Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Uit een rondvraag van de app Teacher Tapp van de Arteveldehogeschool blijkt dat heel wat leerkrachten met verbale agressie door ouders te maken krijgen. De app stelt elke dag drie meerkeuzevragen aan leerkrachten. Een van de vragen was hoeveel keer leerkrachten dit schooljaar al geconfronteerd zijn met verbale agressie vanwege ouders. Uit de antwoorden van 1336 leerkrachten blijkt dat maar liefst 42 procent minstens eenmaal verbaal agressief benaderd werd door ouders. 20 procent van de leerkracht werd zelfs meerdere keren slachtoffer. Of er sprake is van een evolutie, is nog niet duidelijk.
In het verleden stelde ik al wat schriftelijke vragen over de agressieproblematiek in het onderwijs. Die cijfers schetsen een beeld van hoeveel leerkrachten een letsel opliepen door fysieke agressie. Hoewel die cijfers vorig jaar nog licht daalden, wellicht door de coronacrisis, zien we in de voorbije jaren wel een stijgende trend. Ook fysieke agressie door ouders wordt bijgehouden.
Het probleem is ongetwijfeld groter dan deze cijfers, want ze geven enkel arbeidsongevallen door agressie aan met een mogelijk aansprakelijke derde. De kleinere gevallen van fysieke of verbale agressie worden niet bijgehouden. Geweld tegen leerkrachten, in welke vorm ook, is hoe dan ook onaanvaardbaar.
Ik heb daarom de volgende vragen voor u, minister. Kunt u nog bijkomend actie ondernemen om de toenemende fysieke en verbale agressie tegen leerkrachten tegen te gaan? Welke initiatieven nam u al om scholen te stimuleren om hun beleid op het vlak van agressie te verbeteren?
In het verleden pleitte collega Vera Celis voor een onafhankelijk en neutraal meldpunt waar leerkrachten op een laagdrempelige manier terecht kunnen. Is dat een piste die u beleidsmatig overweegt?
Biedt de huidige lerarenopleiding voldoende training om met dergelijke situaties om te gaan?
Scholen zijn verplicht om alle gevallen van agressie te registreren. In welke mate worden die dossiers ook opgevolgd?
Minister Weyts heeft het woord.
De toenemende agressie is natuurlijk geen problematiek van louter en alleen het onderwijs, maar in heel onze samenleving. Iedereen die in contact komt met andere personen tijdens de uitoefening van zijn of haar beroep, loopt jammer genoeg het risico op agressie, en steeds meer.
Ik wil dat natuurlijk niet minimaliseren. Elk geval van agressie is er een te veel. Dat hoort nergens thuis, dus ook en misschien zelfs zeker niet binnen de schoolmuren. Iedereen moet ter zake natuurlijk zijn verantwoordelijkheden opnemen en er mee voor zorgen dat we agressie nooit tolereren. En het mag anderzijds duidelijk zijn dat onderwijs alleen het fenomeen van toenemende agressie niet zal kunnen oplossen.
Om werkbaar werk in onderwijs te bevorderen en onderwijsinstellingen te ondersteunen in hun beleidsmatige aanpak van psychosociale risico’s, waaronder werkstress, burn-out en ongewenst gedrag, is de werkgroep psychosociale risico’s in onderwijs opgericht. Daarin werkt mijn administratie zeer constructief samen met de vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers, de vakorganisaties en de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO).
Belangrijk is dat onderwijsinstellingen vermijden dat problemen escaleren. Ik moedig ze daarom aan om problemen zo snel mogelijk en constructief op te lossen door te overleggen en te bemiddelen. We hebben daarom ook de figuur van de vertrouwenspersoon, die in zijn rol als bemiddelaar en vanuit zijn vereiste vaardigheden om actief te luisteren en doeltreffend te communiceren, ook net dient om problemen op het vlak van psychosociale risico’s te voorkomen. Daarom organiseer ik dit en volgend schooljaar nieuwe opleidingen voor vertrouwenspersonen. We organiseren ook supervisies voor vertrouwenspersonen die al opgeleid zijn. Daarmee willen we ervaren vertrouwenspersonen ook de kans geven om hun gespreksvaardigheden en luistertechnieken verder te ontwikkelen en hun ervaringen te delen met andere vertrouwenspersonen.
Er werden voor leden van schoolteams samen met de FOD WASO opleidingen agressiepreventie georganiseerd. In die opleidingen werden scholen op weg gezet om zowel een preventief als een curatief beleid uit te bouwen. Naast grondige kennis van het fenomeen werden in die cursus een aantal actuele, praktisch bruikbare kaders aangeboden, waarop scholen hun agressiebeleid kunnen enten. Er is ook ruimte voorzien voor interactie, groepswerk, vragen en besprekingen van eigen casussen van de school.
Wat de registratie van agressie betreft, zijn schoolbesturen op grond van federale regelgeving verplicht om een register van agressie door derden, zoals ouders, bij te houden. Dat moet hen in staat stellen om gepast te reageren en zelfs te anticiperen op onrechtmatig gedrag van derden. Met dat register beschikken ze over een instrument om de risico's die voortvloeien uit het contact met derden, te identificeren en te evalueren. Het melden en registreren van agressie is natuurlijk het begin om dat te gaan aanpakken. Scholen krijgen zo ook het best inzicht in de aard en de omvang van de agressie, en misschien ook in de plegers. De geregistreerde feiten moeten door de preventieadviseur van de onderwijsinstelling altijd worden opgenomen in de jaarlijkse rapportering. Het toezicht op die wettelijke verplichting ligt bij de FOD WASO, meer bepaald bij de regionale directie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk. Het bijhouden van die gegevens is dus federaal bepaald en is geen onderwijsbevoegdheid. Daarom hoeft een school die gegevens niet nog eens mee te delen aan mijn administratie. Het is dus geen dubbele administratieve verplichting.
Vertrouwenspersonen kunnen helpen om het taboe te doorbreken wat betreft de aangifte. In het comité voor preventie en bescherming op het werk worden de geregistreerde gevallen van agressie besproken en worden maatregelen voorgesteld om herhaling te voorkomen. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor een integraal preventiebeleid, dus ook voor het beleid ter voorkoming van grensoverschrijdend gedrag. Een centraal meldpunt er nog eens bovenop is niet aan de orde. Dat is al wettelijk verankerd. De opvolging gebeurt het best op lokaal niveau.
Specifiek voor cijfergegevens rond pesten, vroeg ik de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk jaarlijks een inventaris te bezorgen aan de overheid met betrekking tot het pesten van onderwijspersoneel. Die rapportering wordt ons binnenkort bezorgd en kan eventueel uitgebreid worden naar andere vormen van ongewenst gedrag.
Tot slot, wat de lerarenopleiding betreft: in het opleidingsprogramma van de lerarenopleidingen hebben we ingeschreven dat dat ook een component klasmanagement moet bevatten met onder andere het aanleren hoe men met moeilijk gedrag van leerlingen in de klas kan omgaan. In de basiscompetenties van de pas afgestudeerde leraren wordt ook aandacht besteed aan het omgaan met ouders. Ook dat thema komt dus aan bod in de lerarenopleidingen. Hoe de lerarenopleidingen deze thema’s verwerken in hun curriculum en in welke mate zij wanneer daar aandacht aan besteden is natuurlijk hun autonomie. Ze zijn vrij om daar een eigen invulling aan te geven.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Zoals u in het begin aanhaalde, is er inderdaad een verruwing in onze maatschappij. Dat is niet enkel in het onderwijs, dat is helaas ook bij andere contactberoepen. Agressie, fysiek of verbaal, heeft absoluut geen plaats in ons onderwijs. Ik vind het zeer goed en absoluut nodig dat dat kordaat aangepakt wordt. U hebt een aantal initiatieven opgesomd: de jaarlijkse inventaris die gemaakt wordt, de rapportering die u binnenkort krijgt waar er gemeten, gemonitord wordt, de vertrouwenspersoon – sinds 2015 zijn er vierhonderd vertrouwenspersonen werkzaam binnen de schoolmuren –, scholen sensibiliseren, opleidingen verzorgen en ook natuurlijk binnen de lerarenopleiding het klasmanagement verzorgen.
Dat is bijzonder goed want we moeten twee zaken absoluut voorkomen. Ten eerste moeten we vermijden dat leerkrachten gaan zwijgen, dat ze niet meer gaan melden omdat ze het gevoel hebben dat er toch niks mee gebeurt. Ten tweede moeten we ook absoluut voorkomen dat leerkrachten gaan denken dat het gewoon bij hun job hoort. Dat is helaas al het geval bij heel wat andere jobs, dat de mensen denken dat dat er nu eenmaal bij hoort, dat het part of the job is. Wel, fysiek of verbaal geweld is absoluut niet part of the job van een leerkracht. Daarover moeten we absoluut heel duidelijk zijn.
Ik heb nog een vraag over een commissievergadering van januari 2020. Minister, u zei daar dat scholen verplicht zijn om orde- en tuchtprocedures uit werken en op te nemen in het schoolreglement. Wordt dat ook voldoende opgevolgd door scholen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het is een volkomen terechte bezorgdheid over verbale agressie tegen leerkrachten van collega Grosemans. Ik ben het ook eens met collega Grosemans en de minister dat dat niet alleen een problematiek is in het onderwijs en dat het een maatschappelijke problematiek is in haar totaliteit. Maar agressie in eender welke vorm mogen we nooit aanvaarden als samenleving. Daar zitten we op dezelfde golflengte. Agressie is echt een blijvend probleem in het onderwijs en ook in onze maatschappij, dat precies maar niet opgelost geraakt. Integendeel, het wordt soms erger. Deze cijfers bewijzen ook opnieuw dat het zo is. We moeten er te allen tijde voor zorgen dat onze leerkrachten beschermd zijn tegen agressie van leerlingen of ouders. Want dat is ook een van de belangrijkste redenen dat potentiële leerkrachten niet in het onderwijs gaan of dat leerkrachten het onderwijs vroegtijdig verlaten en idem wat betreft de directies.
We moeten er blijven van uitgaan dat agressie in de klas altijd wel ergens vandaan komt. Een leerling gaat niet zomaar zwaar agressief gedrag vertonen. Daarom moet er ook absoluut aandacht uitgaan – dat is de verantwoordelijkheid van de hele maatschappij boven het onderwijsgebeuren alleen – naar waarom deze leerling zich zo gedraagt en hoe die in de toekomst beter kan of omkaderd moet worden. Er is daar uiteraard ook een verantwoordelijkheid van de ouders, maar sommige kinderen worden ook gewoon aan hun lot overgelaten. Want het kan zijn dat de leerling opgroeit in een gewelddadige thuissituatie of dat de leerling zwaar worstelt met zichzelf of geen omkadering en ondersteuning heeft. Daar moeten we over de diverse domeinen heen voldoende aandacht aan besteden. Om echt het probleem van agressie van leerlingen op te lossen, moeten we daarom ook voldoende preventief te werk gaan of proberen te gaan. Scholen moeten op voorhand al de signalen kunnen opvolgen als er iets mis is, ingrijpen en op maat van de leerling dan ook zorg en begeleiding voorzien.
Minister, ik weet dat dit geen evidente vraag is: wat zijn uw plannen om de preventieve aanpak van agressie bij leerlingen nog te verbeteren? Welke andere actoren hebt u nodig als ondersteuning en hulp om dat te kunnen doen? Want – ik herhaal het voor de derde keer, maar het is belangrijk – Onderwijs kan dat niet alleen oplossen. Het zal een plan van aanpak moeten zijn van en-en. Helemaal als besluit: het is absoluut geen evidente vraag en absoluut geen evidente gebeurtenis om op te lossen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik kan alleen maar beamen dat die vraag zeer terecht is, en dat de rondvraag van Teacher Tapp ook bij ons duidelijk aandacht krijgt. Wij vinden dat er iets moet gebeuren, want het is zeker een van de medeoorzaken van het uitstromen van leerkrachten.
Minister, u zegt dat dat centraal meldpunt niet aan de orde is. Ik vind het een beetje vreemd, omdat u net gezegd hebt dat het er aan de universiteiten wel zal komen. Daar krijgen we een meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag, dat ligt toch in elkaars buurt. Als het daar kan, dan kan het volgens mij ook voor het secundair onderwijs. Maar ik zou dat in een tweede of een derde trap nemen.
Eerst moet zoiets zoveel mogelijk opgelost worden door de directie, de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur op de school zelf. Die moeten dat eerst doen. Maar als de leerkrachten het gevoel krijgen dat zij eigenlijk geen gehoor krijgen, dat er niets mee wordt gedaan, dat het probleem zich blijft voordoen, dan vind ik zo’n meldpunt zeer interessant, omdat je dan toch kunt doorgeven dat er hulp kan worden gezocht buiten de school als het op de school niet kan. Ik vind dat we toch eens moeten onderzoeken of dat geen optie is om in een volgende trap mogelijk te maken.
Die jaarlijkse rapportering van de preventieadviseur – daar heb ik het al eerder over gehad – komt volgens mij in een schuif terecht. Daar wordt volgens mij niets mee gedaan. Ik blijf een pleidooi houden om die hele bevoegdheid naar Vlaanderen te halen. De volgende verkiezingen zijn niet meer zo ver. Het is volgens mij belangrijk genoeg dat we al die dingen naar Vlaanderen halen. Voor mijn part alles, maar als u in kleine stapjes wilt werken, dan is dat er eentje van.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, ik heb getracht om u in een uitvoerig antwoord te duiden welke vormingen, welke samenwerkingsverbanden, welke rapporteringsplicht wij allemaal momenteel hanteren, en ook welke instrumenten we voorhanden hebben. Er komen er ook wel wat bij. Er komt ook nog een onderzoeksrapport en een inspiratiegids met betrekking tot het versterken van het welzijnsbeleid in de scholen.
Wat dat centraal meldpunt betreft: ik zou niet de vergelijking maken met grensoverschrijdend gedrag. Waarom geen centraal meldpunt? Omdat het de facto eigenlijk al bestaat, omdat er al een rapporteringsplicht is door de scholen. Dat is opgelegd in het kader van een federale welzijnswet. Nog eens een extra administratieve last gaan opleggen aan de scholen, terwijl ze al rapporteren, dat zou ik niet doen.
Het ruimere debat gaat natuurlijk altijd over meer respect, meer waardering, voor de leerkrachten, door zowel leerlingen als ouders. Want ook dat is een boodschap die we altijd sterker moeten aanblazen, denk ik: dat we ook van ouders wel een beetje meer respect vragen. Het moet gelijk op gaan. Het heeft te maken met respect voor de evaluatie en het oordeel van de klassenraad, en voor de individuele beoordelingen van leerlingen door leerkrachten. Dat moet niet om de haverklap ter discussie worden gesteld.
Men moet in beginsel uitgaan van het gelijk van de leerkracht. Dat zal misschien niet altijd zo zijn, maar dat is ook een les die je je kinderen moet meegeven, namelijk dat ze soms misschien wel gelijk hebben, maar dat gelijk krijgen nog altijd iets anders is, en dat er in het werkelijke leven respect moet zijn voor hiërarchie en voor gezag. Als ze in het werkelijke leven aan het werk gaan, zullen ze dat ook moeten respecteren.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomende antwoorden. We gaan weer richting deliberaties en diploma’s. Daar kunnen B- of C-attesten tussen zitten, met de nodige ontgoochelingen tot gevolg. Emoties kunnen dan heel hoog oplopen. Ik heb daar ergens ook wel begrip voor, want dat ligt heel gevoelig. Dat gaat over onze kinderen, en dan laaien de emoties soms hoog op. Maar verbale agressie kan niet; dat kan echt nooit. Daarom doe ik een soort van oproep: behandel leerkrachten met respect, neem desnoods een Temesta voor je vertrekt, maar zeg het rustig, beheerst en met respect.
De vraag om uitleg is afgehandeld.