Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over de erkenning van Turkse Diyanetmoskeeën
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, op 15 juni hebt u aangekondigd dat u opdracht gegeven hebt aan de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst (ISD) om twaalf moskeeën van de Diyanetkoepel vooruitgeschoven te screenen op de voorwaarden die opgelegd zijn in het nieuwe erkenningsdecreet voor lokale geloofsgemeenschappen. Dat heeft uiteraard tot doel om geloofsgemeenschappen te kunnen erkennen, maar wel in ruil vraagt dat ze zich inschakelen in de maatschappij en zich zeker houden aan de regels van onze samenleving. Diyanet heeft aangekondigd om naar het Grondwettelijk Hof te stappen om dat te betwisten. Zij lijken dus niet helemaal akkoord te gaan met die doelstelling.
Als we het goed begrijpen, zal de Vlaamse Informatie- en screeningdienst nu ook gestuurd worden naar die twaalf moskeeën om hen te informeren over die regels en over de noodzaak van het weren van buitenlandse invloeden.
Minister, hoe zal de Vlaamse Informatie- en screeningdienst die opdracht aanpakken? Op welke manier zullen ze dat onderzoek voeren?
Hebt u contact gehad met steden en gemeenten waar deze moskeeën gevestigd zijn?
U hebt ook aangegeven dat het problematisch is dat de moskeeën eigendom zouden zijn de Diyanetkoepel. Klopt dat? Ziet u daar mogelijkheden voor?
Hoeveel van deze moskeeën hebben al een nieuw erkenningsdossier ingediend? Zijn daar Diyanetmoskeeën bij? Indien niet, hebt u de verwachting dat ze die aanvragen wel of niet zullen indienen gezien het feit dat zij het decreet betwisten.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, toen u uw plannen over de Diyanetmoskeeën aankondigde en in een interview op Radio 1 mocht toelichten, dacht ik twee dingen. Het eerste was: eindelijk, na al die jaren lakse aanpak van Diyanet in Vlaanderen, na al die jaren erkenning en subsidiëring van Diyanetmoskeeën wordt er eindelijk naar het Vlaams Belang geluisterd en nog wel door Bart Somers. Tegelijk dacht ik: wat de N-VA-ministers tussen 2009 en 2019 op uw positie, met uw bevoegdheden niet deden, gaat Bart Somers nu wel doen, namelijk het beleid ten aanzien van de Diyanetmoskeeën eindelijk een keer aanscherpen, al blijft het voorlopig natuurlijk nog allemaal theorie en blijft het ook nog afwachten wat er in de praktijk allemaal concreet gaat veranderen en op welke manier u dat zult doen.
Tegelijkertijd dacht ik ook: het is natuurlijk een Open Vld-minister en de boodschap die hij geeft is toch redelijk diffuus. Want u zei ook: “Ondanks dat we die Diyanetmoskeeën onder het vergrootglas gaan leggen onder meer wegens buitenlandse beïnvloeding en buitenlandse financiering en andere maatschappelijke obstakels zouden we toch nog meer Diyanetmoskeeën willen erkennen.” Dat is toch op z’n minst bedenkelijk, zeker als je weet dat de koepel van de Diyanetmoskeeën net een procedure bij het Grondwettelijk Hof is opgestart om uw nieuw erkenningsdecreet, dat althans in theorie buitenlandse beïnvloeding en financiering zou moeten tegengaan, te vernietigen.
U bezondigt zich dus aan dezelfde fout die uw voorgangers met dezelfde bevoegdheden altijd maakten: de Vlaamse minister reikt de hand allicht in alle naïviteit en tegen beter weten in en hij krijgt dan de Turkse middelvinger terug. Want een grotere blamage kun je je toch niet bedenken. U stelt trots uw nieuwe decreet voor en uw Turkse vrienden trekken vervolgens naar de rechtbank om dat decreet te laten vernietigen. Je kunt moeilijk een groter bewijs geven om aan te tonen wat Diyanet eigenlijk denkt over onze Vlaamse overheid. ‘Laat ons met rust’ zeggen de in Diyanet verenigde Turken in dit land. ‘Wij wensen geen gehoor te geven aan uw praatjes en uw decreten over inburgering en diens meer. Wij houden liever het vizier gericht op de Turkse overheid, de enige overheid aan wie wij ons schatplichtig voelen.’ Want dat die Diyanetmoskeeën de propagandalokalen van president Erdogan zijn, is natuurlijk een publiek geheim. Dat heeft het verleden ook al voldoende bewezen. Bijvoorbeeld Turken in ons land die zich afkeerden van het Erdogan-regime werden geconfronteerd met intimidatie, bedreigingen en verklikking.
Aansluitend op de voorgaande collega heb ik toch een aantal vragen over uw nieuwe plannen.
Hoe ziet u die omslag die de Diyanetmoskeeën moeten maken precies? Kunnen moskeeën die aangesloten blijven bij het Turkse staatsnetwerk Diyanet nog erkend blijven of worden? Kunnen de gebouwen van die moskeeën nog eigendom blijven van Diyanet of het Turkse regime, zoals dat nu het geval is?
Welke garanties wilt u van de betreffende moskeebesturen inzake de onafhankelijkheid?
Indien de Diyanetmoskeeën hun erkenning zouden verliezen of niet zouden krijgen: welke gevolgen moeten daar dan verder nog aan gekoppeld worden?
Is het volgens u verantwoord dat een Turks staatsnetwerk dat de integratie saboteert, verder zonder enige controle in Vlaanderen actief zou blijven?
Wat met de samenwerkingen die er nu vaak zijn tussen deze Diyanetmoskeeën en de lokale overheden op het grondgebied waar ze gevestigd zijn?
Minister Somers heeft het woord.
Voor ik met mijn antwoord begin, mijnheer Janssens, wil ik duidelijk maken dat ik mijn vrienden vooralsnog zelf kies en, ten tweede, dat ik in dit dossier een heel duidelijke lijn volg. En dat is niet de lijn van het Vlaams Belang. Dat is mijn eigen lijn, de lijn waar ik zelf in geloof en die gedragen wordt door de Vlaamse Regering. Als we een inclusief Vlaanderen willen realiseren waar iedereen meetelt, mee verantwoordelijkheid opneemt, mee kan deelnemen en medeburger zijn, ongeacht zijn geloofsovertuiging, dan betekent dat consequent vechten tegen segregatie en gewelddadig extremisme, vechten ook tegen het instrumentaliseren van religie en tegen inmenging van buitenlandse mogendheden.
In het hele dossier rond geloofsgemeenschappen heb ik de voorbije maanden en jaren hard gewerkt aan een nieuw kader waar veel interesse voor is in het buitenland. De uitdagingen waar wij voor staan – dat zult u wel weten – kent men ook in Nederland, Duitsland en Oostenrijk. Men is zeer nieuwsgierig hoe wij een benadering in de praktijk omzetten, waarbij we langs de ene kant de hand reiken aan iedereen die deel wil zijn van deze samenleving, maar tegelijkertijd lijnen trekken omtrent misbruik van religie in een diverse samenleving. Dat is het fundament. Het wordt niet gemakkelijk voor andere landen om dat te kopiëren omdat we binnen een heel specifieke institutionele context zitten in onze relatie tussen Kerk en Staat. Die is anders dan in Frankrijk, Engeland, Nederland en Duitsland. Dit gezegd zijnde, kom ik nu tot een aantal antwoorden.
Het nieuwe erkenningsdecreet legt aan de reeds erkende lokale geloofsgemeenschappen de verplichting op om zich te conformeren aan de nieuwe erkenningsregels. De besturen van de eredienst hebben tot 15 november 2022 de tijd om zich te conformeren aan de nieuwe verplichtingen. Hierop zijn er twee uitzonderingen die decretaal vaststaan. Het eerste is een verbod op de bezoldiging door een buitenlandse overheid van een bedienaar van de eredienst, dat uiterlijk op 15 november 2023 geconformeerd dient te worden. Het Vlaams Parlement voorzag een redelijke termijn voor de beëindiging van de tewerkstelling van zo’n bedienaar. En ten tweede: sommige verplichtingen zijn onmiddellijk van kracht, zoals het naleven van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en de Grondwet, niet aanzetten tot discriminatie en elke vorm van buitenlandse financiering of ondersteuning die afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van een lokale geloofsgemeenschap.
Alhoewel het verbod inzake de financiering van een eredienstbedienaar door een buitenlandse overheid pas vanaf 16 november 2023 van kracht is, kan alsnog op basis van de voornoemde onafhankelijkheidsverplichting opgetreden worden, indien blijkt dat de handelingen van deze eredienstbedienaar afbreuk doen aan de onafhankelijke werking van een eredienstbestuur. Aangezien de verplichting inzake de onafhankelijke werking van een lokale geloofsgemeenschap onmiddellijk van kracht is, heb ik de opdracht gegeven aan de ISD om dit nauwgezet te controleren.
Aangezien de specifieke structuur en werking van een Diyanetmoskee wijst op een band met de koepelorganisatie Diyanet België die op zijn beurt verbonden is met Diyanet Turkije, het Turkse ministerie van Godsdienstzaken, is het evident dat ze door de ISD prioritair geïnformeerd worden over de nieuwe verplichting om onafhankelijk te zijn van het buitenland om de erkenning te kunnen behouden of te verkrijgen.
Bepaalde zaken kunnen erop wijzen dat de onafhankelijke werking mogelijk in het gedrang is, zoals: aanzienlijke giften ontvangen vanuit het buitenland; richtlijnen ontvangen vanuit een ambassade of consulaat van een buitenlandse mogendheid; het promoten door leden van het bestuur of door de bedienaar van de eredienst, bijvoorbeeld via sociale media, van de binnen- en buitenlandse politiek van een overheid of het kosteloos ter beschikking stellen van eredienstgebouwen. Deze zaken worden onderzocht door de ISD. Die werkt hiervoor samen met de Staatsveiligheid die bevoegd is voor de aanpak van buitenlandse inmenging.
Dan zijn er een aantal vragen van mevrouw Partyka en de heer Janssens.
Op 20 mei 2022 organiseerde ik een algemene vertrouwelijke briefing voor burgemeesters en lokale politieofficieren van twintig lokale besturen. De Staatsveiligheid en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) gaven onder andere toelichting over de structuur en werking van Diyanet. Ook een aantal lokale besturen waar Diyanetmoskeeën gelegen zijn werden hiervoor uitgenodigd. Het is belangrijk dat lokale besturen goed geïnformeerd worden over bepaalde actoren en fenomenen die mogelijk segregatie in de hand kunnen werken.
Ik geef nog mee dat ik in navolging van de briefing van 20 mei verder het initiatief zal nemen om specifiek met de burgemeesters samen te zitten die een Diyanetmoskee op hun grondgebied hebben om samen met de Staatsveiligheid te bekijken hoe mogelijke ongewenste buitenlandse beïnvloeding binnen een lokale geloofsgemeenschap kan worden aangepakt. Ik heb dat ook aan die burgemeesters aangekondigd.
Op basis van mijn eigen ervaring als burgemeester ben ik ervan overtuigd dat een burgemeester een positieve en betekenisvolle rol kan spelen ten aanzien van een lokale geloofsgemeenschap. De burgemeester heeft lokaal meer impact dan een hogere overheid vanuit Brussel, hij heeft meer maatschappelijke impact. De burgemeester kan een lokale geloofsgemeenschap er mogelijk toe bewegen om zich los te wrikken van eventuele invloeden of organisaties die een negatieve impact kunnen hebben op hun onafhankelijke werking en duurzame lokale verankering.
Voor wat de Diyanetmoskeeën betreft zijn de moskeegebouwen nagenoeg allemaal eigendom van Diyanet België die ze kosteloos ter beschikking stelt aan de lokale geloofsgemeenschap. De Vlaamse overheid kan niet bepalen wie de eigenaar van een eredienstgebouw kan of moet zijn. Een burgemeester kan een rol spelen door bijvoorbeeld een lokale geloofsgemeenschap verbonden aan Diyanet te motiveren en te ondersteunen om aan Diyanet België schriftelijk te verzoeken het eigendomsrecht van het moskeegebouw over te dragen. Dat zou een duidelijk signaal kunnen zijn vanuit een lokale geloofsgemeenschap waarmee ze publiekelijk te kennen geeft dat ze onafhankelijk is of wenst te zijn.
U vroeg nog van hoeveel geloofsgemeenschappen tot op heden een geactualiseerd erkenningsdossier werd ingediend, en of ik kan bevestigen of moskeeën behoren tot de Diyanetkoepel, enzovoort.
Er werden in het kader van de verkorte erkenningsprocedure tot op dit moment twee geactualiseerde erkenningsdossiers ingediend: een protestants-evangelische en een islamitische, en die islamitische is geen Diyanetmoskee. Voor beide dossiers worden momenteel adviezen opgevraagd onder andere bij het lokaal bestuur en de federale minister van Justitie. De deadline voor het bezorgen van erkenningsaanvragen via de verkorte erkenningsprocedure ligt op 15 november 2022. Er is dus nog ruim tijd. Ik weet dat verschillende geloofsgemeenschappen, waaronder de katholieke kerk, nog geen enkel dossier hebben ingediend. Die zullen dus de volgende weken en maanden zeker nog komen. De verschillende geloofsgemeenschappen zijn zich daarvoor intern aan het organiseren.
In principe zijn er 23 moskeeën die een band hebben met Diyanet, die in aanmerking kunnen komen voor de verkorte erkenningsprocedure. Er zijn dus de bestaande 12, en daarnaast zijn er 23 die een dossier hadden, en samen zijn er dat dus 35 in totaal. Die 23 kunnen in aanmerking komen.
De Belgische Diyanetkoepel vecht momenteel het erkenningsdecreet bij het Grondwettelijk Hof aan, inclusief de verkorte erkenningsprocedure. Voor mij toont dit twee dingen aan: ten eerste, dat dit decreet niet vrijblijvend is, en ten tweede, dat dit een bewijs is van een toch wel zeer bijzondere houding van Diyanet. Voor mij is dat onbegrijpelijk en moeilijk te aanvaarden. Men oefent natuurlijk zijn grondwettelijk recht uit wanneer men wil, maar politiek gezien is dat geen positief signaal. Het is eigenlijk de Turkse overheid die via haar structuren hier bij ons bij het Grondwettelijk Hof komt vragen om een decreet te vernietigen dat, bijvoorbeeld, de gelijkheid van man en vrouw wil gerespecteerd zien, en dat via buitenlandse inmenging wil ongedaan maken.
Zij vecht dat dus aan bij het Grondwettelijk Hof, inclusief de verkorte erkenningsprocedure Dat zal misschien betekenen dat geen erkenningsaanvragen van Diyanet worden bezorgd omdat hiermee de in het ingestelde beroep opgeworpen argumenten verzwakt kunnen worden. Tegelijkertijd het erkenningsdecreet aanvechten namens alle Diyanetmoskeeën, en er toch gebruik van maken, kan door het Grondwettelijk Hof mogelijk als inconsequent worden beschouwd. Maar indien toch een aantal Diyanetmoskeeën beslist een aanvraag te bezorgen via de verkorte erkenningsprocedure zou dit ook kunnen betekenen dat ze zich hiermee expliciet afzetten tegen het door de Diyanetkoepel ingestelde beroep en zich juist wél willen inschrijven in de nieuwe erkenningsregeling.
U vroeg ook of het volgens mij verantwoord is dat een Turks staatsnetwerk dat de segregatie financiert, verder gewoon zonder enige controle in Vlaanderen actief is. Mijn lijn daarover is steeds helder geweest: we kunnen niet aanvaarden dat onze lokale geloofsgemeenschappen door het buitenland worden aangestuurd, geïnstrumentaliseerd of misbruikt. Dat kan negatieve gevolgen met zich meebrengen, zoals segregatie, polarisatie en spanningen zoals we in 2016 hebben gezien binnen de Turkse gemeenschap, waarbij sommige Diyanetmoskeeën een polariserend discours in Vlaanderen verkondigden ten aanzien van Gülenaanhangers. Dat heeft mede geleid tot de intrekking van de erkenning van de Fatihmoskee in Beringen.
Voor alle duidelijkheid, de problematiek van Diyanet is niet in de eerste plaats gewelddadig extremisme zoals we dat gezien hebben met IS-strijders, maar is net het politiek gebruiken, isoleren en instrumentalissen van mensen in de exodus, soms ook al van de tweede en de derde generatie, en die proberen afgescheiden te houden van de Vlaamse samenleving, zodat men hier eigenlijk een instrument heeft om aan politiek te doen vanuit Ankara. En dat is wat niet kan. Ik herhaal voor alle duidelijkheid ook nog eens dat heel veel mensen die vandaag binnen die moskeeën een rol spelen, daar naartoe gaan en deelnemen aan de gebedsdiensten, mensen zijn die volledig te goeder trouw zijn. Alleen staan de structuur, de methode van werken en de aansturing haaks op ons decreet en op het soort Vlaanderen dat wij voor ogen hebben. Als minister van Samenleven kan ik niet aanvaarden dat dat gebeurt. Ik probeer dat onder andere aan te pakken via het nieuwe erkenningsdecreet en via het faciliteren van bepaalde initiatieven, zoals het CIRRA-onderzoek (Centre of expertise for intellectual reformation, research and advice).
Indien de Diyanetmoskeeën hun erkenning zouden verliezen of niet zouden krijgen, welke gevolgen kunnen daar verder nog aan gekoppeld worden? Dat was een vraag van collega Janssens. Wel, het erkenningsdecreet bevat erkenningscriteria die administratief en maatschappelijk van aard zijn, alsook duurzame erkenningscriteria die betrekking hebben op de veiligheid van de staat en de openbare orde. Indien geen erkenning verleend wordt of ze ingetrokken wordt door die laatste bijzondere erkenningscriteria, dan kan zowel de burgemeester als het gerecht verder optreden indien nodig. Een burgemeester kan steeds een gebouw sluiten ingeval van verstoring van de openbare orde of het veroorzaken van overlast – artikel 134 quater van de nieuwe Gemeentewet – of bij ernstige aanwijzingen dat in een inrichting feiten plaatsvinden die een terroristisch misdrijf inhouden, na voorafgaand overleg met de gerechtelijke instanties. Dat is artikel 134 septies van de nieuwe Gemeentewet.
Daarenboven beschikt het openbaar ministerie krachtens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen over de bevoegdheid om bij de ondernemingsrechtbank de gerechtelijke ontbinding te vorderen indien een vereniging, bijvoorbeeld een niet-erkende moskee, kerk, tempel of synagoge, handelingen zou stellen die strijdig zijn met de openbare orde.
Collega Partyka vroeg dan naar verdere stappen in verband met het inrichten van een imamopleiding. Mijn aanvoelen is dat de imamopleiding er eigenlijk al lang had moeten zijn en dat, indien het Executief van de Moslims in België (EMB) daar op een actieve en voluntaristische manier aan had meegewerkt, we die al lang hadden gehad. Ik ga niet zo ver om dat te zeggen, omdat ik daar geen sluitend bewijs van heb, maar mijn kleine teen zegt dat sommigen liever geen imamopleiding hadden, zodat men wel afhankelijk bleef van de import van buitenlandse imams.
De organisatie van een imamopleiding is een taak die in de eerste plaats evident toebehoort aan de eigen geloofsgemeenschap, de moslimgemeenschap. Dat sluit niet uit dat de overheid een faciliterende rol zou kunnen opnemen, met respect voor de scheiding van Kerk en Staat. Ik wil die faciliterende rol ook opnemen, omwille van het maatschappelijke belang. Het is echter geen sinecure om zo’n opleiding te realiseren. Dat is ook gebleken uit verschillende initiatieven de afgelopen jaren door de Vlaamse en de federale overheid. Dat kan niet zonder de actieve, voluntaristische steun van de geloofsgemeenschap zelf. Het meest recente initiatief was dat van de vorige Federale Regering in samenwerking met de KU Leuven, de zogenaamde Afor-imamopleiding, die geen succes was. De subsidiëring ervan is inmiddels stopgezet door minister Van Quickenborne.
Zoals u weet, heeft het expertisecentrum CIRRA in mijn opdracht een rapport uitgebracht met een aantal aanbevelingen over een Vlaamse imamopleiding. Want natuurlijk hebben we dat vooral nodig. Dat zijn mensen die hier geboren en getogen zijn, die verbonden zijn met deze samenleving, die deze samenleving kennen en omarmen en er deel van uitmaken, en die tegelijkertijd hun geloof op een goede manier kunnen belijden en dus ook een degelijke opleiding krijgen als imam. Die aanbevelingen zijn begin dit jaar aan bod gekomen tijdens de gedachtewisseling in deze commissie met de directeur van CIRRA.
Een interessante aanbeveling was het aanbieden van professionaliseringstrajecten – maatschappelijke oriëntatie, taallessen, opleiding aanbieden over het detecteren van radicalisme bij jongeren, omkadering rond grondrechten, aspecten van seksuele diversiteit en dergelijke meer – aan bestaande imams die reeds actief zijn in de Vlaamse moskeeën. De overheid leidt daarmee geen imams op, maar ondersteunt louter de bestaande imams in het ontwikkelen en verbeteren van bepaalde vaardigheden in het kader van de erkenningscriteria en hun duurzame verankering in onze samenleving. Mijn kabinet en administratie onderzoeken momenteel de piste van het aanbieden van professionaliseringstrajecten aan bestaande imams.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoorden. Uiteraard deel ik uw vast en groot geloof in de kracht van lokale burgemeesters. Het is een heel goed idee om die samen te brengen en te informeren. Ik veronderstel dat u juridisch advies hebt gevraagd over de draagwijdte van de zaak bij het Grondwettelijk Hof door Diyanet. U zegt dan dat het zou kunnen betekenen dat de Diyanetmoskeeën al dan niet een aanvraag doen, dat dat al dan niet hun zaak versterkt of net verzwakt. Maar misschien is het een goed idee om ook burgemeesters in te schakelen om de draagwijdte van het erkenningsdecreet lokaal toe te lichten. Want wij hebben de Diyanetmoskeeën, maar moskeeën zijn in veel meer Vlaamse besturen actief. Het zou misschien ook niet slecht zijn dat ook de burgemeesters op de hoogte zijn van de draagwijdte en ook op lokaal vlak in overleg kunnen gaan over het nut van een erkenning. Want zoals u terecht zegt, zullen de lokale burgemeesters meer invloed hebben – dat is misschien een verkeerd woord –, maar misschien wel beter kunnen duiden waarom zo’n erkenning belangrijk kan zijn, los van wat koepels of andere instituten daarvan zeggen. Het is een uitstekend idee om de burgemeesters te betrekken. Maar misschien moeten ze nog meer betrokken en geïnformeerd worden en niet alleen bij de problematische moskeeën, maar misschien ook bij alle andere die uiteindelijk dagelijks actief zijn in onze besturen. Het is voor een lokale gemeenschap en een lokale burgemeester belangrijk dat er zoveel mogelijk aanvragen tot erkenning gebeuren omdat we dan weten dat ze zich inschakelen in onze maatschappij en meer regels volgen.
Ten tweede, u zegt dat u aan het werk bent met de professionaliseringstrajecten voor imams. Dat is een bijzonder goed idee want we hebben inderdaad gezien dat het inrichten van een imamopleiding misschien toch wel een heel lange weg is. Ook daar is het een dagelijks gegeven in onze lokale besturen dat er imams actief zijn die Nederlandsonkundig zijn of die niet goed geïntegreerd zijn. Dat is ook door een gebrek aan Nederlandstalige imams. Dat is niet altijd slechte wil. Die professionaliseringstrajecten zijn dus een bijzonder goed idee. Het is misschien een meer laagdrempelige manier om te werken met de middelen die er zijn voor de imams die nu actief zijn.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik was meer fan – als ik dat zo mag zeggen zonder u in diskrediet te willen brengen en mijn eigen kiezers weg te jagen – van de Bart Somers op Radio 1 dan van de Bart Somers die ik vandaag de plannen nader heb horen toelichten hier in het parlement. Want ik ben na uw nadere toelichting al iets minder enthousiast over hoe u dat nu allemaal in concreto gaat aanpakken. Op de radio en in een interview in Het Laatste Nieuws klonk het nogal gedecideerd: “die Diyanetmoskeeën moeten nu de banden met de Turkse overheid doorknippen als ze hun erkenning willen behouden of een nieuwe erkenning krijgen.” Vandaag zegt u dat die Diyanetmoskeeën informeren over de nieuwe regels die opgelegd worden door het nieuwe decreet het minste was wat u kon doen. Dat is wel iets heel anders: even een informatiesessie houden ten aanzien van de betrokken Diyanetmoskeeën of op een dwingende, forse manier – zoals u op Radio 1 ook de toelichting deed – opleggen wat er moet veranderen.
Welke acties gaat die screeningsdienst in samenwerking met de Staatsveiligheid nu concreet ondernemen? Wordt het een vrijblijvend informatiesessietje, een theekransje, of gaat u daar met de vuist op tafel slaan en zeggen dat de zaken die tot nu toe gebeurden voor Diyanet, het creëren van een parallelle samenleving, een Turkse samenleving in de Vlaamse steden en gemeenten, absoluut niet kunnen.
Ten tweede, idem voor de gebouwen: in de krant zei u nog dat die moskeegebouwen vaak in de handen zijn van Diyanet en dat wie daar geen oplossing voor zoekt, niet meer zal worden erkend door Vlaanderen. Hier zegt u nu dat u als Vlaamse Regering niet te weten kunt komen wie eigenaar is van dat gebouw. Vaak zijn die in handen van Diyanet België. Minister, dat is ten eerste onjuist. Ik denk dat u wel degelijk te weten kunt komen van wie een gebouw dat in Vlaanderen gelokaliseerd is, eigendom is. Ten tweede, tussen Diyanet België en Diyanet Turkije staat uiteraard een gelijkheidsteken. U kunt die twee niet los van elkaar beschouwen alsof dat van elkaar onafhankelijk opererende organisaties zijn. Of dat nu eigendom is van Diyanet Turkije of Diyanet België, dat blijft eigendom van een organisatie die in opdracht staat van de Turkse staat. Wat mij betreft kan dat absoluut niet het geval zijn.
Ik heb nog enkele punctuele vragen. In een eerste ronde hebt u aangekondigd om de Diyanetmoskeeën te gaan screenen. Wanneer komen de andere moskeeën aan bod? Want er zijn nog wel wat fraaie organisaties, zoals Milli Görüs die ook nog een aantal erkende moskeeën hebben hier in Vlaanderen. Wanneer komen die aan bod? Binnen welk tijdsbestek?
Zijn er in verband met de procedure bij het Grondwettelijk Hof, die ingesteld is door Diyanet en een aantal andere organisaties, ook nog andere erediensten, personen of organisaties die intussen tussengekomen zijn in het geding? Want die hadden een maand de tijd om na de publicatie in het Belgisch Staatsblad tussen te komen in het geding. Hebt u daar melding van of er nog andere personen, organisaties of erediensten zich gemeld hebben?
Tot slot, kunt u een stand van zaken geven van de procedure tot intrekking van de erkenning van het Executief van de Moslims in België (EMB), een procedure die de federale minister van Justitie, Vincent Van Quickenborne opgestart heeft? Want dat is al enige tijd geleden aangekondigd en in gang gezet, maar ik hoor of verneem daar sindsdien niks meer van.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega’s, eigenlijk heb ik de minister niets nieuws horen zeggen. Het decreet is heel duidelijk in de stelling dat ook bestaande erkenningen zullen moeten voldoen aan de voorwaarden. Er mag bijvoorbeeld geen buitenlandse financiering of inmenging zijn. Het lijkt mij dan ook wel logisch dat daar onderzoek naar gebeurt, en dat zij daar ook over geïnformeerd worden. Het is mijn verwachting dat, zolang die moskeeën onder toezicht van Diyanet staan, zij per definitie niet aan onze voorwaarden kunnen voldoen. Bon, we mogen natuurlijk niet op dat onderzoek vooruitlopen, maar dat is alleszins mijn verwachting.
Bijkomend wil ik ook nog vragen, minister, in dezelfde zin als collega Janssens: u haalt er nu die Diyanetmoskeeën uit voor bijkomend onderzoek, maar we hebben in het verleden gezien dat er zich ook problemen voordeden in moskeebesturen van een heel andere strekking. Is er een planning, of een timing, om ook de andere geloofsgemeenschappen aan een onderzoek te onderwerpen?
Minister Somers heeft het woord.
Bedankt voor de verschillende vragen.
Mijnheer Janssens, ik denk dat wij over heel veel dingen van mening verschillen, maar ik denk niet dat wij van mening mogen verschillen over hetgeen wij factueel tegen elkaar zeggen. Ik denk dat we elkaar goed moeten beluisteren. Ik zal een aantal dingen nog eens goed en duidelijk herhalen.
Wij hebben gevraagd om contact op te nemen met de verschillende moskeeën die vandaag verbonden zijn met het Diyanetnetwerk. We willen hen duidelijk maken dat, als ze die band behouden zoals die vandaag bestaat, zij niet voor erkenning in aanmerking komen. We gaan dat ook grondig laten onderzoeken. Een signaal dat we duidelijk geven is dat een moskee hebben die eigendom is van Diyanet, een van de dingen is die niet kunnen. Dat is een heel sterk signaal van afhankelijkheid van Diyanet, en het is een van de dingen waarvan we hebben duidelijk gemaakt dat het niet kan. We gaan dat op een heel ernstige manier onderzoeken, en we gaan heel duidelijk de criteria die in het decreet staan toepassen. Dat betekent dat de manier waarop ze vandaag werken tot gevolg zal hebben dat een erkenning niet mogelijk zal zijn. Dat zal niet mogelijk zijn.
De volgende stappen zijn dan aan de burgemeester en het gerecht, want mijn bevoegdheid eindigt bij het erkennen en niet erkennen, en het signaal te geven aan het parket en aan het lokale bestuur waarom we niet erkend hebben.
Het tweede wat we doen is met de lokale besturen afspreken hoe zij, vanuit hun verantwoordelijkheid en hun impact op de lokale mensen, kunnen duidelijk maken dat het belangrijk is dat Vlaamse moslims uit de Turkse diaspora een volwaardige partner kunnen zijn in hun gemeente. Zij hebben recht op hun geloofsbeleving en ze kunnen dat doen in een moskee, maar het kan niet in een moskee die afhankelijk is van een buitenlandse mogendheid. Dat kan niet. Daarover moeten we de dialoog aangaan, om mensen te overtuigen om dat los te laten en naar de toekomst te gaan.
Eigenlijk hebben we hier te maken met een emancipatieproces. De vraag is: blijf je na de tweede, derde, vierde generatie mentaal en psychologisch afhankelijk van het land van herkomst, of kies je voor Vlaanderen? Ik zou het fout vinden van mensen die migratieroots hebben, dat ze hun herkomst zouden verloochenen. Ze kunnen trots zijn op hun herkomst, maar hun toekomst ligt hier in Vlaanderen. Wat niet kan is dat ze in een logica blijven zitten waarbij hun gebedshuis, de plaats waar ze hun geloof belijden, een plek is die rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van een buitenlandse mogendheid. Van een buitenlandse mogendheid mogen wij niet aanvaarden dat zij ambtenaren naar hier stuurt die op basis van hun directieven hier het geloof komen verspreiden. Dat is de kern van het verhaal, en daarvoor ga ik geen millimeter achteruit. Dat is de lijn die ik altijd al heb gevolgd, en die ik zal blijven volgen. Ik probeer zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen aan boord te krijgen in de achterliggende gedachtegang waarom we dat doen en waarom dat belangrijk is. Het is in de eerste plaats belangrijk voor die mensen zelf, en voor hun toekomst.
Mijn fundamenteel meningsverschil met u, is dat ik wel degelijk een volwaardige plaats zie voor de islam in Vlaanderen. Vlaamse moslims zijn wel degelijk een deel van de Vlaamse realiteit. De moslims die hun lot en hun toekomst verbinden met de Vlaamse samenleving, die daar een volwaardig deel van willen zijn en daarin willen functioneren, dat zijn voor mij bondgenoten. U gelooft er niet in dat dat kan. Ik ben ervan overtuigd dat het kan, omdat ik veel van die mensen heb gezien. Die mensen zijn vandaag vaak zelf bezig met de strijd om zich te ontworstelen aan de rechtstreekse of onrechtstreekse invloed van de regimes van het land van herkomst. We moeten die mensen in die strijd zoveel mogelijk steunen. Dat is net het appel dat ik doe op de lokale burgemeesters, door hen goed te informeren, en door hen – vanuit mijn eigen ervaring als burgemeester – te motiveren om mee die stap te zetten. Anders gaan die moskeeën niet erkend kunnen worden, en dan wil ik ze ook niet erkennen. We kunnen ze dan ook niet erkennen, want het parlement heeft heel duidelijk bepaald wat kan, en wat niet kan. Laat daarover dus geen onduidelijkheid bestaan.
Een ander punt is dat er geen nieuwe mensen zijn die zich hebben aangesloten. Er waren een aantal organisaties die mee het beroep hebben ingesteld bij het Grondwettelijk Hof. Daar zijn er geen bij gekomen. De procedure bij het Grondwettelijk Hof duurt normaal achttien maanden tot twee jaar, denk ik. We gaan dat afwachten. Het Grondwettelijk Hof zal in al zijn wijsheid ons decreet toetsen aan de grondwettelijke principes. Het is hun taak om daarover te waken. Onze raadsmannen zeggen dat het Vlaams Parlement een goed decreet heeft gemaakt, dat verdedigbaar is, ook in het licht van alle grondwettelijke principes en internationale verplichtingen. We voelen ons daar dus gesterkt, en we gaan door. Het is niet opschortend, dus we gaan door met onze procedures, en met de stappen die we zetten. Dat is een eerste zaak.
Twee. Voor alle duidelijkheid, ook naar collega Sminate toe: we gaan elke geloofsgemeenschap evident individueel toetsen op basis van de verschillende criteria in ons decreet. Er zijn ongetwijfeld nog andere lokale geloofsgemeenschappen, waarbij er potentieel een buitenlandse invloed speelt, waarbij men niet beantwoordt aan die criteria, en dan gaan we die ook niet erkennen. Dan gaan we dat ook niet doen omdat ik denk dat we op die manier een duidelijke lijn trekken.
Maar we erkennen wel hen die bereid zijn en zeggen dat ze het signaal begrijpen. Zij zien de decretale context en geloven in de rechtsstaat, ook in de Vlaamse rechtsstaat. Zij willen daar deel van uitmaken, en zij weten dat ze – dankzij de Vlaamse Regering – hier hun geloof kunnen belijden, en daar zelfs in ondersteund worden op exact dezelfde manier als alle andere geloofsgemeenschappen. Zij willen zich met andere woorden emanciperen en deel worden van de Vlaamse gemeenschap, ook in dat perspectief. Evident zijn moslims deel van de Vlaamse gemeenschap, 100 procent. Maar we willen ook onze gebedshuizen bevrijden van een aantal historisch gegroeide buitenlandse invloeden, die wij ongepast vinden. Dan moeten we die mensen helpen om dat bevrijdingsproces, dat emancipatieproces ook mogelijk te maken. Dat is eigenlijk hetgeen we willen doen met dit decreet, en dat is de lijn die we de volgende maanden gaan volgen.
We gaan de burgemeesters goed inlichten. Collega Partyka heeft een goede suggestie gedaan om nog eens een bredere sessie te doen met die burgemeesters die daarin geïnteresseerd zijn, waarin we goed uitleggen waar het decreet voor staat, wat de filosofie ervan is en waarom het decreet belangrijk is. Dat nemen we zeker mee.
Onze Vlaamse Informatie en screeningsdienst zullen we te gepasten tijd ook voorstellen laten doen om aan andere misschien problematische groepen verder te werken. U hebt onder meer Milli Görüs opgesomd. Er is vandaag in realiteit weinig onderscheid tussen Milli Görüs en Diyanet. Dat zijn steeds meer tweelingbroertjes aan het worden. Evident is daar hetzelfde debat aan de orde.
We gaan dat op een consequente manier doen, maar – en laat me daarmee eindigen – ik heb niet de ambitie om meer Diyanetmoskeeën te erkennen. Ik heb de ambitie om meer moskeeën te erkennen dan vandaag. Ik doe dat vanuit wat de Staatsveiligheid ons vertelt, van wat de veiligheidsdiensten ons zeggen. Dat is een belangrijk instrument.
Ik doe dat ook na contacten en gesprekken met onder andere Oostenrijkse, Deense en Nederlandse collega’s. Zij zeggen dat we door onze specifieke constitutionele context een heel uniek instrument hebben. Door middel van erkenning hebben we dialoog. We hebben de voorbije twee jaar al gezien, dat als er in een erkende geloofsgemeenschap een probleem is, het lokaal bestuur door middel van de erkenning een hefboom heeft om binnen die geloofsgemeenschap het probleem op tafel te leggen en te remediëren.
Indien er geen erkenning is – en in sommige landen bestaat dat niet – doet men binnen geloofsgemeenschappen gewoon wat men wil. Dan is er soms helemaal geen band met de gemeenschap. Ik wil die band wel. Ik heb echt de ambitie om meer moskeeën te erkennen, zoals ik ook graag anglicaanse kerken en joodse synagogen en orthodoxe kerken erken, maar alleen die die volledig beantwoorden aan wat wij in ons decreet hebben gezet. Met andere woorden: diegenen die maatschappelijk-politiek deel willen zijn van de Vlaamse samenleving, en religieus evident de ruimte moeten hebben – binnen het kader van de scheiding tussen Kerk en Staat – om hun geloof op een positieve manier te beleven.
Ik heb ook heel veel respect voor die scheiding tussen Kerk en Staat, en voor het belang van religie, geloofsovertuiging en levensbeschouwing binnen de open samenleving die wij ambiëren te zijn.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Dank u, minister. Ik geloof wel in de aanpak. Voor de bestuurlijke handhaving zijn er soms op lokaal niveau echt wel sleutels om de zaak, die op een hoger niveau niet kan worden opgelost, vooruit te helpen. Ik zou zeggen: veel succes!
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de proof of the pudding will be in the eating. Maar ik weet niet of voor Diyanet de soep zo heet gegeten zal worden als dat ze opgediend is geweest in uw persinterviews. Vooral ook omdat Diyanet zelf al aangeeft, met zijn procedure bij het Grondwettelijk Hof, dat ze uw decreet helemaal niet ziet zitten. U moet dus absoluut niet rekenen op de goodwill van heel Diyanet, waar men bewust de blik op Turkije gericht houdt, waar de Turkse waarden en normen gelden, en niet de Vlaamse.
Als u erop rekent dat er misschien hier en daar een Diyanetmoskee in Vlaanderen is die zich zal afzetten tegen dat beroep, die misschien toch nog – in tegenstelling tot wat men vanuit Diyanet nationaal als instructie geeft – een erkenningsaanvraag zou indienen of bevestigen, dan denk ik dat u zich illusies maakt.
Men heeft vanuit Diyanet altijd bewust parallelle Turkse samenlevingen gecreëerd, waar ook een staatsimam wordt aangesteld, die maar gedurende een beperkte periode in het land mag verblijven, opdat hij absoluut niet zou integreren in de samenleving. Dat is dus de organisatie waarmee wij werken. Daar moet u dus, wat mij betreft alvast, niet op goodwill van rekenen.
Idem trouwens voor de lokale besturen. Als men denkt dat men daar fors gaat optreden tegen de Diyanetmoskeeën, dan vergist men zich dubbel. In onze stad, Genk, zijn er vier erkende Diyanetmoskeeën. Die zijn heel nauw verweven met het stadsbestuur. Die zijn heel nauw verweven met het schepencollege. Als men denkt dat men vanuit die lokale besturen fors gaat optreden tegen die Diyanetmoskeeën, dan vergist men zich. Alleen al omdat men electorale belangen te verdedigen heeft in steden met veel Diyanetmoskeeën, en dus de facto grote Turkse populaties.
Minister, ik zal uiteraard – zoals ik dat ook al de voorbije twaalf jaar hier in het parlement heb gedaan – de Diyanetproblematiek nauw blijven opvolgen, en ik hoop dat u in elk geval de woorden die u in de pers hebt verkondigd waarmaakt, en dat er een einde komt aan die buitenlandse inmenging en financiering van Diyanetmoskeeën in Vlaanderen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.