Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het grote aantal vacatures in de zorgsector en het aantrekken van verpleeg- en zorgkundigen via interimformules en vanuit het buitenland
Vraag om uitleg over het personeelstekort in de residentiële jeugdhulpvoorzieningen
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van de Week van de Zorg kwam Liantis met de cijfers van een bevraging die zij deden bij de directies van 73 zorginstellingen. Daaruit bleek dat 8 op de 10 organisaties in de zorgsector met een kritiek personeelstekort kampen. Als er gekeken wordt naar de hoofdoorzaken van het personeelstekort, haalt 90 procent van de bevraagden het tekort op de arbeidsmarkt aan. Daarnaast wordt de uitval door de fysieke werkdruk door 62 procent aangehaald en 56 procent haalt de psychische werkdruk aan voor de uitval.
De businessmanager zorg bij Liantis wijst erop dat het een complexe problematiek is. Daar zijn we ons allemaal ook van bewust. De instroom van jonge, nieuwe werkkrachten, die kleiner is dan de vraag, ligt ook mee aan de basis van dit tekort. De overheid zet hier volgens hem al sterk op in, maar hiervan zouden de vruchten natuurlijk pas later geplukt kunnen worden.
Ten slotte bleek uit de bevraging ook dat veel zorgorganisaties zelf de problematiek al proberen aan te pakken. Zo zet 68 procent in op werkplekleren om mensen te herscholen voor andere functies. 64 procent zet in op de marketing van de eigen instelling via interne en externe ‘employer branding’. Bovendien promoot 60 procent actief de interne mobiliteit binnen de eigen organisatie.
Minister, welke initiatieven neemt u naar aanleiding van deze bevraging om het personeelstekort in onze zorgorganisaties op korte termijn aan te pakken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Er staat een recordaantal vacatures open in Vlaanderen, niet in het minst in de zorg. 1 op de 12 werknemers in de zorg heeft ook een andere nationaliteit. Dat is heel wat, al ligt dat aantal wel lager dan gemiddeld op de arbeidsmarkt, waar het 15 procent is. Ook deze vraag is al enkele weken oud, minister, en ondertussen krijgen we week na week weer andere cijfers over het aantal vacatures dat openstaat en de zorgsector is daar natuurlijk altijd een belangrijke sector in.
Gelet op de grote nood aan gekwalificeerd personeel in de zorg- en gezondheidssector gaan zorginstellingen op zoek naar medewerkers via alle mogelijke wegen, zo ook bij studenten, freelancers en interimkantoren. Er zijn heel wat uitzendkantoren op de markt die zich specifiek richten op zorgorganisaties en die tijdelijke en flexibele verpleeg- en zorgkundigen aanbieden, zoals Pulse Healthcare Staffing, Express Medical of X-Care in Motion. Deze uitzendkantoren nemen zorgkundigen en verpleegkundigen in dienst via een vast contract of via een freelancecontract. Vervolgens worden zij uitgezonden naar ziekenhuizen, woonzorgcentra of thuiszorgdiensten onder vaak betere voorwaarden dan deze die gelden voor de vaste medewerkers in de ontvangende zorgorganisatie. Aangezien zorgmedewerkers via dit systeem betere voorwaarden krijgen voor hetzelfde werk, zouden er medewerkers zijn met een vast contract die ontslag nemen om vervolgens via een uitzendkantoor aan de slag te gaan in dezelfde sector, zo werd gesignaleerd in een aantal persberichten.
Uitzendarbeid is natuurlijk strikt gereglementeerd, bijvoorbeeld wat betreft de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op uitzendarbeid en de duurtijd waarvoor men gebruik mag maken van uitzendarbeid. Zo mag men enkel gebruikmaken van uitzendarbeid op basis van zes wettelijk vastgelegde motieven. Motieven die op de woonzorgcentra van toepassing kunnen zijn, zijn de tijdelijke vervanging van een werknemer die bijvoorbeeld in geboorteverlof is of het invullen van een vacante positie. In dat laatste geval moet er wel een bedoeling zijn om de uitzendkracht een vast contract aan te bieden bij een positieve evaluatie en mag men maximaal achtereenvolgens drie uitzendkrachten inzetten voor eenzelfde vacante plek, met maximaal zes maanden per uitzendkracht of negen maanden per vacante positie. Uitzendarbeid mag bovendien enkel georganiseerd worden door erkende uitzendkantoren. Minister, de brug is er helemaal met de bevoegdheden die u de voorbije periode had.
Het is onduidelijk in welke mate de hierboven geschetste praktijken onder het regelgevend kader van de uitzendarbeid vallen. Zo lees ik bijvoorbeeld op de website van X-Care in Motion dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen interimverpleegkundigen voor korte duur enerzijds en projectverpleegkundigen voor langere duur anderzijds. Ook zijn niet alle organisatoren van uitzendarbeid in de zorgsector terug te vinden in de lijst van erkende uitzendbureaus in Vlaanderen. Bovendien wordt op de websites van die uitzendkantoren niet de indruk gewekt dat het gaat om uitzendwerk. Integendeel, verpleegkundigen en zorgkundigen worden er warm gemaakt voor een job met ‘veel variatie’ en ‘veel leermogelijkheden’.
Margot Cloet van Zorgnet-Icuro bevestigde signalen over deze manier van werken te krijgen. De zorgkoepel verzet zich hier uitdrukkelijk tegen, zo konden we lezen, en Cloet stelde daarbij met de interimsector in gesprek te zullen gaan.
Mijn vragen zijn de volgende, minister.
Wat is uw reactie op de cijfers met betrekking tot de evolutie van het aantal vacatures in de zorgsector? U hebt al eerder gesteld dat u de problematiek van de schaarste aan arbeidskrachten in de zorgsector als absolute prioriteit ziet in uw beleid. Sedert het indienen van de vraag hebben we daar de eerste week ook al verschillende beleidsmaatregelen naar voren zien komen. Kunt u daar meer toelichting bij geven? Op welke manier zult u daar werk van maken?
Is het fenomeen van zorgmedewerkers die ontslag nemen in een voorziening en dan via interimkantoren opnieuw aan de slag gaan, soms in dezelfde voorzieningen, u bekend? Is dat iets dat inderdaad voorvalt?
Vallen deze praktijken volledig onder de wetgeving omtrent uitzendwerk, ook indien het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om via het uitzendwerk een vast contract te krijgen bij de organisatie?
Hebt u zicht op de wettelijke basis waarop zorgmedewerkers via uitzendkantoren aan de slag gaan in woonzorgcentra? Gaat het bijvoorbeeld om vervangingen van vaste medewerkers of in het kader van vacante posities?
Hoe kijkt u naar het profiel van de projectverpleegkundige? Is er volgens u een wettelijk onderscheid te maken met de interimverpleegkundige?
Vindt u het nodig om hierin op te treden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u daar dan voor?
Nu er ook steeds meer wordt teruggegrepen naar de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten, hoe kan dit gebeuren via een veilig kader, zowel met betrekking tot de geleverde zorg als met betrekking tot de arbeidsrechtelijke aspecten?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Residentiële jeugdhulpvoorzieningen in heel Vlaanderen, maar zeker ook in mijn provincie, slagen er steeds minder in om openstaande vacatures in te vullen. Een aantal ervan zien zich, om om te gaan met die omstandigheden, genoodzaakt om beslissingen te nemen die ze natuurlijk liever niet zouden nemen. Zo wordt in een aantal leefgroepen een deel van de jongeren verschoven naar andere leefgroepen om de groep die een ondermaatse personeelsbezetting heeft te ontlasten, en worden er op een aantal plaatsen geen nieuwe jongeren meer opgenomen. Men overweegt zelfs om leefgroepen tijdelijk te sluiten als het tekort aanhoudt. In de sector zelf omschrijft men die ingrepen als ‘verdienstelijke noodoplossingen’. Men probeert op die manier zo goed mogelijk te zorgen voor de jongeren die er al zijn, maar men kan dat natuurlijk geen goede oplossingen noemen, noch voor de jongeren, noch voor het personeel. Jongeren die van leefgroep moeten wisselen, worden uit hun vertrouwde omgeving gehaald, wat heel ontregelend kan werken. Ook voor de opvoeders is het niet eenvoudig om te zorgen voor deze steeds wisselende groepen. Het behoeft ook geen betoog dat een opnamestop voor veel kinderen die al lang wachten op een plekje, nog minder perspectief betekent, en met het definitief of tijdelijk sluiten van een leefgroep is dat enkel nog veel minder zo.
Mensen uit die sector laten weten dat, waar ze een tiental jaar geleden nog konden kiezen uit een dertigtal kandidaten, ze nu echt blij en opgelucht zijn als er meer dan één iemand, of zelfs al één iemand, solliciteert wanneer er een open plaats is. Zij hebben daar grote zorgen over. Bovendien is er naast die toch wel gebrekkige instroom ook duidelijk het probleem van de hoge uitstroom van personeel: mensen die het moe worden, die opgeven, die niet enkel die ene voorziening verlaten, maar gewoon een heel andere sector gaan opzoeken. Vandaar dus de alarmbel, en de volgende vragen.
Minister, erkent u het tekort op de arbeidsmarkt zoals dat wordt aangevoeld door de residentiële jeugdhulpvoorzieningen? Welke redenen ziet u voor de lage aantrekkingskracht van deze sector? Wat zult u ondernemen om enerzijds mensen warm te maken voor een job in die sector en anderzijds ervoor te zorgen dat personeel minder snel de sector verlaat?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Voorzitter, bedankt om deze vragen te koppelen, want op deze wijze zie je hoe acuut het personeelstekort is in alle sectoren van de zorg. Collega’s, als jullie dus vragen of ik erken dat er een probleem is, dan kan ik niets anders dan daar volmondig ja op antwoorden: er is een zeer acute nood aan extra handen in onze zorg. Er is, zoals jullie weten, een echte ‘war for talent’ bezig op de arbeidsmarkt tout court, in álle sectoren. Vorige week of twee weken geleden was er een debat over de tekorten in het onderwijs. Dat belet niet dat voor mij het tekort aan handen in de zorg een beetje een vicieuze cirkel is. Ik geef een voorbeeldje. Collega De Reuse, ik denk dat u het was die het had over zoveel procent dit en zoveel procent dat, maar het is eigenlijk vrij simpel: als je onvoldoende mensen hebt, dan komt de druk op hen die er wel zijn, dan is de kans groter dat zij uitvallen, en als zij uitvallen ... Het is dus eigenlijk een cascade-effect dat je krijgt, waarbij voor mij een van de basiselementen is dat we handen te kort hebben. We moeten dus meer mensen hebben, ook om het draaglijk te houden voor de anderen, en niet om het even wie. Dat moeten mensen zijn die goed geschoold zijn of die bereid zijn om zich goed te laten scholen, en die ook de goede attitude hebben. Je kunt immers niet iedereen in de zorg laten werken. Dat is evident. Mensen moeten dat ook willen en kunnen doen. Ik denk echter wel dat iedereen een beetje uit zijn comfortzone moet komen om het potentieel dat er is, beter aan te boren.
Collega’s, we hebben al wat dingen gedaan. Ik denk dat jullie het meeste al weten. Eind vorig jaar heeft de Vlaamse Regering een aantal flexibiliseringsmaatregelen genomen. Het is tijdelijk mogelijk om verpleegkundigen in te schakelen die tewerkgesteld zijn bij een andere zorgorganisatie. Ook kan men nu zelfstandig verpleegkundigen of interimverpleegkundigen inschakelen.
Daarnaast voorzien we in de financiering van de functie van logistiek medewerker in de zorg in onze woonzorgcentra. Ik heb daar vorige week ook over gecommuniceerd. Die logistiek medewerker kan bepaalde taken van verpleegkundigen overnemen zodat die zich meer op hun kerntaken kunnen richten en er meer tijd vrijkomt voor verpleegkundige zorg. Dat was ook een grote vraag van de sector.
In de woonzorgcentra worden ook meer kwalificaties toegevoegd aan de lijst personeel voor reactivering, bijvoorbeeld bachelors in de podologie, bachelors in de creatieve therapie en spiritueel begeleiders. We willen eigenlijk komen tot multidisciplinaire teams waar elke medewerker vanuit zijn expertise en competenties bijdraagt aan de zorg voor elke bewoner. Die maatregelen worden nu allemaal vertaald in een besluit, waaraan ik de laatste hand aan het leggen ben. Ik zal sowieso ook bekijken of we een aantal al genomen maatregelen moeten verlengen.
Daarnaast wordt het ook hoog tijd om actief werk te maken van de uitvoering van het actieplan inzake de zijinstroom en instroom in de zorg- en welzijnssectoren. Ik ga niet alle acties uit het actieplan opsommen. Anders wordt de voorzitter zenuwachtig. Wel wil ik nu al meegeven dat er op 1 juli een rondetafel is gepland waarop alle VIA 6-actoren (Vlaams Intersectoraal Akkoord), dus zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties, zijn uitgenodigd. Ik wil daar geen babbelbox van maken, maar wil proberen afspraken te maken over heel concrete maatregelen om extra mensen in de zorg te doen instromen.
Er zijn budgetten. Men zegt vaak dat er geen geld is in Welzijn, maar er is in het kader van VIA 6 16 miljoen euro geïnjecteerd in het uitbreiden van bestaande opleidingstrajecten. Dat zijn de projecten 3030 en #kiesvoordezorg. Er kunnen meer zijinstromers worden opgeleid tot zorgkundige en verpleegkundige. Ook zijn er de opleidingsprojecten #kiesvoorleefbegeleider en #kiesvoorkinderopvang. Er is dus budget. Er zijn mogelijkheden.
Een tweede actie betreft het structureel instroomkanaal – een geweldig woord – dat we wensen op te zetten. Wat betekent dit? Aan zorgvoorzieningen, zoals in ouderenzorg, kinderopvang, jeugdhulpvoorzieningen, voorzieningen voor personen met een beperking, gezinszorg, wordt toegelaten om geëngageerde personen zonder de juiste kwalificaties aan te werven, waarbij we voor de mensen in kwestie voorzien in financiering via de basisfinanciering en dus in een loon, maar enkel op voorwaarde dat ze ook een opleidingstraject starten voor de functie waarvoor ze aangeworven worden. Iemand wordt bijvoorbeeld aangeworven als leefbegeleider, maar heeft nog niet helemaal de juiste kwalificaties. Dan krijgt die een opleidingstraject bij de start en betalen wij het loon. We willen op die manier de instroom in de sector verzekeren, maar niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief omdat de mensen in de loop van het traject een opleiding volledig volgen.
Het is mijn bedoeling om deze opleidingstrajecten maximaal plaats te laten vinden op de werkvloer met coaching en begeleiding, waardoor de werknemer in opleiding ook maximaal aanwezig kan zijn op de werkvloer. Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan, omdat het vraagt dat er ingezet wordt op verkorte opleidingstrajecten, op modules. We moeten dus ook een souplesse hebben in de manier waarop we de opleiding geven, wat voor het ene profiel al gemakkelijker is dan voor het andere.
Graag wil ik ook een oproep doen. We zijn allen verantwoordelijk om onze zorgsector positief in de kijker te zetten. Beeldvorming is een cruciale factor. Het is een hele mooie taak. Als we de belastingsindexen zien en de reden waarom mensen uitvallen die ingestroomd zijn, dan is het een acute situatie die niet opgelost zal geraken als we geen extra mensen vinden die mee aan de slag kunnen gaan.
Dus, we moeten inzetten op zijinstroom, maar ook op behoud en retentie van wie met veel goesting en passie kiest voor deze sector. Ik heb jullie vorige week gezegd dat ik een vakbondsleider sprak, die mij zei: ‘Instroom? Oké, we moeten daaraan werken, maar mochten we er al in slagen om iedereen die instroomt aan de slag te houden in de sector en de achterdeur dicht te laten, dan zouden we ook al een stukje winst boeken.’ Daar ben ik nog altijd zeer bezorgd over.
De tweede groep vragen gaat over het ontslag, maar ook over de hele toestand met de uitzendkantoren. Ik krijg die signalen ook en deel de bezorgdheid omdat dit mogelijk leidt tot een totale verstoring van de arbeidsmarkt. Projectsourcing kent een zeer afgelijnd wettelijk kader. De werkgever stelt zijn werknemer tewerk om een zeer concreet, afgelijnd project bij een dienstverlener uit te voeren, bijvoorbeeld de introductie van een nieuwe hr-praktijk op de werkvloer. Het betreft dus geen dagelijkse routinetaken in zorgvoorzieningen. De lijn met interimarbeid is vaak zeer dun. Indien het gevoel heerst dat sommige spelers hier onterecht gebruik van maken, dan is het van belang dat u mij de concrete gegevens bezorgt, mevrouw Schryvers. Ik kan die dan doorsturen aan de Vlaamse Sociale Inspectie want het ene kan wel, maar het andere niet. Dat weet u ook.
Interimarbeid wordt steeds meer aangeboden. Zorg via interimmedewerkers inkopen is vaak duurder dan een rechtstreekse aanwerving, maar de grote tekorten nopen ertoe dat sommige zorgvoorzieningen deze keuze dan toch maken. Projectverpleegkundigen en interimarbeid zijn twee totaal verschillende zaken, maar hebben allebei mogelijk een verstorend effect op de arbeidsmarkt. We hebben een vrije arbeidsmarkt, maar het is van belang dat we ons ook vragen stellen bij wat ethisch ondernemerschap is.
Dan kom ik tot de buitenlandse arbeidskrachten. Een van de zaken die als mogelijk onderdeel van een oplossing worden aangehaald om onze tekorten aan te pakken, is het inzetten op economische migratie. Het is niet mijn bedoeling om proactief te ronselen in landen om daar een braindrain te veroorzaken. Toch zien we dat er een hele stroom mensen heel bewust kiest voor een buitenlands traject en dat werkt in twee richtingen: van bij ons naar het buitenland en vanuit het buitenland naar Vlaanderen.
Collega Van den Bossche, u focust op de residentiële jeugdhulpvoorzieningen. Ik erken absoluut dat er een tekort is. Het voorbeeld dat u gaf, is mij ook al ter ore gekomen. Zeker de residentiële voorzieningen werken in shifts, hebben nacht- en weekenddiensten. Dat is een heel bijzondere uitdaging, ook voor je work-lifebalance. Maar dan werk je natuurlijk in een voorziening waar jongeren het ook zo nodig hebben dat mensen er zijn. Het is echt een heel precaire situatie. We zien bijvoorbeeld dat begeleiders in leefgroepen op termijn vaak een functie als contextbegeleider opnemen, omdat ze daar betere uurroosters hebben. Dat zijn dus ook mensen die in de sector zitten die op een andere manier willen werken.
Situaties waarbij een normale werking niet gecontinueerd kan worden, zijn uiteraard zeer negatief, vandaar dat Opgroeien op dit ogenblik een kader uitwerkt om daar op heel korte termijn ook over in gesprek te gaan met de koepels. Dat is ook iets wat ik op 1 juli niet volledig kan behandelen. We moeten daar een speciaal traject voor volgen, omdat dat verder gaat dan louter extra handen. Het gaat ook over de omstandigheden waarin mensen werken en het werk dat ze moeten doen.
Ik weet dat de organisaties al het nodige doen en alles wat ze kunnen om voldoende competente medewerkers te vinden en in te zetten. Er moeten ook minimale kwaliteitsvereisten gegarandeerd blijven, zeker daar. Het is echt een zoektocht naar manieren om een antwoord te bieden op de acute noden die er zijn.
De regels kent u uiteraard. Dat de voorziening zelf verantwoordelijk blijft voor de kwaliteit van het personeel en zo, daar zal ik u nu – tenzij u dat zou vragen – niet nog eens alle uitleg over geven. Maar ik erken absoluut de problemen.
Hoe komt het dat de sector een lage aantrekkingskracht heeft? Een van de zaken is wat mij betreft de work-lifebalance. Dat heeft een impact op een aantal profielen, onder meer leefgroepbegeleiders die in shifts werken en die ook ’s nachts en tijdens weekends werken. Daarnaast zien we dat de functie van begeleider in een leefgroep waar kinderen en jongeren met complexe problemen samenwonen, niet evident is. Het is een heel veeleisende functie, die de heer Van der Helm niet voor niets de moeilijkste job ter wereld noemt. Ik kan mij daar echt wel iets bij voorstellen. Ze moeten tegelijk werken aan welbevinden en opvoeding, ze moeten ook zorgen voor praktische samenlevingsafspraken, omgaan met jongeren die uit totaal verschillende contexten komen en bovendien worden ze, zoals we hebben kunnen lezen, ook geregeld geconfronteerd met heel uitdagend en soms agressief gedrag, wat ook weer tot uitval kan leiden. Er is dus heel veel druk. Ik besef dat zeer goed.
Een mogelijk bijkomend element zijn de recente uitbreidingswerven. We hebben een gebiedsdekkend aanbod gerealiseerd: één gezin - één plan. Dat ging gepaard met een uitbreiding van personeel van ongeveer 370 voltijdsequivalenten. Er is ook de uitvoering van het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) in de residentiële sector, die ook voor 165 mensen staat. Dat betekent dat er ook verschuivingen kunnen gebeuren van mensen van plaats A naar plaats B naar plaats C. Dat zijn keuzes die soms ook gemaakt worden.
1 juli is voor mij een belangrijk moment. Ik erken dat er inspanningen zijn geleverd om de functie van begeleider aantrekkelijker te maken. Er is ook voorzien in extra loon. Maar in het akkoord zitten ook een aantal andere aandachtspunten: de bevordering van een positief leef- en werkklimaat, met inbegrip van een agressiebeleid, regionale samenwerking, zorg op maat, maar ook werkbaar werk. De grote krapte op de arbeidsmarkt plus de toch zeer uitdagende positie waar de mensen zich in bevinden, leiden er wat mij betreft toe dat er inderdaad een lagere aantrekkingskracht is. Het is dus hoog tijd om daarover ook nog eens rond de tafel te zitten met de sector. Maar ik ga dat op een ander moment doen, voor 1 juli als het kan.
De heer De Reuse heeft het woord.
Tussen het indienen van mijn vraag en vandaag, is er al meer dan een maand verlopen. Verschillende zaken die u aanhaalt, hebben we ondertussen via de pers kunnen vernemen, waar u uw beleid kenbaar maakte, onder andere over het besluit waaraan u de laatste hand legt. We kijken ongetwijfeld allemaal vol spanning uit naar het resultaat van de rondetafel. Laat ons hopen dat daar vruchtbare zaken worden beslist.
Ik heb nog twee vragen. Op korte termijn is een van de acties die u niet hebt vermeld de aanwerving van jobstudenten. Dat is nochtans voor heel wat jongeren die momenteel nog op zoek zijn naar een job in de vakantie een heel goed project. U zult daardoor de sector kenbaar maken bij onze jongeren. Daar zullen ze kunnen proeven van wat de sector te bieden heeft en misschien ‘goesting’ krijgen om later naar de sector te gaan voor tewerkstelling.
Uw project loopt tot 30 september 2022. Mijn vraag is of u een tussentijdse evaluatie zult doen om te kijken of u dit na 30 september 2022 direct zou kunnen verlengen. Wat studentenarbeid betreft, is er de laatste jaren heel wat gebeurd. Je kunt dit nu over een heel jaar spreiden en er zijn ook meer dagen dat er mag worden gewerkt, in vergelijking met mijn ‘jonge tijd’. Dat is één.
Mijn tweede punt sluit aan op de vraag van collega Van den Bossche wat betreft de uitstroom. Ik heb aan uw voorganger, minister Beke, de vraag gesteld hoe die uitstroom wordt gemonitord. Hoeveel zorgpersoneel gaat er weg? Wat is het profiel van die mensen? Hun anciënniteit? Wat is hun functieprofiel? Hoe verloopt het met de zijinstromers die de sector verlaten? Om welke reden doen ze dat? Dat lijkt me heel belangrijk. We grijpen hier altijd terug naar studies van externe partners, maar zelf hebben we niks gedaan, want minister Beke antwoordde dat het wel heel interessant zou zijn, als we die gegevens zouden hebben, maar die hebben we niet. Het zou zeker nuttig zijn voor enerzijds de promotie van het zorgberoep, maar anderzijds zou het ook wel heel interessant zijn dat we die gegevens hebben om mensen binnen de zorg te houden.
Zult u een traject opzetten om de mensen die de zorg verlaten actief te vragen naar de redenen waarom ze weggaan? Zo kunnen we daaraan remediëren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank, minister, voor uw antwoord. We hebben onvoorstelbaar veel supergeëngageerde mensen die werken in de zorgsector en in de verschillende facetten in de zorgsector. Er is natuurlijk een enorm grote verscheidenheid. We hebben er nog heel veel bijkomend nodig en we weten dat, door de tekorten, door de druk op de mensen die er werken die alsmaar vergroot. We moeten zorgen dat we niet in een spiraal geraken, zoals u het ook hebt gezegd. We zullen creatief moeten denken en blijven denken aan mogelijke oplossingen. Er is niet een zaligmakende remedie. Als die er was, dan zou ze natuurlijk al heel lang zijn uitgeprobeerd.
Het is goed dat u die rondetafel op 1 juli 2022 hebt bijeengeroepen en dat u ook al een aantal andere maatregelen hebt aangekondigd. Ik denk aan de jobstudenten om jongeren warm te maken voor de zorgsector. We zullen heel creatief moeten zijn. Ik doe een oproep voor positieve creativiteit. Ik heb vanuit de sector ook al vragen gekregen over omgaan met verlofstelsels. Dan bedoel ik niet om verlofstelsels in te perken voor de mensen, helemaal niet, maar wel om ze misschien iets flexibeler te maken zodat mensen eventjes een stapje terug kunnen zetten en misschien kort eventjes meer kunnen komen werken dan ze eigenlijk volgens hun verlofstelsel kunnen. We moeten, denk ik, een aantal oplossingen mee helpen zoeken. Dat is positieve creativiteit en dat is iets anders dan de andere creativiteit die sommige interimkantoren misschien wel toepassen.
U zegt, minister, dat we concrete voorvallen moeten aanhalen. Ik heb dat gelezen in de pers, en dat hebt u ook gedaan. Dat leid ik af uit uw antwoord. Het is aan ons om dat samen in de gaten te houden. Als er effectief signalen zijn, moeten we zorgen dat er iets aan wordt gedaan, in de mate dat het mogelijk is. Want het is natuurlijk niet de bedoeling dat onze zorgvoorzieningen nog meer onder druk komen te staan omdat ze moeten gaan werken met interimkantoren in plaats van met vaste arbeidskrachten, gelet op de grote nood.
Er is nog een bijkomende zaak, minister. U hebt het ook gezegd: we moeten werken aan de beeldvorming van de sector. Ik heb dat, hier en in de plenaire vergadering, in het verleden al meermaals gezegd. Eigenlijk is het aan ieder van ons om zorgambassadeur te zijn. Ieder van ons moet dat telkens weer kunnen benadrukken. De voorbije periode was er vaak sprake, minister, van een grotere beeldvormingscampagne. Op welke manier wordt daar werk van gemaakt?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Er zijn veel verschillende facetten aan deze vragen. Ik denk natuurlijk sowieso aan minimale kwaliteitsvereisten voor mensen die er werken. Maar vaak hebben mensen wel een zeker talent om te zorgen maar niet de juiste achtergrond. Ik denk dat we, ook in het algemeen, veel flexibeler systemen zullen moeten vinden om mensen toe te laten zich te bekwamen in een job waarvoor ze wel degelijk getalenteerd zijn terwijl ze die job uitoefenen. Dat geldt in de volledige zorgsector, niet alleen in de jeugdhulp. Ik denk dat we daar veel meer naartoe moeten evolueren.
Ik vind uw rondetafel een goed initiatief. U noemt een aantal dingen die nog geconcretiseerd moeten worden. Ik heb liever weinig maatregelen die zeer concreet en voelbaar zijn dan een grote hoeveelheid intenties en vrome wensen, want daar hebben we niets aan. Al zijn het dus maar kleine stappen vooruit, zolang ze concreet zijn, hebt u ons helemaal mee.
Dan wil ik het nog even hebben over de mensen die de job verlaten. Wellicht kunnen we beter aan hen vragen wat daarbij meegespeeld heeft, bijvoorbeeld via een diepte-interview. Een van de zaken die ik vaak hoor – zonder te pretenderen dat dat dé reden is – is dat de manier waarop de toegangspoort in de jeugdhulpregie nu werkt, zeer veel mensen terneerdrukt, omdat het vaak in de weg staat van een oplossing op maat voor de kinderen voor wie ze zorgen en met wie ze ook een band hebben gekregen. Ik hoop dus dat we ook naar die zaken kunnen kijken, want ik hoor wel vaak dat het dat is wat mensen terneerdrukt, en ik denk niet dat het de bedoeling is van een overheid om procedures te maken die dat doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het tekort aan handen – en ook aan harten en hoofden – in de zorg ons inderdaad moet bezighouden. Het is eigenlijk van dezelfde grootteorde als het lerarentekort. Ik ben blij dat ik de mensen van Vooruit hier hoor zeggen dat concrete maatregelen belangrijker zijn dan een grote aankondiging van maatregelen. Collega Van den Bossche, ik stel voor dat u dan even met uw fractieleider spreekt, die voor onderwijs net het tegenovergestelde zegt. Dus ik ben blij dat u hier die realistische insteek geeft om met gerichte, concrete maatregelen stappen vooruit te zetten. De minister heeft er hier een aantal naar voren gebracht waar wij als fractie achter kunnen staan.
Er is wel nog de moeilijkheid in Welzijn, die we gelukkig niet hebben in Onderwijs, dat er op federaal niveau voorstellen kunnen worden gelanceerd die ons weer in de miserie brengen, zoals premies, diplomaverloningen en zaken die losstaan van het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC), wat vorige week in de federale commissie aan bod is geweest. Ik heb gezien dat de collega’s van cd&v en Open Vld daar niet zijn tussengekomen op het voorstel van Frank Vandenbroucke. Ik wil toch een oproep doen, collega’s, om samen aan hetzelfde zeel te trekken, niet alleen inzake het lerarentekort maar ook het tekort in de zorg. Ik denk dat zulke cavaliers seuls op federaal niveau geen cadeau zijn voor u, minister. Dat wilde ik hier toch nog eens met zoveel woorden aanbrengen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk dat dit een heel belangrijk en ook breed thema is. Daarom komen er drie parlementsleden van de N-VA tussen.
Een paar weken geleden heb ik een actuele vraag gesteld aan minister Somers en aan minister Beke over het dreigende tekort aan maatschappelijk werkers. Wat ik toen ook heb aangehaald, is het klimaat waarin hulpverleners moeten werken, vaak een klimaat van agressie. We weten dat een job in de jeugdhulp sowieso heel moeilijk en zwaar is, onder andere door de shiften. Maar daar komt ook agressie bij. Ik zeg niet dat dat de belangrijkste oorzaak is, maar toch een van de oorzaken voor de uitstroom en het personeelstekort in die sector.
In de vorige legislatuur is er 20 miljoen euro voorzien om die jeugdzorg agressieproof te maken, wat heel goed is en ook heel nodig was. Ik denk dat we ook op de goede weg zijn. Maar ik hoor soms signalen vanuit het werkveld dat de strijd nog niet gestreden is en dat er nog steeds agressie is. Ik weet dat sommige collega’s hier dat probleem van agressie in de jeugdhulp wat relativeren. Ik kom zelf uit het werkveld en ik kan bevestigen dat er wel degelijk agressie is. Ik hoor dat ook van mijn ex-collega’s. Het is dus zeker een pertinent probleem. Minister, denkt u dat het belangrijk en nodig is om die agressie nog beter en nog meer te monitoren en om daar waar nodig bij te sturen?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Onlangs had ik een schriftelijke vraag gesteld over de openstaande vacatures voor personen met een beperking. Er werd niet heel veel gemonitord en er was dus weinig zicht op welke vacatures er openstaan. Is dat in een voorziening? Is dat in een multifunctioneel centrum? Is dat voor een persoonlijk assistent? Op zich is dat wel belangrijk.
Minister, er worden heel wat budgetten gegeven aan mensen met een beperking, vooral uit prioriteitengroep 1. Als mensen een budget krijgen, is het belangrijk dat er ook zorg komt. Het is dus wel belangrijk om ook daar een tandje bij te steken zodat we niet het probleem krijgen van mensen die een budget hebben, maar geen zorg vinden. Ik hoor geregeld dat het heel moeilijk is, zeker als we werken met persoonlijke assistenten, om het juiste personeel te vinden. Daarom wil ik dit toch nog even onder de aandacht brengen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, meer handen aan het bed is een thema dat hier heel frequent aan bod komt. Ik wil u ook vertellen dat wij hier al twee dagen hoorzittingen hebben gehouden naar aanleiding van conceptnota's die door de collega's van de meerderheid waren ingediend. Ik vond dat ongelooflijk boeiende hoorzittingen waarin mensen uit de sector heel wat problemen naar voren hebben gebracht waaraan gewerkt moet worden. Ook wij als commissie hebben werk en ik wil dan ook de hand reiken naar de collega's van de meerderheid om aan de slag te gaan met het huiswerk dat we hebben gekregen van de sprekers en ook uit respect voor de tijd die ze erin hebben gestopt. Ik heb heel wat zaken genoteerd. Ik vind dat we als commissie zelf ook met voorstellen kunnen komen.
Minister, vorige week had u een interview met De Standaard over uw kijk op zorg en enkele personen uit de sector hebben daarop gereageerd. Ik vind het interessant om – maar ik moet de agenda van de meerderheid niet bepalen – de hoorzittingen die we hebben gehad daaraan te koppelen. Op die manier hebben we een mooi pakket en kunnen we samen aan voorstellen werken. Het is een voorstel dat ik misschien ook tijdens de regeling van de werkzaamheden moet poneren.
Ik heb u daar vorige week ook over bevraagd en de heer Daniëls heeft toen gezegd dat als er nu opeens federale premies komen er een uitstroom naar de ziekenhuizen zal zijn en er in woonzorgcentra opnieuw grotere problemen zullen komen. Hoever staat u met eventuele onderhandelingen met de federale collega, met Vlaamse werkgevers- en werknemersorganisaties over die premie?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik wil specifiek focussen op het probleem in de kinderopvang. Er zijn al een paar collega's geweest die de problematiek hebben aangehaald van de interiminvallers, van vrijwilligers en van het inspringen. De vraag is of dit in de kinderopvang wel zo wenselijk is. Als je daar met invallers werkt, dan zorg je er ook voor dat die kinderen geen vaste verzorgers en begeleiders hebben, wat juist ontzettend belangrijk is voor de hechting.
Bovendien geven mensen aan dat de opleidingen via centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) enorm verschillen. Doordat er zoveel verschillende zijn, zijn de CVO’s aan het concurreren en is er een nivellering naar beneden bezig van de opleiding. Daar maken werkgevers zich echt zorgen over want het betekent dat mensen mogelijk een kat in een zak kopen wat de opleiding betreft.
Wat de zijinstroom betreft, hameren ze er echt allemaal op – de kinderbegeleiders maar ook de werkgevers en de vakbonden – om dit alleen boventallig te doen. Mijn basisvraag is dus of u – en dat is misschien contra-intuïtief – ervoor zult zorgen dat die opleiding wordt opgewaardeerd en dat er meer opleiding is omdat we dan merken dat er minder gebrek is. Op dezelfde manier stromen mensen ook richting verpleegkunde als ze meer willen doen, wat eigenlijk niet klopt. We zitten daar met een watervalsysteem binnen de zorg. Hoe zult u dat aanpakken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
U hebt aangekondigd dat u meer werk wilt maken van logistiek ondersteunende functies en dat is volgens mij een heel goede zaak. Dat is ook naar boven gekomen tijdens de hoorzittingen omtrent de conceptnota's.
We bieden mensen de kans voor training on the job. Er moet aandacht zijn voor elders verworven competenties en mensen moeten de kans krijgen om verder te studeren voor zorgkundige-verpleegkundige. Als we mensen die kansen geven, moeten we er ook voor zorgen dat de opleiding kwalitatief is. Dat moeten we voor ogen houden. Daar treed ik mevrouw Groothedde deels bij. Mensen in de kinderopvang hebben gezegd dat ze met te weinig zijn, maar ze halen ook aan dat de opleidingen voldoende kwalitatief moeten zijn. Omdat er een acuut probleem is, moeten we niet zomaar iedereen aanwerven. De kwaliteit moet vooropstaan.
Er zijn heel wat mensen uitgestroomd uit de zorgsector, die wel het diploma hebben van bijvoorbeeld verpleegkundige maar elders zijn gaan werken. Via de positieve beeldvorming kunnen we sommigen misschien terughalen naar de zorgsector. Daar is meer flexibilisering, de work-lifebalance, een belangrijk onderdeel in. We weten allemaal dat de werkdruk gigantisch hoog is. We moeten mensen dus opnieuw goesting geven in hun job.
Andere zaken die ook aangehaald zijn tijdens de hoorzittingen waren de zelfstandige verpleegkundigen, inzetten op studenten met een diploma Verpleegkunde, maar ook flexijobs die een meerwaarde kunnen hebben. U zult een rondetafel organiseren. Ik veronderstel dat die zaken daar ook op tafel zullen komen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. We hadden inderdaad drie vragen. De kinderopvang zat er niet helemaal in, maar die is er uiteindelijk bij gekomen. Ik had het gras vooraf echter al voor de voeten weggemaaid door te zeggen dat we in dezen bij uitbreiding over de tekorten in de hele sector spreken.
Ik start bij de vraagstellers. Collega De Reuse, ik had de jobstudenten inderdaad niet vernoemd omdat ze hier ook al eens aan bod waren gekomen, dacht ik. Ik had er in elk geval zelf over gecommuniceerd en wilde ook niet het hele pakket opnieuw vermelden. Bedankt dus om dat te melden. Na afloop, dus eind september, zullen we zien hoeveel er tewerkgesteld zijn. Als er nog budgetten zijn, dan kunnen we dat ook wat verlengen, maar ik zal dat dus pas begin september kunnen doen. Het is een project waarvoor eenmalig budgetten zijn uitgetrokken. Dat weet u. Het is mijn bedoeling om dat geld op te gebruiken. Als we kunnen verlengen, dan zal ik dat dus zeker doen.
Ik heb gezien dat er in het plan inzake VIA 6 zelf daadwerkelijk is voorzien in initiatieven voor het monitoren van de uitstroom. Daar zit budget in, plus het bevragen van vertrekkers. Mij lijkt dit bij uitstek een opdracht voor onze zorgambassadeur. U weet dat we een nieuwe zorgambassadeur hebben. Ik zal dat ook met haar bespreken, maar het is wel van belang dat we in dezen ook de vakorganisaties mee hebben. Ik weet niet van elke voorziening welke mensen op welke dag zijn uitgestroomd. We zullen dus partners nodig hebben om te bekijken wat we moeten vragen aan die mensen. Mensen werken mee op vrijwillige basis. Ze kunnen niet worden verplicht om dat te zeggen. Het lijkt me echter zeer interessant om dat te weten, en dat hoeft het andere, de positieve beeldvorming van de sector, natuurlijk niet in de weg te staan. Inzicht krijgen in waarom mensen afhaken, lijkt me wel nuttig. Collega De Reuse, het is dus niet zo dat minister Beke daar niks mee heeft gedaan. Dat is vervat in VIA 6, en voor mij is dat iets wat nu in de praktijk kan worden uitgerold door onze zorgambassadeur.
De rondetafel van 1 juli is een rondetafel met vakbonden en werkgevers. We willen daar sowieso heel concrete extra maatregelen nemen, maar ik wil ook wel eens een aantal fundamentele discussies voeren. Ik heb die discussies hier ook gehoord, tussen jullie. Aan de ene kant is er een heel sterk pleidooi om elders of eerder verworven competenties (EVC’s) of opgedane ervaringen te erkennen. Vanuit mijn prepolitieke periode ben ik een zeer groot pleitbezorger wat dat betreft: mensen kunnen in hun leven ervaringen opdoen en heel goed worden in bepaalde dingen. Ik vind dat we daar als Vlaamse overheid echt nog niet ver genoeg in staan. Ik heb samen met collega Muyters een EVC-decreet gemaakt. We zijn nu mondjesmaat aan het erkennen, maar ik vind het erg belangrijk om die mogelijkheid te bieden aan mensen die ervaring niet in eerste instantie hebben opgedaan via het onderwijs dat ze hebben genoten. We moeten die ervaring laten erkennen. Dat is op dit ogenblik nog vrij complex. We onderzoeken hoe we dat moeten doen. Voor mij is het erkennen van EVC’s echter echt ook een volwaardige extra weg om instroom in de sector te krijgen. Als jullie dan opwerpen dat de kwaliteit gewaarborgd moet zijn, dan ben ik het daar óók mee eens. Dat is absoluut zo, maar op een bepaald moment moeten we wel de stap durven te zetten om te beslissen dat zo veel jaar ervaring op een bepaald vlak een competentie is, zodat men een bepaald stukje van de module in de opleiding niet hoeft te volgen. Anders moet je die EVC’s natuurlijk niet gaan erkennen. Die moeten wel een waarde krijgen in het geheel. Ik wil daar ook wel helderheid over. Ik heb soms het gevoel dat men zich afvraagt of die EVC’s wel van hetzelfde niveau zijn. Het moet gelijkwaardig zijn, maar men moet wel de sprong durven te wagen om zo’n EVC te erkennen. Ik wil dus dat we de komende jaren sprongen voorwaarts maken wat dat instroomkanaal via EVC’s betreft.
Omgekeerd is het voor mij ook van belang dat we gebruikmaken van de nieuwe mogelijkheden als het gaat over het aantrekken van profielen: logistiek assistenten, jobstudenten ... Voor sommige taken is het niet nodig om een verpleegkundige aan te werven. Ik heb mijn mensen dus gevraagd eens te bekijken wat het aanwervingsbeleid is in ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen, of het klopt dat er in ziekenhuizen nog disproportioneel veel verplegers worden aangeworven voor taken die ook door anderen kunnen worden gedaan. Ik weet niet of dat zo is. Ik zou graag hebben dat de sector zich daar ook eens over buigt en bekijkt hoe ervoor kan worden gezorgd dat alle mogelijke profielen ook overal hun weg vinden naar de taken die ze kunnen uitoefenen.
Ik hoor hier ook een aantal opmerkingen over de opleidingen zelf, van collega Saeys onder andere. Ik ga er absoluut mee akkoord dat de opleidingen kwalitatief moeten zijn. Het is wel zo, zeker als het gaat over opleidingen aan hogescholen en ook aan CVO’s, dat we een stuk invulling laten aan de opleidingsinstelling. Het is niet zoals in het secundair onderwijs dat je werkt met eindtermen, maar je hebt wel doelen die natuurlijk behaald moeten worden. Als jullie zorgen hebben dat bepaalde opleidingen niet kwalitatief genoeg zouden zijn, bezorg ze mij. Ik zal ze zeker ook overmaken aan de bevoegde minister.
Wat ik niet wens, is dat er een ‘race to the bottom’ is, dat er zodanig veel plaatsen zijn waar je een opleiding kunt krijgen dat je in een spiraal naar beneden zit van ‘we gaan het daar doen of daar doen en daar doen en dan wordt het gemakkelijker’. Ik vind wel dat we de lat moeten leggen, maar je moet wel – en zo kom ik bij collega Van den Bossche – de mogelijkheden voorzien voor mensen om over die lat te springen en zorgen dat het haalbaar gemaakt wordt.
Een van uw opmerkingen, collega Van den Bossche, ging over de drempels die er zijn en ook de werking zelf van de integrale jeugdhulp. Ik heb daarover ook al een aantal signalen gekregen. Ik vind dat we ook moeten durven kijken naar de manier waarop bepaalde processen georganiseerd zijn. Soms zijn ze gewoon minder efficiënt en dragen ze bij tot een zekere frustratie, zowel bij de medewerkers als bij de gezinnen en de professionals. Maar ik heb begrepen dat hiervoor een stukje traject loopt in Vroeg en nabij en dat daar vanuit de werkgroepen suggesties zullen komen. Ik hoop dat dat zo is. Mocht dat niet zo zijn, laat het mij – u bent vraagsteller, u hebt straks het laatste woord – zeker ook weten, als u denkt dat dat niet voldoende is. Maar ik ben absoluut bereid om naar die processen te kijken.
Agressie is een thema dat al lang leeft en waarover door jullie ook opmerkingen gemaakt worden. Alle voorzieningen voor minderjarigen hebben de kans gekregen om de infrastructuur aan te passen. Daar is ook een budget voor voorzien. Maar we zien dat dit er natuurlijk niet toe leidt dat alle agressie verdwenen is, dat begrijp ik ook. Ik wilde trouwens absoluut niet relativeren. Het is niet enkel nodig om ze te monitoren, het is ook nodig om er iets aan te doen. Daar heb je dus de VIPA-subsidies (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden), maar ook een aantal projecten rond preventie die vandaag nog lopen, ook projecten rond een positief leefklimaat vanuit VIA 5 en vanuit VIA 6.
Ik denk dat collega Van den Bossche en collega Verheyen het ook hadden over de observatie in het veld, dat factoren die bijdragen tot agressie ook voor een stukje door het systeem veroorzaakt worden waarin jongeren terechtkomen. Het is ook belangrijk dat we daarrond voldoende werken door onze residenties zeer sterk gezinsondersteunend te gaan positioneren. Zo kom ik weer bij de gezinshuizen waarover ik in de vorige vraag al een woordje gezegd heb.
Collega van der Vloet, ik had het al gezegd: 1 juli is voor mij een belangrijk moment omdat ik de invulling wil zien van ons sociaal akkoord. De sector van personen met een beperking is daar ook bij. Wat bijvoorbeeld de persoonlijke assistentie betreft, zetten we ook in op projecten om dat meer in de kijker te zetten. Er is het Magenta-project, u kent dat. We bekijken ook de mogelijkheden om mensen aan te trekken die nu niet beschikken over het juiste diploma – we zijn er weer – maar wel de handen uit de mouwen willen steken en daar ook zin in hebben.
Collega Groothedde is weer vertrokken, het is dus een beetje moeilijk om … (Opmerkingen)
Ja, maar als ik een vraag krijg, verwacht ik wel dat mensen dan ook blijven om naar mijn antwoord te luisteren. Dat is ook de logica zelve, denk ik. Ze heeft mij vorige week ook die vraag gesteld. Ik vind het een beetje lastig. We stellen langs de ene kant vast dat er heel veel tekorten zijn. Je moet ook wel creatief zijn om mensen toe te laten om in de sector te komen werken en om in de job een stuk bij te leren. Ik ben daar zelf een hevige fan van, zonder dat je kwaliteitsvereisten laat schieten. Zonder extra handen zal het ook niet lukken. Ik denk dat veel mensen die bereid zijn om de sprong te maken naar de sector, effectief bereid zijn om bij te leren en dat op een goede manier te doen. Ik heb trouwens mijn oor te luisteren gelegd bij een aantal kinderopvanginitiatieven die mensen hebben aangeworven en die daar on the job leren. Die zijn heel blij dat ze zulke mensen hebben. Ik erken dus de opmerking als het gaat over ‘er moet voldoende kwaliteit zijn’, ik ben het er zeker mee eens, maar dat hoeft niet haaks te staan op flexibiliteit en op het zoeken van creatieve pistes.
Collega Saeys, het is voor mij van belang om een negatieve vicieuze cirkel te doorbreken. We hebben meer middelen voor meer personeel per bewoner in elk woonzorgcentrum. Dat is ook een manier om de werkdruk te verlichten en om het werk een beetje aantrekkelijker te maken.
Ik zie dat we in alle sectoren individuele maatregelen aan het nemen zijn, maar ik mis wel het globale beeld van hoe we nu schwung in die sector kunnen krijgen. Het zijn veel kleine maatregelen. Het is in die zin inderdaad misschien een beetje anders dan onderwijs. Veel kleine en heel concrete maatregelen, ik vind dat een goede zaak en zelfs belangrijk, ook om het te kunnen begrijpen. Maar er zal misschien wel een globale wervende campagne nodig zijn die het geheel in beeld brengt, ook voor mensen die de sector nog niet zo goed kennen.
Collega Daniëls, u had het nog over de vraag van vorige week, over de premie voor de gespecialiseerde verpleegkundigen. Collega De Martelaer vroeg waar we stonden. Ik heb gezegd dat we nu eerst in beeld gaan brengen wat de impact op onze sectoren is. Dat moeten we met de sector zelf bekijken. En ook met de werkgevers en de vakbonden moet ik daarover spreken. Want au fond staat die maatregel haaks op de IFIC-filosofie. Ik ga dus hetzelfde zeggen als vorige week: ik ben niet van plan om zomaar te zeggen dat we hetzelfde gaan doen en heel de IFIC-redenering gaan doorbreken. Ik wil eerst zien hoe groot de impact van die maatregel is op de sector tout court. Dat is ook belangrijk.
Collega Schryvers, mijn mensen melden dat er op 13 oktober een congres is over de toekomst van de woonzorg. Er is een ‘save the date’ vertrokken naar alle sectoren. Ik mag daar blijkbaar ook spreken. Dat is meteen ook de start voor de branding en het intakeplatform.
Ik weet niet of ik alles beantwoord heb, maar het is wel heel veel. Dat is voor mij ook een nieuwe ervaring. Bij elke vraag wordt teruggegrepen naar vragen van de vorige keer. En dan gaan we uiteindelijk bij elke vraag de hele welzijnssector bespreken.
Maar voor mij is dit dé uitdaging waar we voor staan: mensen vinden, goede mensen vinden, kwalitatieve mensen vinden, die niet alleen instappen, maar ook in de sector blijven. Want, en dat is nog niet gezegd, we staan ook voor een enorme vergrijzingsgolf. Er gaan heel veel mensen met pensioen de komende jaren, die heel veel ervaring opgedaan hebben en die ook vervangen zullen moeten worden door mensen die het minstens even goed doen.
De heer De Reuse heeft het woord.
We stellen vast dat de vraag naar de tekorten in de zorg inderdaad zeer breed uitgetrokken is in de tweede ronde, met heel wat terechte bekommernissen. En er is inderdaad zeker en vast een slechte evolutie op federaal vlak om opnieuw zonder overleg met de deelstaten op twee sporen te willen werken. Dat is sowieso een slecht idee. We zijn er ons allemaal van bewust dat het een blijvend werkpunt en aandachtspunt zal zijn.
We kunnen grossieren uit de ideeën die ons zijn aangereikt in de hoorzittingen. Ik denk dat het het beste is, minister, om die allemaal in een allesomvattend actieplan te gieten, ‘Werk in de zorg’, waarmee we dan effectief de markt op kunnen gaan.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is een heel grote uitdaging die op ons afkomt en die er nu ook al is, om voldoende mensen te vinden om al die zorg die nodig is, ook effectief te kunnen bieden. Het is goed dat we er hier over spreken. Dat zal ook de volgende periode nog gebeuren. Ik voel op alle terreinen dat de minister daar met heel veel engagement haar schouders onder zet, en dat is goed.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Wat de concrete aanbevelingen betreft met betrekking tot procedures die soms veeleer in de weg zitten dan helpend zijn, is de feedback die ik vanuit de lerende netwerken krijg onder andere dat het toch niet op dat niveau van concrete belemmeringen komt. Ik denk dus dat het interessant kan zijn om eens een aantal mensen uit de sector zelf samen te zetten met u, en gewoon te vragen waar zij op stuiten in de procedures. Ik weet zeker dat ze bereid zijn om dat eens te doen, omdat het gaat om mensen met een groot hart voor die sector, mensen die er soms al heel lang werken, maar die nu ook overwegen om te stoppen, omdat ze er niet meer door raken. Dat kan niet de bedoeling zijn. En ik weet ook zeker dat dat uw bedoeling niet is.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.