Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik stel deze vraag over ouderbetrokkenheid in het onderwijs eigenlijk ook naar aanleiding van de discussie over de dalende onderwijskwaliteit en het lerarentekort. Ik denk dat we in dezen ook moeten kijken naar de rol van de ouders in de ondersteuning van hun kinderen. Dat gaat voor mij veel verder dan echt actief helpen met huiswerk. Ondersteuning is veel meer dan dat. Ik kom daar dadelijk nog op terug.
Veel ouders durven vandaag de dag hun kinderen niet meer te helpen bij huiswerk omdat ze denken dat ze dat niet meer kunnen. Dat is ook gebleken uit een onderzoek van Kristof De Witte, onderwijseconoom aan de KU Leuven. Samen met Joana Elisa Maldonado deed hij onderzoek naar de impact van ouderparticipatie in het secundair onderwijs. Ze deden maar liefst vier studies over dat thema. Uit de studies blijkt dat, als scholen informatie delen en ouders ‘huiswerk’ geven, dat de prestaties van leerlingen kan bevorderen. Wat is dat ‘huiswerk’? Dat is het betrekken van de ouders bij het huiswerk van hun kinderen. Het gaat dus vooral over helpen bij het verwerven van vaardigheden zoals doelen stellen, plannen en omgaan met geld. Dat gaat dus verder. Dat is dus iets anders dan helpen bij het oplossen van een tweedegraadsvergelijking, want dat is iets waartoe veel ouders zich op dat moment meestal niet in staat achten. Dit zijn zaken waarbij ouders enorm kunnen helpen. Hun taak is dan ook om hun kinderen daarbij te begeleiden.
Bijkomend toont het onderzoek aan dat ouderbetrokkenheid bij huiswerk enorm gunstig kan zijn voor alle leerlingen, zeker ook voor kansarme leerlingen. Collega’s, dat lijkt me toch iets waarvan wij allemaal de meerwaarde moeten inzien. Het idee dat bij sommige scholen leeft dat ouderbetrokkenheid de ongelijkheid verhoogt, is dus niet correct. Integendeel, het helpen van hun kinderen zal bij ouders zelfs zorgen voor een leereffect. Ze vergroten hun kennis en vaardigheden en krijgen een beter zicht op wat hun kinderen zoal leren op school. Uiteraard kunnen we niet verwachten dat ouders uren bezig zijn met huiswerk, want ze hebben ook nog andere taken, maar een beperkte betrokkenheid bij de opleiding van hun kinderen kunnen we wel vragen. Ouderparticipatie lijkt volgens de studie dus een win-win-winsituatie te zijn voor scholen, leerlingen en ouders. Het is daarom belangrijk dat we de interesse en de betrokkenheid bij ouders verhogen, zodat zij een deel van de taken van de leerkrachten die niet tot hun kerntaken behoren, kunnen overnemen. Daarvoor zijn een goede visie van de school en interactie met de ouders cruciaal.
Collega’s, ik vind dit onderzoek toch iets dat we onder de aandacht moeten brengen in deze onderwijscommissie. Vandaag nog zat ik in het panel van het Kinderrechtencommissariaat, en daar kwam huiswerk alweer met een negatieve connotatie naar voren, terwijl leerpsychologisch op vele vlakken, maar ook nu in dezen blijkt dat dat inoefenen van zaken meer effect heeft dan we denken. Het is wat jammer dat huiswerk altijd overdreven wordt voorgesteld als uren en uren thuis aan iets bezig zijn. Neen, dat gaat over die ouderbetrokkenheid. Ik zou daar toch nog één ding aan willen toevoegen. Ouderbetrokkenheid is ook de vraag stellen: ‘Wat heb je vandaag geleerd op school?’ Dat is een andere vraag dan: ‘Was het leuk vandaag op school?’ Leuk, dat is de pretpedagogie. Daarbij was het allemaal leuk. Naar school ga je echter om iets te leren. Ik denk dat we dat aan onze ouders moeten meegeven. ‘Wat heb je vandaag geleerd op school?’ Dat geeft immers ook aan dat je het als ouder belangrijk vindt dat er iets wordt geleerd op school. Dat ouders aangeven aan kinderen dat dat voor hen belangrijk is, is ook een motivatie.
Minister, kent u deze studies? Hoe staat u tegenover de standpunten die worden ingenomen in verband met die ouderbetrokkenheid? Acht u het belangrijk om ouderbetrokkenheid op te nemen in een onderwijsbeleid? Vandaag staat er in de schoolreglementen al een engagement ten opzichte van het Nederlands als onderwijstaal. Op welke manier kunnen ouders opnieuw meer worden betrokken, en kan het respect voor de leerkrachten en de school worden vergroot? Welke middelen hebben scholen om dat te doen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we allemaal weten dat betrokken ouders sterker onderwijs maken, en dit onderzoek bevestigt dat nogmaals. Er is al relatief veel evidentie voor positieve effecten van ouderbetrokkenheid op leerprestaties en op de ontwikkeling van kinderen. Dat is trouwens vastgesteld bij kinderen van alle leeftijden en alle socio-economische achtergronden.
Het is interessant dat de onderzoeken die u vermeldt, daarbij aansluiten, maar ook vooral dat ze aantonen dat ouderbetrokkenheid in het leerproces zelf ook positieve effecten kan hebben. Alleen de vertaling in de media daarvan was nu ook wel weer soms ondermaats in die zin dat de boodschap van het onderzoek zou zijn dat de ouders maar moeten lesgeven in plaats van de scholen. Dat werd dan aan het lerarentekort gekoppeld, en zo was de cirkel weer rond.
Die onderzoeksresultaten zijn complementair aan de bevindingen van de commissie Beter Onderwijs. Zij gaf in haar rapport toch aan dat sommige ouders hun verantwoordelijkheid ook niet of onvoldoende opnemen of dat zij minder betrokken zijn bij de opvoeding van hun kinderen ofwel niet langer de competentie hebben om vaardigheden en waarden bij te brengen. Daardoor wordt soms ook, en al te veel – en ik denk dat wij daar zelf schuldig aan zijn omdat we zelf de opportuniteit hebben gecreëerd – de mogelijkheid gegeven om ouderlijke verantwoordelijkheden te gaan doorschuiven naar de school. Ik haal opnieuw hetzelfde voorbeeld aan. Is het een kerntaak van scholen om kinderen te leren fietsen of is dat een ouderlijke verantwoordelijkheid? Ik denk dat dat in eerste instantie een ouderlijke verantwoordelijkheid is. Maar ik denk dat als je eenmaal mensen daaraan went, en die boodschap brengt, het een moeilijke weg terug is.
Ik heb wel al dat aspect van ouderlijke verantwoordelijkheid meegenomen in ons beleid, in eerste instantie met structurele subsidiëring voor de ouderkoepelverenigingen. Dat is wel op grond van afspraken die we maken in het kader van een beheersovereenkomst. Ik heb ook net gevraagd om, wat die ouderlijke verantwoordelijkheid betreft, een focus te leggen en instrumenten aan te reiken aan scholen maar evengoed aan ouderraden en aan ouderwerkingen om ouderbetrokkenheid en -participatie te verhogen. Ze moeten in hun werking structureel aandacht hebben voor ouders die minder of niet betrokken zijn bij het schoolgebeuren in het algemeen en bij de onderwijsloopbaan in het bijzonder.
Ik had vervolgens ook het euvele idee opgevat om hen in diezelfde beheersovereenkomst ook te vragen naar een van de elementen van ouderlijke verantwoordelijkheid in het kader van het kleuteronderwijs, namelijk ervoor te zorgen dat een kind zindelijk is vooraleer het naar het kleuteronderwijs gaat. Ik heb daar een storm van protest over mij heen gekregen omdat ik dat durfde te suggereren. Maar dat gaat, in wezen, over ouderlijke verantwoordelijkheid, maar niet op vlak van lesgeven. We moeten ervoor zorgen dat de kinderen inderdaad zindelijk zijn vooraleer ze naar het kleuteronderwijs worden gestuurd, want anders is het nog te veel kinderopvang eerder dan echt onderwijs. (Opmerking van Jan Laeremans)
Scholen moeten trouwens in hun schoolreglement ook een engagementsverklaring opnemen waarin de wederzijdse afspraken worden opgenomen ten opzichte van ouders. Ik vind dat we daar nog wel wat mogen nadenken over het aanbieden van modelreglementen die op dat vlak wat bindender zijn. Een schoolreglement is een contract dat wordt aangegaan tussen ouders en scholen. De vrijblijvendheid daarvan is nu misschien soms een beetje te groot.
Er zijn ook andere beleidsinitiatieven zoals het Strategisch Plan Geletterdheid en het Leesoffensief. Ik zie in het onderwijsveld wel wat initiatieven naar boven komen omtrent die ouderlijke betrokkenheid. Soms zijn dat initiatieven die zuiver alleen worden opgezet, soms is er een samenwerkingsverband.
Maar waar we scholen nog in kunnen ondersteunen, en dat sluit aan bij de onderzoeksbevindingen, is het versterken van de ‘thuisbetrokkenheid’ van ouders bij het leren van hun kind. Naar aanleiding van het advies van de commissie Beter Onderwijs heb ik ook het thema ouderbetrokkenheid opgenomen in de themazetting voor het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO) voor 2022. We hebben een oproep gedaan waarbij we inzichten en methodieken in kaart willen laten brengen die specifiek gericht zijn op het verhogen en het versterken van de thuisbetrokkenheid van ouders bij het leren van hun kind, met bijzondere aandacht voor de taalverwerving. Het is de bedoeling dat aan scholen, centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), pedagogische begeleidingsdiensten en lokale partners concrete handvatten worden aangereikt via een praktijkgerichte leidraad om de thuisbetrokkenheid van ouders te versterken. Het project moet nog worden gegund, dus ik kan er niet op vooruitlopen. Maar deze onderzoeken sterken mij natuurlijk in de overtuiging dat we op dat pad moeten doorgaan.
Ten slotte, we gaan er toch van uit dat eenieder het beste voor heeft voor de toekomst van zijn of haar kind. Ook de resultaten van het Programme for International Student Assessment (PISA) wijzen in de richting van ouderlijke verantwoordelijkheid. De PISA-resultaten wijzen op een kloof tussen diegenen die een andere thuistaal hebben dan het Nederlands en diegenen die als thuistaal exclusief Nederlands hebben. Die kloof tussen beide groepen wordt voor de helft gedicht wanneer kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands toch nog met het Nederlands in contact komen.
De meest eenvoudige boodschap die wij meegeven, of die meestal wordt meegegeven, in het kleuteronderwijs, is de volgende: als je wilt dat je kind ook na half vier in contact komt met het Nederlands, is het antwoord ‘Ketnet’. Ketnet: zo moeilijk is dat. Zoveel inspanning vergt dat. Dat is een heel minimale invulling van de ouderlijke verantwoordelijkheid, maar blijkbaar is zelfs dat voor sommigen nog te veel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik onderschrijf uw zienswijze wel. Van twee dingen een, natuurlijk. Aan de ene kant hoor ik soms zeggen dat scholen te weinig inspanningen doen voor sommige ouders. Je kunt echter als ouder niet klagen dat de school te weinig heeft gedaan, maar zelf evenwel gedurende jaren geen verantwoordelijkheid nemen als ouder. Want dat is voor mij wel de kern van de zaak. Ik vind één ding typerend, en dat begint al in de lagere school. Heel veel lagere scholen vragen dat ouders toetsen ondertekenen. Het ondertekenen van die toetsen is eigenlijk de eerste stap van ouderbetrokkenheid. Je bekijkt als ouder waar je kind mee bezig is. Je stelt er vragen over. Je prijst je kind omdat het niet zo gemakkelijk is wat het gedaan heeft. Dat alleen al is voor kinderen een signaal dat ouders onderwijs belangrijk vinden. Maar je kunt als ouder niet zeggen dat het onderwijs te weinig doet voor je kind, maar dát dan wel te veel vinden. Ik hoor soms zeggen dat die ouders andere zorgen aan hun hoofd hebben. Ik kan me situaties voorstellen waarbij ouders andere zorgen aan hun hoofd hebben, maar als je kinderen hebt, is een van de belangrijkste zorgen aan je hoofd toch de toekomst van je kind en aangeven dat onderwijs belangrijk is.
Daarstraks hadden we hier het debat over het decreet Hoger Onderwijs, waarin ik zei dat ouders ook mee kunnen volgen om te begrijpen waarmee hun kinderen bezig zijn in het hoger onderwijs. Een aantal partijen deden daar wat lacherig over. Maar dat vind ik niet correct, want dat toont ook betrokkenheid.
Ik wil nog een tweede punt aanhalen. We hebben het Participatiedecreet, waarmee we scholen en ouders willen laten participeren. Een school is het verlengde van thuis, en thuis is het verlengde van een school. Thuis staat vooral in voor opvoeding en een school voor onderwijs. Vandaag is dat alles door elkaar aan het lopen en wordt verwacht dat de school alles doet. Dat is de opdracht die voor ons ligt, en ik denk dus dat het OBPWO, dat onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, goed is om dat verder te bekijken.
Ik sluit af, voorzitter, collega’s. Ik denk dat we er opnieuw op moeten wijzen dat onderwijs, ouders en leerlingen geen rivalen van elkaar zijn. Ze zijn samen bezig om de toekomst van de kinderen voor te bereiden, om onze welvaart in Vlaanderen en de welvaart van die kinderen te verankeren. Dat is voor mij de kern van de zaak. Ik las onlangs in de krant dat bepaalde advocaten voor 800 euro een C-attest omzetten in een A-attest. Dan denk ik eerlijk gezegd dat we in het eerste jaar rechten toch het vak ethiek moeten geven. Want daar gaat het niet over. Een attest geeft aan of een leerling een bepaald doel bereikt heeft of niet. De advocaten zegden in dat artikel wel dat de communicatie tussen ouders en scholen veelal spaak gelopen was. Als er op dat niveau iets wordt uitgevochten, denk ik dat dat niemand ten goede komt: niet de leerling, niet de leerkracht, niet de ouders, niet de onderwijskwaliteit. Maar we moeten inderdaad wel samen school maken, en samen school maken wil zeggen: ook met de ouders en ook thuis school maken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik onderschrijf volledig het pleidooi van collega Daniëls en ik ben blij dat we in dezelfde partij zitten. (Gelach)
De heer Daniëls heeft het woord.
Insgelijks, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.