Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de campagne ter preventie van dementie en over de ondersteuning van mensen die lijden aan dementie op jonge leeftijd
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Dit is een heel gevoelig thema, minister, zoals heel veel thema’s die we hier bespreken. Jongdementie heeft een enorme impact op de personen zelf, maar ook op de families en de omgeving van die personen. Ik ga proberen om er heel sec een vraag over te stellen, in de hoop het debat in deze commissie op gang te brengen.
Een tijdje geleden heeft Terzake het verhaal gebracht van Johan, een persoon met jongdementie die niet de zorg kreeg die hij nodig had. Jongdementie is, zoals het woord het aangeeft, een vroege vorm van dementie die naar schatting 60.000 Vlamingen treft. Er wordt geschat dat zo’n 5600 mensen er in erge mate aan lijden. De verwachting is dat het aantal diagnoses van jongdementie de komende jaren zal stijgen. De hersenen van die mensen raken beschadigd, waardoor ze vergeetachtig worden, moeilijk drukte kunnen verdragen en uiteindelijk hun identiteit verliezen. En dat kan soms heel snel gaan. Het zorgt ook voor serieuze uitdagingen voor de omgeving. Het gaat vaak over mensen die nog op beroepsactieve leeftijd zijn. Bij de ene komt dat als hij of zij al een tijdje met pensioen is, maar het kan ook op jongere leeftijd actief worden. Dan word je van de ene dag op de andere niet langer een kostwinner, maar iemand die afhankelijk wordt van zorg, maar men wordt ook financieel afhankelijk. Men wordt vaak afhankelijk van zijn omgeving. Dat is niet evident.
Vlaanderen voorziet nog te weinig in die zorg. Zo zijn er in Vlaanderen slechts 203 plaatsen voor personen met jongdementie en zijn ze uitgesloten van aanvragen voor een persoonsvolgend budget bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Er wordt immers gezegd dat het geen handicap is. Ik heb daarbij dan ook volgende vragen:
Hebt u kennis kunnen nemen van de reportage over jongdementie? Meent u dat het zorgaanbod in Vlaanderen voor personen met jongdementie voldoende is?
Zo neen, welke maatregelen zult u nemen om de zorg voor personen met jongdementie in Vlaanderen te versterken? En zult u personen met jongdementie toegang geven tot een persoonsvolgend budget?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik word, doordat ik weinig stem heb vandaag, slachtoffer van het feit dat ik gewoonlijk lange vragen indien. Misschien moet ik daar een aantal lessen uit trekken.
Voorzitter, ik wil gerust alleen mijn vragen stellen, maar ik weet niet of dat mogelijk is?
Collega Schryvers, ik denk dat iedereen het ermee eens is dat we in dit geval er gerust voor kunnen zorgen dat uw inleiding in het verslag staat en dat u enkel de vragen stelt.
Dank u wel, voorzitter en alle collega’s, voor die bereidwilligheid. Ik zal voor iedereen de commissie wat korter maken.
(N.v.d.r.: Wegens stemproblemen leest mevrouw Schryvers enkel haar vragen voor, maar de redactie heeft toch de volledige schriftelijk ingediende toelichting bij haar vragen opgenomen in het verslag.)
Aan het begin van de Week van de Zorg op 9 mei 2022 lanceerde het Expertisecentrum Dementie een nieuwe campagne die zich richt op een gezonde leefstijl en hoe dat een belangrijk element is in het voorkomen of uitstellen van dementie. Er werd een website gelanceerd waarop per thema meer uitleg wordt gegeven en er wordt verwezen naar wetenschappelijke literatuur.
De kans op dementie wordt groter naarmate men ouder wordt, maar er zijn toch ook heel wat mensen die al op relatief jonge leeftijd lijden aan een mineure of majeure neurocognitieve stoornis. In het nieuwe dementieplan 2021-2025 van Vlaanderen worden mensen met jongdementie dan ook aangehaald als specifieke doelgroep.
Het gaat dan over mensen die jonger zijn dan 65 jaar, de categorie van mensen die nog volop aan het werk zijn, een woonlening moeten betalen, en heel vaak nog schoolgaande of studerende kinderen hebben. Wanneer in die fase van het leven dementie wordt vastgesteld, heeft dat een grote impact op het leven en de zelfredzaamheid van de betrokkene, op het samenleven binnen het gezin, maar zeker ook op de financiële situatie. In de eerste plaats valt er een inkomen uit werk weg en in de tweede plaats komen er veel kosten voor zorg en op termijn zelfs een residentiële opname bij.
In dat kader wees de minister er eerder al op dat personen met jongdementie door het VAPH wel erkend kunnen worden in functie van de toegang tot individuele materiële bijstand (IMB) en ook rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH), maar dat er op heden geen mogelijkheid is om aan deze personen een persoonsvolgend budget voor niet rechtstreeks toegankelijke hulp ter beschikking te stellen. Naar de toekomst toe zal, aldus de minister, bekeken worden welke opdracht het VAPH hier kan opnemen en wat de financiële consequenties hiervan kunnen zijn.
De voorbije jaren werden aan woonzorgcentra bijkomende erkenningen voor 200 plaatsen voor mensen met jongdementie toegekend. De mensen die daarin zijn opgenomen, krijgen een korting van 25 euro op de dagprijs. De gemiddelde bezetting van de in 2020 erkende capaciteit was 81,60 procent. Met ingang van 1 januari 2023 zal de bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie niet langer een suberkenning zijn van de bijkomende erkenning woonzorgcentrum, maar een volwaardige bijkomende erkenning van een woonzorgcentrum. Zo wordt ook de opname van bewoners met een afhankelijkheidscategorie D binnen de bijkomende erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie mogelijk.
In het dementieplan is ook de actie opgenomen om de huidige ondersteuningsmogelijkheden voor mensen met dementie op jonge leeftijd die in de thuisomgeving verblijven, in kaart te brengen en na te gaan hoe leemtes kunnen worden weggewerkt.
Minister, ik ga over naar mijn vragen.
Kunt u meer toelichting geven over het opzet van de campagne ‘2 voor de prijs van 1’? Hoe en wanneer zal de campagne worden geëvalueerd?
Hoe evalueert u de residentiële zorg voor mensen met jongdementie?
Er zijn tweehonderd nieuwe plaatsen sedert enkele jaren. Die kwamen tegemoet aan een hoge nood. De Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement gingen daarmee in op een terechte vraag van familieleden met jongdementie. Wat was de gemiddelde bezettingsgraad in 2021 van de plaatsen in woonzorgcentra die erkend zijn voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie? Welke conclusies trekt u daaruit en welke acties koppelt u daaraan?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het in kaart brengen van de huidige ondersteuningsmogelijkheden voor mensen met dementie op jonge leeftijd? Is er al zicht op duidelijke leemtes en hoe daaraan tegemoet zou kunnen worden gekomen?
Is er zicht op de mate waarin personen met jongdementie gebruikmaken van ondersteuning in de vorm van materiële bijstand en rechtstreeks toegankelijke hulp?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb de reportage ook gezien. Iedereen die ze gezien heeft, moet toch wel het gevoel hebben gehad dat dit echt onder de huid kruipt.
Er zijn een aantal initiatieven om het welzijn van personen met jongdementie en hun mantelzorgers te ondersteunen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019 regelt de woongelegenheden in woonzorgcentra voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie. De belangrijkste erkenningsvoorwaarden zijn op een kleinschalige wijze het groepswonen van de gebruikers realiseren, integrale zorg en ondersteuning bieden aan de gebruiker, de gezinssituatie van de gebruiker intensief begeleiden in samenwerking met andere welzijns- en gezondheidsactoren.
Voor deze woongelegenheden jongdementie wordt extra personeelsinzet voorzien: per tien gebruikers is er inzet van 0,5 voltijdsequivalenten als er aan een aantal voorwaarden is voldaan. De persoon met jongdementie krijgt een tegemoetkoming van 25 euro – een geïndexeerd bedrag – per dag bij een verblijf in een erkende woongelegenheid. Het agentschap Zorg en Gezondheid werkt momenteel aan een evaluatie van het huidige aanbod ten opzichte van de noden.
Het agentschap organiseert jaarlijks ook een infomoment voor de woonzorgcentra met een bijzondere erkenning voor de begeleiding van personen met jongdementie. Deze infodag is voorzien eind juni. Het is de bedoeling om daar goede voorbeelden en uitdagingen te bespreken.
De gemiddelde bezetting van de in 2021 erkende capaciteit was 77,4 procent zonder de D-profielen en 82,6 procent met de D-profielen. Deze cijfers moeten een beetje gerelativeerd worden omdat de coronapandemie een impact had op de bezettingscijfers. Dat is waarschijnlijk ook het geval voor de bezettingsgraad voor de specifieke opvang van personen met jongdementie. Er worden ook personen met jongdementie opgenomen in woonzorgcentra die niet beschikken over een bijzondere erkenning.
In gesprekken met mantelzorgers merken we een voorkeur voor een trans- en extramurale ondersteuning, begeleiding en zorgverlening. Dat laatste is belangrijk om mee te bekijken of we nog helemaal up-to-date zijn.
Mijn conclusies moeten dus nog getrokken worden op basis van de evaluatie die gemaakt moet worden door Zorg en Gezondheid. Ik veronderstel dat die er vrij snel zal komen na het infomoment met de betrokken woonzorgcentra.
Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen brengt de ondersteuningsmogelijkheden voor personen met jongdementie die in de thuisomgeving verblijven in beeld via de website jongdementie.info. Daarnaast zetten we in op deskundigheidsbevordering in de thuiszorg. Vanuit de gekende noden van mensen met dementie op jonge leeftijd sensibiliseert het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen arbeidsgeneesheren voor dit thema zodat men bijvoorbeeld in staat wordt gesteld de werkplek aan te passen aan de specifieke behoeften van de betrokkenen.
De Vlaamse overheid neemt het initiatief om met de federale overheid af te stemmen hoe een specifiek zorgtraject voor personen met dementie op jonge leeftijd kan worden gerealiseerd in relatie tot de Vlaamse beleidsacties. De toegang tot een persoonsvolgend budget voor personen met jongdementie is momenteel niet opgenomen in de beleidsdoelstellingen. Ik sta daar niet afkerig tegenover, maar dit vraagt een diepere analyse van de behoefte van de persoon met dementie en de beschikbare middelen.
De campagne ‘2 voor de prijs van 1’ kadert in het Dementieplan 2021-2025. Onder het thema ‘preventie van dementie’ werd een actie vastgelegd. Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen organiseert naar aanleiding van de Week van de Zorg een nieuwe campagne om Vlaanderen bewust te maken van de link tussen hersengezonde leefstijl en het risico op dementie. Extra aandacht wordt besteed aan groepen die een hoger risico hebben op dementie.
We hebben 96.000 euro toegekend aan het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen voor het project ‘preventie en dementie’, een campagne rond hersengezondheid en verlaging van het risico op dementie. De hoofddoelstelling van het project is bewustwording van de link tussen een hersengezonde leefstijl tussen 40 en 75 jaar en het risico op dementie op latere leeftijd. Wat zijn drie belangrijke factoren? Wat goed is voor het hart, is goed voor het brein. Het is belangrijk om cognitief actief te blijven en ook sociaal actief te zijn. Het campagnemateriaal is ook buiten de Week van de Zorg beschikbaar voor lokale initiatieven.
Mevrouw Schryvers, ik heb de gegevens opgevraagd bij het VAPH, maar ze zijn nog niet beschikbaar. Zodra we ze hebben, kunnen ze nagestuurd worden.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals ik al zei, is het een moeilijk probleem voor heel wat gezinnen, ook omdat het in bepaalde gevallen erfelijk is. Bijvoorbeeld de ziekte Cerebrale Autosomaal Dominante Arteriopathie met Subcorticale Infarcten en Leuko-encefalopathie (CADASIL) kan worden doorgegeven. Als je dat op latere leeftijd blijkt te hebben, en je kinderen kunnen worden getest, rijst de ethische vraag bij hen wat ze later zelf zullen doen, of ze zelf kinderen willen krijgen. Het is dus een bijzonder ernstige problematiek.
U verraste mij een beetje toen u zei dat de 203 bedden niet volledig zijn ingevuld. Ik geloof u uiteraard, maar het viel me op dat in 2021 een woonzorgcentrum (WZC) in Bertem een inspectieverslag kreeg waarin Zorginspectie kritiek gaf omdat er te veel mensen met jongdementie werden opgenomen. Het ging over een tiental terwijl er maar plaats was voor acht. Als er twee mensen bij kwamen, verloren de eerste twee hun tegemoetkoming. Er is dus wel degelijk nog extra vraag. Er is nog wel degelijk extra nood aangezien er zo’n 5600 mensen zijn met zware zorgnoden. Uiteraard gaan die niet allemaal naar een WZC. Laat ons hopen dat we hen zoveel mogelijk in hun eigen thuiscontext kunnen opvangen, maar er zijn nog bijkomende noden.
Ik heb een concrete vraag. Is het geen beter idee om het aantal erkende bedden voor personen met jongdementie op te trekken, of om de tegemoetkoming vanuit de Vlaamse sociale bescherming te koppelen aan de diagnose jongdementie en niet aan het verblijf in een van die 203 bedden? Het maakt op zich niet uit welk etiket men ergens opplakt, het gaat erom dat het mensen zijn die zorg nodig hebben.
Verder denk ik dat het een problematiek is met vele aspecten. Een aantal daarvan zaten in uw antwoord. Maar we moeten daar als parlement aandacht aan geven. Daarom ben ik van plan om een voorstel van resolutie in te dienen, specifiek rond dit ene punt, met de vraag om hoorzittingen te kunnen organiseren om daar eens breed van gedachten over te wisselen, ook met mensen die het zelf meemaken of die er kennis over hebben. We moeten de problematiek hier meer op de agenda zetten en er aandacht voor hebben.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Met betrekking tot dementie in het algemeen, vind ik dit een ernstige problematiek. Het is goed dat er zulke campagnes gevoerd worden waarbij we allemaal worden aangespoord om na te denken over hoe je het brein en de hersenen gezond houdt. Dat is belangrijk in het voorkomen van dementie: sociaal en cognitief actief blijven. Dat kan daartoe bijdragen.
Ten tweede, jongdementie is een heel specifieke problematiek. In de vorige legislatuur hebben we op initiatief van de heer Peter Persyn een resolutie goedgekeurd. De maatregelen die nadien zijn genomen en waar u naar verwezen hebt, minister, waren echt nodig. Die zijn goed, er is extra personeelsinzet voor mensen met jongdementie. De tegemoetkoming van 25 euro per dag bijkomend voor mensen met jongdementie in een WZC was echt nodig. Het is nu na twee jaar zaak om dat te evalueren. Ik wil daar niet op vooruitlopen. U zegt dat er een infomoment komt. Het is goed dat mensen hun ervaringen uitwisselen. Ik hoor alleszins van het terrein dat voorzieningen die plaatsen hebben voor mensen met jongdementie daar onvoorstelbaar geëngageerd en met heel veel deskundigheid mee aan de slag gaan.
Dat is een beetje in tegenstelling tot wat u zegt, mijnheer Anaf. Iets dat heel gespecialiseerd is, gaat dan misschien in tegen het feit dat we elke plek die zo wordt ingenomen, bijkomend gaan erkennen. Ook voor de mensen met jongdementie kan het van belang zijn om in een gespecialiseerd WZC opgenomen te worden. Het ene moet misschien niet tegenover het andere staan, want ik begrijp dat mensen met jongdementie vanzelfsprekend ergens moeten terechtkunnen waar ze op een goede manier worden geholpen. Ik heb in het verleden vragen gesteld, minister, over voorzieningen met voorafgaande vergunningen en erkenningen die nog niet waren ingevuld. Dat moet misschien ook deel uitmaken van de evaluatie.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal starten met de resolutie die mevrouw Schryvers net aanhaalde. Deze problematiek is ook voor onze partij belangrijk. De resolutie van de vorige legislatuur vroeg om te onderzoeken hoe en op welke termijn een persoonsvolgend traject mogelijk zou zijn. Heeft het VAPH de berekening van die extra instroom op die prioriteitengroepen, als personen met jongdementie ook worden toegelaten in die aanvraagprocedure, al gedaan? Hebt u daar zicht op?
Minister, ziet u het ook als een opportuniteit binnen de Vlaamse sociale bescherming, waar we op termijn gaan werken met één inschalingsinstrument, namelijk de BelRAI, en waar een persoonsvolgend financieringssysteem personen met jongdementie beter op maat zou kunnen ondersteunen?
In de resolutie werd ook gevraagd naar een betere monitoring om zicht te krijgen op het aantal mensen met jongdementie in Vlaanderen. We vroegen ons af of u daar al een zicht op hebt. Is er al een betere monitoring? Meten is weten en daarom is dat belangrijk.
De tweehonderd plaatsen kennen gemiddeld een goede bezetting. We zien grote lokale verschillen. Sommige zijn zelfs overbezet, andere hebben moeite om de helft van hun erkende capaciteit te vullen. Hebt u zicht op de redenen van minder bezetting? Is dat vrij specifiek?
Voor deze doelgroep zijn er ook andere zaken: de buddywerking, de Familiegroep Jongdementie. Dat zijn heel goede zaken maar ik weet niet of die voldoende bekend zijn.
Ik heb nog een vraag over een federale resolutie die werd ingediend door cd&v en unaniem werd goedgekeurd. Die zou de mogelijkheid moeten scheppen om in een aangepast traject te voorzien tegen 2023. In die resolutie is ook opgenomen dat er een overleg moet komen met de deelstaten, en dat zou gaan over de nodige financiële en psychosociale ondersteuning. Is dat overleg al opgestart met u?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik wil ook ingaan op de resolutie van de Kamer. De vraag is al gesteld. Mijn aandacht gaat specifiek naar mensen met jongdementie die thuis wonen. Heel veel mensen kiezen ervoor om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Op dit ogenblik worden binnen de regionale expertisecentra extra aanwervingen gedaan voor referentiepersonen in de woonzorgcentra. We hebben heel wat opleidingen referentiepersonen dementie.
Her en der zijn het zelfstandigen die hun adviezen aan mantelzorgers aanbieden. We hebben bij de voorstelling van het beleidsplan dementie kennisgemaakt met Foton, een regionaal expertisecentrum in West-Vlaanderen dat de thuiszorg en mantelzorgers ondersteunt. Zou het niet logisch zijn dat ook die regionale referentiecentra personen kunnen aanwerven met expertise in de thuiszorg zodat het niet overal zelfstandigen zijn die als paddenstoeltjes uit de grond schieten en zich aanbieden?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is inderdaad zo. We hebben in de vorige legislatuur een resolutie goedgekeurd rond jongdementie. Het gaat dan vooral over residentiële opvang. Wat we heel vaak horen van koppels met nog kinderen thuis, is dat de financiële situatie moeilijk is. In de periode voor men naar een residentiële opvang gaat, is er vaak heel wat gezinshulp en -opvang nodig en die is vaak moeilijk te betalen. Ik wil daar ook aandacht voor vragen omdat de prijs per uur niet aangepast is aan gezinnen waar nog maar één iemand professioneel actief is en die job dan ook nog vaak moet laten om deels als mantelzorger te helpen. Bent u bereid om de betaalbaarheid van die gezinshulp te onderzoeken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de aanvullende vragen.
Collega Anaf, volgens de cijfers stijgt het absolute aantal personen met jongdementie niet. Dat blijft eigenlijk relatief constant, in tegenstelling tot de dementiecijfers van ouderen. Daar is er dus wel een verschil.
Wat uw vraag over de erkende woongelegenheden betreft, zijn er erkende woongelegenheden toegekend aan voorzieningen. Die moeten dan per voorziening worden gerespecteerd, zowel in het kader van de regionale spreiding als in het kader van de budgettaire afspraken die zijn gemaakt. Wij onderzoeken op dit ogenblik, en dat is eigenlijk ook de teneur van uw vraag, of die specifieke woongelegenheden jongdementie wel tegemoetkomen aan de noden, dan wel of er meer nood is aan ondersteuning in de thuiszorg. Collega van de Vloet, vandaar dat ik eventjes mijn wenkbrauwen fronste – wat niet zo vaak gebeurt – toen u vroeg wat de redenen zijn voor de minderbezetting. Ik had net drie redenen opgesomd. Dat was corona, maar dat was ook het feit dat er misschien wel meer nood was aan verblijf in de thuisomgeving. We moeten het hele systeem dus eens daarop gaan bekijken.
Collega Anaf, op die vraag antwoord ik dus zeker positief, maar dat zijn we dus nog aan het onderzoeken. We bekijken of het nodig is om daar een beetje anders naar te kijken. Dat zal dus via die evaluatie gebeuren. Het specifieke aanbod is pas gestart, sinds 2019. Daarvoor bestond dat dus gewoon niet. Er is de coronacrisis geweest, dus we moeten het systeem wel even kunnen laten lopen om conclusies voor de toekomst te trekken. Dat komt dus zo spoedig mogelijk.
Collega Schryvers, ook de invulling van de erkenningen maakt deel uit van de evaluatie. Dat zullen we daarbinnen dus ook bekijken.
Dan waren er de vragen over het VAPH, van collega van der Vloet, denk ik. Het VAPH heeft de berekening nog niet gedaan, maar ik heb wel gevraagd om cijfers aan te leveren. We wachten daar dus op. Nogmaals, wat die bezetting betreft, een reden was covid. Soms was er ook nood aan een verblijf dichter bij huis of in een woonzorgcentrum dat men kent en niet die specifieke erkenning heeft. Soms ging het over de mogelijkheid om thuis te verblijven. Over die redenen had ik het net.
Collega van der Vloet, via BelRAI krijgen we zicht op de gevolgen van een ziektebeeld, op een zorgbehoefte. Dat gaat niet over de diagnose zelf, wel over de noden die er zijn op cognitief, lichamelijk of psychisch vlak. Via BelRAI willen we eigenlijk een uniforme kijk krijgen op de zorgbehoeften in alle sectoren, los van de diagnose die wordt gesteld. Dat is van belang om uiteindelijk tot geïntegreerde zorg te kunnen komen.
Als we uw voorstel overwegen, moet dat passen binnen de procedure van de automatische toekenningen. Er zijn echter ook aandoeningen die heel snel degenereren. Dat vereist dat mensen onmiddellijk een persoonsvolgend budget krijgen. Het zou dus heel goed zijn om die lijst dan nog eens opnieuw te screenen. De professor gaf in de uitzending van Terzake ook aan dat alles heel snel evolueert, dat er voor sommige aandoeningen ondertussen al oplossingen zijn, en dat er dan weer nieuwe aandoeningen opduiken. Dat is dus iets wat we in het kader van die automatische toekenningen ook kunnen opnemen.
Collega De Martelaer, wat uw vraag betreft, we kiezen er ook voor om de expertise in te zetten in de thuiszorg, bijvoorbeeld door te investeren in referentiepersonen in de thuiszorg, die dan via de diensten voor gezinszorg en de diensten maatschappelijk werk kunnen gaan. Dat zal ook gebeuren in heel nauwe samenwerking met de regionale expertisecentra dementie. Dat staat ook zo in ons dementieplan. We willen ook referentieartsen dementie opleiden, dus mensen die daar ook gespecialiseerd in zijn.
Collega Saeys, u had een vraag over de betaalbaarheid, dacht ik.
Over de betaalbaarheid van gezinshulp voor die mensen als ze nog niet naar de residentiële opvang gaan.
Ik moet bekijken of we daar meer informatie over hebben.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw bijkomend antwoord. Ik snap de overweging: je moet bekijken wat de beste manier is om mensen te helpen, in thuiszorg of in residentiële opvang. Het is zeker zo dat er een aantal voorzieningen zijn die daar heel sterk in gespecialiseerd zijn. Ik ben bijvoorbeeld recent nog op bezoek geweest bij Huis Perrekes in Geel. Zij doen dat op een fantastische manier, maar ook zij hebben maar een erkenning voor vijf plaatsen voor jongdementie. Dan is de vraag: moet je dat arbitraire aantal behouden? Daar ging het ook over in het inspectieverslag over Sint Bernardus in Bertem. Daar was er duidelijk een nood aan het kunnen geven van zorg aan meer mensen. Die bedden stonden leeg. Men kon hen eigenlijk echt helpen, maar toch werd dan gezegd: ‘Neen, want hier kunnen maximaal acht mensen met jongdementie worden opgevangen.’ Dat vind ik jammer, want dan ontzegt men eigenlijk de zorg die er zou kunnen zijn, of maakt men die ten minste duurder. Dat lijkt mij totaal onnodig. Daarom dus mijn vraag om dat systeem echt te herbekijken, en om dat veeleer te laten afhangen van de persoon en niet per se van de verdeling van die bijzondere erkenningen. Ik denk immers dat we zo een aantal mensen die we op een goede manier zouden kunnen helpen, niet helpen, of dat we het bieden van die hulp veel duurder maken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mensen met jongdementie vormen een groep die specifieke ondersteuning nodig heeft, zijzelf en hun familie. Wanneer je wordt geconfronteerd met de diagnose jongdementie, dan heeft dat enorme gevolgen, sociaal, op het vlak van het gezin, en ook financieel, want vaak valt er een kostwinner weg, en zijn er kinderen die nog moeten studeren. Ik denk dat we in de vorige legislatuur voor de eerste keer echt stappen hebben gezet om die mensen op een betere manier te ondersteunen. Dat is een goede zaak geweest. Dat moet geen keuze zijn van ofwel in de thuissituatie ofwel door ondersteuning in een residentiële voorziening. Dat gaat eigenlijk over de twee. In functie van de noden moet er een goede overgang zijn tussen maximale ondersteuning in de thuiszorg en voldoende ondersteuning in een residentiële opvang wanneer dat echt noodzakelijk is. Het is goed dat we daar stappen in hebben gezet, maar het is logischerwijze dan ook nodig dat we die na die eerste jaren evalueren en dan zien waar er eventueel moet worden bijgestuurd of waar er bijkomende stappen kunnen worden gezet. Minister, we kijken dus uit naar wat het infomoment en de evaluatie nadien zullen opleveren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.