Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
De zorgsector heeft te kampen met een nijpend personeelstekort. Samen met verschillende partners engageerden de maatwerkbedrijven de Biehal, De ploeg en De Sprong zich in 2018 om daarop een antwoord te bieden. Het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ‘Tea for Two’ werd opgezet met drie woonzorgcentra en drie maatwerkbedrijven. Het personeel van de woonzorgcentra moet tal van niet-zorgspecifieke taken opnemen die, mits de nodige begeleiding natuurlijk, ook door anderen kunnen worden opgenomen. Het project was erop gericht om deze specifieke ondersteunende taken te laten opnemen door werknemers uit de sociale economie. Dat heeft een positief effect op de kwaliteit van de woonzorgcentra. Men haalde natuurlijk de mosterd uit goede praktijken uit Finland en Denemarken. Men kan de vruchten plukken uit deze unieke samenwerking. Zo werden er een duurzaam samenwerkingsmodel en een praktijkgids uitgewerkt.
Minister, in het antwoord op een eerdere vraag om uitleg, van 20 januari 2022, werd aangegeven dat het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) ook aan een vervolgtraject werkt. Wat is de stand van zaken daarvan?
Op welke manier kan er een structureel beleidskader worden gecreëerd voor een dergelijke samenwerking? Wat is de stand van zaken voor een regelgevende verankering?
In welke mate wordt deze samenwerking tussen de sociale economie en de woonzorgcentra ook meegenomen in het decreet Individueel Maatwerk?
Zijn er ook andere projecten waar de samenwerking tussen specifieke sectoren zoals Welzijn, Onderwijs enzovoort en de Sociale Economie wordt onderzocht?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Claes, dank u wel voor deze belangrijke vraag. Dit geeft mij alvast weer de gelegenheid om ook een stukje mijn visie op de samenwerking tussen de sociale economie en de zorgsector te duiden. Sta me toe om enkele deelvragen in één antwoord te gieten.
Als minister van Sociale Economie en Werk wil ik blijvend inzetten op het ondersteunen van initiatieven die ervoor zorgen dat we meer handen in de zorg realiseren. Dat is een van de allergrootste uitdagingen vandaag in Vlaanderen. Ik zie hier heel wat kansen voor beide sectoren om de handen in elkaar te slaan. Mijn administratie ging daarom aan de slag met de leerlessen uit het ESF-project ‘Tea for Two’, waar u ook naar verwijst. Dit ESF-project speelde zich af in verschillende Limburgse woonzorgcentra. Zo is Limburg als het ware de bakermat voor die samenwerking. Het project legde via verschillende bevragingen bij de medewerkers bloot dat het inzetten van sociale-economiemedewerkers in woonzorgcentra een heel positief effect heeft op het welzijn van alle medewerkers. Zowel bij het personeel van de sociale-economieondernemingen als bij de medewerkers van de woonzorgcentra stelt het project vast dat de werktevredenheid, de betrokkenheid, het eigenaarschap en het zelfvertrouwen stijgen naar aanleiding van de samenwerking. De woonzorgcentra blijven vragende partij om een beroep te kunnen doen op de doelgroepmedewerkers van de sociale-economieorganisaties. We ontvangen signalen van beide betrokken sectoren dat zij meer structurele kansen en mogelijkheden wensen te creëren om de woonzorgcentra te ondersteunen vanuit de sociale economie. Dit is iets waar ik heel graag verder opvolging aan wil geven. Rekening houdend met de complexiteit van de problematiek en het samenbrengen van verschillende sectoren, elk met hun eigenheid, vraagt dit uiteraard grondig onderzoek en afstemming.
Ik zet samen met de voltallige Vlaamse Regering, en uiteraard specifiek samen met minister van Welzijn Crevits, in op de samenwerking tussen Sociale Economie en de zorg en specifiek in de woonzorgcentra. In die laatste subcategorie liggen belangrijke kansen voor de tewerkstelling van sociale-economiewerknemers. Vanuit de leerlessen van ‘Tea for Two’ hebben we de ambitie om in te zetten op langdurige economische samenwerkingsmodellen tussen sociale-economieondernemingen en woonzorgcentra om zo ook doelgroepmedewerkers te kunnen inschakelen op de werkvloer van onze Vlaamse woonzorgcentra, dit specifiek voor de doelgroepwerknemers waarbij het aangewezen is dat het sociale-economiebedrijf de werkgever blijft. Dat is belangrijk om te benadrukken.
De sociale-economiesector houdt samenwerking met andere sectoren hoog in het vaandel, is heel sterk lokaal verankerd en uiteraard bijzonder maatschappelijk geëngageerd. Die spreekt voortdurend sectoren aan, over de grenzen van de sector heen in zijn zoektocht naar de meest duurzame activiteiten voor zijn doelgroep.
Dan kom ik aan uw laatste vraag. Ook individueel maatwerk kan de doorstroom en de samenwerking tussen de sociale economie en andere sectoren, dus ook de zorg- en welzijnssector versterken. Woonzorgcentra en daarbij alle andere ondernemers krijgen via deze regelgeving de opportuniteit om zelf werkgever te worden van een werknemer met een arbeidsbeperking. De regelgeving voorziet een loonondersteuning en mogelijk een premie voor het organiseren van begeleiding op de werkvloer voor de persoon met een arbeidsbeperking. De maatregel individueel maatwerk treedt, zoals hier ook al verschillende keren gezegd, midden volgend jaar in werking. In afwachting van de komst van de nieuwe maatregel kunnen werkgevers ook nu al ondersteuning vragen via de Vlaamse ondersteuningspremie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik ben al blij te horen dat het project positieve resultaten heeft, dat het positief geëvalueerd wordt, en dat u daar ook wilt kijken voor een verder traject. Het klinkt heel logisch: we zitten met een enorme krapte op de arbeidsmarkt, en als we die werknemers kunnen inschakelen op bepaalde projecten … waarom niet? We weten ook dat het zorgpersoneel tot over de oren in het werk zit. Als we die taken kunnen opsplitsen tussen wat we kunnen schuiven, en dat het personeel zich kan focussen op de kerntaken, dan kan dat alvast tot goede resultaten leiden. Het lijkt eenvoudig, maar er komt heel wat bij kijken. Dat moet georganiseerd worden. Dat moet begeleid worden. Dat moet opgevolgd worden. En ook het proefproject Tea for Two toont aan dat dit een oplossing kan zijn voor deze knelpunten.
Enkele weken geleden hebben we het ook al gehad over het individueel maatwerk en de enclavewerking. Ik geloof daar ook heel sterk in. Ze gaan dan ook aan de slag bij een regulier bedrijf. Ik ben vorige maand op bezoek geweest bij De Vlaspit in Scherpenheuvel. Die hebben ook een enclavewerking. Die zijn eigenlijk aan het werk bij het spoor, en die voelen zich eigenlijk een werknemer van dat bedrijf, waarmee ze samen op stap gaan.
Nu had ik nog een bijkomende vraag, minister. Op welke manier kan die enclavewerking worden geïntegreerd in dit project? Werd die piste al onderzocht?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, u gaf aan dat het een belangrijke vraag is. Ik ben zeer tevreden dat collega Claes die vraag dan ook herhaalt. Ik heb ze hier al twee keer gesteld: in april 2020 en januari 2021. Ik denk dat het inzetten van sociale economie in de zorg een zeer goede piste is om op die manier ook de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.
Ik heb de vraag gesteld aan collega Crevits of er ook interesse zou zijn om identieke processen op te zetten in het onderwijs, om bijvoorbeeld maaltijden te bedelen, deeltaken in het kleuterwijs op te nemen … Minister Crevits stond open voor die aanbeveling, maar ze zou eerst werk maken van een regelgevend kader.
Mijn concrete vraag is of dat dan ook een mogelijkheid zou zijn, of u daarachter staat? Heel specifiek wil ik ook verwijzen naar vzw Konekt, die eigenlijk opleidingen geeft, of cursussen organiseert, voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, met een beperking. Ze geven een cursus cobegeleider in de kleuterklas, of in een school. Maar dat zijn mensen die vrijwillig aan de slag gaan, die niet betaald worden of geen loon krijgen. Vandaar ook mijn concrete vraag: bent u bereid om daar werk van te maken, om ook die identieke projecten in het onderwijs mogelijk te maken, en ook vzw Konekt daarbij te betrekken?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Ik denk dat we vandaag samen vaststellen dat de krapte op de arbeidsmarkt een kans is voor de sociale economie, om nog meer de brug te maken naar het normale economische circuit. We zien dat. We voelen dat. We zien dat ook in de cijfers. Mensen met een handicap vinden meer en gemakkelijker de toegang richting arbeidsmarkt, en goed maar, en gelukkig maar.
Mijn ervaring de voorbije maanden is vaak: onbekend is onbemind. Daar moeten we veel meer de brug maken – meer dan in het verleden – tussen sociale economie en het reguliere circuit. Het zou eigenlijk een continuüm moeten zijn, als het ware. Het gaat vaak om mensen die daar tijdelijk in kunnen verblijven, als ik denk aan de langdurig zieken. Maar ook in het kader van het individueel maatwerk kan het zijn dat men ooit terugkeert naar het collectieve maatwerk. Ik denk dat we dat vandaag absoluut moeten ondersteunen, omarmen, en de krapte op de arbeidsmarkt als een kans zien om de relatie tussen onze sector en de reguliere economie te kunnen versterken.
Uw concrete vraag: enclavewerking integreren in dit project, kan in principe al, mits daar natuurlijk begeleiding bij is, die dan permanent is in het kader van enclavewerking. We zien ook daar gelukkig een toename wat het aantal enclaves betreft, ook in andere sectoren: bedrijven die een aantal zaken in het buitenland lieten doen, die dat nu via enclaves oppakken hier in Vlaanderen. Wat mij betreft, kan dat, en ook in het onderwijs.
Ik denk dat wij bij al die initiatieven, om een soort kruisbestuiving te creëren, om bruggen te slaan tussen sectoren, elke kans moeten benutten. Ik zie op dit moment niet direct welke regelgevende aanpassingen nodig zijn – ik wil dat nagaan – om een enclavewerking op te zetten binnen het onderwijs. Binnen de context zoals die vandaag is, zal dat natuurlijk heel wat ondersteuning en begeleiding op de vloer – dus ook op de onderwijsvloer – vergen. Alle mogelijkheden daartoe, om sectoren te versterken, om bruggen te slaan, moeten we grijpen als een kans.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, u haalt daar een bekend pijnpunt aan: onbekend is onbemind. Dat merken we ook op het terrein. Heel wat bedrijven kennen het concept nog niet om doelgroepwerknemers naar de werkvloer te halen. Ik denk dat we daar nog verder op moeten inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.