Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de rendabiliteit van de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over dienstenchequebedrijven die loonsvermindering willen doorvoeren
Vraag om uitleg over loonsverlaging in de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over de tewerkstelling in de dienstenchequesector van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, in de Bornemse dienstenchequeonderneming (DCO) Hulp aan Huis tracht het management op een drastische manier de precaire financiële positie van het bedrijf te remediëren, meer bepaald door een brief naar de ongeveer honderd personeelsleden te sturen met daarin de vreemde vraag een addendum bij hun arbeidsovereenkomst te ondertekenen dat voorziet in een loonsverlaging. Het voorstel houdt in dat het inkomen per uur zou dalen van 14 naar 13,37 euro. Daarmee komt het loon te liggen op het minimumloon na de indexering van 1 oktober 2022. Het gaat om een loonsverlaging van zowat 6 procent. De zaakvoerder verantwoordt het initiatief door te verwijzen naar de slechte financiële toestand van het bedrijf. Dat heeft al enkele jaren verliezen laten optekenen.
Die handelswijze – laat daar geen misverstand over bestaan – is bedenkelijk en stoot op heel veel verontwaardiging, ook bijvoorbeeld van Federgon, de federatie van de dienstenchequesector. Er wordt gewezen op het feit dat een werknemer niet verplicht kan worden om zo’n addendum bij de arbeidsovereenkomst te ondertekenen, en zelfs als betrokkene het wel doet, is het zeer twijfelachtig of het voor de arbeidsrechtbank zou standhouden.
Wat het initiatief wel duidelijk maakt, is de precaire situatie waarin sommige – misschien wel vele – dienstenchequeondernemingen vandaag zitten. Ten gevolge van een resolutie die we in dit parlement hebben goedgekeurd, is er ondertussen werk gemaakt van een volledige indexering van de overheidstussenkomst per dienstencheque, maar dat maakt de minderinkomsten ten gevolge van een jarenlange onvolledige indexering niet zomaar goed. Minister, mijn vragen aan u zijn de volgende.
Wat is uw reactie op het initiatief van Hulp aan Huis om de lonen van de huishoudhulpen te verlagen middels een addendum bij de arbeidsovereenkomst? Is dit volgens u een legale werkwijze?
Wat is de actuele financiële situatie van de dienstenchequesector? In welke mate staat de concurrentiepositie van de DCO’s vandaag onder druk? Denkt u aan maatregelen om de concurrentiepositie van de DCO’s te verbeteren en de werkzekerheid voor huishoudhulpen, die recht hebben op een degelijk loon, te verzekeren?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb vorige week nog een speler bezocht in Limburg, de Umani Group, die zeer lovend was over u, minister. Het gaat trouwens om een ex-collega van de voorzitter, Joël Stockmans. Hij zet heel sterk in op dienstenchequeactiviteiten en zei dat dit een sector is met lage marges die sterk aan het consolideren is. Het is een sector waar zij heel fors en hard willen investeren in hun mensen, maar er is ook de rentabiliteit. Hij gaf ook hulde aan u, collega Gennez, in verband met de aandacht rond de indexering van de toelagen, van 70 naar 100 procent. Hij zei dat als we dat niet hadden gedaan, en met de index die er nu aan komt, het gewoon gedaan ging zijn met de dienstenchequesector.
Alle spelers die op dit moment actief zijn in de sector van de dienstencheques, zijn serieus met de billen toegeknepen aan het werken. Ze zijn bang voor de toekomst en ze willen vooral aan hun medewerkers een duurzame toekomst bieden. Als we de acties die we de vorige weken al hebben besproken en die collega Ongena voortreffelijk heeft opgelijst – het aanrekenen van extra kosten, de loonsverlagingsclausule, noem maar op –, met die bril bekijken, dan kennen we de stress om dat businessmodel toch een zekere duurzame toekomst te geven. Het is zeer goed dat we met zovelen de vraag rond dit thema stellen. Zo kunnen we het samen met de minister bekijken.
Mijn eerste vraag is dezelfde als die van collega Ongena. Wat is uw reactie, minister, op dat voorstel? Zijn er nog ondernemingen in die sector die soortgelijke plannen hebben?
We zitten met een hoge inflatie en ook de automatische indexering van de lonen komt erbij. Ik heb begrepen dat de federale overheid een kleine schokdemper voorziet op de werkgeversbijdrage. Dat zal ook impact hebben op de dienstenchequesector. Hebben we dat al in kaart gebracht?
Op welke manier biedt de volledige indexering een oplossing op de lange termijn voor de langetermijnrentabiliteit van de sector?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de constructieve houding van de collega’s. Het is een ongelooflijk belangrijk thema, en het is goed dat we er met heel veel mensen een vraag over stellen. De situatie is al goed geschetst door de vorige sprekers. Ik ga niet in herhaling vallen, minister.
Ik heb begrip en sympathie voor de moeilijke situatie waarin heel wat dienstenchequebedrijven zitten. Het is niet evident, dat weten we. We hebben die discussie al vaak gevoerd.
We hebben altijd in dezelfde adem ook aangehaald hoe moeilijk poetshulpen het zelf hebben. We hebben gisteren in de plenaire vergadering nog met zijn allen de mond vol gehad over hoe belangrijk het is. En we herhalen dat als een soort van mantra: de poetshulpdiensten zijn belangrijk. Heel wat tweeverdienersmodellen steunen daarop. Ze helpen ongelooflijk hard in onze arbeidsmarkt en dragen bij aan de situatie van welvaart waaraan we op dit moment verder aan het bouwen zijn in Vlaanderen. Maar tegelijkertijd is de realiteit dat ze heel vaak in toch wel niet zo aangename omstandigheden moeten werken en dat hun verloning ook gewoon niet evenredig staat aan al die complimenten en woorden van waardering die we hier keer op keer aan hen uiten. Ze verdienen te weinig, en het gaat zeer moeizaam om ervoor te zorgen dat ze meer verdienen. De erkenning die ze financieel zouden moeten krijgen, blijft heel vaak achterwege, naast alle woorden van lof die ze wel toegezwaaid krijgen.
Dan is het inderdaad toch wel redelijk frappant om te zien dat er een bedrijf zou zijn dat de poetshulpen zou vragen om plots een loonsverlaging te slikken, met een brief die ongetwijfeld met goede intenties is opgesteld van ‘samen slaan we er ons door’. Het is heel wrang om dat soort dingen te lezen als je dan ziet dat je net aan mensen vraagt die in heel moeilijke omstandigheden zitten, die absoluut niet voldoende verdienen, om dan nog eens een loonsverlaging te slikken. Wat mij – en naar ik denk, ook alle collega’s – betreft, is dat compleet onaanvaardbaar. Aansluitend bij de vorige sprekers heb ik drie vragen.
Wat is uw reactie op dit maneuver van het bedrijf om een loonsverlaging te vragen aan medewerkers?
Hebt u zelf al contact gehad met het bedrijf in kwestie? Zijn er contacten gelegd? Zo ja, wat is daaruit gekomen?
Hebt u weet van gelijkaardige initiatieven bij andere dienstenchequebedrijven die daarin heil zoeken om hun eigen situatie beter te maken?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Soms is het plezant om in de oppositie te zitten, als je hulde krijgt uit de meerderheid. Stel je voor, dat we dat nog mogen meemaken. Het maakt allemaal niet zoveel uit dat we deze ochtend twee uur in de file hebben gestaan.
In elk geval, wat er in Bornem gebeurt bij Hulp aan Huis, is gewoon onaanvaardbaar. Hoe zouden we dat allemaal zelf vinden als van de ene dag op de andere een loonsverlaging wordt voorgesteld? Voor politici is dat legio.
We hebben er een beslist.
Zoals ik al zei: voor politici is dat legio, maar voor huishoudhulpen is er iets minder marge. Alle gekheid op een stokje, de eerste vraag die bij mij opkwam was: is dat überhaupt wettelijk? Hoe vrijwillig is zo’n voorstel dat een huishoudhulp onder de neus krijgt, namelijk ‘anders gaan we failliet, teken maar snel of je bent sowieso je job kwijt’? Waarschijnlijk gaat het hier – als ik even doordenk – over mensen die net iets meer verdienden dan het minimum dat sectoraal is overeengekomen, en wordt hun nu voorgesteld om naar dat absolute minimum te gaan. Dat zijn waarschijnlijk mensen met een grote trouw aan het bedrijf, die al zeer lang in de sector werken en die door anciënniteit wel een en ander hebben opgebouwd. Veel cynischer moet het eigenlijk niet meer worden.
Mijn vraag is wat u concreet gaat doen om dat soort voorstellen van bedrijven die eventueel nog op hetzelfde onzalige idee zouden komen, in de toekomst te voorkomen? Hoe gaat u de huishoudhulpen aan wie wordt gevraagd om vrijwillig te tekenen, het duidelijke signaal geven dat ze dat helemaal niet hoeven te doen? We moeten daaromtrent eensgezind en over alle partijen heen vanuit deze commissie dat signaal geven en dat ook aan de bonden meegeven.
Mijn tweede vraag gaat heel specifiek over de maatregelen van de sociale inschakelingspremie (SINE). Ze gaan allebei over de dienstenchequesector, maar deze gaat iets breder.
U weet dat de initiële doelstelling van het dienstenchequesysteem was om drie dingen te bereiken. Eerst en vooral wil het zwartwerk ‘verwitten’. Het tweede was een vorm van huishoudhulp voor tweeverdieners, maar ook voor senioren, aan huis te brengen. En de derde belangrijke doelstelling was om personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt toe te leiden tot een job. Ook dat is een belangrijk gegeven van de dienstenchequesector en moet dat blijven. Het is een sector die voor 70 procent met belastinggeld gefinancierd wordt. In een Vlaanderen waar nog steeds meer dan 80.000 langdurig werkzoekenden zijn en dit aantal ook niet afneemt, vinden wij van Vooruit het spijtig dat door de afschaffing van de sociale inschakelingspremie SINE – waar de sector van de dienstencheques gebruik van kon maken – de werknemers die met een SINE aan het werk zijn, duurder worden voor de werkgever. Als men ziet wat men van plan is, bijvoorbeeld bij Hulp aan Huis, dan is natuurlijk een duurdere dienstenchequewerknemer waarschijnlijk voor veel bedrijven een reden om ofwel te consolideren ofwel de activiteiten stop te zetten of, in het ergste geval, de medewerker gewoon aan de deur te zetten omdat het financieel niet meer haalbaar is. SINE is ingekanteld in individueel maatwerk, maar de dienstenchequesector is uitgesloten van individueel maatwerk.
Mijn voorstel, minister, is zeer concreet. Laat ook de dienstenchequesector gebruikmaken van individueel maatwerk, zodat de meer dan zevenhonderd medewerkers, huishoudhulpen die nu nog in het systeem zitten met SINE-ondersteuning, aan dezelfde voorwaarden kunnen blijven werken. Dat is een concrete, positief geïnspireerde vraag waarvan ik hoop dat u er met veel enthousiasme op zult ingaan.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, dit is inderdaad een heel belangrijke vraag om even bij stil te staan. Ik wil starten door absoluut te benadrukken dat ik het voorstel van de onderneming Hulp aan Huis om de lonen van hun huishoudhulpen te verlagen, ten zeerste betreur. Een van de doelstellingen van het dienstenchequesysteem is het creëren van jobs om in het bijzonder kortgeschoolde werkzoekenden aan het werk te helpen. Dat net die werknemers, die vandaag zeer sterk getroffen worden door de energiecrisis, getroffen worden, is des te pijnlijker.
Het werk van een huishoudhulp wordt vaak onderschat. Dat is hier al heel vaak aan bod gekomen, ook daarnet nog. Deze werknemers werken dag in dag uit om gezinnen te ontlasten in hun huishoudelijke taken. Het is een fysiek zwaar beroep waar een degelijke verloning tegenover hoort te staan. Het beknibbelen op hun lonen vind ik ongepast. Ik vermoed dat dit momenteel een alleenstaand geval is. Er zijn momenteel alleszins geen gelijkaardige initiatieven bij andere ondernemingen bekend.
Toen deze feiten ons ter ore kwamen, heeft mijn kabinet onmiddellijk de Vlaamse Sociale Inspectie gevraagd dit te onderzoeken samen met de federale dienst Toezicht op de Sociale Wetten. Ik kan meegeven dat een werkgever niet zomaar eenzijdig een arbeidsovereenkomst kan aanpassen. Dat kan niet zonder akkoord van de werknemer. Ik heb de onderneming zelf niet gehoord, maar heb dit wel besproken met de betrokken werkgeversfederatie Federgon. Zij zijn ook niet gelukkig met de aanpak van het betrokken bedrijf. Ik hoor dat men via sociaal overleg ook niet tot een oplossing is geraakt. De situatie wordt door de vakbond opgevolgd en de inspectie blijft beschikbaar mocht dit nodig zijn.
Ik las dat het bedrijf de beslissing wijt aan haar financiële situatie. Ik kan niet oordelen over de concrete financiële situatie van het betrokken bedrijf. We monitoren wel jaarlijks de globale rentabiliteit van de sector. Uit de financiële analyse van de jaarrekeningen van de afgelopen jaren blijkt dat de gemiddelde rentabiliteit van de dienstenchequebedrijven een dalende trend vertoonde. Het prognosemodel dienstencheques, dat vorig jaar werd ontwikkeld, gaf ook aan dat deze trend zich de komende jaren zou verderzetten indien er niet zou worden ingegrepen. We hebben toen met de Vlaamse Regering onze verantwoordelijkheid genomen en een volledige indexering van de inruilwaarde voorzien. Aan deze maatregel was ook gekoppeld dat er een sociaal akkoord zou worden gesloten in de sector, zodat de middelen ook ten goede zouden komen aan de huishoudhulpen zelf. U begrijpt dat ik in die context de besparing op de lonen des te meer betreur.
We volgen van nabij of de volledige indexering van de inruilwaarde zal volstaan om de gemiddelde rentabiliteit van de dienstenchequebedrijven te vrijwaren. Volgens het prognosemodel zou de rentabiliteit in de gunstige zin moeten evolueren. Dat wil zeggen dat de rentabiliteit van de gemiddelde dienstenchequeonderneming in 2022 en de komende jaren elk jaar er een stukje op vooruit zou moeten gaan dankzij de maatregelen genomen door de Vlaamse Regering. De werkelijke impact van de genomen maatregelen kunnen we echter pas monitoren in het najaar van 2023, als de jaarrekeningen van 2022 beschikbaar zijn. Het prognosemodel houdt al rekening met de inflatie, de indexering van de inruilwaarde en de verhoging van de lonen met 0,4 procent. De financiële impact van de verhoging van de verplaatsingsvergoedingen of stijgende energieprijzen valt moeilijker in kaart te brengen en kan dus nog een impact hebben.
De rentabiliteit zal echter steeds van onderneming tot onderneming verschillen, onder andere naargelang schaalgrootte, type en dergelijke meer. Elke onderneming heeft haar eigen loonvoorwaarden, werkwijze en bedrijfsvoering, waarbij de ene onderneming al efficiënter te werk gaat dan de andere of andere klemtonen zal leggen in de bedrijfsvoering. Dit is voor de dienstenchequebedrijven uiteraard niet anders dan in de reguliere economie. Wat nu wel vaker gebeurt, is dat dienstenchequeondernemingen bijkomende kosten of administratiekosten beginnen aan te rekenen om de financiële gezondheid van de onderneming te versterken. Dit is een legale manier om de inkomsten van de onderneming te versterken. Dat is belangrijk om te benadrukken. Om de administratieve kosten te kaderen, heb ik een afsprakenkader met de sector ondertekend, zodat dit op een goede en redelijke wijze kan worden toegepast. Dit zou ondernemingen ook ruimte moeten bieden om hun financiële situatie bij te sturen. Dit zou een piste kunnen zijn voor de onderneming Hulp aan Huis.
Zoals jullie weten, zijn we ook aan de slag om het systeem van de dienstencheques verder te digitaliseren, zodat de administratieve kosten voor de bedrijven naar de toekomst toe gedrukt kunnen worden. Dit zal ongetwijfeld de rentabiliteit in de sector eveneens kunnen versterken.
Naar de toekomst toe zal het op langere termijn onvermijdelijk zijn om de prijs van de dienstencheques te verhogen. Om naar de toekomst toe ruimte te bieden voor het sociaal overleg en het versterken van de arbeidsvoorwaarden van de huishoudhulpen, zal er financiële ruimte moeten worden voorzien voor de sector.
Daarenboven is de inruilwaarde van de dienstencheques naar aanleiding van de verschillende indexoverschrijdingen verhoogd. Deze kosten worden momenteel volledig gedragen door de overheid. Het zal noodzakelijk zijn om een evenwicht te vinden in de verdeling van de kosten tussen overheid, bedrijven en gebruikers. Dit zal omzichtig moeten gebeuren, rekening houdend met de impact van de crisisperiodes op de gebruikers. We moeten vermijden dat de vraag terugvalt en zowel de tewerkstelling in het gedrang komt als de ondersteuning werk-gezin van de klanten onder druk komt te staan. U voelt, collega’s, dat het een moeilijke evenwichtsoefening is die we zeker niet uit de weg moeten gaan.
Collega Gennez, wat betreft de vraag over het uitdoven van SINE kan ik u aangeven dat mijn kabinet reeds verschillende bedrijven heeft gesproken. We hebben zeker oor naar hun bezorgdheden omtrent de omvorming van SINE naar individueel maatwerk. We benadrukken daarom de kansen die individueel maatwerk biedt. Dienstenchequebedrijven komen in aanmerking voor de loonpremie voor de uren waar geen dienstencheque tegenover staat. Dat was de discussie rond staatssteun. De begeleidingspremie is volledig toegankelijk, ongeacht of deze arbeidsprestatie gedekt wordt door een dienstencheque. De middelen om mensen met een begeleidingsnood te begeleiden, zijn dus voorzien, ik hoop dat de sector hier ook gebruik van zal blijven maken om mensen met een begeleidingsnood kansen te geven in de sector.
Daarbij wil ik ook nog benadrukken dat, zoals u zelf ook aangeeft, SINE voor dienstenchequebedrijven niet abrupt wordt stopgezet. Dat weet u. Ze zullen dus tijd hebben, tot maximum twee jaar, om zich voor te bereiden op de transitie van SINE naar individueel maatwerk. Dat toeleiden naar werk voor ons uiteraard ook belangrijk is, hebben wij gisteren nogmaals kracht bijgezet door stages toe te laten in de dienstenchequesector.
De heer Ongena heeft het woord.
Het is goed, minister, dat u heel duidelijk zegt dat u wat er in Bornem gebeurt, betreurt en heel ongepast vindt. We kunnen dat over alle partijgrenzen heen ondersteunen. Het is goed dat u de inspectiediensten erop af heeft gestuurd en dat ze ter beschikking blijven voor de vakbonden en de werknemers. Maar het is natuurlijk wel duidelijk dat er een rentabiliteitsprobleem blijft bij de dienstenchequeondernemingen. Dat speelt nog altijd, ondanks het feit dat we een volledige indexering hebben ingevoerd van de inruilwaarde. Daarnaast beginnen meer en meer dienstenchequeondernemingen ook meer en meer kosten aan te rekenen. Het is spijtig dat collega D’Haese hier vandaag niet is, maar gisteren in de plenaire vergadering heeft hij nog maar eens gezegd dat er in die sector grote winsten worden geboekt. Het blijkt nogmaals duidelijk dat dit absolute onzin is. Heel veel van die ondernemingen hebben wel degelijk moeite.
We moeten natuurlijk vermijden dat men bij poetshulpen die vandaag al lage lonen hebben, nog eens op die lonen gaat interen. Op die manier gaan we de wachtlijsten die er vandaag zijn – 750.000 gezinnen maken er gebruik van, maar moeten er soms maanden op wachten – niet wegkrijgen en blijven veel gezinnen in de kou staan. We moeten echt goed de vinger aan de pols van de rentabiliteit houden. Tenzij ik het verkeerd begrepen heb, heb ik verstaan dat er nieuwe rapporten gaan komen rond die rentabiliteit.
Ik wil nog een laatste zaak stellen. Ik ben ongerust over de prijsverhogingen. Dat is vandaag, wat ons betreft, echt geen optie. Heel veel gezinnen hebben het vandaag moeilijk. U weet dat ook. De Vlaamse Regering heeft inspanningen gedaan om zeker diegenen die een laag loon hebben, extra koopkracht te geven en te ondersteunen. Als we nu naar een prijsverhoging zouden gaan, gaan we natuurlijk de gezinnen daarvan het slachtoffer maken. Het is wat ons betreft op dit moment echt geen optie om de prijs voor de gebruiker te verhogen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het over een bepaald punt fundamenteel oneens met collega Ongena, en over een ander punt fundamenteel eens. Ik ben het fundamenteel oneens met hem wanneer hij zegt dat hij het spijtig vindt dat collega D’Haese hier niet is. Ik mis collega D’Haese op geen enkele manier. Ik ben het wel fundamenteel eens met hem wanneer hij het heeft over de prijs van de cheques. Ik begrijp, voor alle duidelijkheid, wel dat de minister dat op tafel legt wanneer we het hebben over rentabiliteit. Je zou blind moeten zijn om die optie niet te zien. Ik denk dat we met een overheidsbeslag van 54 procent geconsolideerd in dit land, al meer dan voldoende afnemen van de werkende middenklasse. Die cheque is een van de weinige zaken waarmee we dat gulzige, vraatzuchtige overheidsbeslag een beetje dempen. Ik zou dat, en zeker in deze context zoals collega Ongena heeft geschetst, niet overwegen als piste.
Het mag ons niet blind maken voor de rentabiliteit. De sector is geconsolideerd. Dat betekent dat diegenen die nu nog dienstencheques aanbieden, toch wel grote risico’s lopen. Het gaat over heel kleine marges, zeer grote volumes en een grote payroll. We willen niet dat dat als een kaartenhuisje in elkaar valt, want dat zou een serieuze impact hebben op de samenleving, eerst en vooral voor de huishoudhulpen zelf, maar ook voor de vele gezinnen die ze bedienen. Dat willen we absoluut vermijden. In die zin kijk ik een stuk, minstens voor deze legislatuur, naar oproepen van het Europees Sociaal Fonds (ESF), bepaalde trajecten, noem maar op, die wel een stukje een dempend effect kunnen hebben om de levensvatbaarheid van die sector te kunnen garanderen. Ik heb begrepen uit mijn bezoeken aan dienstenchequebedrijven dat zij zeer goede ervaringen hebben met de samenwerking met de minister en ESF-oproepen rond duurzame tewerkstelling. Misschien kan de minister ook dat luik bekijken om continuïteit te bieden.
De heer Annouri heeft het woord.
Er zijn heel veel interessante dingen gezegd, los van de casus van Bornem. Collega Ongena heeft daarnet gezegd: ‘Laat het duidelijk zijn, dit gaat helemaal niet over bedrijven die veel winst maken.’ Ik denk dat de sector gediversifieerd is. Het probleem is dat er grote commerciële bedrijven zijn die een heel groot aandeel van die sector in handen hebben, waardoor kleine bedrijven – dat zijn vaak de bedrijven die de meeste moeite doen om goede werkomstandigheden aan te bieden – het heel moeilijk hebben en hun rentabiliteit compleet ondergesneeuwd zien worden. Dus, het een bestaat naast het ander. Laat ons niet vervallen in simplismen en dingen zeggen als ‘kijk, het is een sector waar geen grote winsten worden gemaakt’ of ‘het zijn allemaal kleine bedrijven’ of ‘het is een sector die alleen maar winst maakt’. Er zijn verschillende verhalen naast elkaar. En die kleine bedrijven hebben nu net problemen vanwege die grote bedrijven die winst maken.
Je hebt natuurlijk ook het probleem van het tekort van het aantal mensen dat men nodig heeft, ‘again’. Iedereen heeft er de mond van vol hoe belangrijk die sector wel is. We zijn het er ook allemaal over eens. Maar dan moet je natuurlijk ook wel mensen vinden die die jobs willen doen. En daar zit ook de aantrekkelijkheid van een job in verwerkt. En die aantrekkelijkheid is vandaag de dag onder nul. Als mensen daarvoor kiezen – en daar moeten we blij om zijn – is het ook vaak uit een vorm van noodzaak, omdat het een job is die ze kunnen doen op dat moment. Maar het is niet vanwege de aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden. Dat is een lat die we echt hoger moeten leggen hier in Vlaanderen en daar ook werk van maken.
Los van die twee algemene bedenkingen wil ik terugkeren naar de casus in Bornem. Minister, hebt u er zicht op of er poetshulpen zijn die effectief dat addendum bij het contract hebben ondertekend? En wat betekent dat dan eigenlijk voor hen? We gaan uit van onwettelijkheid of we denken toch dat het onwettelijk is dat zoiets gebeurt. Maar die mensen die dat hebben gedaan, hebben die dan al een loonsverlaging moeten slikken? Hebben we daar zicht op? Wat wil dat zeggen voor hen? Op welke manier worden zij geholpen of ondersteund in de situatie waarin zij vandaag zouden zitten?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het is belangrijk, minister en collega’s, om het signaal te geven dat mensen niet verplicht zijn om dat te ondertekenen en dat er dus geen loonsverlaging kan komen. Dat is zeer belangrijk.
De extra kosten doorrekenen, daarover zegt u, minister, dat u een akkoord hebt gesloten met de sector. Is dat zowel gedragen door de werkgevers- als door de werknemersorganisaties? Ik las in de media dat u aangaf dat begeleiding niet kan worden gefinancierd door dienstencheques. Ik dacht dat het al zo was. Is er een aanleiding waarom u dat opnieuw expliciteert? Hebt u weet van bedrijven die dat wel doen, die dienstencheques vragen aan de klant om de begeleiding te financieren?
SINE is inderdaad een uitdovende maatregel, maar die was wel vrij omvattend. Een RSZ-vermindering van 1000 euro per kwartaal en een tussenkomst van het nettoloon van 500 euro per maand: dat gaat over 10.000 euro per jaar, per vte. U geeft nu aan dat u voor de begeleidingspremie de dienstenchequesector wel wilt betrekken. Maar is dat voor de volledige SINE, voor een goed begrip? Want vandaag – dat hebt u geantwoord op een schriftelijke vraag – zouden er nog 732 huishoudhulpen met een SINE-maatregel tewerkgesteld zijn in de dienstenchequesector. Zou die SINE die er vandaag is, met de bedragen die ik daarnet schetste, voor die 732 mensen gegarandeerd blijven en zullen dus ook op die manier hun jobs gegarandeerd blijven? Want als alleen maar een deel van de tegemoetkoming gegarandeerd blijft, dan is er natuurlijk geen garantie dat die mensen aan de slag zullen kunnen blijven. Dat is misschien een beetje technisch, maar ik wil ook graag daarop een antwoord zodat we een geruststellend signaal kunnen sturen naar zowel de ondernemingen die nog met SINE werken – en dat zijn inderdaad vaak de kleintjes, de oude PWA’s die met mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag waren en die voor dat productiviteitsverlies gecompenseerd werden – als naar die 732 mensen die vandaag aan de slag zijn en die met een vacaturegraad van 8000 eenheden toch zeker aan de slag zouden moeten kunnen blijven.
De heer Buysse heeft het woord.
Ik zou graag op twee punten kort aansluiten. Het eerste betreft het overleg met de sector. We hebben een lange discussie over dit domein gehad kort voor de zomer, na het afsluiten van het akkoord met de sociale partners. U weet dat er toen bij een deel van de sector een beetje ‘ambetantigheid’ was, om het zo uit te drukken, omdat ze moesten onderhandelen met het mes op de keel omdat er door de Vlaamse Regering een aantal voorwaarden werden gekoppeld aan die 100 procent indexering. Ik vraag me af hoe ik me dat overleg met de sector op dit moment moet voorstellen van uw kant. Het gaat toch over een heel belangrijke uitgave van de Vlaamse Regering. Is dat iets dat structureel gebeurt? Is dat enkel ad hoc op de vraag van een van beide? Wacht men soms – om het in het West-Vlaams te zeggen – ‘tot het kot in brand staat’? Hoe moet ik me dat voorstellen?
Het tweede betreft de eventuele prijsstijging. Dat is door uw voorgangster altijd uitgesloten. Het heeft me vandaag verrast dat u dit als piste aankaart. U spreekt in de toekomst, dat is natuurlijk heel breed. Hoe moet ik dat begrijpen?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik begin bij collega Ongena. De rentabiliteitsproblematiek is natuurlijk een bijzonder aandachtspunt. De monitoring daarvan is belangrijk. Ik heb er in mijn eerste antwoord naar verwezen dat we dat zeker blijven doen. In het najaar van 2023 zullen we dat doen in functie van de jaarrekening 2022. Dat blijft een aandachtspunt. We blijven heel nauw betrokken om die belangrijke sector maximaal te ondersteunen.
Ik wil in dit debat niets uit de weg gaan, collega’s. Om de rentabiliteit op peil te houden, heb je niet een onbeperkt aantal knoppen waar je aan kunt draaien. De prijs is er daar een van. Dat is op korte termijn niet aan de orde. Maar als we vandaag de realiteit zien, dan wordt de prijs van de cheque niet verhoogd, maar worden er wel extra kosten aangerekend. Dat moeten we onder ogen zien. Dat heeft alles te maken met rentabiliteit. Het is een realiteit waar ik niet van wil wegkijken.
Collega Ronse, er zijn vandaag al een heel aantal ESF-projecten. Dat kan, maar concreet naar loonsubsidies toe is dat niet mogelijk. We evalueren de bestaande projecten, en die willen we zeker verderzetten. Ik herhaal dat we geen loonsubsidies mogen uitkeren via ESF. We versterken de lonen wel met de jobbonus, zoals u weet. Dat is ook voor deze sector bijzonder relevant omdat zij in die looncategorie 1950 tot 2900 euro kunnen vallen.
Collega Annouri, de aantrekkelijkheid van de jobs blijft een aandachtspunt, maar het is niet allemaal kommer en kwel. Wij horen natuurlijk ook positieve geluiden, gelukkig maar. Het gaat ook over flexibele uren, kort bij huis, lage instap, de mogelijkheid van het opnemen van stages, mensen die coach kunnen worden en begeleiding kunnen gaan doen en als zodanig ook hun eigen vaardigheden en competenties aanscherpen, een stukje kunnen doorstromen. Er zijn toch ook wel een aantal positieve elementen. Ik heb er geen zicht op of er vandaag al poetshulpen zijn die getekend hebben. De Vlaamse Sociale Inspectie volgt dat heel kort op, maar we hebben daar op dit ogenblik geen concreet zicht op.
Collega Gennez, het akkoord dat we gesloten hebben, was inderdaad door zowel de werknemers- als de werkgeversorganisaties gedragen. Dat is belangrijk om mee te geven.
Gaat het over het doorrekenen van de extra kosten?
Het gaat over het doorrekenen van de extra kosten en de manier waarop het transparant moest gebeuren, inderdaad. We hebben er ook geen weet van dat begeleiding gefinancierd werd met dienstencheques. We hebben wel gehoord dat bedrijven cheques vragen zonder prestaties. Dat kan absoluut niet. Dat zijn wel signalen die ons bereikt hebben, en dat kan absoluut niet de bedoeling zijn.
Wat de evaluatie van de SINE-maatregel betreft, werd vaak geoordeeld dat die onvoldoende doelmatig was om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt te helpen binnen deze sector. Wij geloven nu, en die hervorming ligt op tafel en gaat midden volgend jaar in, in de hervorming van het individueel maatwerk door mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt individueel te begeleiden. Ze zullen daarin geïnitieerd worden door VDAB. Zij zullen de noden vaststellen en kijken in welke mate zij die ondersteuning en begeleiding nodig hebben. Er is ook de loonpremie. De begeleidingspremie zal bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de nood aan ondersteuning die men nodig heeft.
Mochten er nog antwoorden zijn die ontbreken op de technische vragen, dan wil ik daar zeker via het verslag of een andere weg nog op terugkomen.
De heer Ongena heeft het woord.
Er zijn, zoals ik daarnet al zei, vandaag grote tekorten in de sector van de dienstencheques. Een tekort kan men op twee manieren aanpakken. Je kunt de vraag verminderen; dan wordt de wachtlijst kleiner. Wat betreft de prijzen die gaan verhogen of de kosten die worden doorgerekend, is het goed, minister, dat u een afsprakenkader hebt gemaakt. Maar dat is wat ons betreft niet de juiste manier. We weten hoe belangrijk het systeem van dienstencheques is om onze algemene werkzaamheidsgraad hoog te houden. Als we daarop gaan beknibbelen en gezinnen in de steek gaan laten, zullen er meer mensen thuisblijven en gaan we onze 80 procent nooit halen.
De enige goede manier is ervoor te zorgen dat we het aanbod verhogen. We kijken daarvoor onder andere naar VDAB, naar extra loon en extra koopkracht via de jobbonus. Wat ons betreft, blijft dat de enige weg. Het verhogen van de prijs en het zwaar doorrekenen van kosten is niet de weg die we moeten bewandelen. We moeten vooral kijken hoe we het aanbod voldoende hoog kunnen houden om onze gezinnen te helpen.
De heer Ronse heeft het woord.
We hebben deze legislatuur toch al heel wat gedaan. Tijdens de covidcrisis hebben we een deftige ondersteuning gegeven. We hebben de zwartrijders eruit gehaald, de mensen die het echt te bont maken met hun huishoudhulp, hebben we decretaal via een zwarte lijst de toegang ontzegd. We hebben de indexering van de toelage op 100 procent gezet om te vermijden dat de rentabiliteit zou verdampen. We hebben met de jobbonus de lonen netto verhoogd voor de meeste huishoudhulpen. Met de Septemberverklaring hebben we de jobbonus nog een keer verhoogd. We hebben de ESF-projecten, die – zoals ik hoor – een beetje dempend kunnen werken maar weinig impact hebben op de loonkosten. Misschien is er nog een andere maatregel die zou kunnen helpen, en dat is de premie langdurig werkzoekenden, die wegvalt en die wordt omgezet in een RSZ-korting op maat. Wie weet kan dat ook de loonmassa, de loonkosten binnen die sector een stukje verzachten. Ik had dit misschien moeten vragen in de repliek zodat u dat kon beantwoorden. Ik ben benieuwd of we op korte termijn een oplossing kunnen geven aan de sector om op een gezonde manier door te doen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, het is goed dat u wat er in Bornem gebeurt, heel sterk veroordeelt. Dat is alleszins het signaal dat we hier, over alle partijgrenzen heen, geven. Het is duidelijk dat dit niet kan.
U hebt aangegeven dat er geen taboe is op het verhogen van de prijs van de dienstencheques, dat u een zeer moeilijk evenwicht moet vinden, maar dat u dat niet uit de weg wilt gaan. Er zijn in de commissie al experten aan bod gekomen die zeiden dat dat nodig zou zijn. Minister Crevits heeft toen gezegd dat we erover moeten durven nadenken. Ik ben het daarmee eens. Daar mag geen taboe over zijn, rekening houdend met het feit dat men ervoor zorgt dat men de prijs verhoogt maar dat men wel nog voldoende mensen houdt die er gebruik van blijven maken.
Mijn fractie stelt als voorwaarde dat, als er een prijsverhoging komt, het effectief naar de poetshulpen gaat om hun situatie te verbeteren en meer loon te geven. Er moet een een-op-eenverhouding zijn omdat je anders het risico loopt dat je de gebruiker meer zult laten betalen, maar dat zij die het nodig hebben, de poetshulpen zelf, daar niet de vruchten van plukken. Dat zal ongetwijfeld nog veel debat opleveren, maar die debatten moeten gevoerd worden, en ik kijk ernaar uit.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
De duurzaamheid van het systeem is natuurlijk belangrijk. Het systeem van de dienstencheques is de meest succesvolle Vlaamse arbeidsmaatregel die we hebben. Alle parameters moeten zeker in overweging genomen worden, de fiscale aftrek niet te vergeten. Maar op dit moment zou ik het een bijzonder slecht signaal vinden om de prijs van de dienstencheque te verhogen. We gaan door een koopkrachtcrisis, en niet alle gebruikers van dienstencheques kunnen het zich permitteren om extra te moeten investeren. Extra investeren zou een vraagprobleem kunnen betekenen, en dus ook uitval van mensen die nu wel aan de slag zijn. Dat moeten we te allen prijze vermijden.
Het doorrekenen van kosten, of het nu transparant of minder transparant gebeurt – transparant is natuurlijk altijd beter –, kan ook niet de stoplap zijn binnen het systeem. Want ook daar zit een limiet op wat mensen kunnen betalen. Ook daar zie ik geen of te weinig duurzaamheid.
Specifiek voor SINE, minister, heb ik het toch goed begrepen dat u zegt: ‘Oké, de begeleidingspremie kunnen we financieren, maar de loonpremie eigenlijk niet, want in individueel maatwerk werkt het systeem anders.’ De facto betekent dat dat die 732 medewerkers die vandaag met SINE werken, binnen 2 jaar ten allerlaatste duurder zullen zijn dan ze vandaag zijn. Want individueel maatwerk is niet mogelijk in het stelsel van de dienstencheques. Binnen de massa van 1,4 miljard euro die we jaarlijks spenderen aan de sector, moet er ook voor die 732 mensen een oplossing worden gezocht zodat ze aan dezelfde kostprijs voor de onderneming, maar ook onder dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden voor zichzelf, kunnen blijven werken. Dat zijn mensen die anders op de arbeidsmarkt een vogel voor de kat dreigen te zijn. Ik zou u willen vragen om daar een pragmatische oplossing voor te bedenken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.