Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het akkoord in de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over het ontwerpakkoord voor de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over het sociaal akkoord in de dienstenchequesector
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, het langverwachte sociale akkoord in de dienstenchequesector is eindelijk een feit. Tien maanden onderhandelen, en ook wel wat actie voeren in het kader van de ‘grote schoonmaak’, maar er is een akkoord. Halleluja! In de nacht van 8 op 9 juni is het akkoord blijkbaar bereikt. Dit is de tweede keer dat de sectorale onderhandelingen zeer stroef verlopen, minister. We zijn uiteraard blij dat ze toch wel een goede afloop hebben gekend. Deze keer was de verplaatsingsvergoeding het laatste struikelblok. Die was tot nu toe niet voldoende om de verplaatsingskosten te dekken, zowel voor het woon-werkverkeer, als tussen klanten.
De vragen om uitleg die ik schriftelijk heb geformuleerd zijn zeer concreet, maar eigenlijk een beetje achterhaald, minister. Ik heb de krant gelezen op de dag van de schoonmaak, waarin u gecommuniceerd hebt over de inhoud van het akkoord. Ik ga mij dus al een beetje verder wagen, als dat mag.
U hebt de cijfers gegeven en die zijn uiteraard helder. Mijn vraag is eigenlijk: zijn er, behalve het sluiten van het sociaal akkoord, dat u en uw voorganger als voorwaarde hadden gekoppeld aan het vrijmaken van de geïndexeerde omruilwaardemiddelen. Zijn er nog andere voorwaarden aan verbonden? We weten allemaal dat het een sector is met een zwaar beroep. Ik denk dat huishoudhulp een zwaar beroep is. Zowel de werkgevers als werknemers van de sector geven altijd blijk van veel aandacht en zorg voor hun medewerkers. Mijn vraag is eigenlijk: zijn er rond omkadering, rond werkbaar werk, in het akkoord elementen die het beroep aantrekkelijker kunnen maken? We hebben natuurlijk heel veel openstaande vacatures in de dienstenchequesector, en het is de wens van ons allemaal om die zo snel mogelijk ingevuld te krijgen. Dat is een bijkomende vraag, naast het algemene kader.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel. Halleluja, er is een akkoord. Dank ook aan u, minister, om daar hard aan mee te werken. Ik heb toch ook op de sociale media het respect en de waardering vanuit Federgon voor uw massagewerk kunnen lezen. Ook hulde aan u dus, minister. Geen evidentie! Het is een akkoord waarmee wij hier, alleszins in deze commissie, partijoverschrijdend zeer blij zijn.
Mensen die in de dienstenchequesector werken zijn mensen die doorgaans een vrij laag loon hebben vergeleken met anderen. Het zijn mensen bij wie het verschil tussen werken en niet werken klein is. Het is dus eigenlijk de groep mensen voor wie we het meest respect mogen hebben voor het feit dat zij de stap naar werk zetten. Hun werk verloopt niet altijd in de meest evidente omstandigheden en vereist ook een grote wendbaarheid. Grote hulde dus ook aan alle huishoudhulpen, en ook aan Federgon dat toch sterk en proactief heeft bemiddeld. Het is een sector waar de rentabiliteit niet evident is, en waar wij voorwaardelijk gesteld hebben, onder impuls van collega Gennez – die de minister gisteren een clown noemde, dat was volgens mij een foutje –… (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Neen, het is allemaal zeer belangrijk. Het akkoord is zeer goed. We vinden het zo belangrijk dat we dit toch eens in het parlement wilden brengen.
Minister, wat is uw standpunt? Denkt u dat we nu naar een duurzame periode van sociale vrede gaan in die sector? Denkt u dat de trein vertrokken is?
Quid de rentabiliteit? We hebben er die voorwaardelijke maatregel aan gekoppeld, aan die indexering. Zal dat nu van kracht worden?
Er werd ook afgesproken om de langetermijntoekomst van de sector te verduurzamen. Zijn daarrond specifieke maatregelen voorgesteld? Wat ziet u in uw glazen bol?
De heer Buysse heeft het woord.
Na een lange periode van onderhandelingen bereikten de vakbonden en de werkgeversorganisaties eindelijk een ontwerpakkoord binnen de dienstenchequesector. De inhoud van het akkoord was op het moment dat ik mijn vraag indiende nog niet openbaar gemaakt. Maar intussen zijn de belangrijkste elementen bekend. De brutolonen mogen vanaf juni tot het wettelijk toegestane maximale percentage verhogen. Daarbij is er ook de belangrijke afspraak dat de baremieke anciënniteit zal worden bekeken op basis van de ervaring in de volledige sector en van de ervaring beperkt tot de onderneming. Belangrijk is ook de verhoging van de vergoedingen. Dat is een punt dat toch wel enorm ter discussie stond voor de verschillende soorten van verplaatsingen, zoals woon-werkverkeer en het doen van boodschappen voor klanten. Die vergoedingen zijn nu toch iets rooskleuriger.
Ik heb volgende vragen. Hoe evalueert u als minister dit akkoord? Verbetert dit de arbeidsvoorwaarden van huishoudelijke hulpen in voldoende mate? Het is natuurlijk in essentie een federaal akkoord. Maar toch had ik graag geweten welke initiatieven u als minister sinds de vorige bespreking in de plenaire vergadering hebt genomen om het akkoord te faciliteren. De Vlaamse Regering had toegezegd om de inruilwaarde op de dienstencheques volledig te indexeren als er een sociaal akkoord bereikt zou worden. Daarvoor was 40 miljoen euro gereserveerd. Vanaf wanneer zal die indexering plaatsvinden? Zelfs na die aanpassing zijn de lonen in het beroep van huishoudelijke hulp laag en het werk is fysiek zwaar belastend. Voor veel werkzoekenden maakt dat het beroep nog steeds onaantrekkelijk. Dat leidt tot een historisch tekort aan huishoudhulpen. Er zijn rond de 7.000 openstaande vacatures bij VDAB. Zullen de verbeterde arbeidsvoorwaarden van huishoudelijke hulpen meer werkzoekenden naar de dienstenchequesector toe leiden? Gaat de Vlaamse Regering bijkomende maatregelen nemen om het beroep van huishoudelijke hulp aantrekkelijker te maken?
De heer Rzoska heeft het woord.
Ook mijn vragen zijn misschien al wat achterhaald aangezien over het definitieve akkoord intussen gecommuniceerd is. Ik denk dat iedereen in deze commissie tevreden is dat er eindelijk een akkoord is. Dat akkoord is heel belangrijk voor de mensen die actief zijn in die sector, voor de huishoudhulpen. Ik sluit mij aan bij de vaststelling van mijn medevraagstellers. Het is een vrij precaire groep op de arbeidsmarkt, een groep van kwetsbare mensen, die financieel niet altijd zeer sterk staan. Ik vind dat wij moeten blijven onderzoeken hoe we de arbeidsomstandigheden van die werknemers nog kunnen verbeteren.
Op 15 jaar is de sector enorm veranderd. Van een sector met vooral kleine en lokale vzw’s is de sector geëvolueerd naar een commerciële sector waarin grote spelers een stevig marktaandeel hebben. Deze commerciële bedrijven maken – dankzij de overheidssubsidiëring – grote winsten, die soms worden doorgesluisd naar de aandeelhouders of naar andere takken binnen hun groep, bijvoorbeeld de uitzendbedrijven. Bedrijven rekenen ook steeds meer kosten door aan de klanten onder het mom dat dit gebruikt zou worden voor betere loon- en arbeidsvoorwaarden voor de huishoudhulpen. Dat is niet altijd het geval. Vlaanderen laat de vrije markt volledig spelen, terwijl Wallonië de kleine spelers meer mogelijkheden geeft, en in Brussel denkt men erover na om de prijs van de cheques te verhogen in het voordeel van de huishoudhulpen zelf.
Nu het sociaal akkoord er is, is voldaan aan de voorwaarde om de maatregelen in te voeren waarover de Vlaamse Regering in november 2021 besliste, namelijk een verhoging van de inruilwaarde, een aanpassing van het indexeringsmechanisme enzovoort. In de beslissing van de Vlaamse Regering staat dat deze maatregelen de koopkracht van de dienstenchequewerknemers moeten verhogen.
Ik heb volgende vragen. Hoe zal u ervoor zorgen dat de middelen die de Vlaamse Regering heeft vrijgemaakt vanaf 2022 effectief naar de huishoudhulpen gaan? Welke voorwaarden zijn er om dit uitgangspunt te garanderen? Collega Gennez vraagt dat ook. Algemeen is er aan de Vlaamse subsidies weinig regelgeving gekoppeld, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de omkadering en de opleiding. Bent u bereid om te bekijken op welke manier het subsidiekader kan aangepast worden ter verbetering van de arbeidsomstandigheden? Erkent u het belang van kleine en lokale vzw's in deze sector? Welke maatregelen stelt u voorop om deze spelers boven water te houden in een context van schaalvergroting? Hoe staat u tegenover een verhoging van de prijs van de dienstencheques?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor deze belangrijke vragen. Ik breng hulde een al die mensen die iedere dag het beste van zichzelf geven voor veel Vlaamse gezinnen. Op dit moment is Mieke dat bij mij thuis aan het doen. Ik waardeer haar werk bijzonder.
Het is inderdaad een opluchting dat er na die vele maanden onderhandelingen een sociaal akkoord is afgesloten. Dit akkoord is een stap in de goede en juiste richting voor de arbeidsomstandigheden van de ongeveer 100.000 huishoudhulpen in Vlaanderen. Zowel de werkgevers als de werknemers hebben het akkoord goedgekeurd. Dat is positief is voor alle partijen. Volgens de informatie die ik heb gekregen, is er in grote mate tegemoet gekomen aan de verzuchtingen van de werknemers. Zo wordt onder andere voorzien in een stijging van de lonen met 0,4 procent en wordt de verplaatsingsvergoeding, zowel voor woon-werkverkeer als werk-werkverkeer, aanzienlijk opgetrokken.
Het lijkt mij niet meer dan normaal dat de bescheiden lonen van de huishoudhulpen worden versterkt en dat men correct gecompenseerd wordt voor de verplaatsingen die men moet doen, zeker nu de brandstofprijzen sterk gestegen zijn. Over de exacte inhoud van het akkoord zullen we echter pas in de komende weken zicht krijgen nadat de federale procedures om het akkoord finaal te verankeren doorlopen zijn.
Hoewel we als Vlaamse overheid niet bevoegd zijn om ons te mengen in de loononderhandelingen, hebben we wel mee voor een doorbraak gezorgd door financiële ruimte te scheppen voor het overleg. Bovendien hebben we door de middelen te koppelen aan het sectoraal akkoord er ook voor gezorgd dat de bijkomende middelen de huishoudhulpen ten goede komen. Ik ben dus tevreden dat de Vlaamse Regering die koppeling heeft behouden tijdens het hele traject. Ook daarvoor bedank ik mijn voorgangster.
Concreet werd vorige week door de Vlaamse Regering definitief beslist om de inruilwaarde van de dienstencheques vanaf 1 juli 2022 op te trekken van 24,88 euro naar 25,42 euro. We verhogen de inruilwaarde dus met 0,54 euro, waarmee we de gedeeltelijke indexering van de inruilwaarde in september vorig jaar en januari, maart en mei dit jaar compenseren. In de toekomst zal de inruilwaarde van de cheques bij elke overschrijding van de spilindex vanaf nu voor de volle 100 procent geïndexeerd worden. Voorts werd beslist om de inruilwaarde van de dienstenchequeprestaties die geleverd zijn van 1 januari tot en met 30 juni dit jaar te verhogen om ook voor deze periode de partiële indexering op te vangen.
De maatregel zal dit jaar 42 miljoen euro kosten, 73 miljoen volgend jaar en het jaar daarna 96 miljoen euro. Daarbij houden we rekening met één indexoverschrijding per jaar in 2023 en 2024. De kostprijs van deze maatregelen is hoger dan vorig jaar geraamd. Dat is volledig het gevolg van de hoge inflatie, wat op dat moment niemand kon voorzien. Deze bijkomende kost zal voor dit jaar worden opgevangen binnen de indexprovisie.
In principe zouden de maatregelen die we als Vlaamse Regering hebben genomen voldoende moeten zijn om de rendabiliteit in de sector te vrijwaren, zowel bij de kleine, middelgrote en grote bedrijven als bij de profit en de non-profitsector. Een prijsverhoging voor de consument is momenteel dan ook niet aan de orde. We blijven echter de rendabiliteit in de sector zeer nauw opvolgen. Indien er blijkt dat er nog moet bijgestuurd worden, zullen we dit uiteraard bekijken. Het is belangrijk dat het stelsel rendabel blijft voor alle spelers op de markt, en zeker voor de vzw’s en de publieke sector die gekend zijn om sterk in te zetten op de kwaliteit van de tewerkstelling en de begeleiding van het betrokken personeel.
Collega’s, jullie hadden eveneens vragen over de instroom in de sector. Dit is inderdaad een andere prioritaire uitdaging in de sector. Hoewel ook in deze sector de krapte op de arbeidsmarkt sterk speelt, hoop ik dat de verbeterde loon- en arbeidsvoorwaarden de poetshulpen kunnen overtuigen om in de sector aan de slag te blijven en nieuwe arbeidskrachten kan aantrekken. Met de jobbonus versterken we de bescheiden lonen in de sector bijkomend. Loon is evenwel niet het enige element om voor de sector te kiezen. We mogen niet vergeten dat de taken van een huishoudhulp praktische vaardigheden vereisen en dat de job fysiek zwaar is. Daarom zetten we ook in op werkbaar werk en de opleidingen binnen de sector. Dat doen we onder andere via ESF-projecten (Europees Sociaal Fonds) rond werkbaar werk in de sector, afspraken in het sectorconvenants of het opleidingsfonds dienstencheques.
Vorige week hebben we ook een ontwerp van decreet goedgekeurd om stages in de dienstenchequesector mogelijk te maken. Tot nu toe konden dienstenchequewerknemers die rol niet opnemen. Op deze manier zullen we mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt ook de mogelijkheid geven om de stap te zetten richting de dienstenchequesector.
Ik wil afsluiten met toch ook te wijzen op de positieve kanten van de job. Huishoudhulpen kunnen autonoom werken, met flexibele uren en vaak in de eigen omgeving. Deze voordelen kan de sector nog meer in de verf zetten om nieuwe arbeidskrachten aan te trekken. Zo werken we op verschillende fronten om nieuwe kandidaten aan te trekken voor de sector. Het gaat om betere arbeidsvoorwaarden binnen het sectoraal akkoord, om de mogelijkheid tot stages in de sector, om inspanningen voor werkbaar werk en opleiding in de sector, en om aandacht voor de positieve kanten van de job. Op die manier hoop ik dat het dienstenchequestelsel ook in de toekomst een succesverhaal kan blijven.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dat hoop ik uiteraard met u. Ik denk dat het 155.000 huishoudhulpen en 750.000 gezinnen heel veel levenskwaliteit biedt, maar u hebt ook aangegeven dat 100 procent van de omruilwaarde retroactief is. Ze is ook recurrent, zal ik maar zeggen.
Er was een vraag bij de werknemers om er toch een aantal voorwaarden aan te koppelen, vooral om het statuut van de huishoudhulpen ten goede te komen. Bijvoorbeeld: een gemiddelde contractuele arbeidsduur die lang genoeg is om een fatsoenlijk inkomen te genereren, een minimaal aantal uren vorming per jaar, een verplichte overeenkomst tussen klant en bedrijf rond de veiligheid van poetsproducten en dergelijke, een verplicht plaatsbezoek aan de klant vooraleer de eerste prestatie wordt geleverd. Al die dingen vragen een minimale inspanning van de bedrijven, maar komen zowel de kwaliteit van de dienstverlening, de veiligheid van het werk en ook het respect voor de huisdhoudhulpen ten goede, denk ik. Ook weten tot wie ze zich kunnen wenden in geval van problemen is belangrijk.
Minister, het zal ook de kleine bedrijven, waar u naar verwijst, versterken. Zij hebben vaak een non-profitinslag. Zij geven al extra omkadering, staan dicht bij hun personeel en zijn kleinschaliger. Ik denk dus dat we die voorwaarden moeten verankeren om ook de kleine bedrijven te beschermen. Mijn vraag is: werkt u daarop verder?
Een tweede element dat ook zeer belangrijk is, is dat die mensen vorming krijgen. Het is geen rocket science. Laten we mensen relatief snel naar de werkvloer leiden, en dan aan volledige en correcte loon- en arbeidsvoorwaarden. Vandaag bestaat er met Vorm DC, het vormingsfonds van de dienstenchequesector, al een manier om opleiding op de werkvloer te geven. Het voordeel is dat de mensen die de opleidingen geven vaak zelf ook huishoudhulpen zijn en daar een kleine vergoeding voor krijgen. Mijn vraag is of dat ook het geval is met het nieuwe systeem van de individuele beroepsopleidingen (IBO’s), dat de Vlaamse Regering nu wil introduceren?
Mijn tweede en meer fundamentele opmerking bij de IBO is dat dit bijna een vorm van goedkope tewerkstelling is. De lonen zijn al keilaag, mensen hebben al moeite om rond te komen, en de vorming binnen het dienstenchequefonds bestaat al. Ik zie dus de meerwaarde van IBO niet, tenzij het drukken van de loonkosten. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, denk ik. Ik zou zeggen: zet vooral in op het bestaande Vorm DC binnen de sector. Zorg dat de mensen die de vorming geven daar ook een kleine vergoeding voor krijgen, en zorg vooral dat huishoudhulpen die aan de slag gaan meteen een volwaardige tewerkstelling hebben, eerder dan een IBO-stage waar slechtere loon- en arbeidsvoorwaarden tegenover staan. Mijn vraag is dus: het is heel goed dat er een akkoord is, maar om de sector te verduurzamen en meer volk aan te trekken is er toch nog wel een bijkomende voorwaarde nodig.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik denk dat wat collega Gennez zegt wellicht wel door iedereen gedeeld wordt, als we naar de situatie kijken. Het is bij mij misschien iets genuanceerder. Ik denk dat we nu rust hebben, en vrede, en dat we op het vlak van rentabiliteit toch minstens al een toekomstperspectief hebben. Maar ik denk dat we ook in de spiegel moeten kijken. Het is een sector met een systeem dat zeer broos is en dat moeilijk schokken zal kunnen blijven opvangen. De rentabiliteit is nog steeds laag. Het loon van die mensen is nog altijd niet wat het zou moeten kunnen zijn. Er zijn een aantal factoren die we altijd kritisch zullen moeten bekijken. Het feit dat de prijs van de cheques goedkoop is lijkt me op dit moment legitiem, omdat het een instrument is waarmee we vrij uniek zijn in de wereld, om het broze evenwicht arbeid-gezin te behouden. Daar staat tegenover dat men een groot respect moet hebben voor die dienstverlening en vooral voor de persoon in kwestie.
Ten tweede hoop ik dat de jobbonus ook veel mensen in de dienstenchequesector kan helpen, want heel veel poetshulpen zullen daarvoor in aanmerking komen. Wat is uw inschatting daarover, minister?
Daarnaast is er nog iets dat we hier de vorige keer op tafel gelegd hebben: als een klant annuleert dan wordt de poetshulp vaak niet uitbetaald. Kunt u daar misschien nog informatie over geven? Ik denk dat we daar een periode moeten bepalen tot wanneer je kunt annuleren. Op een bepaald moment stopt het ergens, ik vind dat er een minimumperiode moet zijn.
Laat ons nu even genieten van het akkoord en van de rust die er is in de sector. Maar laat ons ook, collegiaal zoals we zijn, de sector goed in de gaten houden, en blijven helpen waar we kunnen helpen.
De heer Buysse heeft het woord.
In het model van de dienstencheques zijn er in feite vier spelers. Dat zijn vooreerst de medewerkers zelf, waarover het vandaag vooral over gaat. Er zijn de klanten, die dankzij de cheques zich ten dele kunnen laten ontzorgen. De Vlaamse overheid steekt er veel overheidsgeld in. Ten slotte zijn er de bedrijven die alles in de praktijk moeten organiseren. Alle vier die spelers zijn noodzakelijk, elk met hun eigen invalshoek. Die van de medewerkers zelf is vandaag al toegelicht. Zij hebben toch al een aantal kleine stappen vooruit gezet. Niemand betwist dat dit meer dan terecht is. Ook de werkgevers zijn ervan overtuigd dat die mensen dat zeker verdienen. Voor de klanten verandert er in feite niets, en ook niet voor de Vlaamse overheid. Er was een engagement, en dat wordt nu uitgevoerd.
Toch moet ik hier ter sprake brengen dat de reactie van werkgeverszijde ietwat diffuser is. Ik stel vast dat er bij een aantal werkgevers scepsis te noteren valt. Door de koppeling van de beloofde volledige indexering aan het afsluiten van een sectoraal akkoord, werden de werkgevers een beetje in een moeilijker positie gedrongen. Daar kunnen wij toch niet omheen. Ondertussen stellen wij vast dat het verlies door de snel opeenvolgende indexeringen onhoudbaar en dramatisch geworden was. Daarom hebben de werkgevers dit akkoord aanvaard. Ik vind dat het onze plicht als parlementsleden is om niet alleen te kijken naar dit concreet akkoord maar ook naar de overlevingskansen van dit model.
Mijn eerste aanvullende vraag, minister, betreft uw uitspraak dat de rendabiliteit van de sector helemaal niet in het gedrang geraakt. Ik stel toch andere zaken vast bij bepaalde spelers. Ik verwijs naar het prognosemodel dat Idea Consult enkele jaren geleden heeft ontwikkeld op vraag van uw voorgangster. Dat toonde toen de beperkte marges die er waren aan werkgeverszijde. Door wat er nu is beslist, wordt die marge wellicht nog heel wat kleiner. Deelt u, minister, de vrees van bepaalde werkgevers dat het akkoord in de nabije toekomst kan leiden tot nog meer faillissementen of nog meer overnames door grotere spelers? Zou u dat een goede zaak vinden? Of voorziet u verdere initiatieven om het voortbestaan en de leefbaarheid van de vele honderden ondernemingen, zeker van de kleinere spelers, te blijven ondersteunen? Wat het overleg in het algemeen betreft, wil ik weten hoe u ervoor kunt zorgen dat sociale impasses zoals wij nu hebben meegemaakt, in de toekomst vermeden kunnen worden. Heel concreet: komt er een structureel overleg met de sector om alles te verduurzamen zodat het statuut van de huishoudhulpen en de werkbaarheid van de sector verder kunnen worden verbeterd?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoorden. Ik ben heel tevreden dat dit akkoord bereikt is. Ik ben ook tevreden over de manier waarop u het akkoord hebt toegelicht. Wij kunnen nu wat tegemoetkomen aan de koopkracht van die mensen met de indexering die ook retroactief gebeurt. Dat is allemaal goed nieuws. Ik sluit mij wel aan bij de vraag van collega Gennez over die IBO. Zij heeft daar zeker een punt. Het is belangrijk dat de correcte loonvoorwaarden daarin verankerd worden. Opleiding op de werkvloer is aangewezen onder begeleiding van iemand die het al doet. Zoals collega Gennez het mooi verwoordt, is het geen rocket science wat er nu moet gebeuren. Voor de rest kijk ik uit naar het moment waarop het definitieve akkoord naar buiten komt om eventueel bijkomende vragen te stellen.
In elk geval vind ik het belangrijk dat er een akkoord is bereikt. Het is een heel grote stap vooruit.
Minister Brouns heeft het woord.
Wat IBO betreft: dat wordt toegepast in elke sector. De uitkering kan gecombineerd worden met een toeslag van de werkgever. Dat is op zich goed. Mevrouw Gennez stelt een vraag over het verankeren van het akkoord in de kleine bedrijven. In de voorwaarden die staan in de cao en in de wetgeving zullen geen extra regels meer voorzien worden. De inhoud ervan kan ik vandaag nog niet volledig vrijgeven. Dat komt in de komende weken. Wat ikzelf wel positief vind, is dat uit onderzoek blijkt dat nagenoeg 100 procent van de huishoudhulpen in aanmerking komt voor de jobbonus. Dat is een extra incentive voor hen.
Collega Buysse maakt zich zorgen over de rentabiliteit. Dat blijft inderdaad een belangrijk aandachtspunt. Ik heb ook gezegd dat wij dat van heel nabij zouden monitoren en indien nodig maatregelen zouden nemen. Ik wil er nogmaals op wijzen dat het gaat om 0,54 euro extra per cheque. Dat is in 2024 een incentive van 100 miljoen euro die de sector extra krijgt. Ik deel de mening dat we dat op dit moment alle kansen moeten geven. Wij moeten dat blijven opvolgen. Maar op dit ogenblik is het belangrijk om met het bereikte akkoord aan de slag te gaan. Dit akkoord moet alle kansen krijgen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u voor de duidelijkheid, minister. Eigenlijk zegt u dat er geen kwalitatieve maatregelen worden genomen of bijkomende voorwaarden voor werkbaarheid, vorming en omkadering worden gesteld. Mijn bezorgdheid blijft of IBO het beste instrument is voor de dienstenchequesector. IBO is eigenlijk traditioneel een instrument dat vooral geschikt is voor technische beroepen, langdurige stages. Binnen de sector dienstencheques bestaat er een vormingsfonds. Ik denk dat dit vormingsfonds en de voorwaarden die daarin van toepassing zijn met de vergoeding van de vormingsmedewerker en de volwaardige loon- en arbeidsvoorwaarden van de kandidaat-huishoudhulp, beter zijn voor de sector, de huishoudhulpen en de duurzame instroom, dan hier IBO toe te passen. IBO betekent immers een vermindering van het loon tijdens de duur van de stage. Daarin verschillen wij van mening, minister. Wij zullen daarin blijven van mening verschillen. Maar wij gaan samen proberen de duurzaamheid van de sector te garanderen.
Dee heer Buysse heeft het woord.
Ik noteer, minister, dat u van het monitoren van de rentabiliteit een belangrijk punt zult maken. Ik ga u daar graag geregeld aan herinneren. Het gaat niet alleen maar om het belang van een van de vier spelers. Als de sector rendabel is, dan is dat goed voor alle vier.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.