Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Op 27 juni laatstleden schreven onderzoekers van de AP Hogeschool een opiniestuk in De Standaard – ik heb het opiniestuk hier ook bij me liggen – waarin ze de praktijken van scholen aanklagen, die de inschrijving van leerlingen met een beperking ontbinden. Op die manier weren ze hen uit hun school en maken ze een inschrijving voor volgend schooljaar zo goed als onmogelijk. Het gaat hier vooral over leerlingen met een verslag voor het gewoon onderwijs en die dus een individueel aangepast curriculum (IAC) volgen. Concreet halen leerlingen in een IAC ontwikkelingsdoelen die de leerkracht, het schoolteam en de ondersteuners samen met de ouders en het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) hebben afgesproken. Samen kunnen ze dan zoeken welke aanpassingen er nodig zijn om de leerling in het gewoon onderwijs te kunnen inschrijven.
Sommige scholen zien deze kinderen liever niet op hun school, en ervaren hen als een last. De onderzoekers stellen expliciet dat het onvoldoende onderbouwd weren van deze leerlingen, discriminatie is van kinderen en jongeren met een beperking. Ze wijzen er op dat het recht op redelijke aanpassingen is ingeschreven in het M-decreet, maar ook in de antidiscriminatiewetten, en sinds vorig jaar in de Grondwet, net als inclusie. Als we naar echte inclusie willen streven, dan moeten leerlingen met een handicap dezelfde rechten krijgen als elke andere leerling om in een school voor gewoon onderwijs les te kunnen volgen. In principe kunnen scholen leerlingen enkel uitschrijven wanneer ze kunnen aantonen dat de specifieke noden de draagkracht van de school te boven gaan, maar dit zou in vele gevallen onvoldoende aangetoond worden, of aangetoond geweest zijn. Het is vandaag voor scholen echter vaak nog onvoldoende duidelijk welke concrete stappen er genomen kunnen worden wanneer een leerling met een specifieke problematiek zich aanbiedt in de school. Er heerst voor alle betrokken partijen onduidelijkheid over hoe ver een school kan of wil gaan, welke stappen ze kunnen of willen zetten, wie ze hierbij kunnen betrekken. Scholen zijn na zeven jaar M-decreet nog steeds zoekende naar een duidelijk draaiboek, en dat vertaalt zich in leerlingen die nog steeds geen plek vinden in het gewoon onderwijs.
Het M-decreet zal nog deze legislatuur vervangen worden door het nieuwe Leersteundecreet. Dat hopen we althans. Maar die zal niet veel meer soelaas brengen voor deze leerlingen. In de conceptnota staat namelijk dat scholen zelf eenzijdig kunnen beslissen om kinderen die niet het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen, niet op te nemen, tenzij de ouders en de school tot een aangepast traject komen. Dat betekent dus concreet dat de eindbeslissing bij de school ligt, waarbij ouders amper mogelijkheden zullen hebben om in te gaan tegen een beslissing van de klassenraad. Voor leerlingen en ouders die dus nu geweerd worden door een school omdat ze tot last zijn, zal er met het nieuwe Leersteundecreet voorlopig niet heel veel veranderen. Als bovendien de handvatten waarover scholen beschikken om leerlingen met specifieke noden op te vangen; beperkt blijven, zullen scholen met een beperkte zorgcultuur binnen het Leersteundecreet ook niet geneigd zijn om hun zorgbeleid verder uit te breiden om leerlingen met specifieke noden een plaats te geven op hun school.
Ik heb de volgende vragen, minister.
Bent op de hoogte van de praktijken van scholen die de inschrijving van leerlingen met een verslag ontbinden omdat ze tot last zijn? Veroordeelt u deze praktijken? Wat zult u concreet doen om deze discriminatie tegen kinderen en jongeren met een beperking zoveel als mogelijk tegen te gaan of te stoppen?
Op welke manier zult u scholen betere handvatten aanreiken om leerlingen met specifieke noden op te vangen?
Erkent u in het nieuwe Leersteundecreet de eindbeslissing over de inschrijving van een leerling met een verslag volledig bij de school te leggen, wat de discriminatie die vandaag bestaat niet zal stoppen? Kunt u garanderen dat deze bepaling in het Leersteundecreet wordt aangepast, of ten minste verzacht, zodat discriminatie tegenover kinderen en jongeren met een handicap niet meer, of toch zo weinig mogelijk voorkomt?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat is de situatie vandaag? Leerlingen met een verslag kunnen een IAC volgen in het gewoon onderwijs of kunnen naar een school voor buitengewoon onderwijs. Als een leerling met een verslag les wil volgen in een school voor gewoon onderwijs, moet de school de leerling inschrijven onder wat we noemen ‘ontbindende voorwaarde’. Dat wil zeggen dat, na de inschrijving, de school, in overleg met de ouders en het CLB, een afweging moet maken van de redelijkheid van de aanpassingen die nodig zijn om de leerling les te laten volgen op die gewone school. Daarvoor zijn er enkele criteria, zoals de financiële impact van de aanpassing, de organisatorische impact ervan, de frequentie en de duur die men verwacht, de mate waarin een persoon met een handicap door de aanpassing daadwerkelijk kan participeren, de impact op andere gebruikers, en het ontbreken van een alternatief. Een aanpassing zal sneller als redelijk beschouwd worden als evenwaardige alternatieven ontbreken, als er geen andere oplossing mogelijk is.
Als een school na de afweging op grond van die criteria van oordeel is dat de nodige aanpassingen onredelijk zijn, dan kan ze de inschrijving ontbinden. Als men zegt dat de aanpassingen wel redelijk zijn, dan wordt de leerling definitief ingeschreven. Een school zal dus altijd een afweging moeten maken op grond van die criteria.
Quid met het Leersteundecreet? Daar moet ik natuurlijk met enig voorbehoud spreken. Ik kan enkel zeggen wat mijn intenties ter zake zijn. Daarbij voorzie ik wel dat scholen leerlingen met een verslag kunnen weigeren als de afweging van redelijke aanpassingen uitwijst dat die aanpassingen onredelijk zijn. De beslissingsbevoegdheid om een leerling met een verslag al dan niet definitief in te schrijven, ligt dus bij de school. Maar er moet voorafgaand overleg zijn met de klassenraad, de ouders en het CLB. Als de aanpassingen onredelijk blijken te zijn, dan kan de school de inschrijving ontbinden. Ouders die niet akkoord zijn met een beslissing, kunnen zich richten tot de Commissie inzake leerlingenrechten (CLR).
Wat zou ik extra willen voorzien met het Leersteundecreet? Ik wil dat de onderwijsinspectie in het gewoon onderwijs aandacht moet besteden aan de afweging van redelijke aanpassingen. Wanneer scholen meermaals oordelen dat de aanpassingen die nodig zijn om een leerling voortgang te laten maken op basis van een IAC in de school niet redelijk zijn, zal de school zich moeten versterken in het organiseren van onderwijs voor leerlingen met een IAC.
Verder voorzie ik ook in de verruiming van de mogelijkheid tot bemiddeling. Wanneer overleg over de afweging van redelijke aanpassingen moeilijk loopt, kan bemiddeling van een niet-betrokken CLB worden ingeschakeld.
Een ander belangrijk element is de versterking van brede basiszorg en verhoogde zorg. Scholen moeten inderdaad meer handvaten aanreiken en professionaliseren. Ik heb al 3,5 miljoen euro recurrente middelen op jaarbasis vrijgemaakt voor de pedagogische begeleidingsdiensten om te zorgen voor het versterken van leerkrachten op het vlak van brede basiszorg en verhoogde zorg. In oktober verwacht ik hun bijgewerkte begeleidingsplannen om zicht te krijgen op hoe ze die middelen concreet zullen inzetten. Dat zijn de maatregelen in verband met de bestaande leerkrachten.
Ik wil ook de lerarenopleiding op dat vlak versterken voor de nieuwe leerkrachten, de leerkrachten in spe.
We voorzien ook extra middelen voor de professionalisering van scholen op het vlak van brede basiszorg en verhoogde zorg. Daarop kan ik echter nog niet vooruitlopen. Ik zou dat graag aanpakken in samenspraak met de oprichting en de definiëring van de taken van wat we in het kader van de commissie Beter Onderwijs een kenniscentrum noemen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitleg. Vandaag worden scholen vooral aan hun lot overgelaten bij de afweging over de redelijkheid van de aanpassingen, hoewel ze zich met deze afweging op juridisch vlak op glad ijs begeven. In gesprekken merk ik dat scholen daar extra ondersteuning bij vragen. Vaak willen scholen leerlingen met een verslag wel opnemen, maar vragen ze daar voldoende ondersteuning bij.
Minister, wilt u scholen motiveren om ook aan de leerlingen met specifieke noden de ondersteuning te bieden die nodig is, zodat ze de goede afweging kunnen maken? Ik weet dat het de bedoeling is om een goede afweging te maken, maar hoe kunnen wij de scholen de tools en de ondersteuning geven?
Het recht op redelijke aanpassingen staat niet alleen in de onderwijsregelgeving, maar ook in de antidiscriminatiewet. Dat heb ik ook gezegd. Binnenkort krijgen we hopelijk eindelijk zicht op het nieuwe Leersteundecreet. Het is immers heel belangrijk om te kijken hoe het nieuwe Leersteundecreet in verhouding staat tot deze antidiscriminatiewet. We moeten met deze commissie echt in de gaten houden dat we die zaken aan elkaar kunnen koppelen.
De capaciteitsproblematiek is enorm aanwezig in het buitengewoon onderwijs. In bepaalde regio’s en zeker voor bepaalde types is die bijzonder schrijnend. Dat wordt ons enorm veel gezegd in de gesprekken met die scholen en die leerkrachten. Indien deze kinderen met een individueel aangepast curriculum niet terechtkunnen in het gewoon onderwijs, wat is dan het alternatief voor die kinderen en hun ouders? Daarover maken die ouders zich bijzonder zenuwachtig en druk, daarover zijn ze ongerust. En die ouders hebben al zo veel zorgen.
Er is ook nood aan goede praktijkvoorbeelden met betrekking tot inclusie. Ik ben een voorstander van inclusie, maar heel wat scholen hebben nog heel veel nood aan goede praktijkvoorbeelden. Hoe komt het dat die scholen het wel kunnen waarmaken? Wat hebben andere scholen nodig opdat zij dit ook kunnen doen? Want er is een heel grote discrepantie tussen scholen wat inclusie betreft. Dat valt enorm op.
Ik heb dan ook nog enkele bijkomende vragen. Wanneer de school de inschrijving van een leerling met een verslag ontbindt vanwege de onredelijkheid van de aanpassingen, kunnen ouders indien ze het hiermee oneens zijn nog een klacht indienen bij de Commissie inzake leerlingenrechten? Uiteraard zijn die klachten slechts het topje van de ijsberg. Want als ouder dien je niet snel een klacht in tegen een school. Dat is een heel grote drempel, dat merkte ik vroeger ook al.
Is er een stijging van het aantal klachten bij de CLR vanwege de ontbinding van de inschrijving?
Is er een patroon te zien bij de ontbindingen van de inschrijvingen? Zijn er bepaalde types waarbij ontbinding vaker voorkomt? Waarom is dat dan?
Zijn ouders genoeg op de hoogte van de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de CLR? En wat is hun begeleiding daarbij?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Deze vraag en het onderzoek in het verlengde daarvan vragen eigenlijk wel om een debat. Ik weet, voorzitter, dat dat in de scope van deze commissie niet kan, dus, vrees niet.
Maar ik wil toch wel twee dingen aanhalen, ten eerste over het woord discriminatie. Als je het artikel in De Standaard leest, neem ik er toch wel een beetje aanstoot aan dat die onderzoekers het volgende stellen: “Toch zijn er scholen en leerkrachten die deze leerlingen liever niet (meer) willen. Ze zien de leerling als 'last', en ze 'ontbinden' de inschrijving. Wat ze niet beseffen, is dat ze zich daarmee buiten de wet plaatsen en zich schuldig maken aan discriminatie van kinderen en jongeren met een handicap. Of erger, sommige scholen beseffen het wel.” Ik vind dat eigenlijk een heel krasse uitspraak voor onderzoekers, omdat we weten – en, collega, u weet dat ook – dat er heel veel scholen zijn die heel hard hun best doen om kinderen zo inclusief mogelijk op te nemen in hun omgeving. En er zijn grote verschillen in scholen.
Minister, u geeft terecht aan dat aan die redelijke aanpassingen wel wat handvaten zijn voor de scholen, waarop ze kunnen steunen om te kijken wat redelijk is en wat niet, en dat er ook grote verschillen zijn in die redelijke aanpassingen met betrekking tot wat kan voor de ene school en wat mogelijk is voor de andere school. U geeft een aantal zaken die u wilt aanpakken via het decreet Leersteun, via de conceptnota die we al gezien hebben. Ik denk – en ik denk, collega, dat u het daar ook wel mee eens bent – dat het belangrijkste antwoord op die redelijke aanpassingen en het verruimen van de mogelijkheden voor scholen om dat te doen, die brede basiszorg en die verhoogde zorg is. Ik denk dat dat een heel belangrijk element is uit de conceptnota en dat we dat element echt gaan moeten meenemen om ons inclusief onderwijs zo inclusief mogelijk te maken. We vertrouwen erop dat iedere school daar maximaal op inzet, en als dat niet meer lukt, dan moeten we inderdaad kijken naar ons buitengewoon onderwijs, wat dan een volwaardige, bijkomende pijler is om die kinderen te geven wat nodig is.
Minister, u gaf aan dat het decreet nog voor de zomer ter bespreking naar de Vlaamse Regering zal komen. Ik denk dat het debat in deze commissie echt ligt te wachten. Mijn vraag is: als dat inderdaad nog besproken wordt in de Vlaamse Regering, hoe zit het dan met de verdere timing? Want ik denk, collega’s, dat als dit naar de commissie komt, het ook met prioriteit behandeld zal moeten worden in de discussie die eruit zal volgen. Graag kreeg ik dus, als het al eventueel kan, een zicht op de timing.
De heer Danen heeft het woord.
Ik moet zeggen dat mijn hart bloedde toen ik het artikel las, omdat ik daarin heel sterk de noodkreet voelde van ouders, van kwetsbare kinderen, die gewoon radeloos zijn en die geen oplossing krijgen. Het gaat niet om scholen die hun best doen om redelijke aanpassingen te doen, wier gedrag hun wordt verweten, het gaat om scholen die daar niet hun best voor doen of niet voor willen doen. En die scholen bestaan helaas ook. Dat is waar de onderzoekers op duiden. Ik zie ook natuurlijk – ik heb ook heel wat scholen bezocht en ik ga al eventjes mee – dat er scholen zijn die als zorgschool bekendstaan. Op zich is dat natuurlijk goed, maar zij trekken buitenproportioneel veel kinderen met een verslag aan. En er zijn scholen die al aan de ingangspoort zeggen: ‘Jij moet hier niet afkomen.’, of dat alleszins heel hard laten voelen. Daar zijn nauwelijks kinderen met een verslag. Dat zou toch ook niet mogen kunnen. We moeten daarin, denk ik, toch wat meer evenwicht krijgen.
Ik maak me ook wel zorgen – als ik de conceptnota rond het Leersteundecreet lees – dat klassenraden in dezen te veel macht gaan krijgen. Als zij alleen kunnen beslissen of kinderen met een verslag welkom zijn of niet, dan maak ik me daar zorgen over, omdat die spagaat naar mijn aanvoelen – en ik hoor het ook in het veld – tussen scholen die er hun best voor doen en scholen die dat niet doen, nog veel groter gaat worden. Daar maak ik me heel veel zorgen over.
Vandaag gaan we dat debat natuurlijk niet ten gronde kunnen voeren, omdat het decreet eraan komt. Ik steun de oproep van mevrouw Krekels om daar prioritair werk van te maken, eenmaal het decreet de regering gepasseerd is.
Ik moet toch wel zeggen dat, als scholen kinderen met een verslag vorig jaar wel welkom heetten en dat volgend jaar niet meer het geval is, ik me daar toch zorgen over maak. Ik zou dan zeggen: laten we alles doen om die kinderen welkom te laten heten. Want – we hebben daar al vaker over gesproken – natuurlijk is gespecialiseerd onderwijs nuttig en nodig en zal het altijd blijven bestaan, maar we weten ook dat er vandaag te veel kinderen zitten die daar soms niet thuishoren. Maar als kinderen bijvoorbeeld in een derde leerjaar wel op een gewone school zitten en er in het vierde leerjaar niet meer welkom zijn, dan stel ik me daar echt wel vragen bij. Ik weet dat u daar niets aan kunt doen, minister, maar dit debat moeten we in de commissie alleszins ten volle voeren en kijken hoe we er terug evenwicht in kunnen brengen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik wil even reageren op dat laatste punt van collega Danen. Te veel macht aan de klassenraden? Het zijn wel zij die het moeten doen! (Opmerkingen van Johan Danen)
Stel dat je zegt dat de school zich maar moet aanpassen. Dat is wat we hadden met het M-decreet. Het is natuurlijk een probleem dat vele scholen niet voldoende voorbereid zijn op heel die zorgsituatie. Vroeger hadden we dat allemaal niet; dat soort vragen kwam er amper. Zelf ken ik het voorbeeld van een meisje dat bijna blind was maar wel nog een aantal dingen kon doen. We hebben dat toen rustig besproken in de klassenraad. Je moet dan nagaan of leerkrachten dat zien zitten of niet. Maar nu wordt, tegen het advies van de klassenraad in, gezegd dat een leerling in een school terecht moet kunnen. Dat is ook geen goede oplossing. Ik zeg niet dat u dat zo gezegd hebt, mijnheer Danen, maar ik wil het niet in die richting laten evolueren. Het is zoeken naar een evenwicht. We zullen dat dan wel bekijken als het hier voorligt, en wat ons betreft mag dat inderdaad zo snel mogelijk.
Minister Weyts heeft het woord.
Het citaat dat u aanhaalt, is inderdaad nogal ‘beschuldigend’. Het is een moeilijke afweging, die ‘case by case’ gemaakt moet worden. Maar ik vertrouw er wel op dat scholen en klassenraden die beslissingen weloverwogen nemen en dat daarbij gekeken wordt naar het recht op kwaliteitsvol onderwijs voor jongeren, ongeacht hun beperking, maar ook naar de draagkracht van de leerkrachten en scholen en naar het garanderen van het recht op kwaliteitsvol onderwijs voor alle andere jongeren in de betrokken klas. Dat is toch ook een afweging. Het gaat ook om recht op kwaliteitsvol onderwijs voor eenieder.
Het alternatief is natuurlijk het buitengewoon onderwijs. Ik heb tot nog toe onvermeld gelaten dat we daar toch serieuze inspanningen leveren om te zorgen voor extra capaciteit. Ja, we willen scholen ook versterken op het vlak van dat afwegingskader. Maar het gaat om casuïstiek en je kan niet alles vatten in regels. We willen wel wat inspiratie bieden, in samenspraak met de CLB’s en pedagogische begeleidingsdiensten. We willen daarvoor ook een concrete brochure uitwerken met voorbeelden van situaties, richtlijnen en handvaten.
Er werd gevraagd naar de klachten bij de Commissie inzake Leerlingenrechten. Die zijn er amper en het aantal blijft stabiel. Het is dus zeker niet zo dat er een grote toename is.
Wat de timing van het Leersteundecreet betreft: ik kan u daar geen enkele indicatie voor geven, behalve dan dat ik de eerste lezing in de Vlaamse Regering wil hebben voor het zomerreces. Daarmee geef ik toch al een concrete timing aan, denk ik. We hebben nog twee vergaderingen, dus ‘we’ll meet again’. Ik heb het dus over de eerste lezing. De conceptnota is goedgekeurd. Vervolgens zal het ontwerp van decreet in eerste lezing natuurlijk zijn adviesparcours moeten doorlopen. Dan kom ik daarmee naar het parlement en kunnen we het debat ten gronde voeren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik ben het eens met wat collega Krekels zegt over die brede basiszorg, die verhoogde zorg en dat inclusieve. Onze fractie staat daar uiteraard volledig achter, op voorwaarde dat het haalbaar is voor de leerkrachten en dat er voorzien wordt in voldoende middelen en ondersteuning. Daar moeten we altijd zoveel mogelijk van uitgaan. Dat het iets te scherp geformuleerd werd in dat artikel, is misschien zo, maar het is wel goed dat we daardoor het debat kunnen voeren.
Ik vind wel dat we consequent moeten zijn. In deze commissie wordt dikwijls gezegd dat we meer verantwoordelijkheid moeten geven aan de scholen en niet te veel mogen betuttelen. Ik heb nog een mogelijke insteek. Misschien kan de overheid, met medewerking van de koepels en ondersteuning van het ministerie, een draaiboek maken om de scholen te ondersteunen in hun aanpak voor leerlingen met specifieke noden. Scholen met een sterke motivatie en een sterk uitgewerkt zorgbeleid die al een visie hebben, kunnen ook andere scholen ondersteunen. Voor scholen die nog een lange weg af te leggen hebben op dat vlak, kan dat een belangrijke ondersteuning zijn. Die tip wilde ik nog meegeven. Zoals de collega’s zeggen, zal het debat hierover de komende weken en maanden zeker nog gevoerd worden. Het is in elk geval een heel belangrijk debat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.