Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, morgen hebben we de tweede hoorzitting over onze conceptnota over het bezoekrecht in de woonzorgcentra en over hoe we dat, ook tijdens een pandemie, kunnen garanderen. Gelukkig heeft het agentschap hiervoor al heel lang richtlijnen opgesteld en hoeven we het nu niet meer te hebben over een mogelijk bezoekverbod. Wat wel heel lang bestaan heeft, is de mondmaskerplicht. Onlangs kwamen hiervoor bijsturingen. Ik vond dat u het heel mooi verwoordde op de sociale media en in een persbericht, minister: we kunnen elkaars glimlach opnieuw zien, ook mensen die in een woonzorgcentrum wonen, het bezoeken of er tewerkgesteld zijn. Dat is toch iets helemaal anders dan met een mondmasker.
(N.v.d.r.: Wegens stemproblemen leest mevrouw Schryvers, na een korte inleiding, enkel haar vragen voor, maar de redactie heeft toch de volledige schriftelijk ingediende toelichting bij haar vragen opgenomen in het verslag.)
Het mondmasker is de voorbije periode een heel belangrijk element geweest in het voorkomen van de verspreiding van het coronavirus. Het zorgde er mee voor dat het normale leven stilaan weer op gang kon komen, en dat mensen toch – letterlijk – dichter bij mekaar konden komen. Het was ook een belangrijk element in het waarborgen van bezoek in woonzorgcentra. Dat sociaal contact essentieel is voor jong én oud, dat betwist niemand meer. Voor mensen die zorgbehoevend zijn en in een woonzorgcentrum wonen, is het kunnen ontvangen van bezoek uitermate belangrijk. Met de nodige veiligheidsmaatregelen, zoals het dragen van een mondmasker, kon het bezoek voor bewoners zoveel mogelijk gegarandeerd worden.
Omdat het aantal besmettingen en het aantal ziekenhuisopnames al enige tijd een dalende lijn kennen, besliste het Overlegcomité op vrijdag 20 mei 2022 dat het niet meer verplicht is om een mondmasker te dragen in onder andere woonzorgcentra.
De verplichting om een mondmasker te dragen, blijft wel gelden voor wie op raadpleging gaat bij de dokter, wie naar de apotheker gaat of wie een ziekenhuis binnenstapt. Deze verplichting geldt ook voor mensen die werken in de zorg en tijdens huisbezoeken of thuisverpleging geen veilige afstand van 1,5 meter kunnen bewaren.
In andere zorgomgevingen, zoals woonzorgcentra, tandarts, kinesist, logopedist, psycholoog, gelden de richtlijnen van de zorgverlener en wordt het mondmasker sterk aanbevolen indien de afstand van 1,5 meter niet gewaarborgd kan worden. Het Overlegcomité vraagt aan de ministers van Volksgezondheid om deze maatregel voor het zomerreces te evalueren.
Ik heb hierover een aantal vragen, minister.
Hoe kan ervoor gezorgd worden dat woonzorgcentra, als de epidemiologische situatie in hun eigen geval veilig wordt geacht, meegaan in die versoepeling van het gebruik van de mondmaskers? Want het is wel toegestaan maar ze moeten er natuurlijk ook in meegaan.
Zullen er nog richtlijnen ter zake worden uitgewerkt voor de woonzorgcentra?
Hoe worden de bewoners en familieleden mee betrokken in beslissingen die daarover door het woonzorgcentrum worden gemaakt en nog moeten worden gemaakt?
Hoe plant u een evaluatie van de maatregel, zoals gevraagd door het Overlegcomité?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, collega. Sinds het begin van de pandemie wordt aan de woonzorgvoorzieningen gevraagd om hun werking aan te passen. Er werd een kaderrichtlijn opgemaakt die aan de woonzorgcentra wordt gecommuniceerd. Die richtlijnen worden telkens voorbereid in nauw overleg met de sectoren in werkgroepen en projectgroepen.
Op basis van de beslissingen van het interfederale Overlegcomité en de Vlaamse Taskforce Zorg van mei 2022 werd een aanpassing van de kaderrichtlijn voor de ouderenzorgvoorzieningen uitgewerkt, specifiek voor wat de mondneusmaskers betreft.
U kent de richtlijnen. Het dragen van een masker is niet langer algemeen verplicht maar blijft wel aanbevolen, sterk aanbevolen zelfs. Medewerkers die een mondneusmasker willen dragen, moeten daartoe de mogelijkheid krijgen. De maskers moeten ook ter beschikking gesteld worden door de werkgever. Bewoners die wensen dat medewerkers en/of bezoekers een mondneusmasker dragen tijdens de zorgcontacten, kunnen dat vragen. Die vraag wordt genoteerd in het woonzorgleefplan én gerespecteerd. Bij intensieve en directe zorgcontacten blijft het dragen van een chirurgisch mondneusmasker door medewerkers verplicht. De voorziening bepaalt haar eigen beleid op basis van een risicoanalyse waarbij rekening wordt gehouden met de duur en de intensiteit van het contact – de afstand –, de kwetsbaarheid van de bewoner – de onderliggende aandoeningen –, de mogelijke symptomen en ziekte, het aantal zorgcontacten bij verschillende bewoners enzovoort. Bij de opmaak van de risicoanalyse wordt ook rekening gehouden met de stem van de bewoners, bijvoorbeeld via de bestaande inspraak- of overlegkanalen in de voorziening. De risicoanalyse wordt ook besproken in de sociale overlegorganen.
De aangepaste versie van de kaderrichtlijn is aan de sector gecommuniceerd op 24 mei en in werking getreden op 25 mei 2022.
Zullen er nog richtlijnen uitgewerkt worden? In de communicatie van 24 mei over de aanpassing van de kaderrichtlijn is benadrukt dat, ondanks de wijzigingen over het dragen van een mondneusmasker, de andere richtlijnen die opgenomen zijn in de kaderrichtlijn onverminderd van kracht blijven.
Bij epidemiologische wijzigingen – viruscirculatie, virusvarianten – en op basis van interfederale beslissingen of op basis van beslissingen van de Vlaamse Taskforce Zorg, kan de kaderrichtlijn opnieuw aangepast worden.
Dan kom ik tot uw derde vraag. Bij de wijziging van de kaderrichtlijn van 24 mei werd expliciet opgenomen dat bij de opmaak van de risicoanalyse ook rekening gehouden moet worden met de stem van de bewoners, bijvoorbeeld via de bestaande inspraak- of overlegkanalen in de voorziening.
Hoe plan ik de evaluatie? De kaderrichtlijn wordt permanent geëvalueerd binnen de bestaande werk- en projectgroepen en binnen de Taskforce Zorg, zowel voor wat de mondneusmaskers betreft als voor de andere preventie- en hygiënemaatregelen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dat is toch weer een belangrijke stap in de normalisering van de situatie, ook in onze woonzorgcentra. Het is toch wel belangrijk voor de mensen daar. Ik begrijp heel goed dat het altijd een moeilijke evenwichtsoefening is, een evenwichtsoefening waarmee onze woonzorgcentra zelf ook altijd kampen, tussen veiligheid proberen te garanderen en anderzijds de rechten van de bewoners ook zo veel mogelijk te respecteren, ook wanneer zij bijvoorbeeld hun kinderen of familieleden zouden willen zien en dat zouden willen doen zonder mondmasker.
Minister, vorige week in de hoorzitting over het bezoekrecht is ook naar voren gekomen dat de participatie van bewoners en van familieleden iets is wat we vaak aanhalen, en dat wordt ook geëist door het agentschap, ook in de richtlijnen. Maar in de praktijk wordt dat heel vaak op verschillende manieren ingevuld, afhankelijk van het ene woonzorgcentrum tegenover het andere. Ik denk ook dat we daar, vanuit onze positie in het parlement, zeker nog een aantal stappen kunnen zetten, ook om goede praktijken te delen, bijvoorbeeld over hoe dat kan.
Mijn vraag is: zult u, bijvoorbeeld via het delen van goede praktijken, daar nog bijkomende initiatieven nemen?
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik wilde even opmerken dat de vraag van collega Schryvers mij wat had verwonderd. Maar u hebt zelf aangehaald dat er ondertussen inderdaad al kaderrichtlijnen zijn die doorgesproken waren met de drie koepels wat betreft de mondmaskerplicht.
De vraagstelling deed mij ook wel een beetje vrezen: als overheid moeten wij nu ook niet alles in de woonzorgcentra gaan controleren en kijken of zij allemaal op dezelfde manier alles toepassen. We moeten in zekere zin ook vertrouwen geven aan de voorzieningen over de manier waarop zij aan de kaderrichtlijnen verder uitvoering willen geven. Het is inderdaad zo dat na twee jaar keihard werken, het zorgpersoneel wellicht, en welzeker, letterlijk en figuurlijk een beetje verademing mag hebben en zonder masker weer verder kan. Het is ook positief dat de ouderen opnieuw de gezichten van het zorgpersoneel kunnen zien, zoals hier al is aangehaald.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) liet zich kort na de beslissing van de opheffing van de mondmaskerplicht ook wel kritisch uit. Het blijft toch belangrijk – dat is een beetje een vraag naar de minister – om voor die kaderrichtlijnen altijd met de koepels in overleg te gaan en te kijken dat ze allemaal mee zijn.
Er werd verwezen naar de hoorzittingen van vorige week en die van morgen. Het is zeker en vast belangrijk dat we het vertrouwen in de voorzieningen ook meegeven en dat we niet alles met regeltjes gaan vastleggen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik kan de suggestie van collega Schryvers zeker onderschrijven. We voorzien subsidies voor een aantal projecten, zoals Verbinding in Trialoog, om net op die participatiecultuur in te zetten. Ook voorzien we het delen van goede praktijken en komen ook positieve verhalen hieromtrent aan bod in studiedagen of in webinars.
Dan heb ik ook de opmerkingen van de andere collega gehoord. Maar ik was nu aan het denken: had u ook een concrete vraag? Want die is mij nu eventjes ontsnapt.
De VVSG reageerde na de beslissing van het Overlegcomité. De vraag was eigenlijk of u weet hebt of de andere koepels na de beslissing van de afschaffing van de mondmaskerplicht daar ook reacties op hadden.
Er is na de beslissing eigenlijk onmiddellijk contact geweest met de koepels. Wij overleggen heel vaak om te kijken of het strenger moet, of het minder streng moet, ook binnen de Taskforce Zorg en de projectgroepen dienaangaande.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben tevreden dat u mijn suggestie zeker meeneemt hoe we ook goede praktijken kunnen delen. En dat is ook ineens een antwoord op de collega. Goede praktijken delen, dat wil juist zeggen de combinatie maken tussen vertrouwen geven, maar toch ook niet iedereen het maar zelf moeten laten uitvinden, en ook de rechten van bewoners en hun familieleden garanderen. Dat is waar we samen werk van moeten maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.