Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het tekort aan pleegouders in Limburg
Vraag om uitleg over het tekort aan pleegouders
Verslag
Ik wil iedereen vragen om wat beknopter te zijn, want we hebben nog heel wat af te werken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De aanleiding voor mijn vraag waren een aantal berichten over heel jonge kindjes in de provincie Limburg waarvoor opvang in een pleeggezin werd gezocht.
(N.v.d.r.: Wegens stemproblemen leest mevrouw Schryvers enkel haar vragen voor, maar de redactie heeft toch de volledige schriftelijk ingediende toelichting bij haar vragen opgenomen in het verslag.)
Met het decreet van 2012 was het in de eerste plaats de bedoeling om pleegzorg de eerste te overwegen hulpverleningsvorm te maken voor kinderen die tijdelijk niet meer thuis konden blijven. Bijzondere aandacht ging daarbij naar de jongste kinderen, tussen 0 en 3 jaar. Het bieden van een warm nest en een veilige hechting is immers essentieel in de ontwikkeling, zeker op zo’n jonge leeftijd.
Om pleegouders die zulke jonge kinderen opvangen extra te ondersteunen, werd toen onder meer beslist om hen slechts het laagste tarief aan te rekenen in kinderopvanginitiatieven met inkomenstarief.
Deze maatregel miste zijn effect niet. Zo bleek uit cijfers die ik opvroeg in parlementaire vragen dat het aantal pleegouders die hun pleegkind naar de opvang brengen en het laagste tarief betalen tussen 2014 en 2020 was vervijfvoudigd. Het totaal aantal pleegzorgplaatsingen in heel Vlaanderen steeg tussen 2015 en 2020 met bijna 40 procent.
Nog ter ondersteuning van pleegouders werd in 2019 het pleegouderverlof geïntroduceerd voor pleegzorgers in langdurige pleegzorg. Op federaal niveau stelde collega Nahima Lanjri in 2020 ook voor om werknemers die in het kader van langdurige pleegzorg een minderjarig kind in hun gezin onthalen, de toegang tot ouderschapsverlof te verlenen en dit volgens dezelfde modaliteiten als voorzien voor het ouderschapsverlof in het kader van de zorg voor een eigen kind.
Iedereen met de leeftijd van minstens 18 jaar die voldoende woonruimte heeft en een kind structuur en veiligheid kan bieden, kan in principe pleegouder worden. Wie geïnteresseerd is, dient een voorbereidingstraject te volgen. Wie daarna geschikt wordt bevonden als pleeggezin, krijgt een attest.
In de pers lazen we op 18 mei laatsleden dat Pleegzorg Limburg dringend op zoek is naar pleeggezinnen voor zestien baby’s en peuters jonger dan 3 jaar. Een grote drempel om zich op korte termijn te engageren als pleegouder voor zo’n jong kind is de moeilijkheid om een plek te vinden in de kinderopvang. Dat maakt dat een pleegouder zal moeten thuisblijven om voor de baby of peuter te zorgen. Dat is uiteraard niet altijd zo vanzelfsprekend. In dit opzicht zouden meer mogelijkheden tot het opnemen van ouderschapsverlof zeker welkom zijn.
Ook inzetten op meer flexibele kinderopvangplaatsen, waar ouders en dus ook pleegouders op kortere termijn gebruik van kunnen maken, kan in dit kader zeker lonen.
Een andere mogelijke oplossing is om pleegkinderen meer voorrang te geven in de kinderopvang. In de inkomensgerelateerde opvang moet voorrang worden gegeven aan bepaalde voorrangsgroepen en moet 20 procent van de kinderen uit een kwetsbaar gezin komen. Momenteel geldt absolute voorrang voor ouders die opvang zoeken om zelf te kunnen gaan werken. Mijns inziens zou het op het niveau van het kind een wereld van verschil kunnen maken om aan pleegkinderen absolute voorrang te geven, zodat het pleeggezin zo snel mogelijk een opvangplaats zou kunnen vinden en zodat het kind zo snel mogelijk in een pleeggezin terecht zou kunnen. Globaal genomen zou het gaan over slechts een klein percentage kinderen dat een plaatsje zoekt in de kinderopvang. Dat maakt zo’n aanpassing toch het overwegen waard.
Ik heb hierover de volgende vragen, minister.
In hoeverre is de vraag naar pleegouders in Limburg vergelijkbaar met de vraag naar pleegouders in andere provincies? Geldt dit voor pleegkinderen van alle leeftijden of enkel voor de allerkleinsten?
Op welke manier kunnen nog meer pleegouders worden aangetrokken, in het bijzonder voor de jongste pleegkinderen? Plant u hieromtrent campagnes of acties? We hebben in het verleden heel wat inspanningen gedaan om via ons decreet ook gezinnen aan te trekken voor de allerjongsten, zoals het aanrekenen van het laagste tarief voor kinderopvang en het automatisch toekennen van een school- en studietoelage.
Hoe staat u tegenover het voorstel op federaal niveau om ouderschapsverlof ook toe te kennen aan pleegouders voor de opvang van een pleegkind? Bent u bereid om hierover in overleg te gaan met uw bevoegde federale collega, teneinde nog meer ondersteuningsmogelijkheden te voorzien voor pleegouders en die hulpverleningsvorm nog aan belang te doen winnen?
Acht u het aangewezen om de voorrangsregels in de kinderopvang aan te passen, zodat pleegkinderen absolute voorrang krijgen?
Minister, ik heb hier ondertussen verder over nagedacht. Het is natuurlijk niet mijn wens dat pleegouders zomaar interfereren met andere ouders. Maar als een pleeggezin bereid is om een baby’tje op te vangen, dan zouden we toch moeten bekijken hoe we aan de vraag naar kinderopvang tegemoet kunnen komen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, ook ik zal me beperken tot de vragen.
Hoe evalueert u deze situatie? Daarbij moet gelet worden op het feit dat de praktijk leert dat pleeggezinnen voor baby’s en kleinere kinderen het ‘gemakkelijkst’ gevonden worden en dat het aantal kandidaat-pleeggezinnen in 2020 met 7 procent is gestegen in vergelijking met 2019.
Is er volgens u sprake van een algemene tendens in Vlaanderen en dit voor het gehele leeftijds- en zorgnoodspectrum?
Welke maatregelen zijn er reeds genomen om aan deze problematiek tegemoet te komen? Hebt u zicht op de resultaten die dit reeds heeft opgeleverd?
Dringen nieuwe maatregelen zich volgens u op?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, ook ik zal me beperken tot mijn vragen.
Kunt u toelichten of het probleem zich vooral bij de crisisopvang situeert of ook bij andere vormen van pleegzorg?
Hebt u weet van andere regio’s die kampen met een tekort aan pleeggezinnen? Zo ja, welke?
Welke evolutie is er in het aantal pleegouders die zich aanbieden?
Worden de huidige wervingscampagnes als voldoende beschouwd?
Een infoavond is zeker nuttig voor geïnteresseerden. Bent u van mening dat de infoavonden laagdrempelig genoeg zijn? Op welke manier wordt er ingezet op digitale infoavonden om deze drempel nog te verlagen?
Welke initiatieven, zowel op korte als op lange termijn, neemt u om dit tekort weg te werken?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor deze vragen, collega’s. Ze gaan over het welzijn van onze jongsten. Dat ligt ons allemaal erg nauw aan het hart.
We weten dat in Vlaanderen in totaal een duizendtal kinderen wachten op een geschikt pleeggezin. De uitdaging om geschikte pleeggezinnen te vinden is niet nieuw en ook niet uniek voor de provincie Limburg. In alle provincies wachten er kindjes op een pleeggezin: in Vlaams-Brabant en Brussel zijn dat er 16, in West-Vlaanderen 20, in Oost-Vlaanderen 27, in de provincie Antwerpen 37 en in Limburg 16.
Doorgaans zijn er wel pleeggezinnen beschikbaar, maar gaat het om een matchingprobleem. Dit kan te maken hebben met het feit dat samen met het jonge kind ook broers en zussen geplaatst moeten worden, of dat het gaat om een jong kind met een beperking en daardoor een bijzondere zorgnood. Ook zijn er soms meer crisispleeggezinnen beschikbaar in verhouding tot de nood aan meer stabiele, perspectiefbiedende pleeggezinnen of omgekeerd.
Maar er is ook goed nieuws. Uit de meest recente cijfergegevens van de diensten voor pleegzorg, die betrekking hebben op het jaar 2021, blijkt dat het vinden van bestandspleeggezinnen op zich, los van het vinden van een geschikt pleeggezin voor een specifiek kind, in vergelijking met voorgaande jaren niet problematisch was. Integendeel zelfs, het aantal positief nieuw geselecteerde pleeggezinnen bedroeg in heel Vlaanderen 358, terwijl dit aantal in voorgaande jaren lager lag. Ook de cijfers uit de Begeleiding in cijfers (Binc)-registratie van Opgroeien, tonen aan dat de opgestarte situaties in bestandspleeggezinnen in 2021 hoger scoorden in vergelijking met het jaar ervoor.
Daarnaast wordt in de meerderheid van de gevallen nog steeds ingezet op netwerkpleegzorg, pleegzorg bij familie of kennissen van de gezinnen waaruit de kinderen komen. In 2021 ging het over 66 procent van de opgestarte dossiers. De ervaring leert dat de netwerkpleegzorg nog een groeimarge heeft nu ook hulpverleners buiten pleegzorg meer en meer alert zijn geworden voor omgevingsnetwerken van kinderen en mogelijke potentiële pleeggezinnen die daaruit voortvloeien. Het is bij pleegzorg van belang om voor de diverse vormen van pleegzorg over voldoende plaatsen te kunnen beschikken. We stellen inderdaad vast dat in situaties waarbij er onvoldoende andere vormen van pleegzorg beschikbaar zijn, de crisispleegzorg vaak lang bezet wordt, waardoor nieuwe instroom in de crisisopvang moeilijk verloopt.
Wat hebben we al gedaan? We hebben sterk ingezet op de uitbouw van een netwerk van professionals. Er is ook veel samenwerking op het terrein die vruchten afwerpt. Er zijn ook de gezinshuizen en het project Partners in Parenting, waar we een dynamiek van samenwerking tussen pleegzorg en voorzieningen in de jeugdhulp zien.
Een formule die ook blijkt te werken en waar ik zeker verder op in wens te zetten, is die van een ondersteunend pleeggezin. In sommige pleegzorgsituaties wordt veel gevraagd van de draagkracht van een pleeggezin, bijvoorbeeld omdat er een kindproblematiek is. Daar wordt er naast een perspectiefbiedend pleeggezin ook een ondersteunend pleeggezin ingezet. Die samenwerking maakt ingewikkelde situaties beter hanteerbaar en voorkomt dat mensen uitvallen. In dit verband zoeken we ook inspiratie bij wetenschappelijk onderbouwde buitenlandse modellen, zoals het Mockingbird Family Model, dat inzet op netwerking tussen pleeggezinnen. Pleegzorgdiensten zetten op die manier niet enkel in op het vinden van meer pleeggezinnen voor jonge kinderen, maar investeren ook in een aanpak die pleeggezinnen helpt hun engagement vol te houden en een breakdown te voorkomen.
Het Pleegzorgdecreet van 2014 stimuleert een sterke differentiatie in het pleegzorgaanbod en complementariteit met andere hulpverleningsvormen. We zien dat doorheen de jaren meer en meer pleegouders gebruikmaken van kinderopvang, en van de mogelijkheid om dat te doen aan de laagst mogelijke ouderbijdrage. We hebben ook beslist om pleegzorg en adoptie sterker te verbinden met elkaar. Er is een werkgroep die kijkt hoe dat kan gebeuren. Er zijn ook een aantal federale initiatieven, collega’s, die het engagement van pleegzorger aantrekkelijker maken, zowel voor wat het statuut van de pleegzorger betreft, als wat betreft een aantal evoluties in verlofstelsels om pleegzorg te stimuleren. Ik bekijk die ontwikkelingen met heel veel interesse.
Wat het aantal pleegouders betreft, heb ik u de positieve cijfers al gegeven, maar ook de interesse neemt toe. In 2021 ging het over 1938 geïnteresseerden. Het aantal kandidaten voor bestandspleegzorg dat effectief start met de screening ligt uiteraard lager. Dat waren er 632 in 2021. Maar ook dat is toegenomen doorheen de jaren. We zien dat positief tegemoet.
Wat de wervingscampagnes betreft, zien we dat pleegzorg maatschappelijk alsmaar breder bekend wordt. Dat blijkt ook uit de cijfers. Een aantal grote sensibiliseringscampagnes van enige jaren geleden hebben resultaat. U herinnert zich nog het programma Make Belgium Great Again, ik herinner het me alleszins. Er is ook een samenwerking met Radio 2, Studio 100 en de Rode Duivels. De verhalen van kandidaat-pleegzorgers geven aan dat bepaalde acties de trigger waren om in gang te schieten of om zich aan te melden. Ik zet daar absoluut verder op in.
Tot slot nog iets over de digitale infoavonden. Sinds de coronacrisis hebben alle diensten voor pleegzorg volop geëxperimenteerd met het aanbieden van online informatiesessies. Dit bleek een groot succes te zijn. We hebben een nieuwe formule die ondertussen ook haar effect al bewezen heeft, en dat is het meer doelgroepgericht, centraal aanbieden van online informatiesessies voor geïnteresseerden uit heel Vlaanderen. Ik verwijs hierbij naar de goede praktijk waarbij alle diensten voor pleegzorg samen online informatiesessies aangeboden hebben voor het vinden van pleeggezinnen voor de opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen uit Oekraïne.
Tot hier, mijn voorzichtig positief antwoord over het vinden van voldoende pleegouders.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Pleegouders vervullen een ongelooflijk engagement. We hebben met het Pleegzorgdecreet een aantal barrières willen wegwerken die mensen soms tegenhouden om pleegzorg aan te bieden, omdat we net geloven dat de opvang, de opvoeding en het opgroeien binnen de gezinscontext voor de meeste kindjes die niet thuis kunnen opgroeien, beter is dan in een residentiële voorziening. Dat is de reden waarom we bijvoorbeeld ook uitdrukkelijk hebben gesteld dat als een rechter niet beslist tot pleegzorg voor een kind of een jongere, hij dat uitdrukkelijk moet motiveren.
We hebben trouwens ook al eens in een resolutie bepaald dat er ter zake verder onderzoek zou moeten gebeuren naar de manier waarop rechters dat invullen. Ik neem me voor om dat nog eens verder op te nemen.
Minister, mijn vraag was voornamelijk ingegeven vanuit de mogelijke bezorgdheid dat pleegouders wel een beroep kunnen doen op het laagste tarief van kinderopvang, maar dat ze dan natuurlijk ook een kinderopvangplek moeten vinden. Ik zou u willen vragen om dat verder te monitoren, zodat we daar eventueel nog bijkomende maatregelen kunnen nemen, als dat nodig zou zijn.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden, minister. Zoals collega Schryvers al zei, is het een ontzettend engagement dat pleegouders aangaan. Daarstraks hadden we het er ook over bij de vraag om uitleg over de gastgezinnen voor Oekraïense kindjes. Qua naastenliefde en sociaal engagement is het een van de mooiste dingen die men als mens kan doen. Maar we moeten ook niet vergeten dat het heel intensief en heel ingrijpend is.
De tendens is eigenlijk Vlaanderenbreed. Ik wilde me al ongerust maken, maar ik hoor toch ook wel een voorzichtig positieve tendens. Ik denk dat we daaraan moeten vasthouden, dat dit probleem ooit opgelost raakt en dat er genoeg pleeggezinnen gaan zijn.
Het is ook niet onlogisch dat wij hen daar als overheid ook zo goed mogelijk in ondersteunen. Dat moeten we niet vergeten. Dat is heel belangrijk. Het decreet schrijft vandaag al enkele voorrangsregelingen in om pleegouders maximaal te ondersteunen. Ik denk dat het vooral heel belangrijk is dat die voorrangsregelingen dan geen lege doos zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat een kind geen pleeggezin vindt omdat pleegouders wel bereid zijn, maar geen plek vinden in de kinderopvang.
Er wordt gepleit voor nieuwe voorrangsregelingen. Ik denk dat dat misschien te snel is, omdat wij niet goed weten of de huidige voorrangsregels in de praktijk ook effectief werken. Er is soms een verschil tussen de theorie en de praktijk. Ik vang op het terrein ook signalen op dat daar soms discrepantie tussen zit. Dat is dan ook mijn vraag aan u. Werkt die huidige voorrangsregeling zoals het zou moeten? Hebt u daar zicht op?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Dank u voor uw uitgebreide antwoord, minister. Vlaanderen telt meer dan vijfduizend pleeggezinnen. Dat zijn mensen en gezinnen die hun huis en hun hart openzetten voor kinderen die tijdelijk niet bij hun biologische ouders kunnen zijn. En hoe sterker onze pleegzorg is, hoe meer we kinderen en gezinnen op die manier ook een toekomst kunnen bieden. Het is inderdaad zeer belangrijk dat elk kind ergens veilig kan opgroeien. Pleegzorg wordt dan ook aanzien als het eerste alternatief na een uithuisplaatsing. Maar helaas bevinden er zich nog veel kinderen in een verontrustende opvoedsituatie. Pleegzorg is een manier om hen een veilige thuisomgeving te bieden, maar ook andere initiatieven uit de jeugdhulp kunnen daartoe bijdragen.
Mijn bijkomende vraag gaat over de mobiele contextbegeleiding, Signs of Safety, die gericht is op het creëren van veiligheid in de eigen context bij een dreigende uithuisplaatsing. Uw voorganger, minister Beke, gaf in antwoord op mijn vraag daarover in de commissie van 2 maart aan dat dat aanbod gestart is en dat de eerste indrukken van de implementatie tegen de zomer bekend zouden zijn. Kunt u daarover al meer duiding geven, minister?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de aanvullingen, collega’s.
Collega Verheyen, ik dacht dat ik de aantallen al gegeven had in het antwoord. In 2015 ging het om 301 situaties en in 2021 om 776 situaties waar van kinderopvang gebruikgemaakt is. Je ziet dus een duidelijk positieve trend.
Collega Wouters, wat u vraagt, moet ik navragen. Ik probeer zoveel mogelijk al te weten, maar ik weet het in elk geval nog niet allemaal. Ik zal kijken of ik het kan nasturen. En anders moet u het eens apart vragen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik ben blij dat er toch een positieve tendens is, want ik heb voormalige collega’s uit de crisisjeugdhulp die zich zelf kandidaat hebben gesteld als pleegouder omdat die ook het probleem zien dat er geen pleeggezinnen zijn. Ook in mijn eigen netwerk is er een gezin dat crisispleeggezin is, dus voor een heel korte tijd. Die hebben een baby’tje in hun gezin gekregen dat een paar dagen oud was. Ondertussen is dat baby’tje zes maanden, omdat er geen pleeggezin gevonden wordt dat perspectief biedt voor langere tijd. Er is momenteel dus wel een probleem, maar ik houd vast aan de woorden dat het de goede richting uit lijkt te gaan. Ik hoop dat dit echt opgelost raakt.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Pleeggezinnen en kandidaat-pleeggezinnen moeten we echt koesteren, want ze stellen hun hart open voor kinderen die vaak al een heel lange weg hebben afgelegd, kinderen met een rugzak. Daarom is het nodig dat die pleeggezinnen een veilig nest zijn. Zelfs wanneer de vraag naar pleegzorg veel groter is dan het aantal kandidaat-pleegouders, moeten we die kinderen toch niet blind toewijzen. Hun toekomst en belang moeten steeds centraal staan.
Ouders hebben vaak ook veel vragen, minister, als de piste pleegzorg op tafel ligt. Het is belangrijk dat we die kandidaat-pleegouders heel goed informeren. En ook daar is het zeer belangrijk dat we de stem van de jongere zeker niet vergeten.
Collega Wouters, ik vraag een inbreuk op het reglement, omdat ik net het bericht krijg dat de eerste resultaten van Signs of Safety eind deze maand zullen worden voorgesteld op een studiedag. Bij dezen is uw vraag dan ook beantwoord.
Dank u wel, minister.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.