Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Twee weken geleden vond in Brussel de Pride weer plaats, na twee jaar niet te zijn doorgegaan vanwege corona. Het is en blijft een belangrijk evenement. Het vraagt aandacht voor mensen uit de regenbooggemeenschap en hun plaats in onze samenleving. Er zijn in het verleden al heel wat stappen vooruit gezet. Ik denk dat het ook noemenswaardig is dat België daarin internationaal gezien vaak een voorloper is.
Maar die plaats is allerminst verworven. Ik denk dat ook de feiten van net na de Pride daar opnieuw een voorbeeld van zijn, niet alleen die feiten, niet alleen dat gezin dat aangevallen werd, maar ook gaybashingincidenten uit het verleden, ook de hetze rond de regenboogvlag die er in het Xaveriuscollege in Antwerpen geweest is. Dat soort zaken geeft allemaal aan dat het niet vanzelfsprekend is, nog steeds niet. In Sint-Jans-Molenbeek betrof het drie bezoekers van de Pride, een moeder en haar twee kinderen van 13 en 18 jaar, die verwondingen opliepen bij een aanval door drie jongemannen.
Die voorvallen bewijzen, zoals ik al zei, dat er nog een hele weg af te leggen is om tot een meer inclusief Vlaanderen te komen. Er is zo’n zegswijze, ‘uit een vat bier kun je geen wijn tappen’, waarmee je dan zou veronderstellen dat mensen gewoon niet te veranderen zijn. Het is wat het is. Ik ben iemand die eerder van insteek is dat je dat vat bier dan maar leeggiet, er wijn in giet en dan kun je er wel wijn uit tappen. Om maar te zeggen dat de sensibilisering en ondersteuning ongelooflijk belangrijk zijn. Ik ben er echt van overtuigd dat, wil je die mensen hun zienswijze over onze maatschappij, over hoe Vlaanderen en Brussel staan voor gelijkheid en gelijkwaardigheid, veranderen, je dan moet blijven inzetten.
Minister, ik had daarover enkele vragen voor u. Voor de incidenten an sich en de justitiële gevolgen ervan moet ik immers niet bij u zijn, maar wat betreft de sensibilisering en dergelijke meer, natuurlijk eens te meer.
Welke projecten vanuit uw bevoegdheid Jeugd, maar ook Brussel, lopen er in het kader van sensibilisering rond inclusiviteit, in Vlaanderen en specifiek in Sint-Jans-Molenbeek? Want laat ons eerlijk zijn, het is ook niet de eerste keer dat er in die regio incidenten zijn van deze of andere aard.
Op welke wijze wordt er werk gemaakt van het betrekken van een zo divers mogelijk publiek bij deze projecten?
Hoe succesvol zijn die projecten en wat zijn de voorlopige resultaten, als die er al zijn op dit moment?
Monitoren intermediaire organisaties zoals De Ambrassade en Bataljong de houding van jongeren ten opzichte van maatschappelijke thema’s zoals genderdiversiteit? Wat zijn daarvan de resultaten en waar bevinden zich de zwakke plekken, met een lage aanvaardingsgraad van maatschappelijke diversiteit?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Perdaens, voor de vraag.
Samen met u veroordeel ik uiteraard onder elk beding geweld. Geweld is nooit goed te praten. Blijvende inspanningen zijn zeker nodig om tot een inclusiever Vlaanderen en Brussel, en ook Molenbeek, te komen. Dit gaat in het voorliggende geval over de lgbtq-gemeenschap, maar inclusiviteit gaat natuurlijk ook nog verder dan dat. Het is een constant werkproces.
Ik ga niet in op de incidenten waarnaar u verwijst. Ik denk dat dat ook niet de bedoeling is. Ik heb zelf meer dan tien jaar in Molenbeek gewoond, dus ik ben altijd extra oplettend wanneer het gaat over die gemeente. Ik wil er wel op wijzen dat, toen die verschrikkelijke feiten gebeurd zijn, mensen uit de buurt te hulp geschoten zijn om ervoor te zorgen dat de aanvallers op een afstand gehouden werden. Op die manier is ook de politie gecontacteerd. De reactie van de omstanders was dus eigenlijk heel correct en ook bemoedigend. Het is dus niet altijd even zwart-wit als het lijkt. Maar dat is een kleine zijsprong over de anekdotiek van het geval, die aangeeft dat niets altijd helemaal is wat het lijkt.
In de eerste plaats is er natuurlijk een link met de bevoegdheden van mijn collega-minister van Gelijke Kansen en Inburgering, Bart Somers. Daar zijn heel wat acties gebeurd. Hij coördineert binnen de Vlaamse Regering een klankbordgroep met de lgbtq-gemeenschap en het middenveld. Initiatieven binnen verschillende beleidsdomeinen worden daar besproken. Ook mijn kabinet wordt daar actief bij betrokken.
Ik zal kort ingaan op wat er vanuit mijn twee bevoegdheden, Brussel en Jeugd, ter zake is. Natuurlijk kunnen er ook in de mediasector initiatieven zijn om dit te bevorderen. Maar ik ga in het bijzonder in op het Brusselbeleid en het jeugdbeleid.
Vanuit mijn Brusselbeleid beschouw ik inclusiviteit als een transversaal thema waarmee bij elke subsidietoekenning rekening wordt gehouden. Een voorbeeld daarvan zijn onze convenanten met de structurele partners van het Vlaams Brusselbeleid, waarin uitdrukkelijk de passage is opgenomen dat er bij de werking aandacht moet zijn voor onder meer gelijke kansen en integriteit als transversale thema’s. Die aandacht moet worden vertaald in concrete acties en wordt jaarlijks ook opgevolgd in het gesprek dat we hebben naar aanleiding van de evaluatie en opvolging van die convenanten.
Wat projectsubsidiëring betreft is er ook een duidelijke lijn. Om in aanmerking te komen voor projectsubsidies in het kader van wat we Polsslag Brussel noemen, vormen participatie en diversiteit sleutelbegrippen. Ze moeten in de subsidieaanvraag worden aangetoond en worden ook meegenomen in de evaluatiecriteria bij de advisering en beslissing van de dossiers.
Specifiek rond Molenbeek is er een initiatief dat ik graag onder de aandacht zou brengen. Het was een initiatief van de Foyer in Molenbeek, die de tentoonstelling ‘Habibi: Het lief en leed van lgbt-moslims’ heeft uitgebracht, ook naar aanleiding van het boek dat de heer Peumans – niet degene die we kennen als voorzitter, maar de zoon van – daarover heeft geschreven. Op die manier hebben ze er met de jongeren van de Foyer, met verschillende organisaties in de buurt en met de buurt zelf ook voor gezorgd dat er heel veel aandacht was voor dat thema. Ik denk dat het ook aandacht en sensibilisering verdient, omdat er bepaalde groepen zijn die er eigenlijk nog onvoldoende voor openstaan of vertrouwd mee zijn – dat moeten we ook niet ontkennen. Het is maar een voorbeeld van iets wat concreet is gebeurd in Molenbeek tijdens de afgelopen periode.
Binnen mijn jeugdbeleid is recht op vrijetijdsbesteding voor ieder kind en jongere in Vlaanderen, ongeacht diens geaardheid, afkomst, capaciteiten of andere ‘kenmerken’, het uitgangspunt. Inclusie waar het kan, exclusief aanbod waar het moet, is daarbij het leidmotief. Vrijetijdsbesteding voor allen is een van de vijf prioriteiten van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), dat weet u ook.
In het landelijk jeugdwerk zijn er organisaties die daar specifiek rond werken, er zijn ook organisaties die dat meenemen. Via ons jongereninformatieplatform hebben we hier ook extra aandacht voor. Er is ook doorverwijzing naar hulpinstanties zoals Lumi, en zo veel meer.
Ik wil ook even onder de aandacht brengen dat er ook de meerjarenopdracht is die ik heb gegeven aan De Ambrassade, Bataljong, het Coördinatieorgaan voor Internationale Jongerenwerking (Jint) en het Kenniscentrum Kinderrechten, voor de realisatie van een toegankelijk en inclusief jeugdwerk, waarin het lgbtq-aspect ook aan bod komt.
Tot slot, het laatste punt: in 2019 is ook een onderzoeksrapport verschenen over gender- en seksuele identiteit in het jeugdwerk, dat heet ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet'. Met het oog op concretisering van de beleidsaanbevelingen gaat mijn departement op dit moment het gesprek aan met verschillende expertenorganisaties. De focus ligt op hanteerbare tools of concrete handvatten op maat van het jeugdwerk op het vlak van gender- en seksuele diversiteit en het versterken van de online integriteit, door proactief te focussen op alternatieven voor anti-gendernarratieven. Dat traject sluit ook aan op de prioriteiten ‘welbevinden en positieve identiteitsontwikkeling’ en ‘mediawijsheid’.
Uw laatste punt ging over monitoring. De monitoring van de houding van jongeren over maatschappelijke thema’s behoort tot de kernopdracht van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP). De opmaak van de staat van de jeugd behoort tot een van de kernopdrachten van het JOP, in uitvoering van artikel 6 van ons Jeugddecreet. Sinds 2005 meet de JOP-monitor vijfjaarlijks de staat van de jeugd op. Bevragingen uit 2013 en 2018 wezen uit dat kinderen en jongeren druk ervaren om zich genderconform te gedragen. Jongens ervaren deze druk in het algemeen sterker. Jongens uiten zich ook vaker seksistisch of homofoob dan meisjes. Het opleidingsniveau van de jongeren zelf en het opleidingsniveau van de ouders spelen daarbij ook wel een rol. Seksistische attitudes en opvattingen nemen ook af met leeftijd. Die onderzoeksresultaten worden uiteraard meegenomen ter wetenschappelijke ondersteuning van de verschillende initiatieven die we nemen.
Volgend jaar, in 2023, wordt voor de vijfde keer de staat van de jeugd afgenomen. De voorbereiding van de survey is dit jaar ook opgestart. De afbakening van thema’s en de identificatie van de organisaties en actoren die in het participatieve voortraject betrokken zouden moeten worden, is op dit moment nog lopende. Het is zeker dat genderidentiteit en genderattitudes ook deze keer zullen worden bevraagd.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden, minister. U haalt terecht aan dat het in eerste instantie omstaanders waren die het getroffen gezin hielpen. De eerlijkheid gebiedt ook wel te stellen dat de drie daders in eerste instantie bijval kregen van andere omstaanders, die ook verwensingen toeriepen aan het adres van dat gezin. Ik zeg heel bewust ‘omstaanders’ want je hebt er natuurlijk geen zicht op of het mensen betreft die daar wonen of die daar passeerden. In feite doet dat er niet toe. Het feit dat dat soort gedrag voor sommigen nog altijd bon ton is, blijft een probleem. Of die mensen daar al dan niet woonden, doet er in feite minder toe.
Minister, u haalt heel veel initiatieven en projecten aan die lopen. Dat is fantastisch. Ik vroeg me wel iets af. Ik denk dat er een focus nodig is op het bereiken van mensen die – om het met een eufemisme te stellen – negatief ingesteld zijn in dezen. Ik vraag me af op welke manier daarop gefocust zal worden.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, collega Perdaens, voor de vraag en dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik vind het wel degelijk belangrijk dat de minister hier benadrukt wat de reactie van de omstaanders was. Het lijkt me eerlijk gezegd meer bon ton om te focussen op alle problemen die er in Molenbeek zijn en te doen alsof er alleen maar problemen zijn. We mogen die problemen natuurlijk niet ontkennen. We kennen allemaal ook de getuigenis van bijvoorbeeld Riadh Bahri, die publiekelijk toegeeft dat hij daar niet hand in hand wil lopen.
Mijn ervaringen met Molenbeek zijn evenwel toch ook positief. Ik heb de minister eens, informeel, meegenomen naar een initiatief van een homokoppel dat daar werkt in een wijk met heel veel nieuwkomers en daar aan sociale binding doet. Er zijn heel veel mooie initiatieven. Ik heb de indruk dat wij heel vaak te hard focussen op alles wat er verkeerd loopt of problematisch is in Molenbeek. Ik ben dus blij dat u een genuanceerde boodschap brengt, minister.
Het is ook heel goed dat het JOP die monitoring verderzet. Dat is een taak van het JOP, maar minder van de Ambrassade of de Jeugdraad, zoals in de vraag gesuggereerd werd. (Opmerkingen)
Zo had ik het begrepen. We moeten opletten dat we het Vlaamse jeugdwerk niet instrumentaliseren en het vooral een kernopdracht geven, namelijk jongeren jong laten zijn en hen plezier laten beleven.
Minister, ik ben heel blij met de initiatieven die u en minister Somers nemen op het vlak van het doorbreken van die gendernormativiteit, om iedereen het signaal te geven dat je jezelf kan zijn. Dat is nodig in de hele samenleving, zelfs voor leden van dit parlement, als ik de voorbije weken commentaren zag – ook van parlementsleden die hier aanwezig zijn – over het deelnemen van politici aan de Pride die via hun kledij genderdiversiteit willen uiten. Ik stel me daar heel veel vragen bij. Wat is de norm en is het aan ons om daar een norm op te leggen? Minister, bedankt voor uw antwoorden, voor uw initiatieven en bedankt om Molenbeek hier wat genuanceerder in beeld te willen brengen.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wil nog kort ingaan op die specifieke initiatieven. Kunnen zijn wie je wilt zijn, is een centraal thema dat belangrijk is voor alle jongeren. Dat moet ook door alle jongeren gerespecteerd worden. In het onderzoeksrapport van 2019-2020 wordt gesteld dat het belangrijk is om daar op een inclusieve manier over te spreken. Voor het overige denk ik dat dat een algemene doelstelling is in alle projecten die we ondersteunen, of het nu in Brussel is of in de rest van Vlaanderen. Ik heb op dat punt geen verdere aanvullingen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de bijkomende antwoorden. Ik denk dat het veilig is om te stellen dat dit soort uitingen van holebihaat, en haat en geweld in het algemeen, ten strengste veroordeeld mogen worden door iedereen. Discriminatie, van welke bevolkingsgroep dan ook, heeft geen plaats in Vlaanderen.
Collega Van de Wauwer, ik ben het volledig met u eens. We moeten ervoor zorgen dat jongeren jong kunnen zijn en plezier kunnen maken. Ik wil daaraan toevoegen dat dit overal en veilig moet kunnen gebeuren. Wat dat betreft is er nog steeds heel veel werk aan de winkel. Dat is niet alleen een probleem in Molenbeek, dat is overal zo. Maar ik ben er ook van overtuigd dat je de problemen pas kunt oplossen als je ze benoemt. Daar zal ik me voor blijven inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.