Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, op 21 juni was u in Diegem en kondigde u aan dat er jaarlijks 2000 extra Brusselse werkzoekenden naar onze arbeidsmarkt zouden moeten komen. Dat is een ambitie die wij alleen maar kunnen ondersteunen wanneer we weten dat er in Brussel 83.000 werkzoekenden zijn terwijl er in Vlaams-Brabant alleen al 9200 vacatures wachten op invulling. De beroepen waarvoor Brusselaars in Vlaanderen in aanmerking zouden kunnen komen, zijn natuurlijk vooral jobs waar een kortgeschoold profiel voor nodig is, zeggen Actiris en VDAB. Het gaat onder andere over huishoudhulpen maar ook over beroepen in de verzorgingssector, voeding en horeca. Ook jobs in de beveiliging, transport en logistiek of bouw en techniek zouden prima geschikt zijn voor die mensen uit Brussel.
Er zijn natuurlijk ook drempels waarbij taal met stip bovenaan staat, maar ook de erkenning van diploma’s, mobiliteit, studieniveau en kinderopvang kunnen zeker probleempunten vormen.
Het is niet de eerste keer dat die ambitie is geuit. We juichen toe dat ze wordt herhaald en we hopen ook dat er effectief extra initiatieven komen.
Minister, welke extra concrete initiatieven zult u nemen om jaarlijks die 2000 extra Brusselse werkzoekenden in Vlaanderen aan de slag helpen?
Zijn er bijkomende afspraken gemaakt met de bevoegde Brusselse minister van Werk?
Denkt u ook aan initiatieven richting Wallonië? Het zou ook goed zijn wanneer we jaarlijks ook 2000 bijkomende Waalse werkzoekenden naar Vlaamse jobs zouden kunnen halen.
Wordt de toeleiding naar en invulling van vacatures door Brusselse en Waalse werkzoekenden actief gemonitord?
Wordt er in een bijsturing voorzien wanneer blijkt dat de ambitie van 2000 per jaar niet wordt gehaald? Ik kijk alvast uit naar uw antwoorden.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Ongena, ik ben eerst en vooral tevreden dat mijn collega Clerfayt mij is gevolgd in de ambitie om 2000 extra Brusselse werkzoekenden per jaar in Vlaanderen aan de slag te krijgen. We kennen de situatie op de Brusselse arbeidsmarkt en op de onze, daar liggen dus wel wat kansen. Een gedeeld en helder ambitieniveau moet VDAB en Actiris helpen om ook in de geformuleerde acties voldoende ambitieus te zijn.
Er zullen voldoende Brusselse werkzoekenden door Actiris naar VDAB-trajecten worden toegeleid. Het nieuw samenwerkingsakkoord dat met minister Clerfayt werd gesloten, is daar wat mij betreft alvast een goede basis voor.
VDAB en Actiris zullen in het najaar alleszins opnieuw een communicatiecampagne lanceren om de werkgevers te sensibiliseren om Brusselse werkzoekenden aan te werven. Net zoals de campagne ‘Een job est aussi un job’ gericht naar werkzoekenden, zal een gelijkaardige campagne met als doelpubliek werkgevers worden gelanceerd. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de mogelijkheid van een individuele beroepsopleiding met taalcoaching (IBO-T) en taalcheques voor werkgevers.
In het kader van de nieuwe werkgeversdienstverlening van VDAB, zal VDAB net zoals dat gebeurt met Actiris, alle knelpuntvacatures onmiddellijk delen met de Service Public Wallon de l’Emploi et de la Formation Professionelle (Forem). VDAB brengt in dat kader ook systematisch de mogelijkheden van interregionale bemiddeling onder de aandacht van de werkgevers. De provinciale directies van VDAB en le Forem hebben regelmatig ook uitwisselingen over mogelijke praktische acties om de Vlaamse vacatures bekend te maken bij hun Waalse werkzoekenden. Ook werkgeversorganisaties hebben daar een belangrijke rol in te spelen. Zij kunnen bedrijven warm maken om over het gewestelijk muurtje te kijken. Daar hebben we vastgesteld dat er ook nog wel een uitdaging ligt.
Verder is in de federale arbeidsdeal voorzien dat langdurig werkzoekenden tijdelijk een deel van hun werkloosheidsuitkering kunnen cumuleren met een loon wanneer ze aan de slag gaan over de gewestgrens. Deze maatregel kan een extra stimulans betekenen voor het groot aantal Brusselse werkzoekenden om toch de stap te zetten richting een job in Vlaanderen.
Om de gestelde ambitie te kunnen waarmaken, zullen we inderdaad ook vanuit het beleid actie moeten ondernemen rond de verschillende drempels die in het gezamenlijke onderzoek naar voren zijn gekomen. Het gaat over heel wat drempels en in de mate dat we die kunnen wegwerken, ben ik ervan overtuigd dat dit een heel actieve stimulans kan zijn. Ik denk dan aan de erkenning van buitenlandse diploma’s waarbij we gratis voorzien in hulp en begeleiding. Uiteraard zijn taal en ook mobiliteit, ondanks de nabijheid, vaak een issue. Vlaanderen wordt vaak gepercipieerd als het buitenland. Dat kreeg ik ook te horen in Diegem. Ook discriminatie in sommige sectoren – we doen daar samen met professor Baert de nulmeting – en kinderopvang zijn thema’s. Er zijn heel veel drempels waarrond gewerkt wordt. Wanneer we daarin slagen, zal de toeleiding gemakkelijker gaan.
Ik heb mijn Brusselse collega ook gevraagd om de kansen op tewerkstelling in Vlaanderen te blijven benadrukken, alsook om een traject naar een Vlaamse vacature minder vrijblijvend te maken. Wie de keuze maakt voor een Nederlandstalig traject, moet daar ook het nodige engagement voor tonen om dit traject te doorlopen en ook te solliciteren op een Vlaamse vacature.
Als we ambities stellen, moeten we die uiteraard ook kunnen opvolgen. VDAB zal opeenvolgend met Actiris en le Forem de nodige afspraken maken om deze monitoring op te zetten en te onderhouden. Indien nodig zal op basis van de monitoring moeten worden bijgestuurd.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben blij dat er heel wat initiatieven worden genomen zoals een campagne en de IBO-taaltrajecten. U kijkt ook naar de werkgevers, en er is de federale arbeidsdeal, waar sommigen nogal laatdunkend over doen, maar daar zitten maatregelen in om de interregionale mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen. Het zijn allemaal maatregelen die mensen proberen te verleiden om die stap te zetten. Men zou kunnen zeggen dat het wortelmaatregelen zijn. Men gaat proberen mensen aan te moedigen om dat toch maar te doen en men gaat hen daarin helpen. Het zal moeten blijken of dat voldoende is.
Een heikel punt blijft dat je naast de wortel ook de stok hebt. Dan heb ik het over handhaving. In Vlaanderen doen we dat wel – het kan nog altijd beter – richting mensen die onvoldoende inspanningen zouden doen om een job aan te nemen. Maar we weten dat men daar in Wallonië en Brussel anders naar kijkt en dat de handhaving daar minder strikt is. Ik vrees dat het zal staan of vallen met de vraag of er voldoende handhaving is in Brussel en Wallonië als iemand hier komt solliciteren voor een Vlaamse job, ze uiteindelijk niet aanneemt en er ook niet voor wordt gesanctioneerd. Hebt u het daar ook over gehad met uw Brusselse collega? Zijn er ook afspraken gemaakt rond een sterke handhaving van Brusselse werkzoekenden die hier komen solliciteren? Zo ja, welke afspraken zijn dat dan?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Ongena, ik begrijp uw vraag. Ik heb in mijn eerste antwoord heel duidelijk gezegd dat wie kiest voor een Nederlandstalig traject, ook het nodige engagement moet tonen om dat te doorlopen en ook te solliciteren voor die Vlaamse vacatures. Maar echt handhaven in een ander gewest, dat kunnen wij natuurlijk niet. Ik deel wel die zorg. Die is ook heel duidelijk uitgesproken aan de collega. Het zal opnieuw een wezenlijk onderdeel zijn van het werkgelegenheidsakkoord dat er stilaan is in Vlaanderen. We hebben daar natuurlijk ook alle goede praktijken en de werking vanuit Vlaanderen meegedeeld. Ik hoop dat we daar in de opvolging van deze samenwerkingsovereenkomst over kunnen blijven spreken, mocht blijken dat dat een probleem blijft, en dat we via de samenwerkingsovereenkomst aan de collega's in Brussel kunnen vragen om in navolging van Vlaanderen met een zelfde gestrengheid de handhaving en de opvolging te doen.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk dat we niet bevoegd zijn voor handhaving in Brussel. Maar als we vanuit Vlaanderen heel veel inspanningen gaan doen om die Brusselse werkzoekenden te verleiden en we steken daar heel veel geld, moeite en tijd in, dan zou het op den duur voor ons heel demotiverend werken als blijkt dat het geen resultaat oplevert wegens een gebrek aan handhaving. Dat is toch iets dat we goed moeten opvolgen, en we moeten op een of andere manier de druk hoog houden.
De vraag van uitleg is afgehandeld.