijn en ik denk dat zij daarvoor moeten kunnen kiezen als ze dat willen. Het is een beetje mijn ingesteldheid dat iedereen die keuze zelf moet kunnen maken. Alleen moeten wij het over dat kader hebben. Sorry, ik val in herhaling.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ten eerste vind ik wel dat er een Vlaams kader moet zijn en dat de knelpunten moeten worden weggewerkt. Er zijn lokaal nog te veel ambtenaren die eigenlijk steeds wachten op dat regelgevend kader en zelf zoekende zijn. Ik vind dat iemand, die wel zo wil wonen, die niet zozeer voor de traditionele woonvormen is of misschien dat budget niet heeft, die mogelijkheid moet hebben. De ruimte in onze omgeving is niet groot, eerder schaars. Dus vind ik dat we met het kader rond deze vorm van wonen echt moeten landen. Ik ben dan ook blij dat u zegt dat u in 2023 met dat kader zal komen.
Laat me duidelijk zijn: ik vind die kleine huisjes zeer sympathiek omdat het altijd op deze manier gegaan is. Er zijn vandaag 70 procent eigenaars in Vlaanderen, er is een tijd geweest dat het er 75 procent waren, omdat heel veel jonge mensen begonnen met een klein huisje dat ze na 5 jaar verkochten om naar een groter huis te gaan. Als ze geluk hebben, of ze krijgen eens een erfenis, of ze hebben een vooruitgang in hun carrière - we staan toch voor het vooruitgangsmodel - , kopen ze nog een groter huis. Dat maakt ook dat je eigenlijk een rotatie hebt in het woningenbestand, wat ik goed vind. Want die kleine huisjes kunnen een oplossing zijn voor alleenstaanden, jonge koppels die duurzaam willen wonen op een kleine oppervlakte, en na 5 jaar gaan die kleine huisjes dan weer naar nieuwe mensen. Ik zou toch echt willen vragen - het is inderdaad een vrije keuze, niemand is verplicht om er te gaan wonen - dat er wordt geland en dat regelgevend kader er effectief komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.