Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Ik heb een vraag over iets waar ik me toch bezorgd over maak. Vorige week, op 25 april, stond er een artikel in de krant waaruit blijkt dat ouders twijfelen om hun kinderen in te schrijven voor een zomerkampje omdat ze eerst willen weten hoe hoog de energiefactuur zal uitvallen. Ik heb het er gisteren in de plenaire vergadering nog over gehad. Heel veel mensen zien hun facturen stijgen. Ook mensen die nooit hadden verwacht dat ze in de financiële problemen zouden komen, gaan ineens voorzichtiger zijn of komen werkelijk in de problemen wegens alle stijgende prijzen. Blijkbaar komen dan zomerkampjes ook in het vizier.
Blijkbaar merken verschillende jeugdwerkorganisaties op dat minder deelnemers zich inschrijven voor de kinderkampen dan de voorbije jaren, vooral voor de zomerkampen. Zoals gezegd komt dat wellicht door de stijgende facturen en de inflatie. Het blijkt dat mensen hun kinderen niet inschrijven om met hun maandbudget te kunnen rondkomen. Ze besparen blijkbaar op de zomerkampen van hun kindjes. De mensen die kinderen hebben die naar kampjes gaan, zullen wel weten dat men gemakkelijk aan een kostprijs van rond de 100 euro of meer zit voor een week als het gaat over een kampje zonder overnachting. Als het gaat over een kampje met overnachting, gaat het al snel tot ongeveer 350 euro. Als er dan meerdere kinderen in het gezin zijn, gaat het voor een lange zomervakantie al snel over een serieus bedrag. Zeker in tijden van stijgende facturen, kan dat voor vele gezinnen een probleem geven.
Bij jeugdbewegingen zelf merkt men dat nog niet echt, zo blijkt uit het artikel. Scouts en Gidsen merken wel dat er meer vragen zijn voor kortingen dan vroeger. Mensen met een laag inkomen hebben vaak recht op een verhoogde tegemoetkoming, maar het zijn vooral de gezinnen die net geen financiële tegemoetkoming krijgen, die daar net niet voor in aanmerking komen, die het nu moeilijk hebben om de zomerkampjes te betalen.
De organisatie Iedereen verdient vakantie, een netwerk dat ondersteund wordt door Toerisme Vlaanderen en dat ervoor zorgt dat kwetsbare kinderen toch kunnen deelnemen aan een vakantiekamp, ziet een ferme stijging in het aantal aanvragen voor een tegemoetkoming. Van januari tot nu hebben ze al 30 procent meer aanvragen gekregen voor een georganiseerde vakantie dan vorig jaar. Het gaat dan ook over daguitstapjes en vakantieverblijven.
Zoals het er nu naar uitziet, zullen heel wat kinderen deze zomer geen kampjes kunnen doen of van een uitgebreide vakantie kunnen genieten, terwijl ook zij daarnaar uitkijken. Ik ben daar toch wel bezorgd over en heb er een aantal vragen over.
Minister, bent u ervan op de hoogte dat zomerkampen voor kinderen snel een grote uitgave wordt voor de ouders, die het telkens moeilijker hebben om die te betalen, rekening houdende met de stijgende facturen en de inflatie? Hoe analyseert u de daling in het aantal inschrijvingen van kampen en de stijging in het aantal aanvragen voor een tegemoetkoming en korting? Wat kunt u concreet doen om de kampen betaalbaarder te maken voor iedereen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat elk kind de kans krijgt om een goede zomer te beleven?
Minister Dalle heeft het woord. Kunt u nog dieper in de buidel tasten? Dat is de vraag.
Voorzitter, ik had de vraag niet onmiddellijk zo begrepen. Collega Anaf, dank u voor de vraag. De toegankelijkheid voor het jeugdwerk voor iedereen, inclusief de kampen en de zomerkampen, is evident een topprioriteit van mezelf als Vlaams minister van Jeugd. Dat komt naar voren in verschillende initiatieven die we nemen. Ik zal daar straks wat dieper op ingaan. Het is geen toeval dat een van de vijf prioriteiten in het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) precies dat is: toegankelijkheid van vrije tijd en jeugdwerk voor iedereen.
De problematiek die u aanhaalt, is zeker acuut, maar is niet nieuw. We hebben zeker ten aanzien van jongeren en kinderen in een sociaal-economisch moeilijke situatie de uitdaging om die inderdaad te betrekken bij het jeugdwerk, bij specifiek jeugdwerk gericht op kwetsbare kinderen en jongeren, maar zeker ook bij het klassieke jeugdwerk. De voorzitter verwees naar de buidel: het financiële speelt daarin een rol maar is lang niet het enige. Als je kijkt naar de jeugdbewegingen, zijn de tarieven sowieso laag. Zij passen sociale tarieven toe, tot heel bescheiden bijdragen, zelfs tot het gratis maken van een aantal activiteiten en lidgelden. Maar dat is niet het enige. Er zijn veel andere drempels dan alleen financiële voor dergelijke kinderen die het thuis moeilijk hebben.
De vraag waar u naar verwijst, heeft echter niet uitsluitend daarop betrekking. Die heeft ook betrekking op kinderen en jongeren uit wat men dan misschien de middenklasse kan noemen. In het artikel was er het voorbeeld van Free-Time, een zeer mooie organisatie die tal van activiteiten aanbiedt, sommige zeer toegankelijk en vrij goedkoop, andere eerder prijzig. Het is een zeer mooi, divers aanbod, waar hopelijk een aantal kinderen met een moeilijkere achtergrond naartoe kunnen, maar waar zeker ook klassieke middenklassengezinnen, als ik dat zo mag noemen, naartoe gaan en waar al altijd die prijzen uitdagend zijn voor ouders, zeker wanneer ze verschillende kinderen hebben en langere perioden van vakantie moeten worden gevuld. Onze weddes zijn misschien niet vergelijkbaar met de mediaaninkomens, maar ik denk dat zelfs collega's hier soms wel eens zeggen dat het een serieuze uitgave is, laat staan mensen die een bescheiden inkomen hebben. Dat is dus een realiteit die al langer dan vandaag geldt.
Natuurlijk is er de algemene prijsstijging. De inflatie, de energieprijzen en de Oekraïnecrisis hebben een zware impact op de algemene koopkracht van iedereen, a fortiori van mensen die een lager inkomen hebben. Dat maakt die situatie nog acuter.
Het is wel een genuanceerd verhaal. Evengoed had u mij een vraag kunnen stellen over de capaciteit van onze zomerkampen. Enkele maanden geleden was er ook een bericht in de krant dat zei dat een aantal aanbieders van zomerkampen zodanig snel vragen binnenkrijgen dat je soms echt binnen het halfuur moet reageren op internet of je bent er niet meer bij. Kazou heeft bijvoorbeeld in het begin van dit jaar nog laten weten dat zij een enorme vraag naar zomerkampen hebben, dat ze onmiddellijk volgeboekt zijn en dat ouders klagen dat ze er niet meer in komen. In het ene geval zul je wat minder vraag hebben, ook door de financiële situatie, op een ander moment is het ook een vraag naar capaciteit. De zaak is dus vrij genuanceerd.
Misschien kan ik even aangeven hoe we met deze problematiek omgaan. Om te beginnen hebben we – misschien goed om te weten – volgende week woensdag het reeds langer gepland Verticaal Permanent Armoedeoverleg (VPAO) met onder meer het Netwerk tegen Armoede. Ik heb deze kwestie daar ook geagendeerd. Ik denk dat dit zeker ook met hen besproken moet worden. Armoede is een belangrijk thema, maar, zoals gezegd, niet het enige wanneer het hier gaat over die prijzen.
Wat doen we dan concreet? Ik heb al verwezen naar het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, waar ‘Vrijetijdsbesteding voor allen’ toch de vierde prioriteit is – niet in die volgorde, maar een van de vijf prioriteiten. U weet ook dat in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) van collega-minister Beke ook specifiek wordt ingezet op vrijetijdsbesteding voor kinderen en jongeren in kansarmoede en in armoede.
Ons jeugdwerk levert in dit kader ook al heel wat inspanningen voor een toegankelijk jeugdwerk op maat van elk kind en jongere.
De aandacht voor betaalbaarheid, openheid en laagdrempeligheid wordt benaderd vanuit verschillende werkingen en opdrachten. Ik geef daar een aantal voorbeelden van. Soms zit het in de eigenheid van organisaties. In het kader van mijn reguliere beleid ondersteun ik organisaties die specifiek voor kinderen en jongeren in kwetsbare situaties activiteiten en vakantiekampen organiseren. Het is onbegonnen werk om ze allemaal op te noemen, maar om een idee te geven, verwijs ik bijvoorbeeld naar Akindo, Bizon of Habbekrats, die al jaren werk leveren, om gewoon enkele organisaties te noemen.
Ook via projecten of extra opdrachten proberen we rond oplossingen te werken. De bovenbouworganisaties hebben van mij de opdracht gekregen om de realisatie te bewerkstelligen van een echt inclusief jeugdwerk in Vlaanderen en Brussel. Ook uit hun beleidsnota’s bleek immers duidelijk dat inzetten op inclusief jeugdwerk een gedragen en gedeelde ambitie is, die we met die specifieke opdracht ook willen versterken.
Via verschillende projecten in het kader van het JKP en ook in het kader van relance willen we ook gericht vrijetijdsbesteding mogelijk maken en oplossingsgericht drempels wegwerken. Vele van deze projecten worden begeleid om goede praktijken en geleerde lessen op te tillen en duurzaam te verankeren, zodat het geen eenmalige middelen zijn.
Belangrijk is ook de hervorming die unaniem is goedgekeurd – waarvoor dank – door ons parlement: het decreet van 11 februari 2022 rond de jeugdverblijven en de hostels. Daar hebben we ook een betaalbare en substantiële lagere prijscategorie voor overnachtingen van jeugdverenigingen willen blijven garanderen, waarvoor we ook – dat weten jullie – 1,2 miljoen euro structureel extra middelen hebben ingezet. Voorzitter, we hebben dus duidelijk al in de buidel getast.
We vragen ook heel duidelijk aan de uitbaters om extra aandacht te besteden aan de toegankelijkheid en omkadering van de vakantiebeleving van bijzondere doelgroepen, waaronder kinderen en jongeren in kwetsbare situaties en kansarmoede. We hebben ook de intensievere expertise- en kennisdeling tussen de ondersteuningsstructuren, de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (ADJ), Toerisme Vlaanderen en mijn administratie, die ervoor moet zorgen dat het recht op vakantie van ieder kind en iedere jongere gegarandeerd is, waarbij de laagdrempelige toegang tot die verblijven een belangrijke troef is.
Via de middelen van de noodsteun en ook via de steunmaatregelen willen we de jeugdorganisaties ook de mogelijkheid geven om de impact van de crisis te milderen. Het is belangrijk dat hun financiële situatie stevig blijft.
We hebben het masterplan bivakplaatsen, waar we ook rekening houden met die financiële drempels en daar ook extra op inzetten.
Tot slot spreekt het voor zich dat het jeugdwerk ook aan de slag gaat met beschikbare instrumenten van de Vlaamse overheid. Denk aan de UiTPAS, die ook binnen het jeugdwerk wordt aangeboden. U hebt zelf ook verwezen naar het decreet ‘Iedereen verdient vakantie’: daar zijn effectief heel gerichte initiatieven die inspelen op vakantiedrempels.
Het werk is niet af, het werk zal nooit af zijn. Door de huidige situatie is het blijvend acuut. Maar ik denk dat we ons daar met heel de sector bewust van zijn en dat we verder blijven inzetten op die uitdaging om ervoor te zorgen dat alle kinderen en jongeren, ongeacht hun financiële draagkracht, kunnen genieten van dat sterke jeugdwerk.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik denk dat het onze gezamenlijke prioriteit moet zijn dat alle kinderen en jongeren in dat jeugdwerk terechtkunnen en van een goede vakantie kunnen genieten. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook uw prioriteit is. Als er één sector is die daar sowieso altijd veel aandacht voor heeft, is dat volgens mij wel de jeugdsector. Toen ik nog schepen van Jeugd en Sport was, waren het vaak de jeugdbewegingen die zelf mee op zoek gingen naar creatieve oplossingen om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat kinderen die het moeilijk hadden om op kamp te gaan, toch meekonden. Dat stond los van initiatieven die de stad nam. Ik denk dus dat dit heel erg aanwezig is binnen de jeugdsector. Maar ik denk dat het heel goed is dat we, zeker gezien de totale situatie waarin we ons bevinden met stijgende prijzen en dergelijke, goed de vinger aan de pols blijven houden en goed blijven monitoren of er nog extra zaken nodig zijn. Er gebeurt inderdaad al veel, maar ik denk dat we daar echt goed op moeten toezien.
Ik ben ook wel blij dat u genuanceerd antwoordt. Het zou inderdaad wel eens kunnen, als ik bijvoorbeeld kijk naar de situatie in Turnhout en een kamp zoek voor mijn eigen kinderen, dat er een veel breder aanbod is dan vroeger. Het zou inderdaad wel eens kunnen dat een aantal organisaties merken dat de kampen minder snel vol zitten omdat er gewoon een veel breder aanbod is. Is daar een overzicht van? Hebben jullie daar zicht op? Zijn er cijfers die aantonen dat mijn aanvoelen klopt en dat er misschien gewoon een breder aanbod is, wat dat krantenartikel misschien voor een stukje kan nuanceren? Ik denk dat er misschien twee zaken spelen: langs de ene kant de stijgende prijzen, waardoor mensen minder snel geneigd zijn om veel kampjes te boeken en langs de andere kant misschien inderdaad wel het feit dat er gewoon een breder aanbod gekomen is. Ik weet niet of u daar zicht op hebt.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik sluit me hier graag bij aan, omdat ik het een bijzonder relevante vraag vind, een bijzonder relevant thema. Ik deel trouwens de laatste bemerking van collega Anaf. Ik merk het zelf ook: waar je vroeger terechtkon bij ‘klassiekere’ jeugdkampjes, vaak georganiseerd door de lokale overheid of ‘the usual suspects’, is er nu een veel breder aanbod. De prijzen durven inderdaad wel eens pittig te zijn.
Minister, ik heb aandachtig geluisterd naar uw antwoord. Ik heb een bijkomende vraag. Collega Anaf heeft al verwezen naar het netwerk Iedereen verdient vakantie. Ik vind dat buitengewoon relevant. Het is ook via dat netwerk dat die ‘Rap op Stap’-kantoren uitgebouwd werden voor mensen met een beperkt budget. Dat gaat over reizen maar ook over daguitstappen. Wij hebben in 2018 een voorstel van decreet ‘Iedereen verdient vakantie’ ingediend. Ik was toen een van de indieners. Dat decreet is echter nog steeds niet in uitvoering, omdat men bij het opstellen van de uitvoeringsbesluiten botste op juridische problemen. Nu heeft minister Demir onlangs het ontwerp van reparatiedecreet ingediend. Dat zullen we de komende weken ook bespreken in de commissie Toerisme. Vervolgens zal zij dan de uitvoeringsbesluiten kunnen opstellen zodat dat decreet echt in werking kan treden.
Minister, bent u ook betrokken bij het opstellen van dat ontwerpdecreet van minister Demir of van de uitvoeringsbesluiten? Ik stel die vraag vanuit de bekommernis om voldoende rekening te houden met de specificiteit van het jeugdwerk en de jeugdvakanties.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik dank de heer Anaf om dit hier opnieuw te agenderen, want het is wel een hyperrelevante vraag in dit tijdsgewricht. In de huidige situatie hoor je inderdaad dit soort van signalen. Ook de analyse over het aanbod klopt trouwens. Het is stilaan ook voor mezelf herkenbaar dat je razendsnel moet zijn om je kind te kunnen inschrijven voor het zomeraanbod. Het is dus een combinatie van twee zaken.
Volgens mij is het een uitdaging om de lokale besturen daar voldoende in mee te nemen. Ik denk dat dat nog een grote opdracht wordt. Ik weet dat in mijn eigen gemeente voor veel activiteiten de UiTPAS geldig is, waardoor ook een heel grote drempel wordt weggenomen. Dat heeft natuurlijk ook wel een impact op de financiering van de gemeentes. Ik weet niet of er nog mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld ook met dat instrument nog veel actiever aan de slag te gaan en te kijken of er nog een extra verbreding van dat aanbod mogelijk is.
Ik wil ook even ingaan op de opmerking over het veel bredere aanbod. Ik stel vast dat het basisaanbod door het klassieke jeugdwerk en de lokale besturen vaak het meest toegankelijke is op financieel vlak. Ik weet niet of gemonitord wordt of lokale besturen nu, ten opzichte van vijf of tien jaar geleden, meer of minder aanbod genereren. Want dat behoort natuurlijk tot het kerntakendebat. Ik weet dat heel wat lokale besturen de vraag stellen of zij dit wel moeten organiseren. Mijn antwoord daarop is heel duidelijk ‘ja’, onder andere om deze redenen. Weet u of lokale besturen nu meer of minder van dit soort vakantieactiviteiten organiseren dan tien jaar geleden, gericht op de brede bevolking in hun gemeente? Op welke manier kan volgens u de rol van de lokale besturen hierin nog versterkt worden?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik kan de collega’s bijtreden, in die zin dat de inflatie en de hoge energieprijzen – ik denk dat iedereen het wel merkt – er bij de gezinsbudgetten op inhakken. Ook de organisaties zien de kosten hoog oplopen en proberen die te recupereren. Dat plaatst ons natuurlijk in een catch 22. Ik snap dat de reflex er dan is om te gaan kijken naar de Vlaamse overheid, maar natuurlijk moet ook die op de begroting letten en zit die met stijgingen hier en daar. Ik zie niet meteen wat u bijkomend nog kunt doen, minister. Ik weet dat de minister van Toerisme binnen de beschikbare budgetten doet wat zij kan.
Ik vroeg mij af – en dit is geen vraag aan u, maar eerder een oproep voor de zaal – of we niet op alle verschillende niveaus kunnen gaan kijken wat er nog kan worden gedaan om de gezinnen daarin te ondersteunen. Het is natuurlijk nog wel interessant om te bekijken – en dit is wel een vraag aan u, minister – of er een verschil is in de trend tussen jeugdwerkorganisaties en jeugdbewegingen. Zien we daar eenzelfde beweging of niet? Ik vroeg me af of u een idee hebt van de oorzaken die daaraan ten grondslag kunnen liggen.
Minister Dalle heeft het woord.
Misschien kan ik beginnen met het beantwoorden van de vraag over het extra aanbod. Het is moeilijk, collega Vaneeckhout, om dat duidelijk te zeggen over lokale besturen. Ik geef toe dat wij geen systematische data bijhouden over het aanbod bij de lokale besturen, dat niet noodzakelijk landelijk erkend is, dat zelfs vaak niet landelijk erkend is. We hebben natuurlijk wel onze kanalen om dat op te volgen, bijvoorbeeld via de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk (VDS). We hebben een vrij goed zicht op het aanbod daar, dat nog altijd vrij goed floreert. Dus, op dat vlak zit het goed.
We hebben natuurlijk wel zicht op wat de landelijk georganiseerden doen en hoe hun ledenaantallen evolueren. Ik ben ook bezig met een oefening binnen mijn administratie om nog meer systematisch cijfers bij te houden, om nog meer beleid te kunnen voeren op basis van feiten en cijfers. Dat is toch een uitdaging. Wat het landelijk aanbod betreft, kan ik wel meegeven dat het gestegen is.
Inderdaad, collega Anaf, ook in Turnhout zijn er mooie initiatieven. Ik heb zelf, naast ons bezoek rond het label, Sportpret vzw bezocht bij jullie in Turnhout. Sportpret levert heel mooi werk in de sportieve sfeer, zoals de naam zegt, maar specifiek ook rond kwetsbare kinderen en jongeren. Dat is een landelijke organisatie die nieuw erkend is. We hebben er in totaal negen extra erkend. De grote zorg was of daar middelen voor zouden zijn. We hebben die voorzien. Sportpret vzw kreeg bijvoorbeeld, naast het basisbedrag van 80.000 euro, een kleine 20.000 euro nadat ze een beleidsnota hadden ingediend. Zij zijn een van die negen die extra landelijk erkend zijn en die natuurlijk ook lokaal actief zijn. Mijn aanvoelen op die basis is alvast dat het de laatste twee jaar vooruit is gegaan.
Zoals gezegd: naar bredere monitoring toe, ook met lokale besturen, zijn we aan het werken om die cijfers nog beter in kaart te brengen. Ik durf er geen uitspraken over te doen, maar ik heb zeker geen slecht gevoel bij de evolutie van het aanbod.
Wat de vraag van collega Jans betreft rond het decreet ‘Iedereen verdient vakantie’: het is inderdaad zo dat er zeer intens overleg is met minister Demir, maar ook rechtstreeks tussen Toerisme Vlaanderen en verschillende organisaties binnen het jeugdwerk die daarbij betrokken zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de expertise van het Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT). Zij doen dat met ons departement, zij doen dat ook rechtstreeks met een aantal van onze actoren. Daar is goed overleg om ervoor te zorgen dat er enerzijds een goede afstemming is met ons decreet rond de jeugdverblijven dat net is aangenomen, maar anderzijds ook dat er binnen dat decreet van Toerisme Vlaanderen voldoende aandacht is voor kinderen en jongeren, en zeker ook voor diegenen met expertise ter zake.
Dan was er nog de vraag rond de UiTPAS van collega Vaneeckhout. UiTPAS in Vlaanderen en Paspartoe in Brussel is een bestaand systeem waarbij we betrokken zijn via de stuurgroep. De Vlaamse overheid werkt ermee via publiq. Publiq doet ook een bevraging bij heel wat actoren. Het is inderdaad de bedoeling om dat actiever te betrekken op het jeugdwerk. Daar is nog een weg te gaan, denk ik, maar men is er in elk geval druk rond aan het werken.
Collega Perdaens, er zijn veel elementen die kunnen spelen, maar bij een jeugdbeweging of een jeugdwerkorganisatie is de prijszetting wel heel bepalend. Als je kijkt naar inschrijvingsgelden en lidgelden bij de klassieke jeugdbewegingen: die zijn zeer laag. Zij werken zeer kostenefficiënt. Bij heel wat andere organisaties gaat het om tarieven die hoger liggen. Dat leidt natuurlijk tot een hogere financiële drempel. Het is ook begrijpelijk. Jeugdbewegingen werken met heel beperkte middelen, en dat is ook hun sterkte. Een tentenkamp is niet duur. Terwijl heel wat van die andere organisaties toch wel met duurdere infrastructuur werken, met professionele ondersteuning en dergelijke meer. Het is ook logisch dat het wat meer kost. Ik denk dat dat toch al verklaart dat er grote verschillen zijn tussen de twee categorieën van jeugdwerk.
De heer Anaf heeft het woord.
Het is goed om te horen dat er veel rond gebeurt. Het is iets waar we samen heel veel aandacht voor moeten blijven hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.